Dinsdag 5 januari 2010     Feliz Año!!!!        De zomer verregend!!  Buitentemperatuur 12 °C.

We hebben ons net geïnstalleerd om op Oudejaarsavond de Nederlandse film 'In Oranje' te kijken, worden we via de marifoon door onze buren opgeroepen. Drie mannen in een werkboot vinden het veel gezelliger om het nieuwe jaar samen met ons in te gaan. Met een fles wijn onder de arm roeien we naar de Maria Theresia. Ze lijken al aardig in de olie. Er worden twee koffiekopjes omgespoeld waar vervolgens wijn voor ons wordt ingeschonken. De kapitein, Cappi genoemd door zijn bemanning, vraagt ons van alles, maar begrijpt er helemaal niets van waaróm wij de wereld willen omzeilen. 'Jullie zijn getrouwd, dan blijf je toch gewoon in je eigen land?'. Die logica ken ik nog niet, maar we proberen hem uit te leggen dat we graag andere landen en vooral hun mensen willen ontmoeten. Hij blijft vertwijfeld naar ons kijken, schudt met zijn hoofd en schenkt nog maar een wijntje in. Na een vet gebakken visje is het bijna middernacht. Cappi vindt het goed dat alle vuurpijlen en noodsignalen uit een kist worden opgediept. De twee jongens Hans en Juan hebben de grootste lol bij het afsteken ervan. Ik krijg er ook een in mijn handen geduwd, goed om eens te voelen hoe zo'n noodsignaal ontstoken wordt. Met veel emotie wensen ze elkaar en ons een Feliz Año en omarmen welgemeend. Een bakblik vol met gebraden lam komt daarna uit de oven en we kluiven met vette handen de botten schoon. Naarmate er meer en sterkere alcohol vloeit, worden de bewegingen en gesprekken steeds ongecontroleerder, tijd om op te stappen. De volgende dag mogen we nog eens mee eten. Ze hebben dan visite van vijf mannen van de nabij gelegen zalmkwekerij. Daar barst het van, boven de Golfo tot aan Puerto Montt. Het werk van onze buurmannen bestaat uit het opduiken van de dode vissen in de kwekerijen. Met behulp van slangen aangesloten op een simpele compressor aan dek duiken ze maximaal een uur tot op twintig meter diepte. De chef van dit groepje vraagt of wij zalm willen. Ja heerlijk! Twee uurtjes later komt 'ie in een sloep langszij en pakt twee plastic zakken met ieder drie kilo gefileerde zalmstukken. 'Joh, dat is veel te veel voor ons tweeën, we kunnen dat nooit lang bewaren', Warren geeft een zak terug en bedankt hem hartelijk. De zak met vis bewaren we buiten op de kuipbank onder het regenzeil. De rest van Nieuwjaarsdag brengen we een beetje versuft door en kijken eindelijk de film af. Zaterdag nemen we afscheid van de Maria Theresia en zetten koers voor de laatste twintig mijl naar Chacabuco. Ik heb Warren gevraagd om tijdens het zeilen de vis in een emmer in de bakskist te zetten. Als we een uurtje onderweg zijn, vraagt Warren aan mij: 'Heb jij de vis opgeruimd?'. 'Nee, dat heb jij toch al gedaan', is mijn verbaasde reactie. We houden een korte zoekactie, maar de zalm is nergens meer te vinden. We kunnen ons niets voostellen dat er 's nachts iemand langs is geweest die honger had. En vogels lijken ons ook geen logische verklaring, de zak zat stevig dichtgeknoopt en lag buiten zicht en reukafstand onder het zeil. Het is en blijft voor ons een groot raadsel. Beteuterd kijken we mekaar aan, weg lekker vismaaltje. De laatste tien mijl trekt de wind fors aan tot veertig knopen, gelukkig in de rug. Alleen met een puntje fok vliegen we in de regen over het sissende witschuimende water. De ingang naar de ankerbaai is bijzonder ondiep en voor ons alleen bij hoog water aan te lopen. Via de marifoon checken we nog even het tijdstip daarvan bij de Capitania de Portos. We zijn mooi op tijd. De motor moet wel in de achteruit om niet te snel te gaan met deze harde wind. Opgelucht gooien we ons anker uit vlakbij de Franse boot Iris. André, de schipper, hebben we een paar dagen geleden via de marifoon gesproken en hij nodigt ons voor 's avonds uit voor het eten. Na alle plichtplegingen bij de Capitania en ons eerste internetcafé sinds weken, schuiven we bij André aan tafel. Hij is in gezelschap van een jong katje, meegenomen uit Puerto Edén. André blijkt een schot in de roos, want hij is kok van beroep. Hij is helemaal in zijn sas om voor ons te kunnen koken. Ook de volgende dag maakt hij een voortreffelijke lunch klaar voor ons drieën. Met spijt zwaaien we hem uit, maar hij gaat ook richting Puerto Montt, dus wie weet treffen we elkaar snel weer.

Maandag 11 januari 2010    Chacabuco, moeten we het land onverwacht verlaten????

Chacabuco stelt erg weinig voor. Het is een werkhaven met een paar straten, enkele miniwinkeltjes met blikvoer en wat groenten en fruit. Maar bovendien een internet café, benzinestation om onze dieselvoorraad eindelijk aan te vullen en we kunnen de lege gasfles omruilen voor een volle. Als we daar bijna het driedubbele voor moeten betalen dan in Pto Williams, voelen we ons wel een beetje genaaid. Maar de vrouw des huizes kijkt heel onschuldig, ze kan er niets aan veranderen. Aangezien Chacabuco een officiële aanloophaven is, zit er ook een kantoor van de Aduana. En daar hebben we nog een appeltje mee te schillen. Een week voor vertrek in Puerto Natales zijn we volgens de aangegeven manier begonnen met e-mail te sturen naar Punta Arenas teneinde een 90 dagen verlenging van onze bootvisum te krijgen. In totaal zijn er vier e-mails naar drie verschillende adressen uitgegaan, met telkens twee weken tijd ertussen. Tot op heden nooit een antwoord ontvangen, dus worden we een beetje ongerust. Bijzonder aardige mensen hier op kantoor gaan op de eerste werkdag van het nieuwe jaar voor ons bellen met de hoge heren in Pta Arenas. Na een half uurtje wachten poept de fax een document uit. De chef leest ons het hele epistel voor. Zodra we wat moeilijk kijken, vertelt hij het nog een keer, net zolang totdat we het volgende begrijpen: Dit is onze enige en laatste visumverlenging, er hangt een boete boven ons hoofd, we moeten vóór 15 februari aanstaande Chili verlaten en dat alles omdat wij te laat waren met ons verzoek tot verlenging. Ik spring er direct bovenop, 'Nee hoor, we hebben ruim een week voor de afloopdatum onze eerste e-mail gestuurd, vervolgens nog drie verzoeken tot reactie, hier op de usb stick hebben we het bewijs'. In de verklaring staat dat men in Pta Arenas onze 3e e-mail pas blijkt te hebben ontvangen, en ja, die was een maand 'te laat'. Ze hebben die verklaring wel naar ons gemaild, maar we zien dat ze ons adres niet juist gelezen hebben en dan ontvang je natuurlijk niets. De chef stelt een prachtige brief in het Spaans op met daarin ons verhaal, een kopie van de 1e e-mail, een verzoek tot normale verlenging en zonder oplegging van een boete. Na ondertekening door mij gaat dit per e-mail en per fax direct naar Pta Arenas. Hierna is het wachten op hun reactie. En dat wachten gaat dankzij een drie-daagse staking van de Aduana langer duren dan ons lief is. We vullen de tijd met een busrit van een kwartiertje naar Puerto Aysen waar een hele grote supermarkt is. En we gaan een dagje naar Coyhaique dat zo'n zestig kilometer landinwaarts ligt. Daar zoeken we vast uit hoe we het slimst naar Argentinië kunnen reizen, want ook ons paspoort moet weer even de grens over. In Coyhaique genieten we eindelijk eens van wat hier zomer moet zijn. Tot nog toe hebben we dit nieuwe jaar heel veel dagen gevuld gehad met ontzettend veel regen en wind. Vooral onze ankerbaai is een mikpunt, gemiddeld zit de wind tussen de 20 tot 30 knopen en de buitentemperatuur komt niet ver boven de 12°C uit. Inmiddels liggen we er niet meer alleen. Sirona, een Swan 48 met Duitse vlag, heeft vlakbij geankerd en we borrelen in hun kuip. Alberto en Ute zijn de volgende dag met hun twee kinderen het dorp in. Opeens ligt er een sloepje bij ons langszij en de mannen beginnen naar achteren te wijzen. Als we de kuip instappen, zien we dat Sirona van haar anker is afgeslagen en al behoorlijk ver richting de ondiepe wal is gedreven. We schieten een jas aan en Bromvliegje brengt ons er heen. Gelukkig hebben ze de sleutel in het contact laten zitten, zodat we de motor kunnen starten. Warren gaat voor op het dek proberen het anker op te halen. Ik sta achter het stuurwiel en tracht het schip naar dieper water te manoeuvreren. We voelen dat we al in de modder liggen, maar toch komen we vooruit. Natuurlijk blaast juist nu de wind behoorlijk, waardoor het voor Warren een moeizame klus is. Maar niet alleen de wind blijkt het lastig te maken, het anker heeft een dikke kunststof leiding die onder water lag, opgepikt. Geen wonder dat Warren het anker niet boven krijgt. Op de wal zien diezelfde mannen die ons waarschuwden, wat ons probleem is en komen met de sloep naar ons toe. Uiteindelijk snijden ze met een mes de zakken met stenen los van de leiding, die als verzwaring eraan vast zitten. Daarna is het anker vrij en varen we het schip vlak achter ons bootje alwaar we opnieuw ankeren. Warren heeft wel zijn twijfels over het lichte anker met daaraan 30 meter ketting en verder alleen touw in combinatie met de grootte van het schip. Vanaf de Nightfly houden we angstvallig een oogje in het zeil, niet voor niets blijkt al snel. Na een uurtje is Sirona opnieuw aan de zwier gegaan en drijft van ons af. Jasses, nu is het niet leuk meer. Weer ernaar toe, op dat moment zien we tot onze opluchting de familie op de weg lopen. Als Alberto met zijn dinghy hijgend aan komt roeien, hebben wij het anker al opgehaald en vaar ik een extra rondje. Alberto mag nu zelf bepalen waar hij het anker wil laten vallen. Hij is onaangenaam verbaasd dat het anker is gaan krabben, dit is hen nog niet eerder overkomen. Ze zijn ons bijzonder dankbaar dat we hun schip hebben 'gered' en dat vieren we de volgende avond met een overheerlijk diner in het enige aanwezige 4 sterren hotel met dito restaurant. Het is een tafel vol, want inmiddels zijn er drie mannen gearriveerd die Ute en haar kinderen als bemanning gaan vervangen. Alberto moet in een rap tempo naar het Zuiden, gaat via Puerto Williams naar Buenos Aires alwaar ze ergens midden februari hun vliegtuig moeten halen.....Zij liever dan wij. We nemen hartelijk afscheid van Ute die met de kids terug vliegt naar Duitsland, de schoolvakantie loopt ten einde. Wij blijven geduldig wachten op antwoord van de Aduana en constateren dat het tandem anker de Nightfly als een huis verankert, we zijn nog geen meter verplaatst!

Dinsdag 19 januari 2010         Eindelijk weg uit het winderige, saaie, natte Chacabuco

Goudgele boterbloemen, witte margrietjes, gele en blauwe brem worden afgewisseld door een blauwpaarse gloed van de ontelbare lupines. Vanachter het busraam schieten de kleurrijke bermen aan ons voorbij. We hebben een grote rugzak vol met vuile was bij ons plus een kleintje met wat toiletspullen, een pyjama én onze paspoorten. Na anderhalf uur rijden door groene valleien parallel aan de rivier Aysén omgeven door de Andes komen we in het zonnige Coyhaique. Daar kunnen we eindelijk het wasgoed kwijt bij een wasserette en kopen vervolgens kaartjes voor de ferry en de bus richting Argentinië. In plaats van ieder 100 US dollar te betalen voor de verlenging van ons visum dat eindigt op 4 februari, maken we liever een leuke trip met overnachting om de grens over te wippen. Een minibusje brengt ons in twee uur naar Puerto Ibáñez en de chauffeur weet daar wel een hostelletje voor ons. Dat is mooi, want het begint al aardig donker te worden. Zodra we het busje uitstappen, worden we bijna onderuit gewaaid. Ongelofelijk, wat een krachtige wind! Na een biertje en een heerlijk verfrissende douche valt het niet mee om in slaap te vallen. Het lijkt wel of het dak er elk moment af kan vliegen, de golfplaten rammelen verschrikkelijk bij elke windvlaag. We dachten nog wel dat we van de onrustige nachten in de baai verlost waren en even rust te hebben. Puerto Ibáñez ligt aan de noordwest kant van Lago Buenos Aires. De volgende ochtend wandelen we de hoofdstraat uit, slaan links af en komen na een bruggetje bij de ferry die naar Chile Chico vaart, dat aan de zuidkant van het grote meer ligt. Gemiddeld waait het hier kracht 6 tot 7 Beaufort, gevolg is dat het water flink wordt opgezwiept. Witte schuimige koppen waar het water als een spetterende fontein vanaf waait en prachtige kortstondige regenbogen vormt. De boottrip duurt zo'n twee en half uur en rond het middaguur meren we af in Chile Chico, nog steeds Chileens grondgebied. Hier moeten we in sneltreinvaart met een busje naar het acht kilometer verderop gelegen Los Antiguos in Argentinië. We konden alleen maar kaartjes krijgen voor de ferry heen en terug op deze zelfde dag. Dus om 15.00 uur moeten we weer aanmonsteren. Dat lukt allemaal, zelfs nog met een dagmenu van het restaurant om de hoek achter de kiezen. Het is de hele dag stralend mooi zonnebrillen weer, waardoor we lekker buiten aan dek kunnen zitten. Totdat de golven zoveel water over laten komen, dat we bijna gedoucht worden. Warren heeft al een lift terug naar Coyhaique geregeld op het autodek, klasse. Daar zoeken we weer een hostelletje voor 1 nacht, gaan heerlijk uit eten en kijken verbaasd naar de enthousiaste optochten die gehouden worden in verband met de tweede en laatste verkiezingsronde voor een nieuwe president. Als je ze op de man af vraagt wie van de twee kandidaten ze beter vinden, lijken ze geen van beiden de oplossing te zijn. Maar ze doen het er maar mee. Op de verkiezingsdag zelf is alcohol uit den boze. De supermarkten mogen het niet verkopen en in de restaurants mag het niet geserveerd worden. Nightfly ligt eenzaam op ons te wachten achter drie ankers. Als er niemand is om op haar te letten, terwijl wij een paar dagen weg zijn, nemen we liever het zekere voor het onzekere met een extra anker. Ze ligt nog steeds op dezelfde plek. We stouwen haar weer vol met verse boodschappen en stappen maandagochtend vol vertrouwen het kantoor van de Aduana binnen. Daar is het opvallend rustig en onze vertrouwde gezichten zijn niet aanwezig. Op onze vraag waar ze zijn, meldt de vervanger dat ze met vakantie zijn! Nee hè, moeten we daarop wachten of weet u van ons probleem af? Hij pleegt een telefoontje, bladert wat door papieren stapels en vist er even later een A-4tje tussenuit. Hoera hoera, het is de verklaring voor Nightfly dat de boete is ingetrokken en ze mag gewoon blijven varen in Chili! We kunnen de man wel zoenen. Met een opgelucht maar ook terecht gevoel (wij hebben tenslotte niets verkeerds gedaan) lopen we direct door naar de Capitania de Portos om de nieuwe zarpe op te halen. We vragen weer drie maanden tijd tot aan Puerto Montt. Als ik het formulier ter ondertekening voor mijn neus krijg, zien we dat ze de standaard rechtstreekse route hebben ingevuld, ondanks dat we de oorspronkelijke route hebben gevraagd, diepe zucht. We willen geen problemen, dus vragen we vriendelijk doch dringend of de jongeman het wil aanpassen. Hij gaat opnieuw aan het werk en typt alle kanalen over. Onbegrijpelijk dat ze geen gebruik maken van eenzelfde systeem, alle Capitania's willen opnieuw het wiel uitvinden.... en uiteraard hun stempeltjes zetten. Maar nu moeten we nog zien dat we hier uit Chacabuco weg komen. De haven is om de haverklap gesloten vanwege teveel wind, zo ook nu. Het bericht is geldig tot vanmiddag drie uur. Onze baai kunnen we alleen bij hoog water uitvaren, dat nu rond 17.00 uur zal zijn, dus we voelen ons behoorlijk in de val zitten. We vragen toestemming om in ieder geval de baai te verlaten en in de grote werkhaven te gaan liggen totdat de haven weer open gaat. Dat mag gelukkig, we kruipen naast een motorjacht dat aan een kade ligt. Niet echt comfortabel, want de wind en de golven duwen ons tegen hem aan. Hopelijk maar voor 1 nachtje, want de haven blijft gesloten tot in ieder geval morgenvroeg acht uur. We staan vroeg op, hebben een vrij rustige nacht achter de rug en zijn dan ook hoopvol gestemd. Maar tot onze grote ergernis melden ze via de marifoon dat de haven gesloten blijft, ondanks een in onze ogen redelijke weersvoorspelling. Wanneer gaat de haven dan in godsnaam wel open, alleen bij windstiltes? Geen vrolijke gedachte als je weet dat het hier altijd meer dan twintig knopen waait. We besluiten maar eens een persoonlijk gesprekje eraan te wagen met de chef op het kantoor. We leggen uit dat we juist wind nodig hebben om te kunnen zeilen, bovendien kwamen we met 40 knopen wind hier binnen. Hij snapt ons zeker en vraagt waar we heen willen vandaag. Caleta Gato ligt twintig mijl naar het noorden, dus met een uurtje of 5-6 kunnen we daar zijn. Als we beloven dat we terug komen zodra het weer verslechtert (ja, wat is slechter hè...) én we ons direct melden via de marifoon wanneer we voor anker liggen, mogen we vertrekken. Als een idioot lopen we snel terug naar ons bootje, starten de motor en gooien de trossen los, voordat ze weer van gedachten veranderen. Het wordt een heerlijke zeildag met 20-25 knopen op de kop, we kruisen lekker tegen de wind in en zijn heel tevreden als we in Caleta Gato aankomen, zonder pottenkijkers en zonder meedenkers. Vanaf hier bepalen we voorlopig weer onze eigen koers.

Zaterdag 30 januari 2010       Bijna op de klippen gelopen ........

