Dinsdag 11 januari 2011      Op naar Isla Pascua, ruim 2100 mijl te gaan

het Zuid Amerikaanse continent in Recife, Brazilië. Een geheel nieuwe gewaarwording om als enige blanken tussen de lokale zwarte bevolking te lopen. We genieten zes maanden lang van de swingende Brazilianen. Daarna een kort bezoek aan Uruguay om vervolgens uitgebreid Argentinië te ontdekken. Al snel besluiten we dat we langer in het koude Zuiden willen blijven dan oorspronkelijk de planning was. Daar krijgen we zeker geen spijt van, Patagonië is te mooi daarvoor. Heel speciaal is de trip naar Antarctica samen met ons 3e bemanningslid, zwager Hans. De vier weken durende trip rondom Staten eiland heeft extra aandacht gekregen in november 2009 in het blad Zeilen. Augustus 2009 verlaten we Puerto Williams en zeilen ruim zes maanden door de Chileense scheren omhoog. Uiteindelijk eindigen we hier in Antofagasta en is het inmiddels drie jaar later (en twee kleinkinderen rijker!!). En vandaag verlaten we definitief dit mooie continent. Chili is nog geen verleden tijd, want Paaseiland behoort tot Chili. We verwachten ruim 20 dagen op de oceaan te zitten voordat we daar aankomen. De mogelijke route verder de Pacific in staat al op deze site. Om enig idee te krijgen van al die verschillende eilanden groepen, kun je op deze site meer achtergrond info + overzichtskaarten vinden. Gedurende onze zee-tijd zijn we wederom niet in staat om onze normale email te lezen, zoals voorheen zijn we alleen bereikbaar op ons boot email adres. Als er leuke dingen te vertellen zijn, kun je dat lezen bij "Nieuws". Mocht je nog niet genoeg hebben aan deze site, kijk dan in het maart nummer van het blad Zeilen. Een mini-special over Patagonië aangeleverd door Rhythm of Life en Nightfly.

Vrijdag 28 januari 2011          Inmiddels twee en een halve week op zee

Vertrek stress, ik dacht dat ik daar geen last van had. Maar ongemerkt kruipt het toch mijn lijf in, met vervelende gevolgen. De laatste dagen aan land nog kilo's aardappelen, uien, wortels, kool, eieren en fruit op de Mercado verzamelen. Een groot voordeel hier is dat niets gekoeld is en dus langer houdbaar aan boord. En je mag zelf uitzoeken, elke ui en appel gaat stuk voor stuk door mijn handen om ze goed te keuren. Ons vertrek uit Antofagasta wordt met één dag uitgesteld. Op het laatste moment worden we gevraagd een presentatie op de club te geven over onze Antarctica reis. Aangezien we die niet op de plank hebben liggen, gaat Warren als de wiederweerga aan de slag om iets moois in elkaar te zetten. We zijn natuurlijk gevleid met dit verzoek, maar het was prettiger geweest als ze dit twee maande n eerder hadden aangekondigd. Een groepje van zo'n twaalf mensen luisteren en kijken geïnteresseerd naar Warren's presentatie. Nou ja, behalve eentje, die ligt lekker te slapen.....maar hij wordt betrapt door de fotograaf. De volgende dag komen Carlos en Patricia met een handvol cadeaus afscheid van ons nemen. We hopen echt deze schatten van mensen ooit weer te mogen zien en terug te kunnen betalen met onze eigen gastvrijheid. De oceaan is ons heel genadig, een vlakke zee met windje 10-12 knopen geeft een rustige start. Inslingeren is deze kee r niet aan de orde, we eten vanaf dag 1 normaal. Maar mijn rug is niet normaal, ruim een week lig ik me te verbijten van de pijn. Oefeningen doen lukt bijna niet op een altijd bewegende ondergrond. In deze dagen heeft Warren geen leuk gezelschap aan mij, of ik lig op bed of ik lig op wacht. Elke avond masseert hij geduldig mijn rug. Alle zeilhandelingen neemt hij voor zijn rekening, behalve het koken wat mij nog aardig lukt. Er moet tenslotte wel beweging in blijven. Als in de 2e week de pijn langzaam wegebt, neemt de wind buiten toe vergezeld door de ene squall na de andere. Veel regen valt er niet uit, maar wel veel wind. Het 2e rif komt bijna niet meer uit het grootzeil, soms komt de 3e erbij om de boot beter op koers te houden. De golven bouwen zich snel op tot een meter of drie. Opzij, opzij, opzij, maak plaats, swoooshh, splash, de bruisende golven jagen Nightfly op. Maar eigenwijs als ze is, keert ze haar kont naar de golven, beurt 'm op en surft vrolijk op de golven mee met een snelheid van acht knopen over de grond, leuk leuk!! Maar de golven werken niet altijd mee, met grote regelmaat knallen ze met geweld tegen de zijkant van de boot. Er komt veel water over en als je op zo'n moment jezelf niet vast hebt, vlieg je door de boot, gevolg is blauwe plekken. Het zijn onrustige dagen en nachten, maar we gaan wel lekker snel. Tijdens het happy hour met een glaasje limonade en een snackje plaag ik Warren, "Zou Tamar ons nog wel kennen straks, Pake Pake waar ben je?". "Hou op", roept ie, "ik draai zo de boot om en vaar regelrecht terug naar Nederland". We troosten ons met de gedachte dat kinderen pas eigen herinneringen krijgen vanaf een jaar of vier. We kunnen nog wel even doorvaren. 'stel je voor, dat er geen tijdzones waren uitgevonden", mijmer ik tegen Warren, "dan worden we tussen Chili en Nieuw Zeeland ingehaald door de nacht". Het is een maffe gewaarwording. We hebben inmiddels twee tijdzones overschreden. De boordklok heeft nog altijd de tijd van het vasteland en dat is te merken. 's Avonds verschuift de zonsondergang van 20.00 naar 22.00 uur, lekker voor de avondwacht, maar niet voor de slaper die niet slaapt. En de ochtenden blijven lang donker, tijd om de klok aan te passen. De twee resterende tijdzones die nog voor Paaseiland liggen, pakken we wel bij aankomst. In drie weken tijd hebben we opeens 4 uur meer tijdsverschil met NL. Of is het 5 of 6, wintertijd daar, zomertijd hier,lastig!

Het houdbare brood en voorgebakken vlees is op, dus de bakkerij en visvangst worden geopend. Die bakker oogst prima, zelfs met meel dat een jaar over datum is. Maar de vissen bakken er echt niks van, ondanks het glimmende lokaas. 's Morgens vroeg hoor ik vaag boven mijn hoofd iets ratelen. Buiten stommelt Warren in de kuip heen en weer, ik ben alweer in dromenland. Drie uurtjes later steek ik mijn hoofd het luik uit, zegt Warren triomfantelijk, "Ik heb een verrassing, ik heb voor het diner gezorgd. Kijk maar in de koelkast". Daar vind ik een plastic zak, maar de inhoud lijkt voor geen meter op vis. Het is een klein karkasje van een vogel, och gossie. Toen Warren de ratelende vislijn binnen ging halen, hing een vogel met zijn vleugel aan de haak die al half afgescheurd was. Geen optie om hem verder te laten lijden, dus heeft Warren hem klaargemaakt voor de pan. Het is een klein exemplaar en jammer genoeg zit er minimaal vlees aan. Twee happen en dat is het, maar wel erg smakelijk.  Om ons heen blijft het opmerkelijk leeg. Twee opeenvolgende middagen loopt een groot containerschip op minder dan een mijl voor ons langs. Zij zitten op de noord-zuid route die langs de kust van Zuid Amerika loopt. Een keer zien we een paar dolfijnen, na de eerste week verlaten ook de Wilson storm Petrels ons en blijven we alleen over. Met spanning kijken we uit naar het moment dat Paaseiland in zicht komt, ons eerste echte eiland in de Pacific. In mijn nachtwacht zing ik zachtjes het liedje van mijn kleindochter en mij samen. "We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal........."

Maandag 28 februari 2011       Paaseiland, Isla Pascua ofwel Rapa Nui, onze laatste Chileense bestemming

Mahaki en Pua, 18 en 22 jaar. De eerste nog echt een meisje, verlegen en superslank, de tweede heel spontaan, klein en wat mollig uitgevallen. Zij zijn dit jaar de twee kandidaten die strijden om de titel Koningin Rapa Nui Tapati 2011. Speciaal voor dit jaarlijkse festival wilden we op tijd op Paaseiland zijn dat nu van 2 tot en met 10 februari plaats vindt. De Moai zullen even moeten wachten op ons bezoek. Het is extra druk met toeristen in Hanga Roa, de enige plaats op dit vulkaan eiland dat totaal zo'n 3500 inwoners heeft. Ons anker ligt op een zandbodem en we kijken met ontzag naar de rollende brandinggolven. Daar tussendoor moeten wij met onze bromvlieg droog aan de kant zien te komen. Het is een kwestie van timen, na elke drie hoge golven is het eventjes rustig, het moment van gas geven. Natuurlijk worden die drie ook wel eens vier golven. Een vette grote jongen haalt ons in en krult met liters water ons bootje binnen. Alles zwemt wat erin ligt, gelukkig hebben we een waterdichte tas mee die vastgeknoopt zit aan de boot. Inmiddels surfen we op die leuke golf verder en zijn we in no-time bij de ingang van het kleine haventje waar het vol ligt met duikschool boten. Druipend tot op het vel lozen we eerst het zeewater uit de dinghy. Vervolgens spoelen we onszelf met kleren en al bij de duikschool met zoetwater af. Binnen een paar uur zijn we in de hete zon opgedroogd. Op de openingsavond spreekt de huidige koningin Abigail het publiek toe in het Rapa Nui, de lokale taal. Dat heeft mooie klanken en zullen we in de gehele Pacific tot aan Nieuw Zeeland nog vaker horen. We verstaan er natuurlijk geen snars van, behalve Iorana (welkom , tot ziens) en maururu (bedankt). Vanavond worden beide kandidaten voorgesteld, wordt door beide meiden een nieuw gecomponeerd lied gezongen, tango gedanst (niet te vergelijken met de Argentijnse versie), een rondje in bikini en een rondje in avondjurk gelopen. Zo, de kop is eraf. Achter elke kandidate staat een grote groep mensen, veelal familie, die ook mee strijden om punten te verdienen voor hun koningin. Overdag volgen er wedstrijden, hoeden vlechten van bamboeblad, beeldhouwen, bloemenkransen vlechten, surfen op rieten totora bootjes, zwemmen, speergooien. Bij het kratermeer Rano Rarako vindt een vierkamp plaats, eerst peddelen de stoere mannen in een totora over het meer, hangen vervolgens twee trossen bananen van totaal 20 kilo om hun nek waarmee ze op blote voeten een rondje om het meer hardlopen. Daarna nog een half rondje zonder bananen om weer het meer over te steken ditmaal liggend op hun buik op een smalle totora al peddelend met hun armen. Geen wonder dat ze er zo gespierd uitzien. En wij kijken toe in de brandende zon. Een dag wordt er gevist, zoveel mogelijk volgens de manier van vroeger, dus geen fancy visjes als aas, maar een rauw stuk kip waarvan telkens een stukje met de tanden wordt afgebeten en aan het haakje geprutst. Vanaf de rotsen gooien mannen en vrouwen hun lijntjes uit en halen de een na de andere vis binnen. De groep die de meeste kilo's vangt, krijgt de meeste punten. Alle avonden zijn gevuld met muziek, zang en dans, waar bij de eerste klanken van de gitaren en trommels de heupen van de dames automatisch beginnen te draaien en ze onvermoeibaar dansen. De kleding, voor zover ze die aan hebben, is gemaakt van natuurlijke materialen, bananenblad, riet en prachtige versieringen voor de haren die uit kippenveren bestaan. Bij geen enkele man of vrouw ontbreekt een tatoeage wat hier helemaal past in het totaalbeeld. Dinsdagavond staat in het teken van de lichaamsbeschildering. Eerst een basislaag waarop hele specifieke tekens en dieren erg nauwkeurig zijn geschilderd. De mannen bespringen stoer als krijger het podium. Ze vertellen met veel gepoeh en gephaah wat de diverse afbeeldingen betekenen. Ook Pua en Mahaki lopen om beurt wat verlegen in de spotlights en zijn over het hele lichaam gebodypaint. Best jammer dat we de taal niet verstaan, veel gaat zo langs ons heen. Maar het geheel maakt wel indruk. En dat proberen ze uiteraard ook op de jury te maken. Zij gaan uiteindelijk uitmaken wie de koningin van 2011 gaat worden. Zondagmiddag is er voor iedereen Curanto. Achter het voetbalveld is 's ochtends vroeg een groot rechthoekig gat van misschien een halve meter diep gegraven, waarin vuur wordt gestookt dat bedekt wordt met stenen. In aluminiumfolie verpakt vlees en aardappel voor 1 persoon wordt in grote hoeveelheden op de hete stenen gelegd en vervolgens gaat er een laag grond over. Een aantal uren later heeft de ondergrondse oven zijn werk gedaan en komt er supergaar vlees tevoorschijn dat zo van het bot valt. In lange rijen gaat de bevolking en de toerist langs de eetwaar en met nog een stuk meloen erbij is het een lekkere maaltijd. De finaledag start 's middags met een grote optocht door het dorp. Iedereen mag meelopen, maar dan moet je wel partij kiezen en de kledingcode volgen. Dat levert de dames ook punten op. In het kamp van Mahaki is het druk. De inmiddels beschilderde en versierde mensen lopen wat onwennig in hun nieuwe outfit rond. Het heeft niet veel om het lijf. Bij de mannen een touwtje door de bilnaad en een lapje voor de handelswaar aan de voorkant. De vrouwen met veren of rieten rokjes, bananenblad bikini's of topless. Dat valt niet echt op, want al het onbedekte vel is gebodypaint in de mooiste creaties. Vooraf gaan ze eerst in een soort modderbad voor de basislaag, komisch om te zien. Mahaki zelf zit op een grote steen op een kar die haar naar het feestterrein rijdt. De stoet aanhangers volgt dansend en zingend. Pua danst onvermoeibaar en vrolijk op haar kar. Zij is onze favoriet, maar door mijn teruggekeerde rugpijn lopen we niet ontkleed mee. Op deze laatste avond treedt een lokale band op die ons niet kan bekoren. De Polynesische dans en muziek van de vele mannen, vrouwen en kinderen daarna is vele malen interessanter om naar te kijken. Rond middernacht gaat eindelijk de vorig jaar gekozen koningin Abigail op haar troon zitten met naast haar een zenuwachtige Pua en Mahaki. Tien dagen lang heeft het Tapati festival de oude gebruiken volgens traditie laten zien zodat het voort blijft leven. Het hele feest wordt nu bekroond met het kiezen van de nieuwe koningin. De geruchten blijken waarheid, Mahaki wint met enige voorsprong en krijgt de begeerde sjerp omgehangen en de kroon op haar hoofd. Ze is in eerste instantie helemaal beduusd, maar al snel in tranen. Pua is een sportieve verliezer.