>In het mini postkantoortje van Puerto Aguirre kunnen we even onze e-mail ophalen. Tot verrassing zit er een bericht bij uit Punta Arenas. Twee dagen geleden hebben we een verzoek verstuurd tot een nieuwe verlenging van de bootvisum. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen, hebben we ondervonden. In de bijlage van hun mail vinden we de bevestiging en hebben voorlopig geen zorgen meer daarover tot 15 mei. Het kan dus toch op deze manier goed gaan. Door de Capitania alhier zijn we bij aankomst ook verzocht ons te melden op kantoor. Braaf stappen wij met onze verse zarpe van Chacabuco binnen. Op de een of andere manier willen ze allemaal belangrijk lijken, want ze gaan alweer een nieuwe zarpe typen. Nou jongens, als jullie ook zo graag een stempeltje met handtekening willen zetten, ga gerust je gang. Wij worden er niet meer warm of koud van. Puerto Aguirre ligt op een eilandje in Canal Moraleda. Ze zijn druk bezig een heuse weg aan te leggen van maar liefst drie kilometer lang, verder heeft geen zin, want dan lig je in het water. Wat zullen de bewoners blij zijn als ze eenmaal met hun 4 wheeldrive auto's heen en weer kunnen karren. Onderweg naar onze volgende stop komen we langs veel verlaten salmoneras. Je herkent ze ruim van te voren aan de vele oranje boeien rondom waar ze aan vast liggen. Op de wal zijn de bijbehorende huizen ook leeg en vervallen. Bij de steiger staat een herdershond te blaffen. Ach gossie, ook verlaten door je baasje? Hij volgt ons nauwlettend en jankt onophoudelijk als we verder de baai van Caleta Oro Verde indraaien en voor anker gaan. De volgende ochtend hoort Warren een bonk tegen de boot, zwemt de hond om de boot heen! Warren stuurt hem terug naar de kant, wat 'ie ook nog doet. Met vlees belegde broodjes roeien we wat later naar de oude steiger. Oro, zo hebben we de hond inmiddels gedoopt, staat op ons te wachten met afwisselend een kwispelstaart en oren in de nek. Hij weet natuurlijk ook nog niet wat voor vlees er op die broodjes zit. We zijn heel snel vriendjes en na een smulpartij volgt hij ons op de voet tijdens onze struinpartij. "Zullen we hem meenemen?". Jammer dat hij een maatje te groot is en de Nightfly een maatje te klein. Hij snapt het best en kijkt ons gelaten na als we terug roeien. Zo gaat het hier elke keer, zie je hem denken. Tijd voor een bubbelbad. De thermische baden zijn in aantocht en daar zijn we wel benieuwd naar. We parkeren Nightfly in de baai waar Hotel Lodge & Spa ligt te wenken. Het is alleen per boot bereikbaar, dus alle toeristen worden aangevoerd met kleine snelle bootjes. Na een rondleiding besluiten we voor alle baden te gaan, binnen en buiten. Met onze zwemkleding in de tas en mijn melkwitte benen ontdaan van haren melden we ons de volgende ochtend bij de balie. Staan we naar een leeg zwembad te kijken waar een man met een hoge druk spuit de zaak aan het schoonmaken is. Dat lijkt ons geen aangename thermische behandeling, dan nog maar een dagje wachten. Het is behoorlijk druk, veel mensen hebben nu zomer vakantie. Na een paar uurtjes weken in het binnenbad en de veel te hete bubbelbaden gaan we in badjas en op slippers de buitenbaden opzoeken. We hebben geen geluk, want vandaag is een van de twee buitenbaden aan de beurt voor een schoonmaakbeurt. En de vier ligstoelen bij het overgebleven bad zijn uiteraard de hele dag bezet. Het is niet echt te controleren of dit water werkelijk zo heet uit de natuur komt, want het wordt met een slang aangevoerd. We genieten er zeker wel van, maar de vier sterren die het complex heeft, zijn in onze westerse ogen aardig overschat. Bij het dorp Puyuhuapi blijven we een paar dagen voor het strand liggen. Voor zuidwesten wind liggen we hier niet beschut, die zou ons het strand op kunnen blazen. Om dit voor te zijn, hebben we -voor het eerst- een bohemien moor gemaakt. Aan de ankerketting van het hoofdanker bevestigen we een tweede anker met ketting die tegengesteld aan elkaar worden uitgebracht. Ons schip draait nu boven het punt waar de beide kettingen aan elkaar verbonden zijn. Daarmee creëer je een kleine draaicirkel. De eerste nacht komt er natuurlijk wind vanuit het zuiden en het blijkt te werken. Bij toeval kunnen we een kijkje nemen in een werkplaats van een vloer/wandkleden fabriek. Elk draadje wordt afzonderlijk met de hand geknoopt, een arbeidsintensief werk. Alles gaat hier zonder haast, zoals in elk Chileens dorpje. Geheel tegenstrijdig hieraan zien we bij de uitgang klokkaarten hangen. Het dorp is oorspronkelijk gesticht door Duitsers die begonnen zijn met deze handenarbeid. Een belangrijke reden voor ons om hier heen te gaan, waren de meldingen van onze voorgaande Nederlandse cruisers dat je vanaf de boot met wifi internet kunt ontvangen. Een hele dag besteden we om uit te zoeken waar we de voordeligste vlucht naar Nederland op de kop kunnen tikken. Hoe vroeger je boekt, hoe goedkoper. Want we hebben weer een vakantie in ons vaderland voor de boeg van eind mei tot begin augustus. Met een opgewonden gevoel reserveren we de vliegreis vanuit ons eigen huisje. We kunnen weer verder, eerst naar de westkant van de Chonos eilanden en vervolgens naar Chiloé. Daar krijgen we bezoek van mijn broer Fer! De dag begint helder koud met verse sneeuw boven op de bergen, maar ook met een veelbelovende zon en helaas weinig wind. Nadat we de beide ankers hebben binnen gehaald, laten we de automatische pilot sturen. Ik ga naar binnen om de weerkaart te ontvangen, Warren is voor op dek bezig met schoonmaken van de bovengehaalde modder aan de ankers. Opeens hoor ik gevloek en struikelende voeten die naar de kuip vliegen. Ik kom snel naar buiten en zie op twee meter afstand de rotsen van de wal met een rotvaart op ons afkomen. Met een ongelofelijke tegenwoordigheid van geest rukt Warren de stuurautomaat eraf en grijpt de helmstok om die 90 graden naar bakboord te draaien. "Jezus mina Warren, je hebt ons echt op het nippertje gered van de kliffen. Ik zag dat de dieptemeter nog 6 meter aangaf, wat een mazzel dat het nog zo diep was zo dicht bij de kant"! Met bonkend hart zitten we elkaar aan te kijken. De wijde baai loopt na zes mijl taps toe als een flessenhals. We dachten voorlopig genoeg ruimte en tijd te hebben, maar met een snelheid van vijf knopen gaat het sneller dan je soms lief is. We zijn even heel hard wakker geschud dat we niet meer zo laks mogen zijn. Een ongeluk zit o zo vaak in een onverwacht hoekje!

Donderdag 11 februari 2010         Isla Chiloé, een andere wereld

Nadat we vertellen dat we enkele vragen hebben namens de Italiaanse schrijvers van de Patagonia Pilot, lijkt het of we met meer egards worden behandeld. In de verste verte is geen bewoonde wereld te ontdekken, des te verrassender is het om hier een Marina tegen te komen. Dat maakt ons nieuwsgierig! Louis en zijn vrouw hebben zes jaar geleden op Isla Jechica een kleine steiger laten bouwen, waar zo'n acht zeilboten kunnen liggen. Op de wal verscholen in het groene natte bos staan enkele cabana's die verhuurd worden en twee behoorlijk grote houten huizen. Deze zijn robuust gebouwd, in een enigszins Zweedse stijl, luxe en smaakvol ingericht, zeker voor Chileense begrippen. Op de steiger worden we door dochter Carmen begroet en uitgenodigd voor een welkomstdrankje. Door een heuse ober wordt dit geserveerd met daarbij versgebakken empanada's. Er komen steeds meer mensen tevoorschijn, wat Engelse gasten, Chileense vrienden en nog meer personeel. Stuk voor stuk hangen ze aan onze lippen en vragen honderduit over onze zeilreis tot nu toe. Voor een driegangen lunch mogen wij ook aanschuiven aan de prachtig gedekte tafel, een echte kok met hoge koksmuts heeft goed zijn best gedaan. Louis leidt ons verder rond over het hele complex. In elk opzicht is alles tot in de puntjes af, wat zeker een streling voor het oog is. Wij komen wel tot de conclusie dat ze op een dikke portemonnee mikken, voor zeilers met budget is dit redelijk hoog gegrepen. Voorlopig zijn ze alleen de drie zomermaanden geopend. Desalniettemin is het fijn om weer eens aan een steiger te liggen, makkelijk afstappen om zo naar de douche te lopen zonder vooraf nat te worden. Kortom, een onverwacht paradijsje met bijzonder aangename mensen. De beantwoorde vragen gaan per e-mail naar de Italianen. Puerto Melinka is onze laatste stop in deze Archipel van eilandjes. Een klein grijs vissersdorpje waar veel regen valt als wij er zijn. We mogen de vrije boei van de Armada gebruiken, daar houden wij wel van. Mooi op tijd, want een paar uur later komt er nog een klein zeilbootje binnen, Mafioso II. De Chileense schipper met zijn Duitse opstapper/vriend vraagt of hij ook met een lijn aan onze boei mag liggen. Dat lijkt ons niet zo'n goed idee met het risico van masten die tegen elkaar botsen, maar een lijn op ons achterschip vinden we prima. Die manoeuvre gaat niet vlekkeloos......in de stromende regen pakt Warren midscheeps hun lijn aan en loopt ermee naar achteren. Opeens een akelig gekraak en geschuur, komt zijn preekstoel tegen onze railing! Ze houden de boot niet af, ze gooien de motor niet in de achteruit, beide mannen staan een beetje oenig te kijken en zeggen helemaal niets. De middenscepter is wat krom gebogen, Warren komt boos binnen en samen mopperen we verder op onze stomme buren. Het regent nog steeds en intussen is het donker geworden, dus we wachten de morgen maar af. Met een fles wijn komen ze zondagmiddag bij ons op de thee, verontschuldigen zich en nemen ons 's avonds mee uit eten om het goed te maken. Zij vertellen ons het trieste verhaal dat een week geleden ten noorden van Chiloé een kleine open motorboot met tien mensen erin is omgeslagen in vier meter hoge golven, allen zijn verdronken. Gevolg is nu dat de Armada bijna panisch bij een enkel zuchtje wind alle havens rondom Chiloë laat sluiten. Veel boten liggen al dagen vast en mogen geen kant op. Met ons vieren gaan we de avond voor vertrek naar de Capitania om ook hier uit te leggen dat wij niet vergeleken kunnen worden met die kleine vissersboten en nogmaals, zonder wind kunnen wij niet zeilen. Er komt één dag met lichte westenwind, een uitgelezen moment om de oversteek van Golfo de Corcovado te maken naar Isla Chiloé. En we krijgen de volgende ochtend om 06.00 uur toestemming om uit te varen. Prachtig zeilweer, een vlakke zee en het eiland is duidelijk zichtbaar. Mafioso II haalt ons op de motor in, ze hebben problemen met hun grootzeil. Via de marifoon melden ze dat zij aan een boei kunnen liggen in Puerto Quellón en wij op onze beurt wel achter hen mogen liggen. Dat blijkt wel een uitkomst, want het is ontzettend vol met allerlei maten vissersboten allemaal aan hun eigen boeien. Heel behoedzaam vaar ik Nightfly achter Mafioso II totdat Warren ons lijntje over kan geven. Of zal ik ze toch een klein kopstootje geven......We wanen ons in een compleet ander land, de hoge bergen zijn verdwenen, de wilde natuur heeft plaats gemaakt voor groene weilanden met koeien, akkers en glooiende beboste heuvels met huizen. In Puerto Quellón vinden we alle soorten winkeltjes, kleine zaakjes met allerhande technische dingetjes waar Warren helemaal blij van wordt. Om de honderd meter is er een groente/fruit zaakje, een bakkertje, slager, kruidenierswinkeltje en daarnaast grotere supermarkten. Onbegrijpelijk dat ze allemaal bestaansrecht hebben. Van onze visserbuurman Daniel krijgen we een flinke zak met verse mosselen. Voordat we die überhaupt gaan eten, checken we bij de Capitania of we hier in veilig gebied zijn beland. Vanaf vertrek in Puerto Williams in het zuiden wordt met dikke letters op de zarpe vermeld dat we onder geen beding schelpdieren mogen eten in verband met Mareja Roja, een epidemie van Phytoplankton sinds 1972. Ze zijn besmet en kunnen binnen 24 uur tot de dood leiden. Alleen de krabben zijn veilig op te eten. De Capitania geeft groen licht, we zijn hier boven de gevarenzone aangekomen. Maar toch eten we ze met een raar gevoel en weten pas 100 % dat ze goed zijn als we elkaar de volgende dag nog steeds aan kunnen kijken. En dan, een strandwandeling....zonder jas....een hele middag stralend zonnig. We koesteren ons in de zon en verbranden uiteraard onze nek. Het is ontzettend helder weer en we ontdekken in het oosten op het vasteland de vulkaan Corcovado, het lijkt een hallucinatie, zo onwerkelijk mooi! Voor we weer anker op gaan, hebben we nog een skype afspraakje met onze kleindochter Tamar. Ruim een uur kletsen we via de camera met elkaar. De blonde krullenbol laat zien hoe goed ze al kan puzzelen, wijst op de baby bij haar Mem in de buik en noemt ons al Oma en Pake. Onze dag kan echt niet meer stuk!!!!

Zaterdag 27 februari 2010    Een aardbeving en tsunami in Chili!

>Het lijkt net of mijn gedachten compleet geblokkeerd worden door de overvloed van het gewone leven dat we weer tegenkomen. Natuurlijk, het is best fijn om alle gemakken weer bij de hand te hebben, zoals de bakker, groenteboer en internet. Maar zoveel mensen en auto's om ons heen, we hebben er allebei wat moeite mee na zoveel maanden op onszelf aangewezen te zijn geweest. Het bouwt gelukkig wel langzaam op. In Queilén verdwalen we nog niet. Een klein vissersdorpje met een prachtige langwerpige zandbank die we rondom lopen in de warme zomerzon. Hier halen de mensen bij laag water het aangespoelde zeewier weg en leggen dit uitgestrekt op het zand. Terwijl het ligt te drogen, doet de verzamelaar ernaast zijn middagdutje. Met een zelfgemaakte hark trekken ze de droge algen bij elkaar en stoppen het in zakken voor de verkoop. Er wordt zeep en shampoo van gemaakt. Buiten in de baai ligt het stikvol met mosselkwekerijen en vissersbootjes. Met een eb en vloed verschil van 5 tot 6 meter is het zaak dat we ver genoeg van de wal af ankeren om niet droog te vallen. Maar daar is nu te weinig ruimte meer over voor ons, gelukkig vinden we een vrije boei die we brutaal gebruiken. Er is niemand aan wie we toestemming kunnen vragen, maar er komt ook niemand claimen. We zien steeds meer troep op en in het water. Men gooit hier zonder schuldgevoel plastic flessen, yoghurtbakjes en wijnpakken in het water zodra ze leeg zijn. Het krioelt van de stukken piepschuim die losraken van de visboeitjes, een bijzonder storend gezicht allemaal. Het besef hoe uniek de natuur is, heeft in Chili nog een lange weg te gaan. Tijdens het jaarlijkse Festival Costumbrista Chilote de Castro, de 3e oudste stad in Chili, worden de straten overspoeld met toeristen. Onwennig zoeken wij onze weg ertussen door. Vijf avonden zijn er optredens van lokale muziek en dansgroepen in de sporthal van de school. De kwaliteit groeit per avond, maar de basis is telkens herkenbaar. Van heel jonge kinderen tot volwassen mannen en vrouwen dansen met een zakdoek in de hand. In vergelijking met de man danst de vrouw behoorlijk passief. De man trekt ten strijde en paait met zijn zakdoek om de vrouw heen. Hij zwaait ermee achter zijn rug, boven zijn hoofd, in zijn nek en voor zijn voeten, onderwijl flink stampend op de houten vloer. Het is komisch en lachwekkend, het doet me denken aan een veredeld zakdoekje leggen. Het totale beeld wordt er mooier door zodra ze in prachtige kostuums verschijnen. De jongens als stoere gaucho's met poncho's om hun schouders en sporen aan hun laarzen, de meisjes in kleurige wijde hoepelrokken met veel roesjes en kant. De typisch bijbehorende Chilote muziek wordt gespeeld op gitaar, trom, harmonica, mandoline en een onderkaak van een koe waar met een stok overheen gerateld wordt. Op zaterdag en zondag staan op het Parque Municipal tientallen kramen met lokaal eten en drinken, de omliggende dorpen bieden hun artisanale handgemaakte producten aan. Naast gebreide en gehaakte mutsen, handschoenen, poncho's en truien vind je honing, kaas, likeur, gedroogde vis, houtsnijwerk en allerlei prullaria. Bij de demonstraties van de ouderwetse handwerktuigen stromen de mensen toe en worden uitgenodigd om mee te helpen. Graan wordt gedorst, appels van moes naar sap geperst, een boot van hout gebouwd waarbij de spanten worden heet gestookt om ze makkelijk te kunnen buigen. Na een aantal uren hier rond gesjouwd te hebben, zijn we doodop. Met brandende ogen van de rokerige barbecue-luchten pakken we de bus terug naar het centrum. Tussen deze drukke dagen door brengt Gabriëla, onze Argentijnse vriendin, ons in Castro een flitsbezoekje tijdens haar vakantie in Puerto Montt. Het voelt heel vertrouwd alsof we elkaar gisteren nog gezien hebben (alweer een jaar geleden!), maar voor we het beseffen is ze er alweer vandoor. Om onze afkickverschijnselen te verzachten, zoeken we het eiland Quehui op. De wandeling door het dorpje van zo'n 30-40 huizen is kort. We zoeken het hogerop en krijgen na een warme trip over de klimmende zandweg beloning voor onze moeite. Breed voor ons ligt aan de overkant de Andes te schitteren in de zon. Alle bergen en vulkanen kunnen we zien met hun witte besneeuwde pieken, oogverblindend mooi. Door de weilanden langs afgelegen boerderijtjes lopen we terug naar de, inmiddels voor een groot deel drooggevallen baai waar Nightfly ligt te wiegen. De windsterkte en vooral zijn uitschietende racha's zijn flink afgenomen op deze breedtegraden, hoog tijd om de Hi-aspect na 1,5 jaar weer te verwisselen voor de grote Genua. Een beetje meer voorzeil zorgt al snel voor wat betere voortgang als er weinig wind staat. Onze route wordt even 'gedwarsboomd' door een onverwacht weerzien met Juerg en Ali die met de auto een aantal maanden door Chili reizen. Hun catamaran ligt veilig bij Puerto Natales. We hebben de GPS positie van een ankerbaai ten noorden van Castro doorgemaild en als wij rond twee uur binnenzeilen, staat hun auto al op het strand geparkeerd. Honderduit kletsend brengen we de rest van de dag bij ons in de kuip door. Na het eten en de koffie brengt Warren hen weer terug naar het strand alwaar ze in de auto overnachten. De volgende dag toeren we met zijn vieren over het eiland naar het Nationale Park aan de Pacific kant van Chiloé. Handig zo'n vierwiel aangedreven auto, want Juerg crost over lastige zandweggetjes, door diepe plassen en over het strand, wat hier overigens niet verboden is. Het is een liefelijk eiland met kleine dorpjes, fleurige bloemen en heel veel groen. Nog steeds worden ook hier alle huizen op palen gebouwd, zowel hout als betonnen palen. Behalve de palafitos in Castro, deze traditionele houten huizen staan alleen op houten palen boven het water. Het zijn de woningen van de armere bevolking, maar een geliefd foto object en de toeristenfolders maken er dankbaar gebruik van. In mei 1960 heeft een aardbeving met daaropvolgend een tsunami flink huisgehouden, veel huizen en wegen verwoest en ruim 200 mensenlevens gekost. Veel boeren hebben toen leefruimte van de zee terug gestolen en hun palafitos erboven gebouwd. Van de kinderen krijgen we de volgende ochtend een verontrust mailtje hoe het met ons is in verband met de aardbeving. Wij weten niet waar ze het over hebben (...gelukkig). Tien minuten later horen we via ons Patagonië netje het schrijnende bericht over de zware aardbeving (8,8 op de schaal van Richter) die 's nachts bij Concepcion heeft plaats gevonden, ruim 500 kilometer noordelijk van ons. Er is dan al één vloedgolf geweest die op Isla Juan Fernandez alle huizen met hun inwoners binnen 100 meter van de waterlijn de baai heeft ingesleurd. Een van onze medecruisers ligt daar aan de mooring en ziet alles aan zijn boot voorbij drijven! Ze kunnen veel mensen redden. Van alle overige zeilers in de Pacific komt al snel via de radio het bericht dat ze veilig zijn. Op het water zul je het minst merken van een tsunami, de boot gaat eigenlijk ongemerkt mee op een vloedgolf. De dagen hierna blijft de ramp het onderwerp van gesprek op de radio, voor ons de enige bron met nieuws. Het blijkt een ramp van grote omvang met ontzettend veel doden. Chili hangt de vlag halfstok. We beseffen terdege dat we de dans zijn ontsprongen.

Woensdag 17 maart 2010          Onze eerste kleinzoon is geboren!!!!!!!!!!!!!!!!

Zojuist geweldig nieuws uit Nederland ontvangen. Wendy en Jan-Durk zijn de trotse ouders geworden van een zoon genaamd Viggo Bokke, roepnaam Viggo. Tamar is uiteraard heel trots op haar kleine broertje. Wij ook, glimmend van trots schrijven we dit mooie nieuws.




Klik op de foto voor een vergroting




Nog meer uitbreiding in de familie bij mijn neef Michael en Linda. Ook zij hebben een zoon gekregen, gisteren geboren met de naam Sander Daan, roepnaam Sander. Van harte proficiat allemaal vanuit Chili!!!

Zondag 21 maart 2010      Een verrassend bezoek met cadeautjes

Vrijdagmiddag vier uur, bijna weekend. Sinds we stil liggen in Marina Reloncavi in Puerto Montt, wordt er nagenoeg elke dag druk geklust op de Nightfly. We hebben de winterkuiptent maar weer eens van stal gehaald. Erg handig om al het gereedschap in de kuip te kunnen laten liggen. Op een ochtend worden we gewaarschuwd dat er opnieuw een tsunami op komst is en wel over vijf minuten.....! Als de sodemieter moet iedereen terstond zijn boot verlaten en hoog op het droge komen. Voor de zekerheid nemen we de belangrijkste papieren, laptop en foto's mee naar de wal, het zal toch maar waar zijn. Op de club loopt iedereen erg zenuwachtig heen en weer, maar na een uur wachten mogen we weer terug. Eigenlijk totaal onlogisch om hier een tsunami te verwachten. Er is wel weer een aardbeving geweest (7,2), een eventuele vloedgolf spreidt zich van de kust af de oceaan op, maar echt niet honderden kilometers zuidelijker de hoek om bij de baai van Puerto Montt. Maar ja, de autoriteiten zijn veel te bang om weer te laat te zijn met een waarschuwing, zoals de eerste keer waardoor onnodig veel slachtoffers zijn gevallen. De marinero's op de club mogen ook de steigers weer op om verder te gaan met hun nieuwste klus. Een aantal dagen achtereen heeft een -ongewone- forse zuidenwind aan de vol bezette steigers staan rukken. De golven trekken om beurten de drijvers eronder weg, die stomgenoeg niet vastgemaakt zitten. Na een tijdje stort de noordelijke steiger voor een deel in. Met veel kunst en vliegwerk sjorren ze met lange lijnen de zwabberende steiger vast aan de tegenover liggende steiger, waar wij gelukkig liggen. Een voor een worden de (onbewoonde) zeilboten bij de kapotte steiger weggesleept om die te ontlasten en ze met de herstelklus kunnen beginnen. Het ziet er naar uit dat het nog wel even duurt voordat dit klaar is. Intussen zijn er twee zeilboten binnen gelopen die we van het Patagonië netje kennen, dat belooft een gezellige boel te worden dit weekend. Ik heb net lekker gedoucht, Warren is terug uit de stad en we drinken een biertje in de opgeruimde kuip. Plots staat er een man met een petje en zonnebril op naast onze boot en hij heeft twee postpakketten in zijn handen. Hij vraagt in het Spaans of hij hier bij de "Nietflie" is. Wij knikken bevestigend en hij vraagt waar we vandaan komen. Zozo, helemaal uit Holland, nou nou! Intussen kijken wij elkaar aan, we hebben niks besteld, wat is dit? Waarop de man een heel bekend deuntje begint te fluiten. Schaterend roepen we uit, "Heee Wolfgang, jij bent het!!!!" Het is het deuntje waarmee hij elke ochtend zijn Patagonië netje start. Alleen de afgelopen twee weken niet, want hij is samen met zijn vrouw Gaby in hun camper op vakantie. En komen nu ons opzoeken. We wisten wel dat ze zouden komen, alleen niet wanneer. En zeker zo spannend, de twee pakketten heeft hij al sinds afgelopen december in huis, maar mocht ons niets verklappen. Onze dochters én mijn zussen hebben ieder een doos vol presentjes en lekkers opgestuurd. We zijn met stomheid geslagen, wat een heerlijke verrassing. Lieve schatten in Nederland, ontzettend bedankt! Er volgen vele praatuurtjes met Wolfgang en Gaby op de Nietflie en met de andere zeilers gaan we de tweede avond gezamenlijk uit eten. Het is een heel bijzondere kennismaking, eindelijk na twee jaar hebben we gezichten bij deze o zo bekende stem. Het blijkt zo een hele week vol hoogtepunten, maar de belangrijkste blijft uiteraard de geboorte van onze eerste kleinzoon Viggo, gezond en wel. Bij het zien van de eerste foto zitten we beiden met een dikke smile ontroerd te kijken naar dit mooie nieuwe mensje. We hopen snel moeder en zoon voor de skype camera te kunnen bewonderen.

Vrijdag 26 maart 2010       Verslag van Fer
Heerlijk om je benen te strekken over meer afstand dan van je stoel naar het toilet. De verkenning van de hoofdstraat in het lage deel van Puerto Montt met Maria is daar lang genoeg voor. De lokale handel biedt het meeste vertier, maar aan enkele bekende merken als Rbank en Mac is niet te ontkomen. Mij doet de lokale Italiaan meer plezier. Spaanse empanada’s fungeren vanmiddag als lunch afgemaakt met een stevig plat bruin broodje met zachte kaas. Slapen doe ik op de bank in de huiskamer. De 2e hut is gereserveerd voor mannen van het kaliber Hans of Jaap, daarvoor moet je langer dan 2 m zijn. De eerste nacht hebben Maria en Warren compassie met mij en gaan ze vroeg op stok. De slaapbank lijkt wel een veren bed, als je maar moe bent. Vandaag is het warm vakantieweer. ’t Is rustig in de marina al wordt er verderop op de werf aan een nieuw schip gewerkt met perslucht en om de hoek laat de scheepslift een jacht terugzakken in het water. Daar lopen veel helpende handen bij rond. Ik zit ervan te genieten als ik met een spons het havenvuil van het zwemtrapje poets en daarna een donker handwasje doe nu er volop zoet water ter beschikking is. We worden verrast door Gaby en Wolfgang die op hun terugreis naar Villarrica nog even gedag komen zeggen en we wensen elkaar goede reis. Leuke mensen die anchors van het Patagoniënetje. Warren is met David van de “ Catch the wind” zijn gegalvaniseerde ankerketting ophalen en wij doen de zarpe bij de Armada voor onze tocht morgen naar Chiloé . Dat duurt even, maar je krijgt er ook wat voor terug: papier met stempels en handtekeningen. Ik loop ondertussen naar buiten waar de zakken mosselen klaar staan om afgevoerd te worden met pick-ups, vrachtautootjes en zelfs een twee wielige kar met paard. Die kijkt pas op als ik mijn Spaanse hola op haar uitprobeer als ik recht voor haar oogkleppen sta. Die verstaat mijn Spaans niet. Vanuit de supermercado Santa Isabel gaan we beladen met boodschappen in volle rugzakken met de bus terug naar onze marina, waar Warren met een blok hout de aan elkaar gegalvaniseerde schakels los timmert. Nee, voor die laatste paar meters hoef ik hem niet te helpen en voor Maria de empanada’s uit de oven haalt is de ketting al door de lier gehaald en in de ankerkluis opgeborgen.

Wie deze kant op wil komen moet erop rekenen dat je bij de Braziliaanse kust nog pas halverwege bent. Gottegot wat een eind vliegen moet je er voor over hebben om je zusje en zwager in hun boot op te kunnen zoeken. Met het prachtige herfstweer is de verleiding er wel om hier te blijven, maar bij ons in Europa komt datzelfde weer als lente en dat wordt zes maanden genieten van mooi weer toch zeker. Maar alleen al voor de ontvangst doe je die moeite. 4 x hebben we elkaar fijngeknuffeld, waarvan 3 x in opdracht van achterblijvers zoals de 2 zusjes en 1x van Ann en Fabienne, maar ikke was de uitvoerder. In Santiago hadden we eenzijdig contact gehad via een sms via Skype. Die kon ik niet beantwoorden en toen heb ik mijn ontvangst door de Chileense SAG maar gesms’d naar Ann. Je mag wel fruit invoeren verpakt in je maag maar niet daarbuiten. En die ene appel van 0,135 kg is onverbiddelijk gespot onder de scanner en ik moest mij verantwoorden. Want op het invoerpapier verklaarde ik immers geen contrabande bij me te hebben en waarom toch die mooie rode sappige appel in je handtas. Paspoort inleveren en mee naar het bankje. Het werd een hele voorstelling van administratieve handelingen waarvan als sluitstuk mijn laatste handtekening onder de verklaring dat die appel vernietigd werd. Ik had dat al eerder uitgevoerd zien worden toen een van de groen geüniformeerden een peertje op zat te eten. Was ook al zo sappig. Ik heb veiligheidshalve mijn opkomende gedachte stil gehouden, want er wachtte nog een binnenlandse vlucht. Als bewijs heb ik kopieën van de documenten met alle handtekeningen meegekregen voor als ik het straks zelf niet meer geloof.

Hedenavond mijn eerste asado met de Noorse Jenny, de NL LOL en de US Marcy bij het clubhuis. Proeven wat dat voor menu oplevert. Zojuist komen ze van de Capitania aan om alle veiligheidsvoorzieningen te controleren. Een hele checklist wordt afgewerkt en soms willen ze wat verifieren (zien). Ze dragen allebei een zwemvest, klaar om op te blazen, je kunt nooit weten! Spierwitte matrozenmutsen onder de arm, tenminste de ene die op de steiger blijft staan, de ander draagt zijn werkpet. Dit is binnen 10 minuten afgewerkt, het lijkt die firma wel.

Wat mijn geliefde warme drank betreft: het meegenomen espressokannetje kon gisteravond geen drankje maken van de Lavazza koffie en kokend water. Technisch probleempje van geen afdichting. Luxe vergeleken bij wat ze op de Nightfly al meegemaakt hebben met watermaker, ankerlier en radar. Vanavond testen of mijn eerste hypothese klopt: heetwater laat het reservoir uitzetten en dan kan het bovenste deel er niet ver genoeg opgeschroefd worden om druk op te bouwen. Oplossing: hooguit warm water in het reservoir en dan pas aan de kook brengen.

Op verzoek van Janneke een foto van de gastverslaggever ter plaatse die zich klaar gaat maken voor de asado met mate(n).

Donderdag 1 april 2010                           Palmpasen

De zondagrust slaat nu toe in de vorm van windstilte. Geen zeildag voor ons langste traject deze trip. De komende week is de Holy week in Chili en dan wordt er voornamelijk vis gegeten in verband met de vasten neem ik aan. De vissers hebben deze week veel afzet voor hun vis en werken tot vanmorgen aan toe. Vannacht kwam de eigenaar van de boei, waar bij voorkeur aangelegd wordt in plaats van te ankeren, aan met zijn vrachtbark. De Nightfly lag tussen de Mafioso van Alberto en de Jenny van Eli en Jan in. Met een toe-oet kondigde de bark aan dat ‘ie aan zijn boei wilde aanleggen.Warren vloog in z’n rode onderboks uit bed om Jan te assisteren bij het aanleggen van de bark. De schipper vleide zijn joekel zonder een stootje tegen de Jenny aan. Met de bijboot van de Jenny ging hij aan wal, Jan en Warren wachtten de terugkomst af. De bijboot werd terug vastgemaakt aan de Nightfly, dat is een lagere opstap dan de Jenny. De bark vertrekt weer om een auto aan wal te zetten en legt opnieuw bij de Jenny aan. De twee wachtenden hadden het zo koud gekregen dat ze minstens een shot whisky in moesten nemen als opwarmer. Even vrolijk vliegt onze stuurman om 07.01 uur uit bed als de wekker voor de 2e keer gaat. Dan moet je als passagier heel snel zijn om te kunnen zwaaien, anders ben je te laat. Twintig minuten later loopt de motor al en dat duurt de hele reis. Behalve als we denken een Sperm Whale te zien. Motor uit, ‘t zondagsrust gevoel treedt aan, en speuren naar een zwarte vlek of luisteren naar spuiten. Hoe lang houdt deze heerlijke stilte aan? Na 10 minuten met slechts 1 pinguïn op ons netvlies varen we verder. Zaterdagavond hebben we met negen man van drie eerdergenoemde boten gegeten bij Juanita op Isla Chidguapi na een trektocht door veld, beemd en strand, snoepend van rijpe bramen (die heb je nog niet op Texel, brusjes.) Tweemaal zijn we begeleid door inwoners naar de camino (weg). Alberto van de Mafioso is de tipgever van dit restaurant, want het staat nergens vermeld, zelfs niet bij de aanlegsteiger. Juanita bood ons bij het reserveren ook het douchen aan, handdoeken niet nodig. Sympathieke klantenbinding. Doch Eli van de Jenny bood ons haar douchecabine aan en dat was toch hendiger, alles vlakbij, geen douchespullen mee en van boord sjouwen. Oei, Maria deelt harde choco eitjes uit. Net die uitvoering waar Thea en ik het over eens waren dat die op de receptie bij Unipol moesten liggen, omdat die er nu liggen wel erg groot en te lekker en teveel smaken zijn. Die moet je toch minstens allemaal proberen. In Chili was voor de mosselkwekerij een grote markt voor piepschuim, dat gebruikt wordt als drijflichaam voor vlotten, zoals hiernaast. De vissers gebruiken één zo'n blok schuim als bootje om van strand naar hun boot te peddelen. Overal op het strand en in het water vind je zulke vlotten en losse blokken. In baaien zie je nog lange rijen schuimdrijvers met elk twee hangende lijnen waar de mossels tot wasdom komen. Het piepschuim wordt wel steeds meer door holle kunststof fenders vervangen, die van een afstand op zeeleeuwen lijken, welke je hier veel kunt zien. De afdeling Texel van de familie hebben wij twee geplaagd met onze zonnewarmte, het gebak van Eli, strandwandeling met bramen, het visrestaurant van Juanita. Dat is weer gepareerd met: de vijf van Texel, diner door Johan en foto’s kijken van moeder. Als er al sprake mag zijn van een competitie tussen Chili en Texel is het gelijkspel. Klop klop, op de boot. Twee señorita’s in een roeibootje die cholgas (mosselen) hadden geraapt bij eb en de Nightfly als klandizie hadden opgemerkt. Nee, ze wilden geen geld, liever schoenen of kleding. “Kom op de cafecito bij Dora” en weg roeiden ze, de mosselen in goed vertrouwen bij ons achterlatend. Hun woning lag op de wal die we toch wilden bezoeken en met het tij mee roeide Warren ons daarheen. “Was het nu een wit huisje op een zwart schip?“. Er lag alleen een blauwe schuit. Twee niña’s de weg gevraagd naar Dora:“Arriba”, omhoog op het weggetje van het dorpje af. Bij het huis van Dora werden we binnengewuifd. Manlief bouwde in de tuin kleine roeiboten met de hand, het buigwerk vond plaats tussen een gevorkte boom en touw dat het andere eind naar een paal trok. Van vers hout, gezaagd met een cirkelzaag aangedreven met een stationaire eenpitter via een riem, zoals bij ons een dorsmolen aangedreven werd door een Bulldog trekker met een poelie. De riem zocht zijn evenwicht op beide poelies en schoof lichtjes van links en weer terug. Zo hoort dat ook bij dergelijk tuig. Bij Dora zetten we ons op de bank tussen het kraanloze aanrecht en het houtfornuis. Dora trok een stoel bij het fornuis voor het stoken en het koken. Maria en Warren trokken de conversatie en ik mocht proberen het te volgen. Dat lukte beter bij het Nederlandse dan bij het Chileense Spaans. Onze broer-zus verhouding werd toegelicht om te voorkomen dat er vreemde gedachten zouden rijzen. Het huis was ook voorzien van een gasfornuis voor de zomer als er niet gestookt hoefde te worden, maar geen kraan. Water kwam uit het reservoir waarin het regenwater van het dak opgevangen werd. Na de afrekening van de mosselen met twee T-shirts (schoenen hadden we niet over, vonden we), wilden we verder wandelen. Dat was niet de bedoeling zei manlief, over een half uur was de cazuela (maaltijdsoep) klaar en we moesten terugkomen om mee te eten. De pan was gevuld met aardappelen, ze hadden genoeg klaargemaakt. Dat is nu volgens land’s eer. Eerder bleek de bemanning van de Giebateau hun kaartje met foto erop, bij Dora achtergelaten te hebben. Carolien had toen wel wat mandjes kunnen kopen, nu was er geen meer voorradig behalve die in de tuin in gebruik was. Mandjes vlechten is winterwerk. Cazuela zonder gedroogd zeewier viel ook bij Warren goed. Na het eten, ik anderhalf bord, zo lekker pikant, kwam de koffie en voor mij -mogelijk het laatste- Lipton theezakje op tafel. Met nog uitjes en een tak mintblaadjes voor in de thee in de rugzak werden we uitgezwaaid. O, onze wegwijzertjes bleken de dochter Christa en het nichtje van Dora te zijn. Die hadden vandaag geen school, de juffrouw was naar het vasteland. Onder tegensputteren mochten we wat geld betalen voor het eten. De bramen op de terugweg waren zongerijpter en zoeter dan die van eergister op Isla Chidguapi. De aanleg van drinkwater werd op een groot bord aangekondigd. Bij de volgende baai gekomen lieten we Warren schipwaarts roeien, wij wilden te voet naar de ankerbaai. Maria mocht onderweg een foto maken van een 2 jarige pequeño die met een hond groter dan hijzelf aan de wandel was. Onze route leidde niet naar de ankerbaai. Maria spotte de mast achter ons en met een 180 graden draai dezelfde weg terug tot we over een prikkeldraad omheining konden klimmen en door weilanden zeewaarts tot de waterkant. Warren poetst het vuil van Puerto Montt van de boot in de zon en wij zijn toe aan wat drinken. Maria en ik stellen het reisplan op voor de komende week: drie nachten in Quemchi om wat verder Chiloë op te gaan, tussendoor wat overnachtingen op leuke ankerplaatsen en vanaf volgende week dinsdag met de bus naar Argentinië. Verkassen van boei naar boei over een afstand van nog geen mijl verwekt op het netje enige hilariteit, want dat is het vermelden niet waard. Aan wal van Isla Mechuque zijn el museo en het rustieke restaurant de te bezoeken plaatsen. De honger slaat bij Warren toe als de volgende etenstijd is aangebroken, ongeacht het late ontbijt. Eerst het restaurant dat net open is, om half twee volgens het bordje. Mooi niet, de waardin plakt affiches op in het dorp, over een half uur terug. Een grote, brede brug met halfweg een speels puntdak inclusief verdieping loopt over het baaitje. Een grasperk met heuse bloemen, een boom vol met witte bloesem en de oude school langs de waterkant vormen het driehoekig centrum. Op een hoek daarvan ligt de pier waar een schuit net een passagier afzet. Een doodlopend paadje langs het 4e winkeltje naar het kerkhof met een lage vuurtoren, o symboliek. Naast de groene Carabineros is ook de Armada vertegenwoordigd door de Alcadia, die de man van onze waardin blijkt te zijn. Daar worden we voor de 2e keer op een rondje (Vuelta) gestuurd, de boot met de boodschappen moet nog binnenvaren. Onze trek stijgt met de weg mee, het uitzicht is prachtig over de eilandengroep en de Golfo. De duidelijke driehoek van een vulkaan is zichtbaar tussen de Andes en de wolkenband erboven. De afdaling is lichter dan verwacht, onze waardin heeft de tafel gedekt en ze verrast ons met oliebolachtige warme driehoekige broodjes voor bij wederom cazuela, deze keer met andere ingrediënten. Daarna bakt ze twee verse broden voor ons, hopelijk niet van haar laatste meel. Onder de baktijd bezoeken we het 2e museum: een voormalige drogisterij waar de oude lieve eigenares ons rondleidt langs alle oude uitgestalde gebruiksvoorwerpen, haar woonkamer met de foto van haar Franse grootouders, de keuken met een schilderij alsof het borduurwerk was, haar overdekte asadoruimte, de kippen en de tuin tot aan de baai. De baktijd nog niet voorbij naar het 1e, licht teleurstellende scheepvaartmuseum in een pand dat op plaatsen aan het verrotten is. Eindelijk met de twee warme broden naar de Nightfly, waar de bijboot gespoeld aan boord gehesen wordt en ik verbinding heb met Ann. Daar is ’s nachts via de garagedeur geprobeerd binnen te komen, edoch niet gerekend op onze Fabienne die ze met een ”Hee, wat moet dat” weggejaagd heeft. Aangifte bij de politie en de garagedeur met bouten geblokkeerd zal een nieuwe poging wel voorkomen.