Na twee weken de hele ankerbaai voor onszelf gehad te hebben, een paar cruiseschepen niet meegerekend (trouwens als buren heb je niets aan ze, want toen ik via de marifoon vroeg of ik een klein wasje bij ze mocht doen, weigerden ze dat gewoon!), liggen we er op het drukste moment met vijf zeilboten. Sargaҫo uit Brazilië, Erich en Christiana op de Oostenrijkse Delphin zijn aangekomen, Rhythm of Life en tenslotte Paul op Rebellion, beiden uit Nederland. Met Erich en Christiana gaan we een dag het eiland rond op een gehuurde scooter en een quad. Verdwalen lukt niet, want de weg gaat vanzelf langs alle belangrijke Moai. Voor het Nationale Park moeten we een kaartje kopen, vorig jaar kostte dat nog 10 US$, nu 60 US$. Zou Dagobert Duck hier ook eigenaar van zijn? Op de hellingen van de vulkaankrater Rano Raraku liggen en staan her en der verspreid een groot aantal Moia. Hier is de kraamkamer geweest van deze grote standbeelden. Ze zijn uitgehouwen uit het zacht vulkanische gesteente. In sommige steengroeven liggen nog half uitgehakte beelden. Er zijn meerdere theorieën, maar het blijft een mysterie op welke wijze ze verplaatst werden en welk doel ze dienden. Aan de oostkant van het eiland staat langs de kust een rijtje van 15 Moia statig landinwaarts te kijken. Alhoewel kijken, er is weinig oog te bekennen, wel oogkassen. Op het hele eiland zijn maar een paar Moai met ogen. Het witte deel is gemaakt van wit koraal, de iris bestaat uit zwart vulkaansteen. Het is wederom een hete dag en bezweet en bestoft van de zanderige wegen komen we bij het zandstrand van Anakena, waar naast het aangeplante palmenbosje de Ahu Nau Nau staat met zeven Moai. Hiervan hebben er vier een soort hoed op, Pukao genoemd. Die zijn gemaakt van rode sintel, hetzelfde spul wordt gebruikt om een papje van te maken dat als verf dient voor de lichaamsbeschilderingen. Opgelucht stap ik van de scooter af, mijn achterwerk is hobbelig geworden van alle gaten in de weg waar we soms stapvoets moesten rijden. Snel de zwemkleding aan en een duik in het verkoelende zeewater, wat een genot. Dat is ook zo heerlijk aan onze ankerplek, elke dag nemen we een duik om het zweet af te wassen en tevens om het anker te controleren. Het water is erg schoon, behalve na de regelmatig vallende regenbuien. Warren denkt tijdens zo'n buitje even de boot te poetsen, maar het is echt vies water dat eruit komt. Aan de zuidkant van het eiland ligt nog een vulkaan, Rano Kau, waar in de krater een meer ligt op 200 m diepte. Het wateroppervlak is deels bedekt met totora, het soort riet dat ook op de oevers rond het Titicacameer (Peru/Bolivia) groeit, en waarmee Thor Heyerdahl zijn zeilboot Kontiki bouwde. Tot 1973 haalden de bewoners hier een groot deel van hun water vandaan, totdat er een waterleidingssysteem in het dorp zelf werd aangelegd. Een stukje verder lopend komen we bij Orongo, het dorp van de vogelman. Een ceremonieel dorp, dat vroeger alleen een paar weken in de lente werd gebruikt. Lage, halfondergrondse verblijven met gedeeltelijk van steen gestapelde muurtjes, de daken bedekt met gras en aarde, de ingangen uitkijkend op zee richting een klein eilandje. Elke lente weer kwam daar de Sooty Stern, de Manutara vogel zijn ei leggen. De ceremonie ging erom wie dat eerste ei te pakken kreeg, die werd de vogelman van dat jaar, een belangrijke positie. Zodra de vogels gespot werden, sprongen de mannen van de kliffen af de zee in en zwommen naar het eilandje. Daar werd geduldig gewacht soms dagen soms weken totdat het ei gelegd en gevonden werd. De laatste ceremonie is gehouden in 1867. Op de rotsen zijn petrogliefen te vinden die verwijzen naar het ritueel van de vogelman. Hoelang men hier nog naar kan komen kijken, is de vraag. De kraterwand slijt steeds verder uit door erosie en blootstelling aan wind en regen. Want regenen doet het hier bijna elke dag. Vaak zijn het korte buitjes waarbij het prettig afkoelen is. Maar de slagregen houdt ons af en toe aan boord. De rit naar de wal is dan niet uitnodigend. We hebben nieuwe Armeense buren gekregen die we wat verbaasd in de gaten houden. Bij aankomst willen ze een ankerboeitje van één van de duikboten oppikken. Met gebaren proberen we duidelijk te maken dat dit geen slim idee is, veel te zwak voor zo'n grote boot. Als ze toch met pikhaak klaar staan om een boei op te pikken, pakt Warren de Bromvlieg en vaart er heen. Ze laten Warren aan boord komen en hij dirigeert ze naar een plek om hun eigen anker uit te laten gooien, ver weg genoeg zodat ze voor ons geen gevaar opleveren. De communicatie met de Chileense Armada gaat over en weer erg gebrekkig in het Engels. Een dag later worden we voor een drankje uitgenodigd om de 23 meter lange boot te bekijken. De kapitein Samuel vertelt dat ze tijdens deze reis een documentaire maken. Een echte schrijver en een fotograaf bevinden zich onder de 8-koppige bemanning. Twee mannen spreken ook Engels, de rest alleen Russisch. Het biertje met de gezouten vis smaakt lekker en geeft ons weer een idee hoe we al die vis die we gaan vangen, moeten conserveren. Gewoon 2 tot 3 dagen helemaal in zout leggen, daarna buiten aan de reling hangen en eten wanneer je zin hebt. Met hun dinghy racen ze heen en weer naar de wal. Op een avond horen we ze weer langs komen, het is bijna donker. Er staat een lastige westenwind met hoge brandinggolven. Vanzelf kijken we of ze er goed doorheen komen en Warren ziet dat ze omgeslagen zijn, de dinghy ligt op zijn kop en de drie mannen liggen in het water. Warren twijfelt geen moment, hangt de motor aan onze Bromvlieg en gaat helpen. In de haast vergeet ik hem de handmarifoon mee te geven. Met de verrekijker kan ik nog net zien dat Warren hen het kleine haventje binnensleept. Ondertussen liggen wij te stuiteren op de golven, met deze westenwind ligt het niet prettig hier. Maar aangezien onze ankerketting een slag om een rots ligt, heb ik geen zorgen dat we gaan slepen. Het is nu echt donker en het lijkt een eeuwigheid te duren voor ik iets denk te zien bewegen op het zwarte water. Na een minuut of vijf turen, hoor ik een motortje en even later vaart Warren met twee verzopen katten langs die hij op de Armenia afzet. Hij moet nog een keer heen en weer om nog twee natte mannen op te halen. Als 'ie eindelijk weer aan boord stapt, is hij zelf ook doorweekt en ligt de Bromvlieg vol zand. Natuurlijk wilde de buitenboord motor niet meer lopen na dat zoute bad, dus hebben de Armenen alles op het strookje zand in de haven achtergelaten. De volgende middag wil de schrijver met Warren praten. Samen gaan we naar de wal waar hij op de rotsen zit te wachten. Een pet op zijn grijzende haardos, een krullende grijswitte baard die doorloopt op zijn borst, lieve lachende ogen met een bedachtzame blik, hij zit al klaar met pen en papier. Hij stelt zich voor als Zori Balayan, (schrijver, sportarts, journalist, bron: Wikipedia) en vertelt dat hij 76 jaar is. Samen met Warren gaat hij op een bankje zitten, de fotograaf neemt onafgebroken foto's van deze twee en een derde man vertaalt van Engels naar Russisch en vice versa. Met aandacht schrijft Zori Balayan het verhaal op. We zijn uiteraard nieuwsgierig hoe en waar deze story naar buiten gaat komen, dus belooft de vertaler dat hij ons zal berichten in ons gastenboek. Mijn helper in nood wordt bekend in Armenië?

Ons visum verloopt 3 maart aanstaande. We willen al veel eerder weg, het eiland hebben we wel gezien, het dorp is niet echt opwindend, maar er is stomweg geen wind verderop. Delphin en Rhythm zijn een week geleden al vertrokken, maar liggen dagen zonder wind op de Pacific. Zou het geluk ons een beetje meezitten? Volgens de wind voorspellingen kunnen we 3 maart vertrekken, komt dat effe goed uit! Naar Pitcairn is het ruim 1100 Mijl, daarna is de Franse Gambier Archipel nog 300 Mijl verder noordwestelijk. Hoe lang dit gaat duren....de tijd zal het leren.