Maandag 5 april 2010          Paasweekeind

Afgepeigerd kropen we op handen en voeten langs het overgebleven stukje droog langs de baai, soms de voeten nog net droog, op de kortste weg, dachten wij, terug naar de boot. Hadden wij ons danig vergist in de afstand naar het huisje van Siv (siev met een lange ie), onze Zweedse kennis van gisteravond, die we beloofd hadden op te zoeken. Vanaf de boot was het maar een stukje over het langste deel van de baai. Ik wilde graag een ferme wandeling maken en aangezien ik 's morgens vanuit de dinghy auto's achterlangs Siv's huisje had zien rijden, moest daar de weg lopen. Nou, wegen zijn er in meer soorten dan ik tot dusver kende behalve de omweg. Naast de de dikke en dunne rode lijntjes op een kaart zijn er ook stippellijntjes en geen lijntjes waar toch een weg kan zijn. En dan heb ik het nog steeds over wegen waar die 4WD auto's overheen kunnen rijden en geen koeienpaadjes door veld en beemd. Vergis je niet, een kaart hadden we niet, enkel het zo feilbare richtingsgevoel van mij: "Het is die kant op!". Warren had het al na 1,5 km in de gaten dat het een wandeling zonder doel zou worden, hij kreeg gelijk, en was terug naar de boot gegaan om met de dinghy naar Siv te roeien met het opkomend tij mee. Maria had na ruim een uur lopen in de hete zon zonder veel wind besloten dat we een aardige wandeling deden, maar niet meer naar Siv. Bij de tweede splitsing werd de weg breder, meer stofwolken van auto's en zowaar 2 afgeladen bussen die vlakbij stopten. Och, voor zo'n wandeling heb je geen geld nodig (geen terrasjes) en geen drinken voor onderweg, geen bus dus. Doorlopen tot voorbij een bruggetje de weg weer steil omhoog liep. "Zou je dat snelstromende, heldere water kunnen drinken?" vroegen we ons af. Bij het vooruitzicht om op de terugweg te kunnen eten van alle rijpe bramen namen we geen risico. We hebben nog overwogen om zwager Hans te bellen, die altijd klaar staat met transport. Deze opbeurende gedachte was al voldoende voor onze moraal. De bramen hebben we niet gehaald. Warren zag ons langs de waterkant ploeteren en heeft de veerman uitgehangen, zonder "zie je nou wel". Goed van die vent. Siv verkocht huisjes, grond en haar zeilboot waar ze, samen met haar overleden man, 22 jaar chartervaart rondom Zuid Amerika had gedaan. Ze ging terug naar Zweden waar ze nog een broer met een clan van 16 familieleden had wonen. Dat was nog maar paaszondag. Paasmaandag is in Chili een werkdag net als die andere 2 maandagen. We kregen een lift aangeboden van monsieur en madame De Lesseps, Marc en Francoise, waar we zaterdagavond op het koude visbuffet waren uitgenodigd samen met Siv. We kenden elkaar al. Exact om 10.00 uur vertrokken we naar Ancud. Jee, wat kan zo'n 4WD Defender snel vooruit op die grintwegen. Verrassing, waar wij daags tevoren Ancud bij de drukke weg rechtsaf dachten, sloeg Marc linksaf. Het zicht op Ancud is prachtig vanaf de laatste heuvel voordat we de brug over de baai oversteken. Omringd door baaien en eilandjes met op de rede 3, later 5 tallships die een tour maakten rondom Kaap Hoorn naar het noorden. Hun komst was al gemeld op het Patagoniënet waar ze met 3 op een rij La Rose voorbij voeren en een ervan bracht hen een saluut. De bemanning klimt dan op de ra's van het schip.Wij konden ze bewonderen bij Ancud. Eerst koffie met gebak, tenminste voor Warren en mij. Maria spaart zich voor de bruiloft van Sandra en Jaap. De volgende zaak was weer een café maar nu met internet. Skype maakte geen contact met Wendy en Tamar. Een rondje over de boulevard, vol monumenten, langs de haven, waar macho politieagenten te paard met hun zweepje in de hand rondreden om een zwerver over het gedrag van z'n honden te bevragen, die hij vergeefs probeerde weg te wuiven: "Die horen niet bij mij". Dat kon goed waar zijn ook, er liepen misschien wel meer honden dan volwassenen rond, vooral in de stad. Mager dat ze waren. Langs een hotel "under reconstruction", dat zo luxueus verbouwd werd in onze ogen dat het wel een 5 sterrenprijshotel moest worden. Bleek het hooguit als een halve ster hotel bekend te zijn. We hadden ons voorgenomen om de kas van de penningmeester flink te plunderen en we betraden een leuk eettentje op de hoek van de plaza. Daar troffen we ons transport aan een cerveza (pils) en even later schoof een derde Fransman, Pierre, aan die ook aan "onze" baai woonde. Als we lekker wilden eten, moesten we met hen meelopen. Zij wisten een restaurant met een goede keuken. Dat bleek, op de verdieping zaten we, met zes, in de zon met zicht op de haven en het aan wal zetten van officieren van de tallships die gingen passagieren. Dat hele etentje met z'n zessen leek uiteindelijk niet op een plundering, daar eet je thuis met 2 man voor. Dat kon de vakantiekas best lijden en door met onze chauffeur te gaan eten, konden we ook nooit te laat zijn voor de terugrit, precies om 15.00 uur. Dat was buiten de mannen van het auto wasstation gerekend, die waren een uur later klaar. De bezetting met z'n drieën van het kantoortje van de chef werkte contraproductief. De chef ging meehelpen en dat was niet zijn vak. Terug bij de baai kregen we een rondritje over het grondbezit van Marc en Francoise. Tegenover het zomerhuisje dat bij de koop inbegrepen was, lag de moestuin. We moesten echt wat Chili knoflook meenemen. Dat past prima in Maria's menu's. Ja, en zonder een laatste cerveza konden we niet vertrekken. Leuk om zulke spontane ontmoetingen mee te maken. Tegen het bijna donker namen we afscheid met op z'n Bretons: 4 kussen. Aan boord de boot zeilklaar gemaakt om morgen om 7 uur stipt met het afgaand tij te vertrekken. Er moet voldoende diepte onder de kiel blijven bij de drempel van de baai. Marc had de richting waar we het Zuiderkruis moesten zoeken aangegeven, vanaf de boot precies boven zijn huis op de heuvel. Meteen raak: mijn eerste keer dat ik het Zuiderkruis zag. "Warren, maak jij een foto als ik er ook naar kijk". Dat lukte, met een sluitertijd van 30 sec uit de hand op een bewegende boot. Nou ja, het zijn 3 lichtgevende vlekjes aan de hemel geworden. Later riep Warren ons weer naar buiten, hij had het echte Zuiderkruis, lager boven de horizon gevonden. Het eerste, waarvan de 4 sterren veel helderder zijn, was het "valse" Zuiderkruis, waarschijnlijk het zwaard van Argos. Heeft die attente man mij voor een desillusie behoed, als ik later van dat "valse" kruis gehoord zou hebben. Hoewel, Nieuw Zeeland ligt op hetzelfde halfrond voor een herkansing.

Noot: Nadat we de ligging van het Zuiderkruis zoeken op de sterrenhemelkaart van het juiste halfrond blijkt Warren 's eerste waarneming toch correct te zijn. Bovenstaand stukje wordt niet aangepast, dat doen we met notulen ook niet.

Zondag 11 april 2010        Eerder met zijn 2tjes dan gedacht

Geheel onverwacht zwaait Fer ons uit op het busstation in Puerto Montt, in plaats van wij hem op het plaatselijke vliegveld. Het gaat me allemaal iets te snel en heb mijn tranen niet helemaal in bedwang. Mijn broer heeft afgelopen nacht besloten om met de bus naar Santiago te reizen en niet met ons mee naar Argentinië voor onze visum verlenging. Hij wil graag wat meer van Chili zien. Maar ik voel me wel een beetje schuldig. Mede oorzaak van deze wending zijn de -overigens geen letterlijke maar soms onvermijdelijke- aanvaringen die Warren en ik de laatste dagen een paar keer hebben gehad. Wat dat betreft houden wij geen schone schijn op. Als je bij ons logeert, maak je ook onze dieptepunten mee. Fer heeft niet zo'n trek om daar tussenin te zitten en groot gelijk heeft 'ie. Alleen was het prettiger geweest als we iets meer tijd hadden gekregen om rustig afscheid te nemen. Het voelt nu als een onafgemaakt verhaal. Uiteindelijk hebben we een ontzettend gezellige tijd doorgebracht met zijn drieën. Maar goed, ik ken mijn broer wel een beetje en ben eigenlijk ook weer niet verbaasd dat dit gebeurt. Ons uitstapje naar Bariloche in Argentinië duurt drie dagen, het is een bijzonder toeristisch plaatsje en we houden het snel voor gezien. We genieten er van het heerlijk zonnige weer op het kiezelstrand van het grote meer. Bij vertrek 's ochtends geeft de opkomende zon een spectaculair zicht op de bergen. Met verse stempels in ons paspoort stappen we in Puerto Montt in de stromende regen uit de bus. Nu heeft het weer zeker een dipje. Terug op Nightfly spreken we Fer via Skype, hij logeert een paar dagen in Villarrica en heeft het reuze naar zijn zin. Ons rest niets meer dan de nodige dingetjes hier in Puerto Montt te regelen. Daarna kunnen wij voorlopig onze laatste zeiltrip naar Valdivia aanvangen en ons voorbereiden op de vakantie van twee en een halve maand in Nederland. Leve de koningin, hoera!

Zondag 2 mei 2010         Winterstop in Valdivia, nog 3 weekjes en dan vliegen we naar de zomer in Nederland!!!!!

De zon schijnt vrolijk, onze laatste voetstappen op Chiloë laten hun afdruk op het strand achter. De wildwest tocht door Canal Chacao heeft weer spectaculaire cijfers op onze snelheidsmeter laten zien. Met tien knopen stroming mee leggen we opeens meer dan 20 Mijl af in nog geen twee uur, normaal doen we daar een uurtje of 4-5 over. De stromende regen belet ons een fatsoenlijk uitzicht op de aanloop van Puerto Ingles. Warren steekt zijn hoofd maar eens buiten om net op tijd een grote oranje boei van een salmonera te ontdekken op aanvaringskoers. We laten ons anker in de grote baai vallen. Zodra we de volgende dag de eerste wandeling richting het strand maken, horen we de branding al brullen van de Pacific. Het blijft enorm indrukwekkend om al dat water te zien komen aanrollen. Hierbij is het niet zo moeilijk om een voorstelling van die verschrikkelijk verwoestende tsunami in 1960 te maken. Her en der verspreid staat er een huisje en op de noordwest punt van deze landtong staat hoog op de rotsen de vuurtoren van Corona waar we een praatje gaan maken. We moeten vroeg ons bed uit om de bus te halen naar Ancud. Hij gaat alleen 's morgens rond 07.45 uur die kant uit. Mazzel dat we al eerder zijn, want half acht is 'ie er al en wacht echt niet. De lokale jeugd gaat ermee naar school en voor grote boodschappen moeten de bewoners ook naar Ancud, 45 kilometer in oostelijke richting. Natuurlijk vallen we op in de bus, het is allang geen toeristen seizoen meer. Aangekomen in Ancud is het nog zo vroeg dat we alleen in een soort van daklozen koffietent een bakkie kunnen krijgen. De meeste aanwezigen hebben dan al een flinke borrel voor hun neus staan. We willen heel graag het plaatselijke museum bezoeken, de (Nederlandse) directrice daarvan hopen we weer te ontmoeten. Tijdens ons vorige bezoek aan Ancud met mijn broer troffen we haar heel toevallig in een café. Maar we hebben pech, het museum is gesloten wegens groot onderhoud. In een internet café halen we onze mail binnen en bellen jarige zus Jeltje in Nederland. Met verse boodschappen in de rugzak zoeken we het busstation op. We worden direct herkend door een vrouw die met ons in de ochtendbus zat en onze richting opsnelt. Ze vertelt dat de bus er met een kwartiertje aan komt, dus we hoeven ons geen zorgen te maken. Er dient zich een mooi weer-window aan met zuidenwind. Op een windstille ochtend halen we ons anker op en motoren de eerste uren. De lome deining van de Pacific gaat moeiteloos onder Nightfly door.In de verte zien we een aantal spuiters de lucht in gaan, met behulp van de verrekijker kunnen we de rug van een walvis herkennen. Jammer dat de afstand te groot is. Het is een genot om de motor rond 14.00 uur uit te zetten en we gaan alleen op een uitgeboomde genua verder. Meer hebben we de rest van de tocht niet nodig, 10-20 knopen zuidenwind, een voorbeeldig laatste nachtelijke zeiltrip van 140 Mijl. Voordat we de rivier naar Valdivia op gaan, ankeren we een nachtje bij Isla Mancera alwaar oude ruïnes te vinden zijn van forten uit de jaren 1600. De kanonnen staan strategisch opgesteld, de complete ingang van de grote baai wordt hier overzien. Aangezien dit de beste natuurlijke haven is van de gehele Chileense kust (die van Noord tot Zuid 4200 km lang is en nergens breder dan 150 km), waren veel ontdekkingsreizigers geïnteresseerd in dit gebied. Ook Hollanders hebben geprobeerd hier voet aan wal te krijgen. De laatste mijlen motoren we stroomopwaarts Río Valdivia op om tenslotte bij Club de Yates Valdivia een mooi plekje te vinden in het binnen basin. Bij laag water liggen we met de kiel in de modder, het voelt prima om dadelijk onze Nightfly hier zonder haar bemanning achter te laten. De club is bijzonder aangenaam en gastvrij. Momenteel liggen er nog 4 jachten bemand, dus de ene asado volgt de andere op waarbij de wijn niet ontbreekt. Het centrum van Valdivia ligt op loopafstand, vlakbij is elke dinsdag een groente-en fruitmarkt van geweldige kwaliteit en laag geprijsd. De laatste klussen komen aan de beurt en ondertussen draait een geleende elektrische luchtontvochtiger al een aantal dagen achter elkaar om de nodige liters Patagonisch water uit de boot te zuigen. Hoe droger we haar achter kunnen laten, hoe beter. Alle zeilzakken liggen op zolder in de schuur van de club, waardoor onze achterhut zo goed als leeg is en goed kan ventileren. Nu nog uitzoeken wat we eindelijk toch maar weggooien en wat er mee terug moet naar Nederland.

Donderdag 20 mei 2010          De koffers staan gepakt en we zitten niet eens boven het toegestane gewicht (Thea, proficiat)

Puh, het doet ons lekker niks! De ene dag is de haven gesloten omdat het potdicht zit van de mist, de andere dag vanwege de loeiende wind die de hele dag vergezeld gaat van harde regen. Voorlopig heeft Nightfly rust. Vóór eind augustus hoeft ze zich niet meer op te tuigen. Het lijkt of de mooie dagen wat zeldzamer worden, maar het is tenslotte ook herfst. Gelukkig hebben we tijdens ons bezoek aan Gaby & Wolfgang in Villarrica een paar prachtige dagen. Ze hebben een groot stuk land met een fantastisch uitzicht op het dal waarin het Villarrica meer ligt én natuurlijk de indrukwekkende Villarrica vulkaan. Enthousiast haalt Wolfgang ons af op het busstation. Even langs de supermarkt voor wat levensmiddelen en daarna door naar hun huis. Bij Gaby staat een dampende pot pompoenensoep op tafel te wachten en als toetje koffie met een versgebakken appeltaart. Alles is met eigen handen zelf opgeknapt en gebouwd, van metershoog onkruid tot een waar park waarop hun huis en een gastenhuis staan. Die is werkelijk compleet ingericht zoals je het thuis hebt (wij even niet meegerekend), naast de houtkachel vinden we zelfs een mand met sloffen in allerlei maten. Vanuit ons bed kunnen we de hele nacht de vulkaan zien gloeien, net of er iemand aan een sigaar staat te lurken. Sinds de aardbeving in februari jl is deze vulkaan veel actiever geworden, waar de lokale bevolking best zenuwachtig van wordt. Uit voorzorg heeft de overheid de vulkaan sindsdien afgesloten voor beklimming. Wij bekijken het vanuit ons bed, vanaf de luie bank of vanaf het zonnige terras. Het zonnetje is lekker warm en een klein beetje kleur op ons witte lijf is wel gewenst, zo dadelijk stappen we in Nederland regelrecht de zomer in. Als we na dit hartelijke bezoek terug komen op de club, zijn de meeste boten vertrokken voor hun grote Pacific tocht. Het wordt steeds stiller hier. Om geen onaangename verrassing te krijgen op het vliegveld, vragen we of iemand van de marinero's thuis misschien een weegschaal heeft die we een dagje kunnen lenen om onze tassen te wegen. Er wordt druk overlegd, over twee dagen hebben ze er eentje. Komen ze met een gloednieuwe aanzetten die nog compleet in het plastic zit met het prijskaartje erop. Met de achterliggende gedachte dat ze dit ding vast weer terug gaan brengen naar de winkel, doen we er heel voorzichtig mee. Het blijkt dat we binnen het toegestane gewicht blijven, zelfs met een dikke rol zeekaarten erbij die al zo'n vijftien kilo weegt. Dat doet ons deugt. Zodra we online kunnen inchecken, komen we een andere verrassing tegen. We blijken onze voor- en achternaam niet goed te hebben ingevoerd bij de boeking, we hebben ze omgedraaid. Hopen dat dit geen probleem wordt op de luchthaven...........Eerst nog even twaalf uur in de bus om er te komen, daarna dertien uur onderweg naar Madrid. Dan is het nog een kippeneindje naar Schiphol. We komen eraan!!!!!

Zondag 22 augustus 2010            Drie maanden verder, tijd voor een ontwenningskuur......of is het gewenningskuur?

Een fluitje van een cent. Vlekkeloos komen we door de controle van de Chileense douane. Gelukkig maar, want één tas zit nokkie vol met nieuwe en gerepareerde apparatuur, afgeroomd met een laag van doosjes tampons als stootkussen. Zelfs de zakjes bami- en nasikruiden en alle nieuwe dropvoorraad leveren geen problemen op. Na zo'n 11.000 kilometer vliegen zonder enige vertraging, scheidt ons nog een 12 uur durende bustrip van ons drijvende huisje in Valdivia. Maar liefst 2,5 maand hebben onze harten zich kunnen laven aan alle liefde en aandacht van familie en vrienden in Nederland. Wat een rijk gevoel, we worden overal met open armen ontvangen en verwend met Hollandse lekkernijen. Dat vertaalt zich helaas weer in teveel kilo's rondom de middenzone, een soort van buffer voor slechtere tijden. De aanleiding voor deze reis naar NL is het huwelijk van dochter Sandra met Jaap. Het wordt een fantastisch mooi feest met een stralend bruidspaar. Een extra cadeau is onze kleinzoon Viggo, die begin dit jaar ter wereld is gekomen. We brengen veel tijd door met onze twee kleinkinderen, en eerlijk is eerlijk, het meest bijzondere is toch wanneer 2 jarige Tamar in het echt "Pake" en "Oma" naar ons roept en 's ochtends bij ons in bed voorgelezen wil worden. Dat voelt wezenlijk anders dan het contact via onze skype gesprekken. Behalve voor alle familie en vrienden kunnen we ook de tijd nemen voor het Oerol festival op Terschelling en de jaarlijkse Nijmeegse vierdaagse. Wat het weer betreft vallen we met de neus in de smeltende boter, fantastisch zomerweer waarbij het ons niet heet genoeg is. We slurpen de vitamientjes op en langzaam aan krijgt ons witte velletje weer een beetje kleur. Bijzonder is ook de verjaardag van Mem waarbij ze 89 jaar wordt, ze viert het met een diner met al haar vijf kinderen en co om haar heen. Er lijkt geen einde te komen aan de elf weken, maar schijn bedriegt. Alles wat op ons "wat te doen en wat aan te schaffen" lijstje staat, kunnen we langzamerhand afvinken. Ons vliegticket is onverbiddelijk, 8 augustus staan we weer op Schiphol. Een flinke delegatie zwaait ons bij de douane uit, dag lieve allemaal. Tamar krijgt er geen genoeg van, telkens weer krijgen we lieve natte kusjes en knuffels, wat gaan we dat missen!!! Ik lig al een paar uur te dutten als de cabinelichten weer aanspringen. Met veel kabaal serveren de stewardessen midden in de nacht het diner, zij volgen gewoon hun werkschema, maakt niet uit of het echt etenstijd is. Voor mijn buurman aan de andere kant van het gangpad blijkbaar wel. Alles wordt direct verorberd, hij vindt tot zijn verrassing nog een pakje boter en lepelt ook dat vrolijk naar binnen, vast de oorlog meegemaakt. Zodra het licht begint te worden, vliegen we boven de Andes op de grens van Bolivia/Chili. Ik krijg een kouwelijk gevoel bij het zien van al die besneeuwde bergpieken. De temperatuur ligt rond de nul graden op vliegveld Santiago, de bodem is compleet wit uitgeslagen van de vorst. Eigenlijk blijf ik het liefst in het vliegtuig zitten, maar ik heb geen keus. Vanachter het busraam valt direct weer op hoeveel mensen op de straat leven bij brandende vuurpotten, in golfplaten huizen, veel zichtbare armoede. In vergelijking ziet alles er in Nederland zo perfect uit, mooie huizen en schone mensen. Ik moet even slikken en denk bij mezelf, "had ik hier weer zin in?". Aangekomen in Valdivia nemen we de nachttaxi en tien minuten later opent de nachtportier voor ons de poort van onze jachtclub. Onze Nightfly heeft niets geleden, de boot is goed droog van binnen, hier en daar een schimmel vlekje, maar dat mag geen naam hebben. De visdraden die Warren voor vertrek op de masttop en over de zalingen heeft gespannen, hebben hun werk gedaan, geen vogelpoepje op het dek te vinden. De marinero's op de club vinden het leuk dat we weer terug zijn, we zijn de enige bewoners op dit moment. Aan het werk maar weer. Na een week van passen, meten, boren, lassen, schuren en verven, kunnen de bouten van de nieuwe stuurautomaat definitief aangedraaid worden. Hij werkt!! De zomerkleren kunnen voorlopig weer opgeborgen worden, 's nachts vriest het nog regelmatig en de kachel snort dagelijks zijn deuntje. Twee dagen lang stormt het, de striemende regen gutst langs de kajuitramen en de wind loopt op tot 50 knopen. Passend weer om 's avonds lekker "tv" te kijken. Met de nieuwe laptop hebben we zo'n snelle internet verbinding dat we moeiteloos naar het Acht Uur Journaal van de NOS kijken. We kunnen maar moeilijk afscheid nemen van NL. Op Schiphol ben ik ontzettend verrast door mijn familie met een prachtig verjaardagscadeau voor mijn aanstaande Sara, een E-book reader. Warren vult hem met honderden Nederlandse digitale leesboeken met prachtige titels. Ik hoef me niet meer in te houden met lezen, wat een heerlijk vooruitzicht. Ik kijk naar buiten en zie dat de zon is gaan schijnen, gelukkig, het gaat nog goed komen. Want dat is een zekerheid, de lente is hier in aantocht.

Zaterdag 18 september 2010       Chili viert 200 jaar Onafhankelijkheid, daarna is het tijd voor ons om te vertrekken uit Valdivia. Op naar Robinson Crusoë eiland!

Een warm voorjaarszonnetje nodigt uit om buiten te eten. Ik schep twee borden vol met macaroni en we installeren ons op het kajuitdak. Het uitzicht is 100 % vooruit gegaan. Afgelopen week hebben we Nightfly verhuisd van de binnenbox naar de buitenkant van het bassin. We hebben nu een weidse blik over de Valdvivia rivier en op alles wat er voorbij komt. Van laag over het water scherende pelikanen tot zeeleeuwen die plots al proestend hun snor boven water uitsteken. Van lokale motorbootjes tot roeiboten. Geen gewone, maar van die lange smalle, snelle wedstrijdboten waarin studenten hun dagelijkse training verzuchten. Al onze noodzakelijke klussen zijn inmiddels geklaard. Daar tussendoor is er meer dan voldoende tijd om Sarah op 7 september te ontvangen aan boord. In de kajuit hangen slingers en ballonnen, buiten wappert de feestvlag die we 3 jaar geleden bij vertrek van onze vrienden hebben gekregen. Het wordt een gezellig dagje met koffie en gebak én cadeautjes in het clubhuis samen met medezeilers en de marineros van de club. Met z'n zevenen eten we 's avonds bij een Italiaans restaurant, waar we veel lol hebben. En ik smul van de lieve mailtjes, gastenboekberichtjes en de skype gesprekken, waarbij er live voor me wordt gezongen. De volgende dag merk ik dat er gelukkig niets is veranderd nu ik bij de club van 50 hoor. Zo langzamerhand wordt het wel tijd om verder noordwaarts te zeilen. Op naar de Capitania om onze zarpe aan te vragen met bestemming Isla Juan Fernández, ofwel Robinson Crusoë eiland. Op kantoor krijgen we een sterk staaltje te zien hoe belangrijk het is als je de juiste, lees invloedrijke, mensen in de organisatie kent. Het is ook voor het eerst dat we zien hoe ver het systeem in Chili is geautomatiseerd. De dienstdoende Armada meneer ontdekt dat we voor 2010 nog geen "lichtengeld" hebben betaald, dit jaar 30 US$ (vorig jaar 21 US$, 30% verhoging). Aangezien wij onze kostbare dollars hard nodig zullen hebben in de Pacific, zeggen we niet over dollars te beschikken. En aangezien we in Chili zijn, moet het niet moeilijk zijn om in Chileense pesos te kunnen betalen, kwestie van even omrekenen, toch? Maar nee, dat kan niet. Buitenlanders moeten hier dollars op tafel leggen, die kunnen ze kopen op de plaatselijke bank, zo zijn hier de regels. Nu weten we toevallig van andere zeilers dat men alleen dollars kan kopen als je ook een bankrekening bij ze hebt. Daar doen we niet aan mee, dus bij hoog en laag houden we vol dat we in pesos onze schuld willen voldoen. De man geeft schoorvoetend toe dat hij het ook niet logisch vindt, maar ja, wie is hij? Het wordt er nog niet duidelijker van, maar de volgende ochtend zal de vaarvergunning klaar zijn en moeten we betalen in.....pesos....dollars?? Terug op de club vertellen we dit verhaal aan Don Jorge, de chef op kantoor. Hij schudt direct zijn hoofd en zegt resoluut dat hij morgen met ons meegaat naar la Ofinica de Capitania. Bij binnenkomst de volgende dag begint Don Jorge overal handen te schudden, wij lachen en schudden vriendelijk mee. Eén van de hogere pieten blijkt een vriendje van Don Jorge te zijn en opeens is er geen enkel probleem meer om in pesos te kunnen betalen, het bedrag is zelfs verlaagd van 30 naar 8 dollar, die snel worden omgerekend in pesos. Na betaling staan we in de hal nog wat te keuvelen in afwachting van de zarpe, vervolgens worden we mee naar boven genomen waar de controlekamer is. Aan een ovale tafel nemen we plaats en op een groot scherm kijken we mee in ons eigen dossier. Alles wat ze van de Nightfly weten, staat opgeslagen in hun computersysteem. Foutloos wordt ons gehele vaarschema van de afgelopen maanden door Patagonië weergegeven, exact met data en posities. Mochten wij ooit in Chileense wateren zoek raken, we hebben er alle vertrouwen in dat de Armada ons weet op te sporen. Aangezien er nog een foto van ons bootje ontbreekt, beloven we die per email aan te leveren. Met een verse zarpe in de hand nemen we afscheid van de heren en eenmaal buiten moeten we met zijn drieën lachen om het resultaat van "Wie kent wie". Mooi, we mogen a.s. maandag dus vertrekken, de weersvoorspelling is nog steeds goed. Eindelijk weer zeilen, na ruim vijf maanden stilliggen moeten we zien om snel weer zeebenen te krijgen. Maar eerst nog even feesten. Drie dagen lang ligt alles plat in Chili, we vieren 200 jaar Onafhankelijkheid met ze mee. Om dit feest op gang te brengen, gaan we donderdagavond uit eten met onze pas verworven vrienden. Een Argentijns gezin heeft zes jaar lang in Wageningen gewoond en gestudeerd op de Landbouw Hoge School. Ana en haar man Gustavo vinden Chili meer stabiel dan Argentinië om hun twee dochters op te laten groeien, dus hebben ze zich gesetteld in Valdivia en werken daar beiden op de Universiteit. Ze hebben twee Nederlandse studentes Dierwetenschappen uitgenodigd om hier hun afstudeerscriptie te schrijven. Maaike en Gonja vinden het wel lekker om onvervalst Nederland te kunnen praten, maar Ana en haar mooie dochters zijn het zeker nog lang niet verleerd. Afgewisseld met Engels en Spaans kletsen we de hele avond door. Na afloop van het diner drinken we koffie bij hen thuis, dat opvallend Nederlands is ingericht. Het is een bijzonder gezellige avond. Morgen heeft de club een speciaal feestprogramma inclusief eten, op Isla Teja is een speciaal feestterrein ingericht en zondag rond het middaguur is er een grootse parade van de Armada. We gaan het beleven!

Maandag 27 september 2010       Onze 11e trouwdag vieren we op Isla Juan Fernández

Bijzonder prettig, naast de radar maakt de volle maan onze aankomst bij Isla JF een stuk makkelijker. In het donker lijkt alles ineens sneller dichterbij dan je denkt, de branding slaat hard stuk op de rotsen. Een grote wijde baai waarin de lichtjes van het dorp San Juan Bautista weerkaatsen in het rimpelloze water. De laatste mijlen is de wind gedraaid van zuid naar noord, we zijn mooi op tijd binnen. De hele tocht hierheen hebben we afwisselend kunnen zeilen, maar ook veel moeten motoren bij gebrek aan wind. Nu is het windstil, dankzij het heldere maanschijnsel pikken we met gemak een mooring op en knopen Nightfly daaraan vast. Na een welverdiend Valdiviaans biertje kruipen we op zijn Spaans weer tegen elkaar aan, cucharita ofwel lepeltje lepeltje en volgt een rustig nachtje ongestoord doorslapen. Altijd spannend als je dan wakker wordt, hoe ziet onze nieuwe voor- en achtertuin eruit bij daglicht. Een warm zonnetje schijnt vrolijk over de baai, waarin kleine vissersbootjes liggen te dobberen en waaraan het enige dorp van dit vulkaan eiland ligt. Hoog boven het dorp op steile hellingen liggen groene bossen die overgaan in scherpe pieken die de lucht insteken. Vanaf de Chileense kust ligt een gordel van onderzeese vulkanen waarvan naast een paar kleinere, Isla JF de grootste is die na 670 kilometer in de Pacific zijn hoofd boven water uitsteekt ter grootte van 22 km lang en op zijn breedste punt 7 km.Warren pompt de bijboot vol lucht en hangt de motor erachter. Die heeft zeker al vijf maanden stil gestaan, wat al snel blijkt. Opgedroogde benzine in de carburateur, dan wil hij niet lopen. Na een schoonmaakbeurt is dat verholpen en brommen we richting de pier. Een paar mannen staan op de stalen trap, één trekt net zijn duikpak aan, de ander pakt onze lijn aan. Hij stelt zich voor als Herman van de plaatselijke duikschool. Hij is een nieuwkomer op het eiland, heeft de plek ingenomen die Pedro, de vorige duikschoolhouder achterliet nadat zijn hele hebben en houwen door de vernietigende tsunamigolf de zee is ingesleurd. Herman en zijn maten gaan elke dag dat het weer het toelaat de zee in om allerlei huisraad en verloren spullen op te duiken. De een zijn dood, de ander zijn brood. De eerste paar stappen die wij aan land zetten, wordt ons al snel duidelijk wat voor ramp hier heeft plaatsgevonden eind februari een uur na de grote aardbeving. Alle, maar dan ook alle huizen en gebouwen op de eerste paar honderd meter vanaf de waterlijn zijn compleet weggevaagd. De school, het gebouw van de Capitania, het postkantoor, restaurants, barretjes, winkeltjes en hospedajes, woningen, mensen en dieren, door een monstergolf van zeker tien meter hoog meegenomen naar de zee. Hierbij hebben 16 mensen het leven gelaten, waarvan drie kinderen van 8 jaar. Naast elkaar gestapelde plastic zakken met puin wachten tot ze van het eiland worden opgehaald. Her en der verspreid liggen resten van huisraad, een wastafel, een trap, een balustrade, een platenspeler. Het enige wat nog over is van de huizen zijn de palen van de fundering die als grafzerken boven de grond uitsteken. De meneer van het postkantoor is zijn nieuw gepotte planten aan het verzorgen rondom de stalen keet, waarin nu de post wordt behandeld. Hij vertelt met een berustende stem over de tsunami. Ik vraag of zijn huis ook weg is, maar gelukkig woont hij op een hoger gelegen deel in het dorp. Een dichtgespijkerd gebouw heeft als opschrift "Minimercado" waarvan een deur openstaat. Ik kijk om het hoekje en zie dat de winkel weer draait. Het gebouw waar de Capitania in huist, is ook een tijdelijke keet hoger gelegen, net als de school die bestaat uit containers afkomstig uit Amerika. De man op kantoor van de Armada komt uit Santiago en vervangt zijn collega's. We durven niet te vragen of zij de ramp hebben overleefd. Een paar oude computers staan op een kast. Op de bureaus staan nieuwere exemplaren, maar het geheel ziet er provisorisch uit. Stel je voor, kasten vol papieren, officiële documenten, apparatuur, mappen, allemaal kwijtgeraakt. Vanuit het raam kunnen we duidelijk zien dat een complete wijk van het dorp mist. We lopen naar een ander supermarktje waar we een zak verse broodjes kopen. Inmiddels is de wind al behoorlijk aangetrokken. Nu is niet het moment om lang op de wal te blijven. De komende dagen is er noorden wind tot 30 knopen voorspeld, geen weer om met de bijboot heen en weer te varen. De wandeling naar het beroemde uitkijkpunt van Alexander Selkirk zal moeten wachten op beter weer. De rest van de zaterdagmiddag en zondag hangen we lusteloos op de bank. Het waait regelrecht de baai in waarbij de twee meter hoge golven ons een leuke speelbal vinden. De boeg van de Nightfly steigert als een nukkig paard op en neer, vervolgens bewegen we van links naar rechts als een opgewonden badeend. We hebben een beroerde nacht en slapen nauwelijks. Tegen beter weten in proberen we het eerst voorin, maar na een uurtje verhuist Warren gefrustreerd naar de bank, ik volg nog beroerder rond middernacht naar de andere bank. Daar liggen we ingeklemd tussen de rugleuning en de omhoog getrokken stormkleedjes. Voor het eten doe ik niet veel moeite, onze magen zitten niet te wachten op culinaire hoogstandjes. Dit is bijna erger dan zwaar weer op volle zee. Met pijnlijke rugspieren van het heen en weer rollen, liggen we overdag met de ogen dicht te niksen. Na tien minuten lezen word ik al misselijk. Vandaag waaien flinke valwinden van de steile bergwanden de baai in en draaien we rondjes om onze boei. We moeten en willen van de boot af, beweging hebben we nodig. De hoge golven zijn verdwenen, dus zodra het even wat minder waait, gooien we de bromvlieg in het water en varen naar de pier. Heerlijk om de benen te kunnen strekken, eerst maar eens het dorp verder verkennen. Overal werken mannen om de rotzooi op te ruimen, nieuwe huizen te bouwen en een nieuwe houten helling om de boten op het droge te kunnen trekken. Een steile betonnen weg met aan beide kanten huizen en een kerk eindigt bovenaan bij de bosrand. Hier ergens zou een restaurantje zitten met de lekkerste empanadas, volgens Wolfgang. We vragen het aan een vrouw met een dikke zwarte paardenstaart en een rugzakje op. Ze woont hier bovenaan en is zelf ook aan het hijgen. Als we de bosweg volgen naar links, komen we bij een volgend pad en daar zit restaurante El Mirador, tevens hospedaje en hopen we ook te kunnen douchen. Al snel vinden we het huis omzoomd met groene heggen en witte kelkbloemen in de tuin. Binnen staan rechts in de kamer twee tafels gedekt met daarachter de keuken. Als de waardin vertelt dat er ook vis op het menu staat, bewaren we de aanbevolen empanadas voor een volgende keer en  kiezen we voor de Breca (barbeel), een heerlijke stevige witvis. Het is tenslotte onze trouwdag, dus dat willen we goed vieren. Als cadeautje krijgen we zes verse eieren in een doosje. Na het eten mogen we de douche gebruiken en zijn we weer lekker fris. We wandelen verder en lopen Mattias tegen het lijf. Iedereen in het dorp weet al wie we zijn, ja van dat jachtje toch? Hij laat ons zien waar de bibliotheek staat alwaar men internet kan gebruiken, wel reserveren van te voren. Wij zijn over drie dagen aan de beurt. Rondom de bieb staan diverse inheemse planten waar Mattias het een en ander over vertelt. Hij heeft in het dorp een hospedaje, maar de zaken gaan niet zo goed en hij denkt erover het te verkopen en terug te gaan naar het vasteland. Zolang we hier verblijven, zijn we van harte bij hem welkom. Oja, dan is hij wel geïnteresseerd in films als we die hebben, maar zijn computer is stuk, dus kunnen we dan ook voor hem kopiëren? We beloven dat we zullen kijken wat we voor hem kunnen doen. Langs de waterkant aan het einde van de baai zijn mannen bomen aan het vellen voor de nieuwe boothelling en we knopen een praatje aan. Het drie verdiepingen hoge huis van een van de mannen is stomweg opgebeurd door de golf, twee minuten later tolde zijn huis om en om in de terugtrekkende golf de zee in. Nu kijken we tegen een kale rotswand aan waarboven bomen staan en hij en zijn vrouw in blinde paniek omhoog gezwommen zijn en hun vege lijf hebben kunnen redden, de hond en de kat niet. Ze wonen tijdelijk bij familie in en bouwen elders een nieuw huis, nee, niet meer op deze plek! Met een auto worden de vers omgehakte eucalyptusbomen naar de andere kant van het dorp gebracht waar een grote groep mannen door elkaar loopt en ieder iets lijkt te doen. Er liggen al een aantal ronde palen op hun plek voor de nieuwe helling, met een motorzaag wordt er op maat gezaagd en gepast. In een stenen hutje staat een splinternieuwe elektrische lier geschonken door krabvissers uit de Beringzee. Op een gammele tafel liggen stukken rauw vlees te wachten tot het vuur op de oliedrum buiten heet genoeg is om te roosteren. Voor alle mannen hier aan het werk is er genoeg te eten. Wij krijgen vast een wijntje aangelengd met fanta ingeschonken in een afgesneden hals van de fantafles. Terug met onze bromvlieg varen we langs een visser die zijn dagvangst kreeften in een grote krat heeft liggen. Hij houdt er eentje omhoog en we stoppen bij zijn bootje. We vertellen dat we ze liever in een restaurant eten dan zelf klaar te maken. Hij laat het verschil zien tussen de mannetjes en de vrouwtjes en hoe ze in elkaar passen om te kunnen paren, interessant. Net als we bij ons huis aankomen, komt er weer zo'n valwind aanscheuren en heb ik een natte zoute broek door de opspattende golven. Gauw de kachel aan!

Maandag 11 oktober 2010            Isla Juan Fernández - Antofagasta,  het blijft hobbelen.

Een gordijn van miezerige regendruppen valt uit de overdrijvende wolken. Het lijkt van korte duur, maar helaas, de volgende paar uur verandert dat in fiks regenen. Gelukkig hebben we de steile, op sommige stukken gladde afdaling van de 360 meter hoge El Centinela achter de rug en lopen het laatste half uur door het bos terug naar het dorp. Met regen wordt de roodbruine kleiachtige bodem direct spiegelglad en daar ben ik niet zo'n fan van. Het is onze laatste klimwandeling op dit groene eiland. Vanzelfsprekend zijn we ook naar het uitkijkpunt van Alexander Selkirk geweest, de Schotse zeeman die in 1704 op dit toen onbewoonde eiland achterbleef na een ruzie met zijn kapitein. Het is een flinke, soms adembenemende klim die beneden in het dorp bij het oude fort begint, waarna we in de eucalyptusbossen belanden. Een heerlijk bedwelmende geur bereikt onze neus en we snuiven eens diep in. Talrijke kolibri's houden zich hier op, maar voor een foto zijn ze vaak te snel. Na zeker twee uur puffen, zweten en een kortdurend regenbuitje komen we met behulp van een tak als wandelstok eindelijk boven op 565 meter hoogte. Hiervandaan zie je de tegenstelling van het eiland dat van groen overgaat in droge kale bruingele bergen, waar het vliegveldje op het meest vlakke stuk aan het uiteinde ligt. Je kunt het hele stuk lopen, maar zeven tot acht uur wordt ons toch iets te gortig. Vanaf het vliegveld is de enige verbinding met het dorp via dit pad of met een bootje. De drie vulkaankraters die het eiland rijk is, zijn vanaf deze hoogte duidelijk waarneembaar. Wij liggen met ons bootje in de grootste krater voor anker....Nou, vanaf dit punt heeft Selkirk vier jaar lang uitkijk gehouden in de hoop een schip te signaleren dat hem zou kunnen redden, een winderige, maar historische plek. Op basis van dit verhaal is de film Robinson Crusoë gemaakt. De omgekeerde route gaat een stuk kwieker. Halverwege halen we een kleine gezette chileense vrouw in die we eind 60 schatten. Zij heeft toch 2/3 van de route afgelegd lekker op haar eigen gemak, we nemen ons petje voor haar af. Dan is eindelijk onze beurt voor internet, donderdagmiddag om 4 uur staan we ingepland. Er zijn maar twee computers beschikbaar in de bibliotheek, voor alle 700 inwoners!  Logisch dat we maximaal 1 uur krijgen waarin we niet eens toekomen aan skype. Aan de betonnen steiger ligt een vrachtschip uit Valparaiso dat eens per maand de bevoorrading brengt voor het eiland. Het is opeens poepiedruk met auto's die van stal zijn gehaald om bestelde spullen op te halen. De voorraad verse groente en fruit is binnen vijf uur uitverkocht in de piepkleine winkeltjes, wij vissen achter het net. De eigenaresse van het hostel/restaurant waar we de laatste middag na onze wandeling zeiknat binnen druppen om te douchen en te eten, vertelt dat ze meestal vanuit de vriezer kookt. Er schijnt weinig animo bij de mensen te zijn om zelf het een en ander te verbouwen. Maar vissen op kreeft, dat kunnen ze wel, dat is hun specialiteit en exportproduct. En tot verrassing blijkt er een lokale bierbrouwerij te bestaan. De blonde versie smaakt ons prima, die we drinken in de feestnoodvoorziening. Een grote plastic tent waar de festiviteiten van 200 jaar Onafhankelijk Chili zijn gevierd, een bingo wordt gehouden ten behoeve van de wederopbouw van het dorp. En als wij dat biertje proeven, hebben de medewerkers van de organisatie een privé feestje. Wij worden met plezier gedoogd. Het eiland heet sinds 1966 Isla Robinson Crusoe, maar daar heb je toch een meer romantische associatie bij. In deze omstandigheden bezig ik liever de ook nog steeds gebruikte naam Isla Juan Fernández. Nee, voor de doorsnee toerist is het nog te vroeg om volop te kunnen genieten van wat het eiland te bieden heeft. Voor mijn gevoel hangt er een wat trieste sfeer. De kale, lege plekken van de verdwenen huisjes en gebouwen liggen nu bezaaid met die grote kunststof witte Gammazakken waarin het puin soort bij soort is verzameld. Elke dag komt er meer bij, de duikers keren tweemaal per dag terug uit de baai met een boot volgestapeld met verroeste bedspiralen, verwrongen kinderfietsjes, golfplaten etcetera. Het kerkhof ligt er als een slagveld bij, de meeste grafstenen zijn weggeslagen, hier en daar liggen brokstukken die teruggevonden zijn. Er moeten nog zoveel sporen van de tsunami worden opgeruimd en weer opgebouwd. De mensen zijn het na zeven maanden zat om nog steeds dagelijks met een kruiwagentje en werkhandschoenen bezig te zijn, vrijdag is gebombardeerd tot laatste "opruimdag". We hebben grote bewondering voor de houding van de mensen. Nu nog wachten tot die witte zakken met pijnlijke herinneringen worden afgevoerd door een Armadaschip. Voor de toerist geen museumbezoek, barretjes, geen duik met de zeeleeuwen of naar het wrak van het 1e WO Duitse oorlogsschip Dresden dat de Duitsers zelf hebben laten zinken om niet in handen van de Engelsen te komen. Wij vullen onze tijd met de prachtige wandelingen die je hier kunt maken, waarbij een beetje conditie toch wel handig is. Inmiddels kennen we aardig wat gezichten en gaan voor ons vertrek dan ook langs bij wat mensen. Bij het postkantoor krijg ik van die aardige meneer een pet met opschrift Correo Chile omdat ik de kapitein ben. Mattias geeft ons wat appels en een citroen uit zijn fruitschaal en een fles zelfgemaakte papayasap. Hij kan weer een paar nieuwe films bekijken. Hopelijk lukt de verkoop van zijn hostel, want ook de bouwtekeningen en eigendomsakte lagen opgeslagen in het nu verdwenen gemeentehuis. Als we na anderhalve week ons losmaken van de ankerboei, voel ik enige opluchting en ja, ook een egoïstisch gevoel dat ik blij ben hier niet te wonen. Opluchting, omdat we eindelijk verlost worden van die eeuwig binnenrollende swell, waardoor het een oncomfortabele ankerbaai wordt. Voor ons liggen zeven etmalen op zee te wachten, ruim 750 mijl noordwaarts terug naar de kust, naar de stad Antofagasta. De eerste vijf dagen vliegen we, records worden gevestigd, zowel in snelheid als in slecht slapen. We varen plat voor het lapje met twee voorzeilen als trekkende parachute, de wind met 15-20 knopen op de kont, waardoor we boven onze gemiddelde snelheid varen (2 etmalen van zo'n 140 mijl, joepie). Maar door deze koers en zeilvoering beweegt de boot van links naar rechts, opzij en naar voren in een niet te voorspellen ritme. Gevolg, scheel kijken, hoofdpijn, heel weinig slapen en een zuinig maagje. Maar dan kakt de wind in, de motor draait een hele nacht en dat slaapt toch goddelijk, heerlijk zo'n ronkertje naast je oor, echt waar! Zondag gooien we de halfwinder in de strijd waarmee we bij 6-12 knopen wind een voortgang halen van vijf knopen over de grond, twee knopen meer dan met de genua. Als middernacht de wind echt weg is, de boot daardoor niet op koers blijft en dus de halfwinder twee keer bak staat (ooh help, gelukkig niet in mijn wacht) is Warren het zat, trekt de halfwinder terug in de slurf en ruimt alles op. De motor mag weer aan, de nieuwe stuurautomaat werkt als een trein. Deze rit zijn alle nachten allemachtig donkerzwart, zonder ster of maan, de dagen overwegend grijs, fris en bewolkt. Maar voor het eerst hebben we ons zeilpak niet meer aan. Vandaag breekt dan eindelijk echt de zon door en wordt het een behaaglijke 17 graden. We voelen ons weer terug op aarde, drinken buiten onze eerste kop koffie met opgeklopte melk en nemen 's middags een glaasje papayasap met een chipje. Warren geeft de kuipbanken een schrobbeurt met zeewater waar ze echt schoon van worden, ik geef mezelf een schrobbeurt. De hele dag dobberen we zachtjes in de goede richting, amper wind, amper voortgang, heerlijk rustig maar dat hoort bij onze taktiek. We willen niet in de nacht aankomen, dus gaat de motor pas vanavond aan en denken we morgenvroeg rond 10 uur binnen te lopen bij de jachtclub van Antofagasta. Ik heb net de eerste wacht van Warren overgenomen. Het is tijd om even buiten een rondje uitkijk te houden voor andere schepen, in deze zeven dagen zijn er pas twee gepasseerd op zo'n 9 mijl afstand. Achter ons zie ik de vage gloed van de dag die voorbij is, voor me als ik mijn ogen toeknijp, denk ik een heel wazige weerkaatsing in de lucht te zien van de lichtjes van het vaste land. De zomertijd is gisteren ingegaan in Chili, de korte broek ligt al klaar.