Donderdag 17 maart 2011       Wordt het Pitcairn...of een onbewoond eiland.....of een tsunami?????    (Viggo onze kleinzoon wordt 1 jaar vandaag, hiephiep hoera)

Onze trouwe Arie in de ziekenboeg! Al vijf jaar lang, sinds Nightfly water onder haar kiel heeft, stuurt de Aries windvaanstuurinrichting Arie gedoopt, ons bootje over verre oceanen. Op de tweede dag van deze oversteek komt de wind uit het NW en ploegen we tegen 15-18 knopen wind in. Plots hoor ik een ongewoon geluid achter de boot en zie dat Arie teveel beweging maakt. Dankzij het daglicht kunnen we snel een diagnose stellen. Eén van de vier bouten waarmee Arie aan de boot is vast gelast, is los gebroken. En op drie poten kun je niet lopen. Dat wordt een zoektocht naar een lasser in de Pacific. Tijd voor de nieuwe hydraulische stuurautomaat om zich te bewijzen. Vanaf nu zijn we op rantsoen met gebruik van computer, koelkast en lichten, want de accu's krijgen het zwaar te verduren. Deze autopilot gebruikt veel meer energie dan zijn voorganger. Dagelijks laten we de generator een uurtje draaien om de accu's op peil te houden. Deze staan inmiddels op de vervangingslijst, maar moeten het nog wel tot in Nieuw Zeeland uitzingen. In de derde nacht krijgen we 2 depressies over ons heen. De eerste in het begin van de avond laat alleen wat regen vallen, maar de tweede om klokslag middernacht verandert de windrichting radicaal. Van NW draait hij door naar ZO, voor ons veel gunstiger. Een aantal keren loopt de windmeter op naar 30 knopen, waarbij vervelende hoge korte golven ontstaan die veel water in de kuip gooien. Af en toe schrik ik me het apelazerus van de herrie als er in het donker weer zo'n golf op de boot breekt. Je ziet ze niet aankomen, net als de squalls. De maan is nog maar als een piepklein banaantje tevoorschijn gekomen, dus is het nog zo donker dat de wolkenpartijen er opeens zijn en dan regen en wind boven ons hoofd loslaten. In een zo'n nacht hoor ik wederom een ongewoon geluid (op zich heel opmerkelijk, want ik ben zo doof als een kwartel). Het is een soort krakend wringend geluid en met een lampje bekijk ik alles in de kuip wat in aanmerking kan komen. Ik blijf aarzelend hangen bij de nieuwe autopilot! Wat hebben we nu weer aan onze fiets hangen. Warren heeft het in zijn bed ook gehoord en staat al naast me. We zetten de autopilot op stand-by om even met de hand te sturen, Warren denkt dat er ontlucht moet worden. Maar ondanks het verlichte woordje 'stand-by' op de meter, is er geen beweging te krijgen in de helmstok. Op de een of andere manier blokkeert het systeem, geen prettige ontdekking in het donker. Met de noodontkoppeling halen we de autopilot van de helmstok af, waarna Warren het systeem ontlucht. Dat helpt helemaal niets! Nu hebben we de keuze of met de hand sturen of de autopilot weer laten draaien met dat rare geluid waarvan we niet weten wat de oorzaak is en kwalijker, of het eventuele mankement hierdoor erger wordt. Wij houden niet van rare geluiden, maar besluiten toch om de autopilot het werk te laten doen totdat het licht wordt. Warren probeert nog wat te slapen wat natuurlijk van geen kanten lukt. Zijn hoofd maalt en denkt in oplossingen. Het eerste wat hij doet als hij mij aflost om 06.00 uur, is de windvaan zodanig met lijnen op de lier stijf vast tegen de boot aan te trekken, zo dat hij geen kant op kan. Met deze noodverbandjes kan Arie het nu overnemen van de autopilot. De wind is wat gezakt, de zeegang wordt iets rustiger waardoor er minder druk staat op het roerblad van Arie. Elk uur checken we of de EHBO aanpak goed blijft zitten, want we koesteren onze Arie. De rest van de zondag ligt Warren, na het gebruikelijke gekookte eitje bij het ontbijt, opgevouwen in de bakskist om de autopilot uit elkaar te halen. Grondig onderzoek en testjes met de multimeter leveren nog niks op. Een email naar de leverancier in Frankrijk gaat de deur uit met als noodkreet "Problems in the Pacific with L&S". Dat lijkt te helpen, want maandagochtend ligt er reeds een antwoord in onze elektronische brievenbus. Het lijkt een onschuldig euvel, de by-pass klep wordt geblokkeerd door een te vast aangedraaide koppeling en ze adviseren om dit los te maken en voorzichtig weer vast te draaien. Voor de chirurg volgen een paar zweterige uren in de bakskist waarbij de assistente de benodigde tangen, doekjes tegen het bloeden (lees; olie opvang) schroevendraaiers en sleutels op verzoek aangeeft in een vanzelfsprekende samenwerking. Eureka, het blijkt de oplossing te zijn!

Dagenlang zien we amper een vogel vliegen. Het sein lijkt veilig om de vishengel maar weer eens uit te gooien. Nog geen uurtje later ratelt de lijn als een gek, dat zou wel eens een beste jongen kunnen zijn. Warren haalt stukje bij beetje de lijn binnen. Nee hè! Er fladderen angstige vleugels op het water, alweer een vogel aan de haak. Wel een grotere knaap dan de vorige. Goddank zit de haak deze keer niet in zijn lijf, maar in zijn bek. Eenmaal naast de boot kijken een paar gele kraaloogjes fel naar zijn belager en houdt de vogel zijn vleugel vervolgens voor zijn kop. Onverwacht makkelijk laat de vishaak los en vliegt de vogel haastig weg. Ver komt hij niet, helemaal uitgeput laat hij zich in het water zakken om bij te komen van deze rare vispartij. Een vers visje schijnt ons beiden niet gegund te zijn. Ondertussen geven de binnengehaalde weerberichten geen gunstig beeld voor Pitcairn. De wind uit het oosten blijft met 15-20 knopen gestaag waaien, waardoor de ankerplek in Bounty Bay compleet open ligt voor wind en golven. Rhythm en Delphin vertellen via de radio dat hun laatste nacht daar verschrikkelijk is en dan waait het op dat moment nog maar zachtjes. Voor ons geeft dit de doorslag om de koers te verleggen en stevenen we af op de wat meer noordelijk gelegen onbewoonde eilandjes Ducie, Henderson en Oeno, die alle drie tot Pitcairn behoren. Elke avond moeten we nog steeds per email onze positie doorgeven aan de Armada van Chili. Dan krijgen we op vrijdagochtend een bericht van hen met hoofdletters TSUNAMI WARNING. Japan is getroffen door een hele zware aardbeving, 8,9 op de schaal van Richter en daarop heeft een tsunami reeds heel veel schade en slachtoffers gemaakt in Japan. Voor de gehele Pacific geldt nu de waarschuwing. Wij voelen ons absoluut veilig op het water, maar zijn heel benieuwd of we de vloedgolf kunnen waarnemen. Als hij komt, komt hij tegengesteld aan de nu aanwezige golfrichting en we weten ongeveer het tijdstip waarop we hem kunnen verwachten. Maar er gebeurt niets wat opvalt en als we aan het eind van de middag bij Ducie atol aankomen, constateren we ook hier niets alarmerends. Het is een heel laag gelegen koraaleiland van 100 meter breed en 3 km lang met wat bosjes en rondom witte stranden. Een vloedgolf zou het hele eiland overspoeld moeten hebben. Het thuisfront hebben we inmiddels al gerust gesteld per email. Twee dagen later passeren we Henderson Island waar we ook zonder te stoppen langs varen. Veel te veel golven en harde wind om een veilig ankerplekje te vinden. Jammer, want het strand nodigt uit om te jutten. We zetten onze zinnen op de laatste in de rij, Oeno Island. Alleen een klein stukje fok houdt de snelheid nog steeds op 3-4 knopen, maar net niet te hard om na de nacht aan te komen. Grappig om in het oneindig lijkende water opeens een plukje gras te zien opduiken. Door de verrekijker ziet het er veelbelovend uit, een zonovergoten palmen eilandje in een azuurblauwe lagoon met daar omheen de gevreesde koraalriffen waar de golven onophoudelijk op stuk slaan. Aan de lijzijde van het eiland zitten wat ondiepe plekken waar we gaan kijken of we daar in de luwte van het eiland een nachtje kunnen ankeren. In gedachten zie ik ons al struinen op dit kleine paradijsje, helemaal alleen tot onze beschikking. Tot onze verbazing blijven rondom het hele rif uit elke richting de golven aanstormen om met fontein effect op wel drie meter hoogte een gordijn van water uit te storten. Dit kan nooit een rustig nachtje gaan worden, mocht het anker het niet houden, dan worden we onverwijld op het rif gezet. Heel erg spijtig hijsen we de zeilen maar weer, door ons wordt definitief geen voet gezet op Pitcairns grondgebied. Met de blauw-geel-witte genaker ervoor sukkelen we een nachtje door, geen squalls en hooguit 10 knopen wind. Met het lauwwarme zeewater spoelen we het zweet van ons af, het zonnedak is onontbeerlijk in deze hitte. De eerstvolgende eilandengroep die we tegen gaan komen is Gambier, behorende tot de Tuamotu's dat weer onder Frans-Polynesië valt. De boordklok staat inmiddels op UTC-9, de Spaanse woordenboeken kunnen het archief in, de Franse komen voor de dag en wij bereiden ons na twee weken zeezicht voor op een landfall op onze eerste echte atol.

Dinsdag 5 april 2011    Frans Polynesië - Gambier Archipelago, Rikitea

"Nou, die ene is hartstikke dood", bromt een sombere stem ergens vanuit de bakskist. Half op zijn kop checkt Warren met de multimeter de spanning op de twee accu's. We hadden al een flauw vermoeden. Overdag kan de zon samen met de wind genoeg energie erin pompen, maar zodra we in de nacht tijdens het zeilen alle meters, verlichting en stuurautomaat moeten gebruiken, loopt de spanning veel te snel terug richting de 12 Volt. Warren koppelt de kapotte accu van de goede af, want die blijft continu spanning doorsturen naar de stukke en daarmee verzwakt hij zelf ook. Het goede nieuws is dat we al heel snel weten bij wie we moeten zijn voor het laswerk. Onze Duitse buurman Günther heeft een complete werkbank uitgerust met bijbehorende gereedschappen in de achterkajuit van zijn boot. Hij is zo'n beetje de klusjesman voor de bewoners van Rikitea en ligt vaak maanden voor anker in Gambier. De belangrijkste bron van inkomsten hier is de parelkwekerij, overal verspreid binnen het rif liggen boeien met daaraan de netten met de oesters. De werkmannen racen in hun boten met de buitenboordmotor vol gas van en naar de farms. Zodra er problemen zijn met de motor, roepen ze de hulp in van Günther. Zelf (leren) sleutelen is blijkbaar geen optie, als Günther met zijn vriendin een tijd vertrokken is om te zeilen, wachten ze simpel en rekenen op zijn terugkomst. Wij kunnen gelukkig ook rekenen op zijn hulp, hij had al gehoord dat wij hem zochten. Met zijn bijbootje komt 'ie de schade opnemen en we spreken af dat hij maandagochtend aan de slag gaat. Om zijn lasapparaat te kunnen voeden met voldoende stroom, hebben we ook al een oplossing. Delphin heeft een generator van tien KW, de onze is bij lange na niet toereikend. We gaan langszij liggen en kunnen zo de stekker in het stopcontact van Delphin steken. Na twee uur werken heeft Günther alle vier de bouten weer stevig vast gelast aan de spiegel van Nightfly en kan het plamuren en verven beginnen. Weer een zorg minder en dat voor twee tientjes. Der Fritz haben wir ook al ontmoet. Fritz woont nu ruim dertig jaar in Rikitea en heeft een ontmoetingspunt voor zeilers opgezet. Het blauw geverfde huisje ligt aan de waterkant en is met de bijboot te bereiken, alleen bij laag water moet je het laatste stuk over het koraal roeien. Je mag er water halen, de douche gebruiken, tegen betaling een was draaien. En tijdens dat de was droog wappert aan de waslijn, vindt hij het gezellig als je blijft kletsen en een biertje bij hem koopt. Hij drinkt zelf lustig mee, met of zonder bezoek. Van zijn fruitbomen krijgen we een aantal pompelmoezen (grote grapefruits) en mango's mee. Zondagochtend gaan we met een groepje van 8 man op fruitjacht. We mogen de auto van Fritz gebruiken (hij rijdt er al tijden zelf niet meer mee, hik), in de cabine kunnen 2 man zitten en de rest zit op met touw vastgebonden houten bankjes in de open laadbak. Het lijkt net een schoolreisje. We volgen de enige weg die het eiland Mangareva rijk is en stoppen onderweg zodra iemand roept "Papaya's, mango's, kokosnoten, bananen!". Met een volle lading zijn we rond 15.00 uur weer bij Fritz terug, verdelen de buit onderling en gaan met zijn allen aan de wijn of een biertje. Fritz vindt het oergezellig en glundert helemaal. Hij is begin zeventig en al jaren weduwnaar. Zodra hij 18 jaar was, is hij bij het Franse vreemdelingenlegioen gegaan en zo op Moruroa te werk gesteld. In die tijd hadden ze geen idee welke gevaren ze liepen bij de atoombom proeven die er plaats vonden. Al vroeg met pensioen is hij samen met zijn Polynesische vrouw in Rikitea blijven hangen waar ze samen een gezin kregen. Na een weekje Rikitea willen wij weer even wat anders zien. Nog geen een keer heb ik hier gezwommen, het stikt van de kwallen en bovendien komen de lokale motorboten zo idioot hard voorbij, dat het bijna gevaarlijk is om in het water te liggen. We zoeken een van de 25 motu's (kleine laaggelegen koraaleilandjes) op die aan de noordkant het buitenrif vormen. Het gehele rif meet 90 km in omtrek en heeft een soort wybertjes vorm dat van NW tot NO boven water uitsteekt en verder nagenoeg overal onder water ligt. Daarbinnen liggen tien eilanden van vulkanische oorsprong, op grote afstand goed te zien door de puntige hoge pieken. Elk eiland is bewoond, ook sommige motu's. Rikitea op Mangareva is de enige plaats in Gambier waar het merendeel van de 1000 inwoners woont. Een grote kerk die al meer dan een jaar in restauratie is, de sporthal dient tijdelijk als vervanging, een klein ziekenhuisje met een arts die ook graag een borrel lust! Een postkantoor waar je vandaag wel dollars of euro's kunt omwisselen tegen de lokale valuta, de Frans Polynesische franc, maar morgen zegt dezelfde juffrouw doodleuk nee. Dan moet je geluk hebben dat één van de winkeliers van de handvol magasins (de buurtsuper waar je aan kunt wijzen wat je wilt hebben) dit jaar op vakantie gaat, want die willen dan wel buitenlandse valuta's wisselen. Alles wat in de winkeltjes ligt, wordt eens per 2-3 weken vanuit Tahiti per boot aangeleverd. Niks is vers, groenten kennen ze bijna niet, vlees is diepgevroren in grote hoeveelheden en poepieduur. Een vers visje wordt ook lastig, want je moet wel weten of die niet besmet is met ciguatera. Alle vis in heel Polynesie die van het koraal eet, is in principe besmet. Elke vis die weer zo'n zieke vis opeet, heeft nog meer gif in zijn lijf. Dus hoe groter hoe gevaarlijker. Zelf lijden ze er helemaal niets onder, maar zodra de mens ze opeet, wordt deze wel ziek. Buiten op zee zijn de vissen veilig te eten, tonijn of bonito zijn geen koraal eters. Alleen moet je die eerst zien te vangen! Het overvloedig aanwezige fruit compenseert meer dan voldoende. Je moet wat inventief worden om ze als groente te behandelen. De broodvruchten zijn bijna rijp, ben benieuwd wat ik daar van ga bakken. Ik heb al een aantal recepten verzameld.

Op de motu waarvoor we nu voor anker liggen, zit een kleine parelkwekerij. Totaal zeven mensen werken hier en we krijgen van Eric de eigenaar een uitgebreide toelichting. Een intensief werk om in elke oester een nepparel te stoppen die in anderhalf jaar moet groeien tot een echte parel. Snuf en Snuitje zouden hier helemaal overstuur raken, zzzoveel ppparels, me-me-mmooie parels. Een snorkeltochtje bij het rif is even oppassen met de sterke stroming, ik grijp elke steen vast om niet als een katapult achteruit te worden geschoten. Het is eigenlijk té laag water, met m'n blote buik en benen ben ik bang om op het scherpe koraal te botsen. Verderop zien we een paar kleine haaitjes op strooptocht. Bij een verlaten huisje is de grote zwarte ton gevuld met regenwater. Onderaan zit een kraantje en met een achtergebleven glazen kan kunnen we een zoetwater douche nemen. Zalig, want dat opgedroogde zout op mijn lijf jeukt ontzettend en veroorzaakt rode vlekjes. Na een paar dagen steken we helemaal over naar de westkant van Gambier, zigzaggend tussen de parelkwekerijen door wat soms erg lastig is. Met de zon in de rug kunnen we de ondieptes vrij goed zien. Behalve als we bij het kerkje van Taravai willen uitkomen, dan hangen er dikke wolken voor de zon, lopen we vast op het rif en vinden we onszelf oerstom dat we het zover hebben laten komen. We varen door naar de westkant van het eiland en ankeren in een stille verlaten baai. Een palmenstrandje staart ons verleidelijk aan en met snorkel en flippers zwemmen we naar de kant. Uiteraard gaan we niet zonder kokosnoten terug. De volgende ochtend staat een klimpartij op de agenda. Gewapend met de machete banen we ons een weg omhoog. Door dor gras, hoge rietstengels, gemeen prikkende naaldbomen en droge struiken komen we boven waar we de andere baai zuidelijk van ons kunnen onderscheiden. Vanaf deze hoogte kun je veel beter zien waar de ondiepten en koralen liggen. Onderwijl vullen we de plastic zak met rijpe guave's, kleine gele ronde vruchten. Het zweet gutst van het lijf, de blote benen zitten onder de schrammen en krassen. Via een andere route komen we drie uur later na veel zwoegen weer uit bij het strand. Een verkoelende duik zonder kwallen is de beloning. Daarna een heerlijke verse vruchtenshake gevolgd door de siësta. "Een volgende wandeling moet wel over een fatsoenlijk pad gaan", zeg ik tegen Warren, terwijl ik de vaseline rijkelijk op mijn gehavende benen smeer. Die wens blijkt ijdele hoop. Het hoekje om naar de volgende baai, waarbij Warren in de mast vanaf de eerste zaling aanwijzingen geeft voor de koers, ankeren we vlak voor het rif dat tussen twee eilanden ligt. Op het rechtse kleinste eiland ontwaren we tussen de struiken een huisje waar een jonge man loopt. We roeien erheen en hij stelt zich voor als Herman. Hij is de oppasser voor het land van zijn opa. Meteen biedt hij ons papaya's en mango's aan en klimt lenig als een aap de hoge boom in. Met zijn t-shirt tussen zijn tanden geklemd vult hij de ontstane zak vol met rijpe zoetgeurende mango's. Daarna gaat het in rap tempo op blote voeten de berg op. Wij dragen allebei teenslippers, fantastisch schoeisel om mee te klimmen. Warren gaat ook verder op blote voeten, ik wil geen spelbreker zijn en volg de mannen dapper op mijn slippende slippers. Alleen het allerlaatste stuk een steile rotsberg omhoog vind ik het wel best, wacht op ze en bewonder het spectaculaire uitzicht rondom. Terug naar beneden is nog lastiger en de dorre struiken laten verse krassen achter op mijn blote benen. Herman zal me wel eigenwijs vinden op mijn slippers. Hij vertelt dat ze al drie jaar veel te weinig regen hebben gehad. Zelf verbouwde groente wil nergens goed gedijen en de sinasappels en mandarijnen laten verstek gaan. Maar de meeste mensen hier zijn werkelijk rijk geworden door de parelkwekerijen. Ze rijden allemaal in dikke auto's en maken zich niet druk om de hoge prijzen voor de levensmiddelen. Ze zien er geen van allen hongerig uit, integendeel, overgewicht in overvloed hangt onbeschaamd over de broekrand te zwieberen. Onze laatste zondag in Rikitea worden Delphin, Rebellion en Nightfly uitgenodigd om bij Fritz te komen eten. Fritz heeft Christiana gevraagd te helpen met koken, ik ga ook gezellig mee. Om kwart over tien zet ik Warren bij Erich af en pik Christiana op. Ojee, een half uur zit Fritz al op ons te wachten! Hij heeft alles al klaar gezet, een bak met aardappels, wortels, kool, eieren en een dik stuk spek. Hij vertelt ons precies hoe hij het hebben wil en aan ons de schone taak om het uit te voeren. Wij gaan vrolijk kletsend aan het werk, af en toe komt de chefkok kijken of het goed gaat, prachtig. Rond half een zijn de drie mannen er ook, is de tafel gedekt en staat het bier en de wijn gekoeld. Fritz proeft vast voor. Ik neem nog snel een douche voordat we met zijn vijven aan tafel gaan. Die gekke Fritz eet zelf niet mee. Hij gaat het vlees braden, terwijl wij aan het voorgerecht beginnen. Wortelsalade met gevulde eieren en in boterhamworst gerolde groene asperges. De volgende ronde bestaat uit gekookte aardappels, gestoofde kool met wortel en spekblokjes en een gepaneerde schnitzel. Lekker! Lekker veel, veel te lekker, veel te veel! Voor het eerst is de dag helemaal grijs en regent het onafgebroken, het deert ons niet. Met ongelofelijk veel lol vertelt Fritz het ene na het andere verhaal, gaat de ene na de andere fles bier leeg. Net voor donker zijn we weer terug op onze eigen boten. Waarschijnlijk weet de hele baai dat Erich en Warren niet meer zichzelf zijn. Erich racet met flinke snelheid door de baai tussen de andere boten door, Warren ligt als een vis voorop de dinghy en lacht als een dronken aap. Christiana en ik sukkelen op een drafje in de Bromvlieg achter hun aan en we liggen in een stuip bij het zien van die twee kleine jongens. Paul heeft zich al uit de voeten gemaakt in zijn eigen kano. Met grote schrik zien we de volgende ochtend dat het met Fritz niet goed is. Het lijkt alsof hij 's nachts een soort attack heeft gehad. Hij heeft geen controle over de rechterkant van zijn lichaam. De dokter komt langs op de fiets en wil dat hij naar het ziekenhuis in Tahiti gaat. Resoluut wijst Fritz dit van de hand. Een reden kan zijn dat hij dan niet meer mag roken en drinken, wat hij nu zo'n beetje de hele dag door doet. Dat zal tevens ook de grootste boosdoener kunnen zijn van deze toestand. Gelukkig wordt hij zich toch bewust van de ernst van de situatie en vraagt Christiana om wat kleren in een tas te pakken. Geen idee hoe dit af zal lopen, maar een ding is zeker, Fritz heeft geen opvolger, want zijn dochters zijn geenszins types om zeilers te ontvangen. Vanochtend zwaaien we Fritz uit als een dochter hem met een rolstoel ophaalt. Hij vliegt vanmiddag nog naar Tahiti. Wij plannen ons vertrek op donderdag en vervolgen dan onze route richting de Austral eilanden, een weekje varen denken we. Morgen gaan we ons afmelden bij de Gendarmerie. Vergeleken bij alle voorgaande procedures voor inchecken was dat hier een makkie. Niks geen gezondheids-verklaring, geen bootpapieren tonen, alleen maar ons paspoort en een douane verklaring invullen waarmee we drie maanden mogen rondzeilen in Frans Polynesië. Om te mogen gaan hoeven we alleen de vertrekdatum en de volgende bestemming in ons paspoort te laten schrijven. Vive la France.