Woensdag 3 november 2010     Antofagasta, in de woestijn

Sneller dan verwacht staan we na een week al op het droge. En eigenlijk zijn we daar wel blij mee, behalve dat we niet meer naar ons eigen toilet kunnen.....ook niet als we echt moeten. Na onze spectaculaire doorvaart tussen de havenhoofden over twee meter hoge brandingsgolven, ligt het aan de steigers ook niet echt lekker rustig. Als er verder naar het zuiden veel wind is geweest, resulteert dat in hoge golfslag langs de hele kustlijn naar boven toe. De schuimende witte golven slaan met veel herrie stuk op de ondiepe rotskust en de swell loopt verder de haven in. Om over de steigers te lopen, heb je een goed evenwicht nodig. Hij rukt en danst met onverwachte bewegingen op en neer, zo ook de boten. De lijnen hebben veel te verduren, 1 landvast is na een paar dagen al doorgeschavield. Zodra Nightfly in de kraan hangt uit te druppen, zien we dat de opgelopen schade aan de kiel ( in Antarctica op de rotsbodem) erg meevalt. Een strook van zo'n tien centimeter over de hele breedte is compleet gestript, alle verf verdwenen en roest daarvoor in de plaats. Onder het roest zie je het blanke staal, dus dat is gelukkig niet aangetast. De rest van het onderwaterschip ziet er prima uit, geen enkele aangroei. Alleen de zink anodes zijn nagenoeg helemaal weggevreten. Twee nieuwe lagen anti-fouling moet voldoende zijn voor het komende jaar in de warme Pacific. Onze maat anode is hier niet te krijgen, dus besluit Warren dat hij ze zelf op maat gaat maken. We bestellen een blok van vijf kilo en van hout maakt Warren een mal. Nu alleen nog smelten en gieten. Ondertussen zijn we al gewend aan de heerlijke temperatuur, overdag 20-23 graden en 's nachts zo'n 14 graden. Altijd zon en het schijnt hier maar liefst 1 keer per jaar te regenen. Antofagasta, een grote niks-aan stad zonder groen, gebouwd tegen hoge kale bruine bergen. Daar omheen alleen dorre droge woestijn, wat een verschil met het zuiden. Voordeel is wel dat alles buiten kan blijven liggen, ramen en deuren open en al het houtwerk binnen goed kan drogen. Direct maar even schuren en opnieuw lakken. In de eerste week maken we kennis met een paar clubleden. Carlos is samen met Luis, een vriend, in drie jaar de wereld rond gezeild en hun boot staat ook op de kant voor de nodige klussen. Na een barbecue op de club nodigen Carlos en zijn vrouw Patricia ons gastvrij uit om bij hun thuis te logeren zolang we hier zijn. Als we in het weekend op hun terras in de tuin lunchen, wordt de verleiding wel groot, maar het is zo onhandig ver weg van de club. En er moet wel gewerkt worden. Wie weet als we straks in december klaar zijn. Op zondagochtend gaan we met Carlos (een andere) en Alejandra mee in hun auto naar Isla Santa Maria en maken met een groepje duikers een prachtige duik langs een wand vol anemonen. Alleen jammer dat onze duikbuddy zo graag meters wil maken, ik kan hem met moeite bijhouden. Gevolg is dat ik veel sneller dan normaal door mijn lucht heen ben. Een dag later nodigt Alejandra ons uit om 's avonds rond acht uur een wijntje te komen drinken. Na een snelle hap te eten, staan we bij hen voor de deur. Ze wonen in een klein appartement in de flat van de club, die staat naast de ingang van het terrein. Komen we binnen, staat er een tafel gedekt met hapjes en is Alejandra uitgebreid aan het koken! Oeps, geloof dat er een extra knoopje open moet. Langzamerhand wordt het tijd om de rugzak in te pakken. Vóór 6 november verloopt ons visum, we gaan lekker op vakantie naar Peru en Bolivia voor een week of drie, vier. Vanavond nemen we de nachtbus van 23.30 uur naar Arica, waar we morgenvroeg arriveren. Dan nog een uurtje met een busje de grens over naar Tacna en we zijn in Peru. Daar maar eens op zoek naar een hostelletje.

Zondag 14 november 2010    Met de rugzak op vakantie naar Peru en Bolivia, de eerste 2 weken.........

Midden in de nacht stopt de bus onverwacht meerdere malen bij een controlepost. In de meest droge en verlaten Atacama woestijn hebben de Peruanen her en der politieposten gebouwd. Geen idee hoe of wat ze controleren, af en toe loopt een uniformpje de bus binnen en kijkt vooral streng. Direct maken lokale mannen en vrouwen gebruik van deze situatie en bieden hun koopwaar luidkeels vanuit de deuropening aan, limonades, water, zakjes met stukjes kip, aardappel en onderin gebrande maïskorrels. Dat smaakt trouwens prima. De dagrit van Tacna naar Arequipa is snikheet, temperatuur in de bus varieert van 27 tot 34 graden. En wij zitten natuurlijk met onze neus voorin op de bovenste verdieping, want we willen niets missen van het uitzicht door de grote ramen waar de zon volop vrij spel heeft. Dat uitzicht blijft urenlang hetzelfde, droge kale roodbruine heuvels en bergen met daartussen uitgestrekte vlaktes waar niets groeit, behalve van tijd tot tijd vierkante onafgebouwde of alweer afgebroken stenen hokjes. De betekenis hiervan ontgaat ons volledig. En plots rijden we een oase in, een dal waar blijkbaar water is, want het ziet er onvoorstelbaar groen uit en dus wonen er mensen. In Tacna scoren we wel nieuwe bergschoenen voor Warren in een van de vele taxfree winkeltjes, maar een lekker koud biertje is nergens te vinden. Dan maar een blikje uit de winkel. Op het busstation van Arequipa krioelt het van de mensen. We hebben geen idee hoever we van het centrum afzitten, dus nemen we maar een taxi. Eenmaal op de weg hebben we nog niet eerder zo'n kluwen van taxi's gezien. Allemaal kleine Japanse autootjes die al toeterend elkaar in de weg zitten en voortdurend in een file van alleen maar taxi's op elkaars bumper rijden. Op internet een hostel gevonden en we laten ons daarheen brengen. Het ligt in een wijk aan de andere kant van de rivier, maar hooguit tien minuten wandelen naar de prachtige oude binnenstad. Ik wilde dat ik een monddoekje had, in de nauwe straatjes blijft de vieze stank van uitlaatgassen hangen. Mudvolle busjes rijden af en aan, waarbij de bijrijder vanuit de open deur zijn bestemming de straat over gilt en gebaart dat er nog veel meer mensen in  kunnen. Een paar honderd meter voor de Plaza de Armas is het Monasterio de Santa Catalina (1579) te bezichtigen. Een overweldigende rust daalt op ons neer zodra we binnen de dikke stenen muren lopen. Meer dan twee uur hebben we nodig om dit compleet ommuurde "dorp" van de ruim 450 nonnen van Spaanse afkomst uitgebreid te ontdekken. Overal nissen, hoekjes, steegjes, binnenplaatsjes en cellen met hele korte houten eenpersoons britsen. Hoe klein waren die nonnen toen in godsnaam. We tellen tientallen ovens van klei waar o.a. brood in werd gebakken. De plafonds zijn zwart geblakerd alsof er gisteren nog een vuur gebrand heeft. "Wat zou ik graag een sprong in de tijd willen maken om te zien hoe ze hier in afzondering leefden", verzucht Warren. Via ingenieuze doorgeefluiken kon de bezoekende familie spulletjes brengen zonder dat er fysiek contact plaats vond. De waterbekkens waar de was werd gedaan, zijn nog goed intact. Warren kan het niet laten om mij dat te demonstreren. Door simpel een steen in een van de gootjes te leggen, verander je de richting van de waterstroom en kan een bekken vollopen. Eenmaal weer buiten de poort horen we vreselijk irritant een telkens herhalend klassiek deuntje, wie heeft zijn muziek zo hard staan? Blijkt dat elke vuilnisauto met zijn eigen favoriet rondrijd, het teken om je vuilnis aan de straat te zetten. Ik denk dat die mannen zelf helemaal gek worden van de hele dag "Für Elise". Op goed geluk lopen we een toeristenbureautje binnen en boeken daar een tweedaagse bustrip naar de Colca Canyon met hostel overnachting in het dorpje Chivay voor de ongelofelijke prijs van 15 euro per persoon. We worden zelfs bij ons hostel opgehaald en weer teruggebracht. De dag hiervoor word ik 's morgens vroeg wakker van de buikkrampen. Een gang naar de toilet geeft een slecht vooruitzicht,diarree.....als water. Na een poging om Warren gezelschap te houden bij een wandeling langs de rivier, geef ik het op en ga terug naar bed. Al rillend blijf ik de rest van de dag onder de dekens en slaap tot Warren weer thuis komt met bruine broodjes, crackers en een rol wc papier. Hoe hou ik dit de komende dagen vol? De bus blijkt geen toilet te hebben, maar we stoppen gelukkig vaak genoeg. Onderweg zien we voor het eerst de Vicuña's, de fijnere uitvoering van de Llama en Alpaca. Hun zachte vacht wordt een keer per jaar geschoren en levert slechts een pond wol op. Daar wordt de meest zachte en warme kleding van gemaakt, die ons de rest van de reis ontelbare malen onder de neus wordt gestopt om te kopen. Bij de eerste stop gaan we aan de Coca thee en kopen een voorraadje Coca bladeren, een remedie tegen hoogteziekte. Langzaam komen we steeds hoger, Arequipa ligt op 2365 m, inmiddels steken we de Patapampa pas over op ruim 4800 m. Daar gaan we even de bus uit en helemaal duizelig en kortademig loop ik mijn billen dicht te knijpen, een vreemde gewaarwording. Ik stop een handje vol bladeren achter mijn kiezen en begin te kauwen. Zodra ik praat, zitten mijn tanden vol groene stukjes, geef mij maar Coca thee. Zou het ook helpen tegen de poeperitus? Peruaanse vrouwen in klederdracht liggen tussen hun uitgestalde koopwaar en proberen elke toerist te verleiden iets te kopen. Zodra je maar iets oppakt om te bekijken, denken ze beet te hebben. Ondertussen lopen hun kinderen achter elkaar aan te hollen, zonder last te hebben van ademgebrek. Zij worden vast geboren met meer rode bloedlichaampjes in hun lijf. In het dorpje Chivay worden we bij verschillende hostels ondergebracht, Wij zitten net buiten de dorpsgrens in een leuk ding. Behalve dat de dekens erg stoffig zijn, hebben we het zeker niet koud 's nachts. Na zonsondergang duikt de temperatuur heel snel naar het nulpunt. Eerst warmen we ons op in de warmwaterbronnen van La Calera, 3 km buiten het dorp. Er zijn zes verschillende baden, drie voor de lokale bevolking en drie voor de toeristen. Ook hier bereik ik op het nippertje de toilet. Tot zover gaat het nog steeds goed, behalve dat mijn maag bijna niets wil eten. Tijdens het uitgebreide lunchbuffet heb ik moeizaam op mijn bruine broodje zitten knauwen. Bij het diner waag ik me, naast de loperamide pillen aan een gevulde soep, terwijl we vermaakt worden met folkloristische dans en muziek. Twee stellen dansen telkens in andere kleding op de panfluit muziek en worden de gasten uitgenodigd mee te doen. Na vier deuntjes lijkt het allemaal op elkaar. De volgende ochtend vertrekken we om zes uur en rijden een paar uur over een onverharde stoffige weg langs diepe dalen waar aan weerszijden tegen de bergwand de oude terrassen van de Inca's liggen, richting de Colca Canyon. Rond 9.00 uur geven elke dag weer een aantal Condors hun show weg, en wat voor een! Het duurt eventjes, maar dan vliegen een stuk of vijf jonge en volwassen Condors vlak voor onze neus. Eigenlijk vliegen ze niet, maar zweven statig op hun gespreide vleugels die een spanwijdte hebben van meer dan drie meter. In Patagonië hebben we ze al vaker mogen aanschouwen, maar nooit zo dichtbij op ooghoogte, een magnifiek gezicht. Afgelopen nacht werd ik wakker met een vervelende druk op mijn borst, de hele dag blijft dat flink pijn geven bij de minste inspanning. Tsjonge, ik dacht dat ik wel wat conditie had, maar dat heeft hier niets mee te maken. Op de terugweg rijden we door een tunnel van 400 m lang. Onze gids vertelt dat, als je gedurende dat stuk je adem in kunt houden, je een wens mag doen. Zodra we de eerste 20 meter in het donker gepasseerd zijn, hap ik al hijgend naar adem.Van de 16 mensen in ons busje zijn er twee die een wens mogen doen, Warren doet trots de zijne in stilte. Aan het einde van de middag rijden we de buitenwijken van Arequipa weer binnen. Het biedt een troosteloze aanblik, geen huis is afgebouwd, vanaf de eerste verdieping steken de betonnen matten de lucht in en ze zullen ook nooit verder afgemaakt worden. Allebei krijgen we een unheimisch gevoel en verlangen naar ons eigen huisje waar het er gezellig en huiselijk uitziet. Maar zover is het nog lang niet, er is nog veel te bekijken. In de grote markthal voelen we ons weer helemaal prettig, een kleurrijke uitstalling van glimmend fruit, prachtige groente en zakken vol met vreemde wit uitgeslagen steentjes. "Wat zijn dat voor dingen?" vragen we aan de bijna slapende dame. Het zijn gedroogde soorten aardappels, door ze even in water te weken, zijn ze voor verdere bereiding klaar. Of je kauwt er gewoon zo op, wat we veel vrouwen zien doen. Bij de fruit dames laten we ons een overheerlijke verse vruchten shake maken, boordevol vitamientjes. De laatste ochtend ontbijten we op de eerste verdieping van de galerij rondom de Plaza de Armas, het altijd bevolkte plein waaraan de statige kathedraal pronkt, evenals oude koloniale hotels en leuke cafés. Het centrum van deze grote stad heeft ons hart toch wel gestolen.