Dinsdag 12 april 2011      Plat op het water, een vreemde sensatie

Op het kleine klokje onder de buiskap is het bijna 22.00 uur. Ik heb net met de stuurtouwtjes van Arie de koers gecorrigeerd en zoek snel de beschutting achter het regen/windkleed dat voor de kajuitingang hangt. Zorgvuldig trek ik de rits dicht en stop de onderste helft van het kleed onder de kuipkussens waar ik op lig. Met de fleecedeken over mijn blote benen en een kussen onder m'n hoofd nestel ik me op het brugdek en luister naar de brullende golven. Een uurtje geleden is mijn wacht begonnen, het is onze eerste nacht op zee voor de rit naar Rapa. Al vanaf het vertrek vanochtend bij Rikitea waait het stevig uit het oosten. Overal in de laguna staan witte koppen op de golven, maar wij hoeven er maar een klein stukje tegenin, daarna hebben we de wind mee. De elektrische ankerlier weigert weer eens dienst, dus Warren moet met de hand het anker binnenhalen, geen makkie bij 25 knopen wind. Normaal loopt de ketting via de lier vanzelf de ankerbak in. Nu legt Warren de 50 meter lange ketting op een hoop op het dek om daarna met de hand de ketting via de doorloop in de bak te krijgen. In de tussentijd stuur ik ons recht tegen de wind in door de vaargeul tussen de boeien door. De motor draait op 2200 toeren en we maken beste klappen op het water. Ik moet geconcentreerd sturen, want voor je het weet zit je buiten de geul en dan lig je meteen op het koraal. Warren komt na zijn klus doorweekt naar achteren om bij te komen. Zodra de wind goed inkomt, draaien we de genua uit en maken een snelheid van zes knopen, een vliegende start. Na een uurtje of drie zijn we buiten het rif van Gambier, sturen we meer zuidwest en kan het grootzeil er bij. Niet meer dan een puntje, met zoveel wind en golven tussen de vier en vijf meter is driedubbel gereefd wel zo verstandig, blijkt ook later. Tegen de avond loopt de wind op tot 30 knopen en is de zee behoorlijk wild. Voor de avondboterham pak ik de kaas uit de koelkast. Op dat zelfde moment wipt een golf de boot op, vlieg ik van de keuken in een vrije val achteruit en kwak met mijn rug tegen de kaartentafel. Au au, dat doet goed zeer, het beneemt me even helemaal de adem. Boos gooi ik de kaas uit mijn handen in de gootsteen, die rotzee! Warren smeert lief mijn boterham met kaas. Daarna draait hij de genua in tot nog ongeveer de helft staat. Het maakt geen verschil voor de snelheid, maar wel voor de helling. Ik moet zijn ingedommeld onder het warme dekentje. Met een verschrikkelijk kabaal breekt een hoge golf op de zijkant van de boot. Het klinkt alsof de bliksem donderend en knetterend inslaat. Voor ik het kan beseffen, voel ik water om me heen en denk "Nou, volgens mij zijn we platgeslagen, hoe snel richt Nightfly zich weer op?". Ik kan de zin niet eens helemaal uitdenken of we zijn alweer overeind, supersnel. Het zeewater heeft zich onder het regenkleed en het ligkussen doorgeperst. Zo snel ik het water voel, smijt ik de deken en het hoofdkussen naar binnen. De kuip staat vol water, maar dat wordt door de loosgaten eruit gezogen als een gootsteen die gorgelend leegloopt. Warren is tijdens zijn slaap in de achterkajuit tegen de zijkant gegooid. Hij schiet inmiddels klaarwakker tevoorschijn en vindt mij trillend op de kajuittrap. "Wat was dat nou?" roept hij verontrust. "Gewoon, een dikke vette golf heeft ons mee genomen!", antwoord ik met een nat hoofd. Binnen is van alles van zijn plek gevlogen en is ergens op de vloer terecht gekomen. Met een hoofdlampje op maakt Warren snel een checkronde buiten en concludeert dat we nergens schade hebben of iets kwijt lijken te zijn. Binnen valt het ook allemaal reuze mee, doordat we alles goed zeevast hebben gestouwd. Als we erover na praten, beseffen we eigenlijk pas wat er gebeurd is. Dankzij het feit dat we zo weinig zeil op hebben, is de boot wellicht niet zó ver plat geslagen. Heel duidelijk heeft het kleed voor de ingang én mijn lijf als blokkade ervoor gezorgd dat het water niet verder kwam dan de ingang, binnen is alles droog gebleven. Eigenlijk zou je op zo'n moment willen dat er een camera boven de boot alles vast legt, nu gissen we toch een beetje. Het gaat zo razendsnel en het is pikkedonker, je kunt niks zien. Nadat we bekomen zijn van de schrik en de boel hebben opgeruimd, kruipt Warren weer zijn bed in. Bij elke rare golf die de boot optilt, verstijf ik een beetje, wacht af en slaak een zucht van verlichting als Nightfly er stoer in mee vaart. Blij ben ik als mijn wacht er om middernacht op zit, maar van slapen komt niet veel met zulke hotseknots bewegingen. Pas de derde dag krijgen we wat rust als de wind gezakt is tot 10-15 knopen. Zondag krijgen we twee regenfronten over ons heen en de wind draait binnen een paar uur van NO tegen de klok in door naar het zuiden. De laatste twee dagen moeten we nu tegen de wind in. Elke handeling kost veel inspanning en we lopen overal blauwe plekken op. We zijn het wel een beetje zat deze hobbelrit. Met een beetje rekenen denken we vandaag voor donker binnen te kunnen lopen op Rapa. De wind blijft tussen de 15 en 20 knopen, dan haalt Nightfly gemiddeld wel de 5 knopen snelheid. Elk uur houden we bij welke afstand we afgelegd hebben, halen we het of moeten we nog een nacht buiten blijven bijliggen. Warren heeft weer de primeur om het eiland als eerste te ontdekken. Vanaf het middaguur zakt de wind iets en hijsen we de genaker, waardoor we sneller gaan. De laatste drie uren zetten we de motor bij en rond 17.00 uur varen we door de beboeide vaargeul de kratermond van Rapa binnen. Het ziet er heel anders uit dan op Gambier. Rondom liggen frisgroene berghellingen die in scherpe pieken de lucht in steken. Aan zowel de noord als de zuidkant van de baai ligt een klein dorpje ieder met een joekel van een kerk. De temperatuur is gezakt naar 23 graden. In Gambier lagen we met zo'n zestien boten, hier maar met drie. Zodra het anker ligt, ruimen we de zeilen op, is het donker en steekt de wind verder op. Binnen transformeren we de zeilboot weer naar woonboot. Wij gaan lekker samen slapen vannacht.

Zaterdag 30 april 2011    Bijna drie weken op Rapa waar we geen geld uit kunnen geven, maar eindigt met een zwarte dag.

"Qui, c'est Rapa", zegt ze glimlachend. Zo is Rapa! We lopen beduusd het kleine winkeltje uit met een doos vol bananen, grote groene avocado's en zes versgebakken nog warme stokbroden. We hadden gisteren 1 brood besteld met de bedoeling er normaal voor te betalen. Maar onze winkeldame Antoinette heeft twee van haar tantes ingeschakeld die met een volle kruiwagen aan kwamen lopen en dit voor ons hebben verzameld. We zijn net terug van onze eerste wandeling op het eiland en hebben een plastic zak vol geplukt met sinaasappelen en sappige rode guaves. Hier op Rapa groeien drie verschillende soorten, de gele guave die we van Gambier kennen. En voor ons geheel nieuw, de kleinere rode die smaken naar onze rode bessen. De derde soort is een groene die tussen de appel en de peer uitkomt, zowel qua formaat als smaak. De rode zijn er in overvloed, tijdens het lopen snoepen we van de struiken tot we er pijn in de buik van krijgen. Wat we mee naar huis nemen, gaat in de vruchtenshake samen met wat bananen. Onderweg naar ons Bromvliegje zien we dat een groepje vissers net terug is van zee. Ze gooien een stuk of zes grote tonijnen op de kant. Na een half uurtje wat kletsen zijn we een halve tonijn rijker. Veel te veel voor ons, aan boord snijdt Warren voor onszelf voor minstens drie maaltijden er af. De rest brengt hij naar On Verra en Rhythm of Life, onze buren. Een paar dagen later stopt een man op een bromfiets met een grote stronk bananen aan zijn stuur. Alsjeblieft, voor jullie! Je durft echt geen nee te zeggen, gevolg is dat we nu tegen de klippen op bananen eten. Op zondag kleden we ons netjes aan en gaan naar de Protestante kerk. Die is hier heel belangrijk. Aan elke kant van de baai staat een grote kerk, ze wisselen elkaar om de maand af. Met een taxibootje steken de meeste mensen de baai over of ze rijden met hun robuuste 4WD auto over de enige weg de baai om. Deze zondag is de dienst aan onze kant, in het dorp Ahurai. We doen met de gewoonte mee en schudden iedereen een handje die buiten voor de kerk staat te wachten. Cynthia, die het "toeristenbureau" vertegenwoordigd, heet ons hartelijk welkom en vertelt dat ze hard werkt aan een plattegrondje met de wandelpaden. Misschien heeft ze volgend jaar zelfs wel een kantoortje klaar om ons te ontvangen. De kerkklok wordt geluid. De vrouwen gaan halverwege bij elkaar zitten, de mannen blijven achterin hangen, de voorste tien banken blijven leeg. De kerkgangers van Ahurai zitten rechts, die van het dorp Area hebben hun plek aan de linkerkant. In het middenstuk zitten de twijfelaars, daar passen wij goed bij. Mooie positie ook om alles gade te slaan. Vijf voorgangers lopen nonchalant naar voren in hun zondagse pak, een lange broek, een loshangend overhemd met een verkreukte stropdas, jasje erover, teenslippers eronder. Een vrouw begint met zingen en de rest valt enthousiast in, alles in de lokale taal. Dan weer zingt Ahurai en luister Area aandachtig. Daarna wisselen de rollen, ze kennen elkaars teksten niet. Als de derde voorganger het woord neemt, heet hij de buitenlandse bezoekers welkom en vraagt of iemand wil vertalen. Bij ons schuift Cynthia in de bank en tijdens de preek vertelt ze in het Engels waar het over gaat. Lastig te verstaan, want de stem van de voorganger dondert geestdriftig door de kerk. De laatste voorganger heeft een lijstje waar de takenverdeling voor de komende week op staat. Wie doet wat, zoals de kerk schoonmaken, wanneer en hoe laat de medicijnen uitgedeeld worden. En wel opeten, want ze zijn duur betaald. De hele kerk ligt in een deuk. Bij de uitgang schudt iedereen de vijf mannen een hand, wij sluiten aan in de rij. De rest van de zondag doet niemand wat, behalve wandelen of sporten.

De kade, waar eens in de twee maanden de enige verbinding met de buitenwereld aanlegt in de vorm van een ferry/vrachtboot, wordt de rest van de tijd actief gebruikt als oefenveld voor het dansen. De jongens en de meiden schudden hun konten soepeltjes en ritmisch op de muziek heen en weer tot het zweet van hun afdrupt. Elk jaar viert ook Frans Polynesië feest op 14 juli, de Nationale Franse Bevrijdingsdag. Van alle eilanden verzamelen zich grote groepen dansers met muzikanten op Tahiti waar ze trots hun optreden showen. Daar oefenen ze het hele jaar voor en ieder jaar maken ze nieuwe kostuums van natuurlijk materiaal, net zoals we op Paaseiland hebben gezien. Van een bepaalde boom gebruiken ze de dunne stam waar eerst de bast van wordt afgehaald. Met een steen slaan ze op de zachte binnenkant totdat het in slierten los komt. Die slierten worden eerst een tijdje in de zee gelegd om nog zachter te worden, daarna in een ton zoet water gebleekt, dan opgehangen om te drogen. Daar komen dus die rieten rokjes vandaan. Van schelpjes worden sieraden gemaakt. Na de eerste week dient zich een goed weerwindow aan om verder naar Raivavae te zeilen. Rhythm maakt hier gebruik van, voor ons is het te snel. We willen het eiland nog meer verkennen. Over een modderig karrenpad banjeren we een pas over en komen aan de zuidoost kant van het eiland in een baai uit. Het laatste stuk lopen we door de taro velden. Oppassen voor natte voeten, want deze planten staan in water met daar omheen een verhoogde aarden wal. Een man en zijn vrouw zijn druk aan het werk in hun veld. Tot hun knieën staan ze in het water de algen er tussenuit te trekken. Ze vragen of we wat taro willen hebben. Dit hebben we nog nooit eerder gegeten, dus ik vraag hoe ik het klaar moet maken. De knol moet geschild worden en een uur in ruim water met zout koken. Eerst kleuren ze wit, vervolgens naar paars, dus niet schrikken. We krijgen een handvol knollen mee waar we vier dagen van kunnen eten, gekookt, gebakken en in een ovenschotel. Het smaakt naar aardappel, erg lekker. Zaterdagochtend ga ik met Alicia van On Verra mee koffiebonen plukken. De moeder van Allain, de lokale politieman die ons ook heen ingecheckt, heeft een aantal struiken en wij gaan helpen plukken. Maman spreekt weinig Frans, maar haar schoondochter die ook een klein kruidenierswinkeltje heeft, is er ook bij en zij vertelt ons welke bonen goed zijn om geplukt te worden. De hele groene blijven zitten en alles wat naar rood kleurt, is rijp genoeg. Na een uurtje of twee hebben we een emmer vol die in de schillenmolen kan. Dan blijven de bonen over die gewassen en daarna gedroogd worden. We zijn erg nieuwsgierig hoe deze koffie zal smaken. Die kans krijgen we, want bij Allain in de tuin wordt een week later een vuurtje opgestookt, daarboven een zware ijzeren pan met dikke bodem waar we de bonen in branden. Met een stok blijven roeren en na een uur worden ze van lichtgroen langzaamaan chocolade donkerbruin. Daarna in de elektrische koffiemolen en krijgen we ieder twee grote bakken geurige versgemalen koffie mee. Het overgebleven vuur gebruikt Allain voor de barbecue en zijn vrouw heeft een groot stuk vlees uit de vriezer gehaald waar ze plakken van afsnijdt. Voor ons een grote traktatie waar ook nog eens heerlijke frietjes bij gebakken worden. Zelf eten ze het meest vis en dan liefst rauw. We krijgen er een koud biertje bij. Het is ons opgevallen dat er in de winkel geen bier of andere alcohol staat. Het blijkt verboden om alcohol te verkopen. Iedere familie bestelt zijn eigen voorraad eten en drinken rechtstreeks in Tahiti dat voldoende moet zijn voor twee maanden. Als men iets te kort komt, kunnen ze in een van de drie winkeltjes terecht. Maar voor drank zul je dan op visite moeten bij je buurman of effe droogstaan tot de volgende ferry weer komt. Zoveel mogelijk strekken we de benen, altijd gewapend met een plastic zak voor het fruit én de regencapes mee, want het regent hier erg regelmatig. Het eiland is niet voor niets zo groen! Met de bromvlieg roeien we op vlak water over de koralen heen. Het is ontzettend helder zicht en we dobberen om de kleine gekleurde visjes te zien. Nog geen tel later zwemmen er drie haaien van ruim een meter om ons heen. Mijn douchebeurt in de zee heeft direct een ander karakter gekregen, alleen nog maar aan de zwemtrap hangen om het sop eruit te spoelen. Maar ontspannen zwemmen lukt even niet. Een beetje door het dorp struinen betekent dat je nooit met lege handen thuiskomt. Antoinette van de winkel heeft vrij en loopt in een mooie witte rok in de net begonnen regenbui haar huis uit. Heerlijk vindt ze dit weer. Wij ook wel, maar dan toch met regenkleding aan. Alhoewel die allang niet meer helemaal waterdicht is. Maar wel lekker luchtig, een jas is veel te warm. Ze neemt ons mee naar de tuin van haar grootouders waar een boom met de groene guaves staat. Pluk maar, zegt ze. Hebben we nog meer nodig, dan gaat ze dat voor ons regelen. Aangezien we door de bananen heen zijn, lijkt ons dat wel wat. Geen probleem. Een paar straten verder lopen we inmiddels in de stromende regen en drupt het water via mijn haren in mijn nek. Bij Warren is zijn t-shirt onder de cape ook helemaal nat. Een man is jonge bananenbomen aan het planten, geeft ons twee grote stronken bananen en vraagt of we koffie lusten. Op de overdekte veranda zit zijn vrouw van schelpen kettingen te rijgen. Van onze Franse woordenschat kom steeds meer bovendrijven, alhoewel Warren soms hele zinnen Spaans zit te praten zonder dat hij er erg in heeft. Na de koffie en de klets haalt de man drie avocado's uit de keuken, zij zet ons allebei een rieten hoedje op ons hoofd en hangt een drietal kettingen om ons nek. Versierd lopen we terug waar de winkel van Antoinette net open is. Ze heeft de bananen al klaar liggen. Oeps, dat wordt een verstopping. Gelukkig is er gisteren een nieuwe boot Silver Lining binnen gekomen. Frank en Margot zijn met hun twee zonen uit Nieuw Zeeland komen zeilen en zullen vast wel bananen lusten. On Verra wil wel weer een stronk hebben, dat is dan ook weer opgelost.

Deze week komt dezelfde visser van de tonijnen weer terug van zee, stopt bij onze boot en overhandigt twee knapen van langoesten. Wat zijn ze mooi om te zien en veel te groot voor mijn grootste pan. Beetje inkorten hier en daar, dan wil het wel lukken. Het afval gaat over boord, kijk, daar heb je die haai weer! Op Paaszondag trek ik een ander mooi jurkje uit de kast, Warren zijn overhemd en lange broek met teenslippers er onder. Deze keer varen we met de taxiboot mee naar de overkant van de baai. Cynthia heeft ons vorige week verteld dat met Pasen de dames hun mooie witte jurken met zelfgemaakte hoeden dragen naar de kerk, dat moet vast mooi zijn om te zien. Geen idee of dit een lokkertje van Cynthia was, maar er zijn maar drie vrouwen die aan dit beeld voldoen. Cynthia zelf is nergens te bekennen overigens. Ook nu weer verzoekt een van de voorgangers of iemand de teksten voor ons wil vertalen. Pierre, een hele bijzondere verschijning, staat op. Groot, dik, veel tatoeages, zijn hoofd is kaal boven zijn oren en vanaf een kaarsrechte horizontale lijn daaronder groeit het welig. Met een brede glimlach staat hij swingend in het gangpad op zijn teenslippers die twee maten te klein zijn de mensen op te zwepen om enthousiast met hem mee te zingen. Pierre loopt op ons af en vraagt of we Frans spreken. Oh God, hij neemt ons mee naar de voorste bank in de kerk. Hij neemt achter ons plaats en vertaalt wat er verteld wordt. Ik krijg telkens de eerste twee woorden van zijn zinnen mee, de rest vloeit samen met de galmende stem van de predikant. Na afloop van de dienst mogen wij naast de vijf mannen bij de uitgang staan om van elke kerkganger een handje te krijgen. We herkennen steeds meer gezichten, iedereen kent ons allang. Op donderdag is het gezamenlijke broodbakdag. Her en der in het dorp staan speciale bakhuisjes met grote ovens waar de families hun voorraad brood voor een week kunnen bakken. De oven blijft zo goed heet voor de volgende bakster. Wij lopen bij eentje naar binnen en de dame kijkt glunderend naar haar versgebakken broden. Ik pak mijn hoesje met de camera waarvan zij denkt dat het mijn portemonnee is. Nehee, we kríj́gen brood, er wordt niet betaald! Met vijf kleine stokbroodjes lopen we weer naar buiten, de eerste is al snel opgesnoept. Rapa voelt toch echt wel ver van de wereld, al weken lang hebben we geen internet meer gehad. Op het gemeentehuis schijnt een verbinding te zijn, maar telkens als we gaan vragen of tie werkt, is het antwoord nee. Het schijnt hun niet te deren. We hebben dan ook enorme mazzel dat we Ruben ontmoeten, de koffiebruine Afrikaan uit Togo, die na zes jaar opleiding in Frankrijk de medische post van Rapa voor vijf jaar bemand. Alle 550 inwoners zijn van hem afhankelijk, een grote verantwoordelijkheid. Financieel erg aantrekkelijk, want hij verdient 3x zoveel als in Frankrijk, woont gratis en, voor ons heel fijn, heeft een internet verbinding. Terwijl hij gaat werken, mogen wij bij hem thuis de verbinding gebruiken, koffie zetten, een douche nemen, geweldig! Problemen met onze laptop heeft Warren genoodzaakt om alles opnieuw te installeren. Nu kunnen we alle broodnodige software downloaden. Eindelijk alle email lezen die zich wekenlang in onze mailbox heeft verzameld, met Mem en natuurlijk de kinderen bellen. We zouden dagenlang daar kunnen doorbrengen om met iedereen die ons lief is te willen skypen of mailen. Maar we willen geen misbruik maken van zijn gastvrijheid. En bovendien slaapt iedereen allang in Nederland waar het nu twaalf uur later is. Vlak voor ons vertrek heeft Ruben een compleet nieuwe voorraad medicijnen allerlei voor ons beschikbaar en geeft ons en passant een volle gasfles cadeau. De eerste lege gasfles van Chili konden we hier niet vullen, dus laten we hem bij de gemeente vuilplaats achter. Met een schamele fles rode wijn bedanken we hem uitbundig, hij is helemaal verrast.

Koninginnedag is voor ons absoluut geen zonnige dag. Ik heb nog nooit zulke pijpenstelen gezien, het regent urenlang onafgebroken ver-schrik-ke-lijk hard. Geheel volgens de voorspelling trekt er vandaag een depressie over met harde noordwesten wind. In het begin van de middag begint het te spoken. De wind buldert van de bergen af de baai in en jaagt het water met witte koppen voor zich uit. Ruim 40 knopen wind gooit ons helemaal scheef, een 20 liter tank water dondert van het kajuitdek overboord en zinkt. Op de radar zien we dat we gevaarlijk dicht naar de ondiepe koraalkoppen worden gewaaid, het anker lijkt te krabben. Snel de motor aan en in de vooruit om niet verder achteruit te worden gezet. Bij een enorme windvlaag giert en jankt de windmolen om er vervolgens meteen de brui aan te geven! Teveel stroomlevering tegelijk (wind en de motor) kan de elektronica blijkbaar niet aan. Een jaar geleden is Giebateau hier precies hetzelfde overkomen. Na wat heen en weer mailen weten we welk onderdeel we waar kunnen bestellen. Dat zullen we naar Tahiti moeten laten sturen. Maar nu wordt onze energievoorziening toch echt wel een ernstig probleem. Nog maar één accu die werkt, de benzine generator heeft een tijdje terug ook besloten om ermee op te houden en nu dan de windgenerator buiten gebruik. Blijft alleen het zonnepaneel over dat uiteraard alleen stroom genereert als de zon schijnt! De volgende dag is de wind naar het zuiden gedraaid en kunnen we vertrekken. We leggen nog even aan de kade aan om alles rustig op te ruimen. Twee mannen van de elektriciteitscentrale spreken Warren aan waarvan ze inmiddels al weten dat het ook zijn beroep is. Ze hebben een probleem, of Warren even wil kijken. Hij doet ze een idee aan de hand waar ze mee verder kunnen. Even later heeft een van de twee mannen op zijn brommertje thuis een zak met bananen en een vers brood voor ons gehaald. Half een gooien we de trossen los en zeilen met een rustige zuidoostelijke wind naar het noorden. Rapa en zijn bevolking laat een onuitwisbare indruk bij ons achter.

Vrijdag 13 mei 2011    Rapa ruilen we in voor Raivavae, nog steeds de Austral eilanden.