Met de nachtbus laten we ons verder landinwaarts brengen naar Cusco (3360m), de "navel van de wereld" volgens de oude taal Quechua, gesticht in het jaar 1200 n.C. door de Inca Manco Capac. Ik slaap erg slecht deze nacht door het gekramp van mijn darmen, bovendien is het koud in de bus. Warren wordt wakker met een stijve nek van de tocht langs het raam. Voordeel van de nachtbus is dat je de dag vroeg begint.  Rond 8.00 uur staan we bij een hostel op de stoep, verlossen onszelf van de rugzak en gaan naar het centrum voor een ontbijtje. Daarna naar het plaatselijke VVV kantoor voor een plattegrond en uitleg over deze interessante stad. We kopen een Boleto Turistico General, een ticket dat tien dagen geldig is bij het bezoeken van de belangrijkste opgravingen en wat musea in en rondom Cusco. Die musea mogen ze van ons schrappen, dat stelde niet veel bijzonders voor. Het Inca museum waar vrouwen o.a. de oude weeftechniek laten zien, vinden we zeker de moeite waard, maar die hoort er niet bij.....evenals Coricancha (Gouden Hof), de tempel van de zonnegod Inti. Ongelofelijk, maar de oorlogszuchtige Spaanse conquistadores plunderden al het goud en zilver, sloopten de tempel en bouwden bovenop de fundamenten hún kerk. Dat gebeurde bij heel veel Inca tempels. Als we na een museum bezoek op het grote grasveld lopen, komen er opgewonden schoolmeisjes op ons af. "Por favor, un foto!". Hilarisch, ze willen een voor een met ons op de foto, wij zijn ook een bezienswaardigheid! De eerste dagen zeggen we nog beleefd "no, gracias" tegen de bedelende vrouwen en kinderen in de traditionele Inca kleding. Ze lopen met een klein lammetje op hun arm, zeggen dat het een Llama is en denken dat wij wel met hen op de foto willen, tegen betaling uiteraard. Op de trappen van de grote kathedraal aan wederom het Plaza de Armas gezeten, worden we flauw van de leurende jongens met ansichtkaarten of sieraden, van de vrouwen met hun kind op de rug en in hun armen stapels truien, omslagdoeken of een koelbox met twijfelachtige ijsjes. Jonge smoezelige schoenpoetsertjes wijzen telkens op onze stoffige schoenen. Morgen doen we de slippers aan.  Eén van die ventjes loopt een stukje met ons op en vraagt hoe we heten. "En jouw naam?", heel eigenwijs antwoordt hij "Pablo Picasso" en we moeten moeite doen om niet te lachen. Werkelijk iedereen is op het toerisme gericht. Ik laat me toch verleiden om een heerlijk warme Alpaca trui te kopen, waar ik de rest van onze reis veel plezier van heb. Inmiddels ben ik meer dan vijf dagen aan het ontwateren in plaats van ontlasten, dit kan niet zo door gaan. Een gang naar de apotheek dan maar. De dame vraagt hoelang al en wat voor medicijnen ik gebruik. Met drie doosjes loop ik de deur weer uit, antibiotica, een medicijn met loperamide en een middeltje om de flora en fauna van mijn darmen weer tot leven te brengen. Ik mag in mijn handen of beter billen knijpen dat het nog steeds goed is gegaan. Maar dan houdt ook dat geluk op. Notabene voor de deur van ons hostel kunnen mijn sluitspieren het niet meer redden, de sluis gaat open en ik doe het letterlijk in mijn broek, wat een shitzooi. Na een eerste spoelbeurt lever ik de was in, ook ons hostel heeft gelukkig een wasservice. Na ruim 1 week te leven op soepjes, brood en crackers krijg ik langzaam aan eindelijk weer trek bij het lezen van een menukaart. Daarop staan veel gerechten met Alpacavlees, straks in Bolivia verandert dat in Llamavlees. Maar kip is toch wel nummer 1 op het menu. Overal zie je kippen draaien aan het spit, makkelijk te bestellen, een kwart, een halve of een hele kip. De hele dag door is men bezig met eten bereiden, niet alleen in de restaurants, maar ook op straat. Ieder heeft zijn eigen plekje en vanaf 's ochtends vroeg staat de gevulde soep al te dampen en hebben ze genoeg klandizie op dit vroege uur. Van de geur van al het eten worden wij snel onpasselijk. De Iglesia de San Francisco lijkt gesloten, maar een soort van koster loopt op ons af en biedt aan ons rond te leiden in de kerk met aangebouwd klooster uit de 17e eeuw. De entree is 5 soles, iets meer dan een euro en met een dikke sleutelbos in zijn hand gaat hij ons voor. Elke deur wordt zorgvuldig achter ons weer afgesloten, een echte privé rondleiding volgt. Vol verve verhaalt hij over de talrijke schilderijen uit de koloniale tijd, uitgesleten traptreden brengen ons naar een van de grootste afbeeldingen van het continent, een stamboom van de orde met 683 personen op een doek van 12 x 9 meter. Op het prachtige koorgestoelte van cederhout achteraan bovenin de kerk zaten ooit 90 monniken met in het midden een enorme standaard voor de dikke kerkboeken, dat met de hand werd rondgedraaid. De koster vraagt onze camera en maakt hier en daar een foto van ons om vervolgens zijn wijsvinger op de lippen te leggen, ssstt niet zeggen, het mag eigenlijk niet. We zijn erg gecharmeerd van zijn inbreng en verhaal en overleggen even wat we aan fooi zullen geven. Hij staat al klaar met opgehouden hand waar we 10 soles inleggen. Hij schudt zijn hoofd, "ik heb ook foto's van jullie gemaakt, een beetje meer, doe maar 10 erbij". Lachend laat Warren daarna zien dat dan de portemonnee echt leeg is. We nemen hartelijk afscheid en vonden dit een toppertje. In een middag excursie bezoeken we de dichtbij gelegen Inca ruïnes dat vooral snelle bezoekjes worden door de vele bussen die allemaal hetzelfde op het programma hebben staan. Op zondag gaan we op eigen houtje met de lokale bus naar Pisaq (2970m), de rugzakken gaan op het dak en wij vinden een plaatsje achter in de bus. Men heeft ons vertelt dat de lokale markt daar speciaal op zondag de beste plek is voor de beste prijs als je iets Peruaans wilt kopen. Eerst maar even een bedje voor de nacht zoeken. De meeste hostels hebben een binnenplaatsje waar omheen de kamers op de eerste verdieping liggen. De gastvrouw is hoogzwanger, rond de jaarwisseling is ze uitgeteld. Tot onze verbazing hangen er in de ontbijtkamer blauwe ballonnen, allerlei nog ingepakte cadeaus en een groot papier aan de muur met daarop gedrukt "Babyshower Gustavo". Het is de gewoonte in Peru dat men het geslacht van de baby al vroeg weet, met iedereen deelt en ook al de naam bekend maakt. De aanstaande opa en oma zijn spoorslags uit Lima gekomen om dochterlief de laatste weken door te helpen. Met een collectivo (taxi die gedeeld wordt) gaan we met een vader en dochter de 13 kilometer slingerende weg omhoog naar de Inca ruïnes van Pisaq. Bij elke S-bocht toetert onze chauffeur luidruchtig ten teken dat hij er aan komt. Ondanks dat er een tegenligger aankomt, haalt hij op een recht stuk in, we houden ons hart vast. Dat moet hij zelf ook gedaan hebben. Na deze manoeuvre die goed afloopt, pakt hij dankbaar een van de drie rozenkransen vast die aan het achteruitkijk spiegeltje hangen, kust een afbeelding van een heilige die er naast hangt en maakt een kruisteken. Je zou ook gewoon wat rustiger kunnen rijden.....De 400 m hoger gelegen ruïnes zijn indrukwekkend. Ze liggen op een smal vooruitstekend rotsplateau, omgeven door talloze landbouwterrassen met een uitgekiend irrigatiesysteem. Ook hier vinden we een zonneheiligdom, Intihuatana, Ankerplaats van de zon. Een van de grootste Incabegraafplaatsen van Peru ligt op een steile helling aan de andere kant van het dal, talrijke gaten in de rotswand waarin zo'n 2000 graven zijn gemaakt en de overledenen in hurktoestand werden bijgezet. Vanaf deze hoogte kijken we ver de Valle Sagrado in, het Heilige Dal van de Inca's, een vruchtbaar waterrijk dal waar de rivier Urubamba stroomt. Afdalend over een avontuurlijk pad komen we telkens bij andere gedeelten van de ruïnes zonder dat het verveelt. We hebben de hele middag en kunnen rustig de tijd nemen, wel zo verstandig bij dit warme zonnige weer. Voorzichtig gaan we tree voor tree de steile trappen langs de terrassen naar beneden, vroeger zag dat er vast wat vlotter uit dan onze houterige bewegingen. Warren gaat een stuk vooruit en maakt een foto van mij nog bovenaan, bijna niet te ontdekken. Je zult het maar elke dag moeten beklimmen en dan nog met van alles op je rug. Moe maar voldaan lopen we nog even over de markt, dingen af op een paar mooie souvenirs en vinden een schaduwrijk terrasje waar ze heerlijk koud bier schenken!

Vrijdag 19 november 2010        Machu Picchu en omliggende bijzonderheden. 

Mijn blouse plakt tegen mijn arm, het hoofdje van het Peruaanse meisje dat tegen me aanleunt is helemaal bezweet en warm. Het busje zit propvol, we zitten op en tegen elkaar gedrukt. Iedereen die langs de weg zijn hand opsteekt, mag erin. Wij kijken elkaar aan "waar moeten die zitten????". Inmiddels tellen we 23 volwassenen in ons Japanse busje dat ons naar Ollantaytambo (2750m) brengt, kinderen nog niet meegerekend. Een oud vrouwtje zit bij iemand op schoot, een viertal mannen staan krom bij de deuringang, het busje is te laag om te kunnen staan. Tussen de benen staan verdrukte tassen met groenten en overige bagage. En naast me zit een Indiaanse moeder met op haar rug de traditionele felgekleurde draagdoek waarin haar 1,5 jarige dochtertje slaapt. Er beweegt inmiddels van alles onder die doek en na wat hulp van mij komt een donker koppie met pikzwarte staartjes tevoorschijn. Ze knijpt haar kraaloogjes dicht tegen het felle zonlicht en valt als een slappe vaatdoek tegen mijn schouder weer in slaap. Haar kleertjes zijn vuil, haar oren zitten vol vuil, wat zou ik ze graag in bad stoppen. Op het plein stopt de bus en onze stoffige rugzakken worden van het dak gehaald. Het is nog steeds prachtig weer, ondanks dat volgens de kalender de regentijd aanbreekt in november. Het lijkt ons slim om daar niet op te gaan wachten, dus pakken we dezelfde middag de trein door naar Aguas Calientes (1900m), het dorp dat als uitvalsbasis dient voor het bezoeken van Machu Picchu (2425m). Nadat we happend naar adem hollend de trein op tijd bereiken, vallen we bezweet in de ruime treincoupe op de stoelen neer. We kijken door de panoramaramen naar de Urubamba rivier waar de trein tsjoeketsjoek naast rijdt. Langzaamaan worden de naastliggende bergen steeds hoger en grilliger, het gebied waar de Inca trail naar Machu Picchu wordt gelopen. Wij zijn niet van die lopers, dus zitten we heerlijk ontspannen in de trein. Tot nog toe hebben we niet echt hoeven zoeken naar een hostel, overal bij aankomst worden de folders vanzelf onder je neus geduwd. En meestal voldoen ze aan onze normen, zeker hier in Aguas Calientes, de eerste keer dat de douche ook echt heet water geeft. Onverwacht komen we Riki en Oded uit Israel tegen, dit echtpaar zat bij ons in de bus tijdens de 2 daagse trip naar de Colca Canyon. Grappig, zo komen we vaker "bekenden" tegen in dit grote land. Het gehalte Nederlanders wordt trouwens ook groter in deze omgeving. Voordat we gaan slapen, regelen we de toegangskaarten voor Machu Picchu en de buskaartjes voor de rit naar boven. Lang voordat de haan iedereen wakker kraait, hebben wij ons bedje al verlaten. Om met de eerste bus van 05.30 uur mee te kunnen, moet je rond 04.00 uur op de stoep in de rij zitten, zodat je als een van de eersten boven komt. Wij willen ook graag de 2700 m hoge steile Huayna Picchu beklimmen. Per dag worden slechts 400 toeristen in twee groepen toegelaten en om het felbegeerde stempeltje daarvoor te krijgen, moet je er vroeg bij zijn. Dat lukt, we hebben nummer 8 en 9 en kiezen voor de eerste horde van 07.00 uur. Heel apart, nog geen mens te zien op deze veelbesproken plek, alleen de zon en de opstijgende ochtenddamp. We laten de ruïnes van de oude Inca stad nog even voor wat ze zijn en gaan naar de toegangspoort voor Huyana Picchu. We schrijven onze naam in een boek met daarachter onze vertrektijd, go! Ondanks het vroege uur is de zon al warm. Het grootste deel van de klimpartij hebben we schaduw van de uitbundige subtropische flora en fauna. Het valt niet mee, elke 10 treden moet ik stoppen om de ademhaling te kalmeren, nog maar wat coca bladeren achter de kiezen stoppen. De uit rotsen gehakte treden zijn soms zo hoog, dat mijn benen een handje nodig hebben om hoger te komen, ze voelen steeds meer als rubber, god wat is dit vermoeiend. Compleet bezweet komen we na een uur boven op de top aan, waar ons een magnifiek uitzicht wacht op de onder ons gelegen ruïnes van Machu Picchu, wat een beloning! Onderweg zijn we een paar keer ingehaald, maar meer dan 15 mensen zijn er nu niet hier samen met ons. Veel meer kunnen er trouwens ook niet tegelijkertijd zijn, want op de top zijn er alleen grote rotsblokken waar we op kunnen zitten. Ik had op een groen grasveldje gehoopt. Een gekke Japanner kleedt zich uit en met niet meer dan een lendendoek aan poseert hij als een warrior voor de foto. Zelfs hier op deze hoogte hebben de Inca's terrassen en huizen gebouwd, zo hoog mogelijk dicht bij de zon. Hoe ze alle materialen hiervoor boven hebben gekregen, is ons een raadsel. Na een aantal foto's gemaakt te hebben, dalen we weer af. Eerst een ongelofelijk lastige steile smalle stenen trap af, soms op handen en voeten  klauterend, daarna volgt dezelfde route naar beneden  als dat je omhoog gaat. Heel leuk om dan al die zwoegende, zuchtende en zwetende mensen tegen te komen die smekend vragen of ze er al bijna zijn. Nadat we ons weer uitklokken na ruim twee uur, lopen we door de Inca stad, waar het inmiddels al een stuk drukker is geworden. We wandelen via de woonwijk en de ambachtswijk langs de tempel van de Condor naar de landbouwterrassen waarlangs het huis van de terrasbeheerder is gebouwd. Bovenaan de terrassen, waar tamme lama's grazen, loopt het oude Inca pad waar over de echte wandelaars na 3 of 4 dagen Machu Picchu bereiken. Verderop passeren we het paleis van de prinses, de zonnetempel, het koninklijk paleis en een lange trap omhoog leidt ons naar de Intihuatana, de Ankerplaats van de zon, die in meerdere plaatsen terug te vinden is. Volgens de legende was dit het belangrijkste heiligdom van de stad. Deze 1.80 m hoge granieten steen met een oost-west diagonaal speelde een belangrijke rol voor het berekenen en de controle van de kalender en bij de bepaling van de regentijd en het tijdig zaaien. Over het Centrale Plein slenteren we geïmponeerd en inmiddels aardig moe geworden richting de uitgang. De zon hoog aan de hemel vertelt dat het rond het middaguur is, het wordt ons te heet onder de voeten. Op een terrasje in Aguas Calientes smaakt het koude biertje goddelijk, maar geen reden om langer dan nodig hier rond te hangen. De uitbaters van de naast elkaar gelegen restaurantjes staan om het hardst te roepen naar de toeristen die langs lopen "kom hier eten, wij zijn beter dan de buurman". Vreselijk irritant, dus we verlaten dit dorp via de achteruitgang. Met nog een handjevol toeristen gaan we met de tsjoek tsjoek trein naar de verderop gelegen Hydro elektrische centrale alwaar wat taxi's staan te wachten. Samen met twee Franse jongens bedingen we een prijs voor de twee uur durende rit over een onverharde weg die bezaaid ligt met stenen die ontweken moeten worden. Grote stofwolken van de voor ons rijdende auto waaien ons raampje binnen, het is bloedheet in de auto. De Urubamba rivier blijven we zien, dan weer naast ons, dan weer klimmen we langs de bergen omhoog en schittert het roodbruine water diep onder ons. In Santa Teresa stoppen we even waar een verkoopstertje met bekertjes ijsvla goede zaken doet voor 5 dorstige mensen. In Santa Maria stappen we over in een 12-persoons Van, onze bagage gaat in het rek op het dak, onderweg worden daar nog 10 mountainbikes bij op gezet. Nu kunnen de ramen echt niet meer open, teveel stof om ons heen. Vier uur lang draaien we bocht na bocht op een gatenweg over naar beneden stromende smeltriviertjes die de weg oversteken. Er wordt overal hard gewerkt om de weg klaar te maken voor verharding, maar gelukkig bereiken we voor het donker de reeds geasfalteerde weg. We stijgen hoger en hoger naar de Abra Malaga pas op 4350m. Dan rijden we in het donker in de regenwolken, onze chauffeur heeft de snelheid drastisch verlaagd. Na deze vermoeiende rit komen we hongerig aan in Ollantaytambo waar we een twijfelachtig hostel vinden. We verorberen de lokale specialiteit Truchas, gebakken zalmforel en duiken daarna snel onder de dikke laag dekens. Toegang tot de ruïnes hier is ook op ons Boleto Turistico inbegrepen, maar kan ons niet zo pakken. Na Machu Picchu wordt dat natuurlijk ook wel lastig.

Met het lokale busje komen we in Urubamba waar we met een grote bus verder kunnen naar Moray. We vinden achterin nog net twee vrije stoelen, maar het wordt een hele klus om weer uit te stappen. Het gangpad staat helemaal vol met mensen en tassen. Niemand gaat echt aan de kant, dus wringen en duwen we ons naar voren. De komende uren zitten we in een privé taxi en onze chauffeur brengt ons naar de cirkelvormige landbouwterrassen van de Inca's waar ondanks de hoogte een eigen micro-klimaat heerste, goed voor het ontwikkelen van diverse soorten graan. Voordat we doorrijden naar de Salinas, de zoutterrassen, moet er nog even getankt worden in Moras. De chauffeur vraagt of Warren even voor kan schieten voor het afrekenen van de 5 liter benzine die met een trechtertje in de tank wordt gegoten. Bij een poort hangt een stok met een blauw stuk plastic aan de muur, ten teken dat hier chicha wordt gebrouwen, een beetje zurig smakend maisbier. Onze gids is dorstig en we worden uitgenodigd om mee te drinken. Op de binnenplaats lopen kippen en een paar koeien. De boer haalt een tweeliterkan bier tevoorschijn en zijn vrouw brengt haastig twee grote glazen. Ik kijk even naar binnen en zie in een vierkant donker hok een aantal mannen en vrouwen langs de muren zitten, allemaal aan het bier. Wij samen hebben aan een glas meer dan genoeg, maar de chauffeur slaat er wel drie achterover. Volgens zijn zeggen zit er geen alcohol in, zijn rijstijl verandert in ieder geval niet. De zoutterrassen liggen in een kom van heuvels, ontelbaar veel rechthoekige bekkens waarin zout wordt gewonnen door de natuurlijke verdamping van water dat uit een hoger gelegen zeer zouthoudende bron stroomt. De chauffeur zet ons weer af bij de bushalte waar we opgepikt zijn en nemen de eerstvolgende taxi die ons weer in Cusco aflevert. Het is een mooie rit door een glooiend landschap met roodbruine akkers tegen een achtergrond van de gletsjers van de Andes, door de Spanjaarden zo genoemd naar de andenes, wat betekent terrassen. Warren heeft het diarree stokje van mij overgenomen en we besluiten een dag extra in Cusco te blijven. Ook nu weer biedt de wasserette uitkomst als het bij Warren fout gaat. Het geeft een verbonden gevoel. Twee dagen loopt hij met zijn ziel onder de armen, helemaal vervelend van de buikkrampen. We hangen op de bankjes op de Plaza, maar Warren mag van de Policia Turistica niet langer dan een half uurtje blijven liggen, dat gaat verdacht veel lijken op landloperij. Dus keert hij weer terug naar ons hostel, waar we eigenlijk al uitgecheckt hebben. Terwijl ik alleen door de stad slenter, mag hij de rest van de middag op een bed liggen totdat we naar het busstation moeten voor het vervolg van de reis. Ondanks een gewelddadige staking in Puno, vinden we toch een busmaatschappij die naar het Titicacameer vertrekt. We zijn benieuwd hoever deze nachtbus gaat komen....Met een heerlijk bericht dat ons derde kleinkind op komst is en de eerste echo van de baby van Sandra en Jaap goed is, vallen we in slaap!

Zaterdag 4 december 2010   Het Boliviaanse avontuur, daarna weer heerlijk naar huis op de Nightfly    (Aukje, proficiat).

"Dat brood lijkt wel van vorige week, ongelofelijk wat een droge hap", mopper ik en neem snel een slok thee om de boel door te spoelen. Warren zit naast me in de cafetaria op het busstation in Puno een beetje sneu naar zijn gebakken ei te kijken. Voor zijn maag is het nog te hoog gegrepen en hij schuift het vettige bordje van zich af. Een krom lopende Indiaanse vrouw in vuile kleren houdt bedelend haar hand op. Ze zal vast honger hebben, dus Warren schuift het bordje met ei in haar richting. Ze prikt er wat in met haar lange wijsvinger, kijkt ons geringschattend aan en loopt door naar de volgende tafel. Nou ja zeg, dan niet! Ze krijgt vast spijt, want van de uitbater krijgt ze 2 droge broodjes. Daar had dat ei nou heerlijk op gesmaakt, mevrouw. Zonder enig oponthoud heeft de bus Puno bereikt, de stakingen blijken van korte duur geweest te zijn. We zijn weer op een respectabele hoogte van 3828m en de lucht die we inademen is erg ijl. Zodra we onze kamer op de derde verdieping van een hostel hebben gehaald, lopen we beiden te hijgen als een paard. Ondanks dat we al langere tijd op hoogte reizen, blijft het een aanslag op onze longen, simpelweg te weinig zuurstof in deze lucht. En elke keer als we de neus snuiten, komt er bloed mee. De hele dag lopen we dan ook met wc papier op zak, voor meerdere noodsituaties bedoeld. Al heel snel komen we tot de conclusie dat deze laatste stad op Peruaans grondgebied geen hoogvlieger wordt op onze vakantie, ondanks die 3800 meter. Een vuile, saaie stad van vergane glorie, met als grootste trekpleister Las Islas Flotantes, de drijvende Uros eilanden in het Titicacameer die alleen voor de toeristen in stand worden gehouden. We bezoeken ze met het idee 'je moet ze gezien hebben'. Zo'n veertig naast elkaar drijvende eilanden gemaakt van metersdikke lagen bies worden bewoond door nu nog 1000 Uro-indianen. In klederdracht gestoken verwelkomen de vrouwen al zingend en dansend de buitenlandse portemonnees, waarna alle (zelf?) geweven dekens, wandkleding en doeken uitgestald liggen te lonken om gekocht te worden. Aan hun lange dikke zwarte vlechten hangen van kleurige wol gemaakte kwasten. Als ik daar een foto van maak, wordt direct de hand opgehouden voor geld. Ze kleden ons aan met speciale kleding die bij feesten worden gedragen. Warren vindt het maar niks zo'n verkleedpartij. We vermaken ons beter op de lokale markt in de stad, waar de meest uitgebreide verzameling verroeste moeren en bouten wordt aangeboden, fleurige kleden en hoedjes. De vrouwen hebben het hier niet makkelijk. Allemaal lopen ze zwaar beladen met op hun rug een volgeladen doek, in elke hand een geknoopte doek vol spullen en meestal ook nog ergens een bungelend kind. Een drietal jonge meiden loopt op ons af en eentje vraagt giechelend en zenuwachtig of ze ons mogen interviewen. Huiswerk van school. Gewapend met een schriftje waarin de vragen zijn opgeschreven en een telefoon die dienst doet als recorder voor geluid én beeld stellen ze in moeizaam Engels hun vragen. Gelukkig kunnen we meelezen in hun schrift, zodat we snappen waar ze het soms over hebben. Met veel geproest en gelach komen ze alle drie aan de beurt, wij om en om. Omstanders staan geamuseerd mee te luisteren. Als we meer vertellen dan alleen een antwoord op hun vraag, kijken de meiden elkaar dommig aan, ze hebben geen idee wat we zeggen. Hun Engelse leraar is nog lang niet werkeloos. Teruglopend naar het centrum komen we langs een sporthal en kijken even binnen. Hoe toepasselijk, op zaterdagmiddag is de volleybal competitie bezig. Enthousiast en met enige heimwee volgen we twee dameswedstrijden en constateren dat de meiden absoluut geen last hebben van de ijle lucht. Ook niet van de betonnen vloer waar ze op spelen, maar ik zie er dan ook geeneen die duikt naar de bal. Voor de kerk op de Plaza lopen een aantal geüniformeerde agenten en nieuwsgierig als we zijn vragen we of er iets bijzonders te doen is. De kerk blijkt vol te zitten met familieleden van een grote groep agenten, jongens en meiden, die hun afstudeer plechtigheid vieren. Helemaal in de plooi, vaders strak in pak, moeders in hun mooiste jurken en vlechten, overal worden er trots foto's gemaakt. Buiten bestrooien ze elkaar met confetti op het hoofd. "Is dat om geluk te wensen?" vraag ik aan een stralende moeder. "Si si!", vervolgens komt Pa op ons toegelopen en laat een handvol confetti op ons hoofd en in de nek dwarrelen. Bij het uitkleden 's avonds als we naar bed gaan, wordt de vloerbedekking bezaaid met confetti. Via de mail hebben we een eetafspraak gemaakt met Diederik en Christien van Rhythm of Life die ook een rugzakreis maken, maar in omgekeerde volgorde dan wij dat doen. Zij komen nu uit Bolivia en hebben Peru nog tegoed. Tijdens een lekker maaltje met dito wijntje praten we gezellig bij en geven elkaar tips over de reeds bezochte plaatsen.