Niets of niemand kan mij vandaag nog opvrolijken. De wind uit het zuidoosten en de swell uit het zuidwesten, golven die lekker tegen mekaar aan botsen. De eerste nacht amper geslapen door het geslinger van de boot, barstende hoofdpijn, langzaam aan lijden we allebei steeds meer van de zee. Dag twee is koud, grijs met veel regen en harde wind, hoge golven, dus het slingeren houdt de hele dag aan. Een handeling met losse handen wordt mij direct afgestraft, ik val met mijn schouder tegen een scherpe rand, bah bah! Tot overmaat van ramp zijn we zo eigenwijs om toch maar een raampje in de achterkajuit open te houden voor de welkome frisse lucht in dat benauwde hol. Aan de buitenkant zit er wel een kleed voor, maar we krijgen zoveel water in de kuip dat het eronder door stroomt en bij Warren op zijn hoofd terecht komt. Gatverdegatver, alle kussens en beddengoed nat. Warren slaapt verder op de kajuitbank, ik lig misselijk en chagrijnig op de andere bank. Ik wil weer in een gewoon huis wonen zoals iedereen. Met moeite maak ik wat te eten klaar, met nog veel meer moeite eten we het op en houden het net binnen. Alle dagen van deze tocht zitten we onze wachten binnen, buiten is het te nat en te koud, geen zon te zien. Met zorg houden we het stroomverbruik in de gaten, alleen de meters en de verlichting gebruiken we. De koelkast is voor het eerst uit, voor we het weten is de melk zuur. Een bakje met stukjes pompelmoes staat te gisten en de deksel is opengeschoten, het meurt verschrikkelijk. De computer gaat alleen maar aan om de weerberichten en de mail binnen te halen. Terugschrijven doen we even alleen de hoogstnoodzakelijke. Jasses, dit voelt niet prettig. We moeten zien dat we zo snel mogelijk de windmolen weer draaiende krijgen, want die zorgt 's nachts voor de energie en als de zon het laat afweten. Nu waait het de hele tijd 20-25 knopen in de rug, dat zorgt wel voor een snelle, maar een zeer oncomfortabele tocht. Hoezo Stille Oceaan, die hebben wij vanaf het verlaten van Antofagasta nog niet meegemaakt. Van de totaal 42 dagen op deze oceaan kunnen we de 'stille' dagen op een hand tellen. De 3e middag en nacht moeten we de rem erop zetten, anders komen we in het donker bij Raivavae aan. Met een kleine (ooit gevonden) autoband achter de boot en alleen een vierkante meter voorzeil blijven we nog ruim 4 knopen gaan. Zodra het licht zich aandient, zien we het eiland liggen. Helemaal blij worden we van de zon die zelfs schijnt, het voelt als een herontdekking. Voorzichtig varen we twee uur later de pas binnen met nog steeds 28 knopen wind en witte koppen op de golven. Eenmaal binnen het rif wordt het wat rustiger en bij het dorpje Rairua laten we opgelucht het anker vallen. Zowel On Verra als Silver Lining zijn een paar uur na ons vertrokken en gistermiddag aangekomen, beiden hebben meer geluk gehad met vissen dan wij. Van Frank hadden we een nieuwe haak gekregen waar hij veel succes mee heeft. Die heeft Warren alle dagen buiten boord gehad, maar niets. Van Alicia en Alfredo krijgen we een paar prachtige dikke moten Mahe Mahe, ook nog niet eerder geproefd. Na melding bij de Gendarmerie en een lange wandeling eten we een heerlijk vismaaltje en gaan vroeg naar een rustig stil bed om 12 uur onder zeil te blijven. Ook hier weer spitse pieken, groene hellingen, uitbundig veel wilde bloemen, bananen- en palmbomen, een viertal dorpjes waar de kerk een prominente plaats inneemt. Maar daar houdt de vergelijking met Rapa ook wel mee op. De mensen op Raivavae lijken wat onverschillig, voeren weinig tot niets uit en vinden zelf dat er niets bijzonders is aan het eiland. Behalve dat ze vriendelijk gedag zeggen als wij onze mond open doen, volgt er weinig spontane conversatie. Uitzondering hierop is de Franse zeiler die 30 jaar geleden hier is blijven hangen. Met een overmatige dikke buik vertelt hij enthousiast dat 'ie nog wel een windmolen te koop heeft. Leuk geprobeerd, maar het is een nogal overjarig type. Waar we wel in zijn geïnteresseerd, is zijn groentetuin. Helaas willen de tomaten niet meer rijp worden, zijn de sperziebonen net uitverkocht, maar heeft hij nog voldoende Chinese kool staan, vijf voor 300 Francs. Twee ervan houden we, de andere verdelen we onder On Verra en Silver Lining. Het blijkt een heerlijke verse afwisseling op de papaja's en de blikgroenten. De derde maaltijd meng ik de geroerbakte kool door aardappelpuree, blokjes salamiworst erdoor en het lijkt verdacht veel op stampot andijvie, smullen!! Elke ochtend stopt de bakker met zijn bestelautootje bij het gemeentehuis, waar of Frank of Warren vanaf 07.00 uur post heeft gevat om knappend vers Frans stokbrood te bemachtigen, want op is op. Jammer genoeg hebben we veel wind en regen, waardoor we genoodzaakt zijn aan boord te blijven. Als er een droog dagje tussen zit, maken we wandelingen, maar hebben het snel gezien hier. Het weer is te onbestendig, er valt weinig te beleven, reikhalzend kijken we uit naar een goed weerbericht om naar Tahiti te zeilen. Daar willen we zo snel mogelijk onze energieproblemen zien op te lossen. Zaterdag lijken we te kunnen vertrekken, een zuidwestelijke wind die langzaam doordraait naar zuid, zuidoost met niet teveel wind. Dat lijkt ons wel wat.

Vrijdag 10 juni 2011    Tahiti, een tropische verrassing??? Mhuh nee, niet echt.       Kleindochter Tamar wordt vandaag 3 jaar, hiep hiep hoeraaaa!!!!

Haar mond staat geen seconde stil. Onze chauffeuse rebbelt er vrolijk op los waarbij ze de woorden op het eind een beetje uitrekt, lekker relaaaxed. Wij leunen comfortabel achterover en kunnen mooi de noordwest kust van Tahiti in ogenschouw nemen. Het is onze tweede lift vanaf Taravao, waar ons bootje riant aan de kade ligt in een compleet lege hoek van een klein vissershaventje. Het dorp Taravao ligt precies op de scheiding van Tahiti Nui (groot Tahiti) en Tahiti Iti (klein Tahiti). Nu zijn we op weg naar de hoofdstad Pape'ete en laten ons vlakbij het centrum afzetten. Al vrij snel hebben we door dat dit een stad is waar je aan één of twee dagen slenteren voldoende hebt. De meeste winkels en restaurants zijn gericht op de welgevulde portemonnee. Ons geld moeten we eerst besteden in de nautische winkels, en die zijn hier gelukkig ook aanwezig. De problemen aan boord breiden zich momenteel alleen maar uit. In ieder geval ontdekken we vast waar we nieuwe accu's kunnen kopen. Na een knapperig stokbrood met ham, kaas, tomaat en sla op een bankje verorberd te hebben, lopen we een Fransman tegen het lijf die ons de plattegrond van de stad ziet bestuderen. Hij vraagt of hij ons kan helpen. Nadat wij vertellen dat we een slimme plek zoeken om een lift terug te krijgen, biedt hij aan dat hij ons het eerste stuk de stad uit wel mee wil nemen. Hij brengt ons 15 kilometer zuidelijk van de stad, waar hij zelf woont. Daarna gaat de duim weer omhoog. Deze weg aan de zuidwest kant is veel drukker, maar iedereen rijdt ook veel harder. Gelukkig stopt na een kwartiertje een meneer die in Taravao woont en bij de supermarkt voor de deur stappen we uit. Het is weer een genot om na drie maanden uitgebreid te kunnen kiezen uit groenten en vlees. Wel even slikken als we bij de kassa afrekenen, wat dan wel weer kan met creditcard. Met een krop groene sla, tomaten en een vers stokbrood in de rugzak lopen we het laatste stukje terug naar onze privé haven. Het hele weekend regent het pijpenstelen en komen we de boot niet af. Behalve zaterdagmiddag wanneer Bernard en Lidy ons met de auto ophalen om bij hun thuis te kunnen douchen. De vorige dag kwamen ze toevallig even kijken bij de mannen die dagelijks voor en achter onze boot staan te vissen. Warren maakte een praatje met ze en komt erachter dat hier nog nooit eerder een zeilboot binnen heeft gelegen. Bernard komt van La Reunion (Indische Oceaan) en Lidy is van Chinese afkomst. Hij geeft les op de middelbare school en zij werkt op de universiteit aan een onderzoek naar de problemen van erosie op de eilanden in de Pacific. Ze wonen in een leuk huis waar veel kunst verzameld is. Na een lekkere warme douche krijgen we een grote zak met fruit mee. Erg welkom, want onze voorraad is snel geslonken sinds we op Tahiti zelf niets meer kunnen plukken. We worden weer geacht te kopen, zelfs bananen en broodvruchten liggen in de koeling in de supermarkt, terwijl er handenvol onder de bomen ligt weg te rotten. Onze fruitmand ligt nu weer vol met kokosnoot, papaya, mango, heel veel passievruchten en een groen soort appeltje, maar dan anders. Ik kan me wederom uitleven op de vruchtenshakes, telkens een andere combinatie. Na het weekend zeilen we de pas door om buitenom het rif naar de zuidoost kant van Tahiti Iti te gaan. Via een andere pas gaan we weer naar binnen en vinden op aanraden van een bewoner een boei in deze baai. Gewoontegetrouw checken we 's nachts onze positie een paar keer, want zeker van een vreemde boei weet je nooit hoe stevig die echt verankerd ligt. Bij het ochtendkrieken komt Warren buiten en ziet tot zijn schrik dat we in de vaargeul drijven met boei en al. We mogen van geluk spreken dat het amper waait, want de riffen en ondieptes liggen overal binnen handbereik. We hebben geen zin om opnieuw te ankeren met ons eigen anker, wat nog steeds handmatig gebeurt (ankerlier is weer stuk sinds Paaseiland). We brengen de boei terug zodat die niet in de vaargeul blijft drijven en verkassen daarna direct. Nog niet de pas uit of de lucht is loodgrijs, de regen en de wind barsten los en soms kunnen we het eiland niet eens meer zien. Een paar uur later zijn we aan de zuidwest kant van Tahit Iti en wordt het droger en lichter zodra we de pas binnen varen. De ingang en vaargeul worden goed aangegeven met de rode en groene betonning. Het duurt even voor we een plek vinden waar het minder dan 20 meter diep is om ons anker te laten vallen. Ook hier liggen we twee dagen moederziel alleen, daarna vergezellen ons twee boten.

Hup, kindje met een feloranje zwemvestje aan wordt op de surfplank gezet, moeders stapt in bikini op de plank en peddelt al staand met haar kikkertje voor haar voeten. Ze komt even buurten bij de boten. Nina komt uit Noorwegen, is een hele actieve surfster geweest, is getrouwd met een bekende surfer van Tahiti en samen hebben ze een dochtertje van ruim 1 jaar. We mogen bij hun thuis wel internetten, maar als blijkt dat ze zelfs wifi hebben, kunnen we vanaf de boot inloggen, wauw wat een luxe. Zaterdagochtend mag ik met Nina mee naar yogales die ze in Taravao aan een klein groepje geeft. Ik vind het een fantastische ervaring, maar schrik me wezenloos als ik in ongewone houdingen het vel van mijn benen zie rimpelen. Help, ik word ouder! Thuisgekomen heeft Warren een nieuw serieus probleem op zijn bord gekregen. Nagenoeg alle apparaten aan boord werken op 12 Volt die ze rechtstreeks uit de batterij trekken. Inmiddels schijnt de zon weer hele dagen, dus het zonnepaneel doet weer waar die voor bedoeld is. Alleen bij gebruik van bijvoorbeeld boormachine, tondeuse, mixer én onze laptop hebben we 220 Volt nodig. Daarvoor is een omvormer geïnstalleerd die van 12 naar 220 en omgekeerd omzet. Terwijl Warren enthousiast met de nieuw verworven wifi verbinding op internet zit, gaat er een rood lampje branden op het controlepaneel, 'overload'. Snotverdorie, nu is de omvormer ook stuk en kunnen we de laptop niet meer opladen en ook niet meer internetten aan boord. Het lijkt niet op te houden, in plaats van oplossen komen er alleen maar mankementen bij. En Amerika werkt ook nog niet echt mee. Ruim een maand zijn we al aan het e-mailen om nieuwe elektronica voor de windmolen te laten opsturen. Onze contactpersoon heeft de opdracht aan de verkoopafdeling doorgegeven, waar nu ene Miep opnieuw alle vragen gaat stellen, waar hij alle antwoorden al op heeft. Doodmoe worden we ervan en er is nog steeds niets onderweg!