Tijd om Peru te verlaten, maandagochtend pakken we de bus naar Copacabana, een dorp aan de zuidkant van Titicacameer. Een paar kilometer voor het dorp steken we wandelend de grens met Bolivia over en wisselen de overgebleven Peruaanse sol om voor de Boliviaanse bol. Vanaf de oever kunnen we mijlenver het hoogst gelegen meer (3808m) ter wereld opkijken. Na ruim twee uur varen dropt een motorboot ons aan de noordoost kant van Isla del Sol, waar volgens de overlevering de zon geboren is. We bewandelen het rotsachtige zandpad over de bergkam van het eiland naar Yumani aan de zuidkant gelegen, zo'n 9 kilometer waar we drie uur over mogen doen. We hebben die tijd wel nodig, dankzij de vele stops om tussentijds op adem te komen. Het is helder, zonnig weer en het uitzicht is fantastisch. We halen de boot van 16.00 uur zelfs met een biertje achter de kiezen. En dan is de big city La Paz aan de beurt, de hoogst gelegen hoofdstad ter wereld (3660m), ze doen hier allemaal aan records. Onderweg erheen moet Estrecho de Tiquina overgestoken worden, dit water scheidt Lago Titicaca van een kleiner naast gelegen meer. Een brug ontbreekt, dus hebben ze bootjes ingezet. Maar de bus kan alleen zonder passagiers apart overgezet worden op een platte bark, wij kopen een kaartje voor een klein motorbootje die ons naar de overkant vaart. Bij La Paz schrikken we van de drukte, de bende en de armoedige huizen die de buitenwijken overspoeld. Een stad met een wirwar aan straten, die je verrassend vanzelf naar het centrum voeren. Alles loopt namelijk naar beneden, de stad is gebouwd in de kom van een canyon wat een bijzonder beeld geeft als je vanaf de Alti-Plano de stad benadert. De enorm steile straatjes vergen van ons weer de nodige inspanning. Werkelijk elke vrije plek op de stoep en langs de straten wordt bevolkt door marktkramen, de auto's en bussen kunnen er maar amper door, niemand gaat aan de kant. Het is ons al eerder opgevallen dat overal soort bij soort staat, ook hier weer, tientallen kramen naast elkaar met alleen maar aardappels in allerlei maten, een straat vol met mannenkostuums, een straat vol Indiaanse rokken, bedden, pasta's, elektronica, een oplichtende straat (alle soorten lampen en lichten die staan te knipperen). We kijken onze ogen uit. Als we honger krijgen, gaan we op zoek naar restaurant Sol y Luna, dat door een Nederlander gerund wordt. Op de menukaart komen we likkebaardend bekende gerechten tegen, broodje kroket met mosterd en hutspot met jus en een gehaktbal. Het voelt even of we in Nederland zijn, alleen missen we de uien tussen de enigszins schaarse wortelen. Uiteraard horen we veel Nederlands om ons heen, want elke backpacker schijnt op de hoogte te zijn van dit gezellige tentje. Ook hier lopen veel schoenenpoetsers op zoek naar vuile stappers, met een groot verschil dat de jongens een bivakmuts dragen. Ze schamen zich voor hun baantje en willen niet herkend worden. Handig om vooraf te weten, want je schrikt toch even. Het volgende traject heb ik het even he-le-maal gehad met mijn omgeving. Een vieze bus met kapotte stoelen, triest landschap met armoedige dorpen, overal liggen bergen afval langs de weg en een vrouw voor me die haar uitgekauwde eten door het raam naar buiten wil gooien, maar het valt in het gootje precies in mijn blikveld. Alsof ik gehypnotiseerd ben, moet ik ernaar blijven kijken. Gatver, straks waait het in mijn gezicht! Aangezien er geen toilet in de bus is, zet de chauffeur na 4 uur zijn vehicle in de kale vlakte langs de weg. Nagenoeg iedereen haast zich naar buiten, de vrouwen tillen hun rokken op, stropen de maillot naar beneden en laten de boel lopen. Ik kijk rillend vanachter het raam hoe de rokken absorberend zijn, waarna de vrouwen weer lekker op hun stoel terugkeren. Gelukkig wordt het laatste gedeelte van de reis ons uitzicht beter, rood en bruingele bergen naast diepe ravijnen die door de erosie een futuristisch uiterlijk hebben gekregen. Bij aankomst in Potosi (4070m) regent het en heeft Warren een barstende hoofdpijn. In een voormalig Carmeliten Monasteria met twee kleine binnenplaatsjes zit ons hostel waar we 's nachts happend naar adem wakker worden. Niet zo gek, want met zeven dekens op je lijf ligt het behalve lekker warm wel erg zwaar. Potosi is een oude zilvermijn stad met prominent aanwezig Cerro Rico, de gevreesde maar o zo belangrijke rijke berg. Een berg vol met zilver die de stad in de 16e eeuw belangrijker maakte dan Parijs of Londen, maar waar miljoenen slaven door super onveilige omstandigheden en aan de longziekte silicosis op jonge leeftijd overleden zijn. Helaas hebben ze hier geen Arbowet en is het nog steeds onveilig, gevaarlijk en heel slecht betaald werk. Men vraagt of we een mijn willen bezoeken, op eigen risico, maar met in ons achterhoofd de reddingsactie in oktober van de Chileense mijnwerkers slaan we dit graag over. Later in Sucre zien we een indrukwekkende film over een 14 jarig jongetje dat in deze mijn werkt en we hebben zeker geen spijt dat we buiten zijn gebleven. Om dit werk vol te kunnen houden, verdoven ze de pijn door hun mond propvol te stoppen met cocabladeren waar ze de hele dag op kauwen. In Casa Nacional de Moneda (De Munt) werd tot 1951 de Boliviaanse munt geslagen van het zilver uit de berg. Tegenwoordig is het een museum waar we een rondleiding volgen van anderhalf uur. Een middag en avond lang zijn de straten vol met een optocht van vele groepen in verschillende outfits al dansend op muziek. Op het zoveelste busstation kijk ik opnieuw met verbazing naar de Indiaanse vrouwen die nooit hun hoed verliezen door de wind. "Hoe kan dat nou, zonder hulpmiddel?" vraag ik aan een vrouw wiens zwarte bolhoed hoog op haar ravenzwarte haar lijkt te zweven. "Niks bijzonders "zegt ze en neemt haar hoed af. De rand van de hoed laat een afdruk in d'r haar achter, dus zo stevig drukt hij op haar hoofd.

Via Sucre gaan we verder naar het laatste hoogtepunt van onze reis, Salar de Uyuni, de zoutmeren. Op aanraden van andere reizigers boeken we een driedaagse tour bij Tito tours, die ons in een 4x4 Toyota van Uyuni naar de grens met Chili gaat brengen. Om een wachtrij bij de grens te ontlopen, halen we bij de immigratiedienst in Uyuni alvast onze exit-stempel geldig op 3 december. Samen met Barbara en Jaro uit Slowakije, Wan uit Zuid-Korea en Darcia uit Mexico stappen we bij onze chauffeur, kok en gids Abel in zijn aftandse auto. Dat belooft wat. De rugzakken, reserveband, extra dieselvoorraad en proviand gaan onder een dekzeil op het dak, want het gaat een stoffige tocht worden. We zien alle bijzonderheden, het treinenkerkhof, de lokale werkplaats voor de zoutverwerking waar het in plastic zakjes belandt. Op de immense zoutvlakte stoppen we bij een paar mannen die in de brandende zon de zoutkorst loshakken met een pikhouweel en daarna kleine piramides maken van het zout om te drogen in de zon. Ze zijn daar met de fiets die tegen zo'n hoopje geparkeerd staat! De lunch wordt geserveerd op een rotstafel bij Isla Incahuasi, een eiland in de "zoutzee" vol met torenhoge cactussen. Een 9 meter hoge knaap is reeds 900 jaar oud. Dat het beklimmen van dit rotsige eiland me zo slecht zou bevallen, had ik niet kunnen dromen. Ik ga hyperventileren, krijg echt geen lucht meer, zwarte vlekken voor mijn ogen en Warren moet me regelmatig in mijn nek knijpen om de bloedtoevoer naar mijn hoofd te bevorderen. Aan de lunch hoeft Abel niet veel meer te doen dan op tafel te zetten, alles is al vooraf klaar gemaakt. Rijst met kip, tomaat en komkommer, stukje meloen na. We kijken verhit en jaloers naar de andere "tafels" waar hun chauffeur wel voor een parasol heeft gezorgd. Nog warmer krijgen we het als we ludieke foto's met een surrealistisch effect gaan maken op de zoutvlakte, springen, liggen en "ja, nog verder achteruit, nog verder" om de juiste pose te vinden zodat de fotograaf de foto eindelijk kan maken. In het dorpje Chuvica slapen we in een simpel zouthotel, waar alles van blokken zout is gemaakt, ook de bedden. De mannen mogen niet stiekem 's nachts buiten tegen de muur plassen, want dan smelt het zout....De tweede dag vertrekken we vroeg, vulkaan Ollague met zijn besneeuwde top en de 200 km verder zuidelijk gelegen meren staan op het programma. Vandaag heeft iedereen last van de misselijkmakende diesellucht die in de auto hangt én van de slechte vering in de auto. Een echte weg is er niet, alleen maar bandensporen en geen enkel vlak stuk in de zandvlakte, waarop we onbehouwen door elkaar gerammeld worden. We willen allemaal voorin zitten, de minst slechte plek. De lunch wordt verorberd aan Laguna Cañapa met uitzicht op de honderden flamingo's die met hun lange poten in het meer pootje baden. Mooie kleurencombinaties vormen de roze-witte flamingo's in het blauwe water tegen een achtergrond van besneeuwde geelbruine bergen. De drievolgende meren hebben ieder hun eigen uitstraling met veel melkwit, blauw en ook hier de flamingo's. Het mooiste komt nog, Laguna Colorado (4278m boven zeeniveau gelegen), een groot, slecht 80 centimeter diep meer in rode kleurschakeringen afkomstig van de aanwezige algen en plankton waar de flamingo's weer van eten. De oevers zijn wit van de afzetting van allerlei mineralen zoals sodium, magnesium en borax. Zodra de zon zakt, wordt de ijle lucht snel kouder. In het oude gebouwtje waar we in een muffig, koud slaapzaaltje met z'n zessen overnachten, wordt de houtkachel alleen met het eten aangestoken. Gelukkig willen we sowieso vroeg naar bed, want de wekker loopt om 04.30 uur af. Ondanks dat het deze nacht buiten 10 graden onder nul is, hebben wij tweeën het niet koud saampjes in een eenpersoons doorgezakt bed. Nergens is een douche te bekennen. In een grote oliedrum staat water om de wc mee door te spoelen. Verlangend naar ons eigen bootje zitten we aan een pannenkoeken ontbijt terwijl het buiten net licht begint te worden boven het bevroren meer. Als we bij de geisers van Sol de Mañana aankomen, is de zon al een aardig eindje geklommen. Uit de kraters ontsnappen hete stoomwolken die een temperatuur hebben van zo'n 80-90 graden Celsius. Het sist en borrelt om ons heen, door de zwavellucht stinkt het verschrikkelijk naar rotte eieren. Het zonlicht speelt met de witte stoom. Een half uurtje later kunnen we eindelijk het zand en zout van drie dagen woestijn van ons lijf en hoofd spoelen door een duik in het thermale bad bij Laguna Polques te nemen, heerlijk warm. Het is nog maar rond half negen als we bij Laguna Verde stoppen. In de tijd dat we daar staan te kijken, veranderen telkens de kleuren van het meer, het wordt steeds groener. Hier zit veel lood, sulfer en calcium carbonaat in het water. We weten niet of we met de overgebleven cocabladeren de grens van Chili mogen oversteken, dus stoppen we onze monden vol tot ook deze groen zien. Hier geheel geoorloofd, want we bevinden ons nog steeds op een hoogte van zo'n 4400 m. Daarna gaat het in rap tempo naar beneden om bij het eindpunt van deze trip aan de grens van Bolivia te eindigen. De bestofte rugzakken komen van het dak af. "Shit, mijn windstopper ligt nog in het omkleedhokje bij de hotspring baden!", ontdekt Warren tot zijn ontsteltenis. Teruggaan is geen optie, want onze chauffeur neemt een andere route terug met nieuwe gasten die vanuit Chili aankomen. Gedachte wegstoppen dan maar in het hokje 'jammer maar helaas' en dichtdoen. Om half elf komt de transferbus aanrijden waarmee we naar San Pedro de Atacama in Chili gaan. Een lieflijk groen dorp in een oase midden in de woestijn en vlakbij Valle de la Luna, de Maanvallei. Samen met Wan, Barbara en Jaro blijven we een nachtje in eenzelfde hostel slapen. Barbara stelt voor om mountain bikes te huren en eind van de middag naar de vallei te fietsen. 'Leuk, lekker eindje fietsen' denk ik de eerste meters. Maar de uiteindelijk 13 kilometer haal ik met de tong op mijn schoenen, het gaat meer op dan neer, wind tegen en nog steeds op 2500 meter boven zeeniveau, ik ben echt kapot. Dan nog omhoog lopen over een mul zandpad om een fantastische zonsondergang te zien boven dit onwerkelijke landschap. Ik ben er stil van, ondanks mijn gehijg. Een bijzondere afsluiting van een heel speciale vakantie. Nu heerlijk naar huis, waar de aardappels wortel hebben geschoten tijdens onze afwezigheid.  

Vrijdag 31 december 2010        Ultima dia del Año, nog enkele dagen te gaan voordat we Antofagasta gaan verlaten en de Pacific op zeilen.

"Kijk nou, we passen niet meer in onze eigen schaduw!", grapt Warren. Vandaag is het de eerste en de langste dag van de zuidelijke zomer waarop de zon op zijn hoogste punt staat. Een luttele 30 kilometer noordelijk van Antofagasta bevindt zich de Steenbokskeerkring en sta je op 21 december loodrecht onder de zon. Elk object of persoon laat rond 12 uur een miniem streepje schaduw zien. We zijn op pad met Carlos en Patricia bij wie we een kleine week logeren. Eerder al hadden ze hun huis aangeboden en bij terugkomst uit Bolivia vroegen ze weer wanneer we kwamen. Zoveel gastvrijheid kun je onmogelijk weigeren. We slapen in een heerlijk groot bed, waar we met gemak dwars kunnen liggen. Breedbeeld TV en onze eigen laptop op de kamer, privé badkamer, een huishoudster die kookt en vraagt of we nog vuile was hebben. Overdag is iedereen naar zijn werk, ook Warren op de boot. Ik heb heerlijk de rust en tijd om eindelijk ons vakantie verhaal te schrijven. Uit de ruim 700 foto's selecteer ik er 170 voor het fotoalbum op de site. Op vrijdagavond gaan we met z'n vieren naar een openlucht kerstconcert. Een enorm orkest en koor zorgen ervoor dat we een beetje in de kerstsfeer komen. Mooie kerstliederen en solopartijen zingen door de lucht. Een groepje kinderen dat doof is, "zingt" op het podium door middel van hun lijf en handen, het publiek "klapt" na afloop door met onze handen in de lucht draaiende bewegingen te maken. Behalve het geluid van de wind is het helemaal stil, een heel bijzonder moment. Een zee van rode kerstmutsen, bij aankomst kreeg eenieder een kerstmuts die we massaal over ons hoofd hebben getrokken. Thuis in de keuken van ons logeerhuis nemen we nog een slaapmutsje. Al met al voelen we ons zeer welkom bij Carlos en Patricia, en toch, we hebben ook een ongemakkelijk gevoel. Carlos is vaak laat terug van zijn werk en met Patricia spreken we alleen Spaans wat soms de nodige stiltes geeft. We willen zoveel vragen, maar een echt diepgaand gesprek blijft toch lastig. Met de verjaardag van Warren zijn we weer terug op de Nightfly. Samen met de bemanning van de Blue Dame waar eindelijk ook Monica ( de vrouw van Jan) is gearriveerd en John van dePearl uit Alaska vieren we een feestje. 's Avonds gaan we met zijn vieren naar de nachtmis, maar als we de Kardinaal zien staan met een pop in zijn armen die in de kribbe wordt gelegd, krijgen we opeens hele rare visioenen met de recente beelden van het Nederlandse journaal op ons netvlies. De kerkdienst brengt ons helaas niet in een christelijke kerstige stemming. Dat lukt wel met de grote ham die Monica uit Zweden heeft meegenomen. We genieten van een heerlijk kerstmaal op 25 december aan boord bij de Zweedse familie, ik heb een paar kleine cadeautjes voor ze gekocht. Twee dagen na Kerst nemen we jammer genoeg afscheid van Jan en Monica, ze gaan richting de Galapagos en terug naar de Atlantische kant van Zuid Amerika. Warren heeft intussen het onderwaterschip twee keer in de anti fouling gezet. Het smelten van het zink is ook gelukt en er schitteren nu 5 zilvergrijze gloednieuwe anodes onder de boot. En dan begint de grote inkoop. Voor het ontbijt vult Warren een jerrycan met diesel bij het pompstation, zes keer op rij. Na het ontbijt gaan we met de lege boodschappentrolley en twee rugzakken op pad en komen volgeladen thuis. Vlakbij op loopafstand zitten twee verschillende supermarkten en de Jumbo waar we o.a. roggebrood en speculaasjes vinden, doen we met de bus. Dit houden we twee weken vol, elke dag. Een hoop gesjouw, we staan nog steeds op de kant, dus moeten alle 100-plus blikken groente en fruit, 50 pakken meel, 10 pakken koffie, 5 kg rijst, 40 zakken melkpoeder, tig pakken wijn en blikjes bier omhoog de trap op getild worden. Daarna volgt het gevecht om voor alles een plekje te vinden, zo, dat wijzelf er ook nog steeds bij passen. Op deze laatste dag van het jaar komen we met een lege boodschappentas bij de supermarkt aan, maar bij het zien van de idioot lange rijen bij de kassa's, draaien we direct rechtsomkeer. Het is ook overal hetzelfde met deze dagen. We komen wel terug in het nieuwe jaar. Rond 20.00 uur 's avonds trekken we de champagnefles vast open, want tenslotte is het dan in Nederland al 2011. Later lopen we over de club en worden we spontaan uitgenodigd door een Chileens gezin dat op het strandje Nieuwjaar gaat inluiden. Samen heffen we klokslag middernacht het glas en barst boven de stad het vuurwerk los, dat door de gemeente wordt verzorgd. Heel slim, geen rotzooi in de straten, geen ongelukken en je hoeft maar één kant op te kijken. Wij wensen iedereen een heel gelukkig en gezond 2011!!