Hartstikke verslaafd zijn we eraan geraakt. Eerst hadden we nog maar 700 Nederlandse titels, van Silver Lining kregen we ruim 3800 Engelse titels. Warren heeft een mooi programmaatje, Calibre, waar alles in opgeslagen staat, onze boordbibliotheek. Probeer maar eens zoveel boeken op een tien meter bootje te verstouwen. Met een e-book reader gaat dat moeiteloos. Maar...... wat je met een echt boek wel kan doen, je krijgt er hoogstens wat vouwen of scheurtjes in, is voor een e-book werkelijk het einde. Je kunt er echt niet op zitten, het glas breekt en er valt niks meer mee te lezen. Ons meest prachtige, mooiste, slimste gadget aan boord is nu ook stuk, het is om te janken (sorry brusjes)! Bij Warren slaan oprecht de stoppen door. "Ik vind dit echt niet meer leuk. We lopen van het ene in het volgende probleem, ik repareer alleen maar dingen, ik hou d'r mee op." Hij is in staat om de kortste weg terug naar Nederland te zeilen, á la minute. De sfeer is onaangenaam, we botsen nog te vaak, de boot lijkt te klein voor onze relatie. Uit nijd laten we Nightfly in zijn vet gaar smoren en gaan met Bromvliegje bij het rif snorkelen om zelf wat af te koelen. Het dal is even te diep en we hebben hulp nodig. Bij Port du Phaeton liggen minstens 20 boten voor anker. Het wordt een hereniging met Christiana en Erich (Delphin)  en met Günther & Claudia (Tao), onze lasser op Gambier. Ieder heeft op zijn beurt ook de nodige problemen die luidruchtig worden geventileerd. Günther buigt zich over onze defecte apparaten en ontdekt welke onderdeeltjes stuk zijn, zowel van de windmolen als van de omvormer. Natuurlijk niet te krijgen op Tahiti, we gaan proberen om die vanuit Nederland op te laten sturen. Kijken wie eerder is, Amerika of Nederland. Bij Delphin wordt door de drie mannen vier dagen hard gewerkt aan een vastgelopen schroefas. Met de free-diver van Erich is het makkelijker duiken onder de boot. In plaats van een fles op je rug heb je alleen een mondstuk waaraan een lange slang die vanaf boord voor lucht zorgt. Ze klaren de klus waardoor de boot niet uit het water hoeft, een flinke besparing zowel financieel als in tijd. Zo, dat is alvast een boot minder om op te klussen. Om onze wachttijd nuttig te besteden, openen we een naai atelier. Stof, ritsen en pezen hebben we vorig jaar vanuit Nederland meegenomen om een nieuw kleed voor de kajuitingang te maken. De huidige is helemaal gaar, overal gaatjes, ontzettend vies en niet meer waterdicht. Het is een hele uitdaging om dit met de hand te naaien, maar ach, het houdt je van de straat.

Zaterdag 25 juni 2011    Een heel bijzondere dag!!!!





Hier worden we helemaal blij van. Ons derde kleinkind is vandaag geboren. Sandra en Jaap hebben een zoon gekregen, Roel Warren, vernoemd naar zijn beide Pakes. Zijn roepnaam is Roel. Felicitaties voor de kersverse Heit en Mem. Wij zijn al op kraamvisite geweest via Skype!!

Vrijdag 8 juli 2011     Verder langs de Society Islands
Lieve Mem, van harte proficiat met uw 90e verjaardag!!!!!!!!!!!!!!!!


Toe maar, jaaa, maak maar lekker herrie. Wat door veel mensen als een storende lawaaischopper wordt ervaren, klinkt voor ons als muziek in de oren. De zwiepende wieken van de windmolen maken momenteel overuren, het waait dat het rookt, uit een egaal grijze hemel valt gestaag regen. Het lijkt Patagonië wel, alleen zitten we nu zowat in de blote kont, op Huahine. We hebben het belangrijkste probleem op kunnen lossen. Het heeft wat voeten in aarde gehad, maar na acht weken ontvangen we dan eindelijk uit Amerika de elektronica voor de windmolen. Na veel gepriegel, gevloek en gesteun lukt het Warren, boven op het zonnepaneel gezeten, om het onderdeel te vervangen zonder dat er iets in het water valt! Met een tevreden zucht en een bezweet lijf drinkt hij zijn koffie op, genietend van het geluid van de draaiende, maar bovenal weer energie leverende windmolen. Een nieuw e-book gaat iets sneller en makkelijker. Op Vaderdag (leuk cadeau toch?) besteld op internet ook in Amerika en dezelfde week vrijdag afgeleverd op de Nightfly. Voor de laptop schaffen we een 12 Volt oplader aan, zo kunnen we weer 'onbeperkt' computeren. Van Silver Lining kregen we eerder al een acculader 220-12 Volt, zodat de generator toch nog gebruikt kan worden voor stroomopwekking indien zowel de zon als de wind het laten afweten. Met allerlei stekkerverbindingen kunnen we, terwijl de generator draait, zelfs de tondeuse te voorschijn halen om de lange manen van Warren te kortwieken. Ik ga vanzelfsprekend liever naar de kapper. In Pape'ete zijn wel wat omvormers te koop, maar veel te duur en niet wat we eigenlijk willen hebben. Datzelfde geldt voor de accu's. We wagen het erop dat de overgebleven accu ons trouw blijft tot aan Nieuw Zeeland. Al met al krijgen de tastbare problemen voorlopig het oké label. Voor mankementen in de relationele sfeer kunnen we geen reserve onderdelen op internet vinden. Daar moeten we zelf ons stinkende best voor doen. De eerste overwinning behalen we door de koers toch niet naar Nederland te zetten, maar ons oorspronkelijke doel aan te houden, Nieuw Zeeland. Na zeven weken Tahiti is het dan ook hoog tijd om de meer romantische eilandjes een kans te geven.

Het 25 Mijl westelijker gelegen Moorea is oogstrelend, de Cook Bay treffend gelijk aan al die prachtige foto's die je op internet en in reisgidsen tegenkomt. Elke ochtend om 6.00 uur haalt Warren een vers stokbroodje met de Bromvlieg zonder te brommen. Het is er windstil en het is een kippeneindje naar de wal, dus roeien. Een fikse wandeling naar een uitkijkpunt (altijd klimmen, merkwaardig...) geeft ons zicht op allebei de baaien van Moorea. Op de ananasvelden wordt druk gewerkt, ze groeien hier het hele jaar door. Twee verrukkelijk zoetgeurende exemplaren worden ons in de handen geduwd. Van de wildgroeiende papaya bomen scoort Warren drie stuks die al een beetje geel beginnen te kleuren. Niet gemakkelijk, want de vruchten hangen hoog in de top van een kaarsrechte kale stam. We ontdekken sterappel vruchten en onder de pompelmoes bomen liggen de overrijpe exemplaren, goed genoeg voor onze fruitmand. Zondagochtend krijgen we de Douane op visite. Met één boot moeten ze heel Frans Polynesië controleren, een gigantisch groot gebied. Twee vriendelijke kerels in korte marineblauwe broek noteren onze gegevens en of we nog wat aan te geven hebben, drugs, medicijnen, alcohol. Neuh, niets van dat alles. Gelukkig willen ze de paar lokale flessen wijn niet zien die Warren spontaan verzint. Dan zouden ze een doos met pakken Chileense wijn aantreffen die ruimschoots boven de toegestane twee liter drank komt die we mogen invoeren. Door de hoge bergen die de baai aan drie kanten omsluiten, is de zon 's ochtends wat trager en op het eind van de middag sneller verdwenen. We verkassen naar de buitenkant van Opunohu Bay bij een klein vissershaventje, beschermd binnen het rif met uitzicht op de Pacific. Een merkbaar verschil is de langere duur van het daglicht, heerlijk. Ook hier weer de bakker en een kerk voor de deur. En niet te vergeten een wifipunt voor internetverbinding, zodat we gezellig mee kunnen kijken als Roel in zijn badje gaat.

De zeiltocht naar Huahine, ons derde eiland van de Society Islands, duurt 22 uur. Klokslag 12.00 uur vertrekken we met alleen de fok uitgerold. Gaandeweg moeten we die steeds kleiner maken, want met wind tussen de 20 en 30 knopen maken we teveel snelheid, komen vervolgens midden in de nacht aan en dan willen we zeker geen onbekend rif binnen varen. Deze nacht kunnen we ons nieuwe handgenaaide regen/windkleed voor de kajuitingang uitproberen. Hij slaagt met vlag en wimpel. Doordat we in het middenstuk een ruitje hebben genaaid met aan weerskanten een rits, hebben we vanaf onze nachtwacht plek ook zicht naar achteren, heel prettig. Huahine blijkt een erg winderig eiland te zijn met veel stroming op de ankerplaatsen. De regen is inmiddels opgehouden, er komen blauwe vlekken tevoorschijn. Gisteren zijn we in deze zuidelijke baai aangekomen, maar hebben nog geen voet aan wal gezet (behalve Warren natuurlijk voor een vers broodje). Na de lunch maar eens de benen strekken. We verbazen ons er steeds weer over hoe groen deze eilanden allemaal zijn, wat uiteindelijk wel logisch is vanwege de regelmatige neerslag. Onze strooptocht levert altijd wel wat op, deze keer een paar mango's en wat papaya's. Het is hier weer echt dorps, overal waar we mensen tegen komen, worden we vriendelijk toegezwaaid. Na twee dagen keren we terug naar het dorp Fare bij de ingang van het rif, want daar kunnen we internetten. Natuurlijk willen we Mem heel graag persoonlijk feliciteren met het bereiken van deze fantastische leeftijd!!

Zondag 14 augustus 2011     Îles Raiatea - Tahaa - Bora Bora - Maupiti - Mopelia en dat was dan Frans Polynesië

Midden in de nacht wordt Warren wakker van een akelige pijn in zijn schouderpartij. Hij smeert er SRL gel op en probeert nog wat te slapen. In de loop van de dag lijkt het alleen maar erger te worden, van zijn schouderblad tot halverwege de bovenarm is het één groot pijnveld. De volgende nacht liggen we zelfs apart, Warren op de bank amper slapend, ik royaal met de benen dwars alleen in bed. Deze ontwikkeling gooit danig roet in het eten wat het ankeren betreft. Uit nood geboren stort Warren zich voor de zoveelste keer op de kapotte ankerlier. Die wordt wederom gedemonteerd en uit elkaar gehaald. Een hoop gedoe, want de bedrading gaat onderdeks via onze slaapcabine door de kledingkast aan het voeteneinde naar binnen. Nou ja, wordt daar ook maar eens gelucht, voor je het weet heb je weer schimmel. Geluk bij een ongeluk is het niet Warren's rechterschouder, zodat het sleutelen redelijk zonder pijn gaat. In Chili vorig jaar in Puerto Montt hebben we nieuwe koolborstels in de ankerlier laten zetten. Geen wonder dat dit geen lang leven beschoren is geweest, ze zijn er schots en scheef ingelast, een regelrechte puinhoop. Warren probeert ze heel creatief recht te krijgen wat best lukt. Maar ondanks alle inspanningen blijft 'ie stuk. Als laatste optie ligt er nog ergens een noodhendel om het anker omhoog te krikken, een onding, want het duurt 10 keer langer voordat het anker boven is. Bij krik heen doet 'ie niks, bij krik weer pakt hij hooguit drie schakels van de ketting en zo hebben we 50 meter ketting te gaan. Maar goed, we hebben geen andere keus, Warren wil niet eens dat ik het met de hand probeer uit angst voor mijn rug. Bij vertrek uit Huahine neemt Warren de tijd en na een half uur hangt het anker op de boeg, operatie geslaagd en Warren is nog heel. Op het volgende eiland Raiatea kiezen we voor een strategische, ondiepe ankerplek. Dan kan er minder ketting gestoken worden, handiger voor het binnenhalen later. We liggen tegenover de hoofdplaats Uturoa waar we makkelijk boodschappen bij de hand hebben. Om de schouder rust te gunnen, liggen we lekker vier dagen op deze stek, snorkelen wat en doen verder niks bijzonders. Met behulp van de nodige spierverslappende poeders gaat het elke dag beter. Zo goed zelfs dat we een scooter huren om het eiland over te crossen. We tuffen na het ontbijt rond acht uur weg bij de lokale haven en gaan met de klok mee langs de oostkant naar het zuiden. De weg slingert met de oevers mee rondom het eiland, zo'n honderd kilometer in omtrek. Het is nog best fris in de wind en de zon schuilt vaak achter de wolken. Na een uurtje stoppen we bij de eeuwenoude Marae Toputapuatea. Marae zijn offerplaatsen uit de oudheid. We komen er veel tegen in heel Polynesië, meestal een wat onbeduidende verzameling stenen. Maar deze is heel belangrijk geweest, bovendien behoorlijk compleet en interessant om wat langer te blijven kijken. Elke andere Marae elders in Polynesië bevat een steen van deze Marae om de verbondenheid uit te drukken. Op het bijgelegen strandje staan wat tentjes van riet op een rij waar we een welkome kop koffie kunnen drinken. We worden bediend door een lieflachende mahu, een jongen die als meisje is opgevoed en er ook zeer vrouwelijk uitziet. Een mahu is niet per definitie een homoseksueel. We zijn er al veel tegen het lijf gelopen, overal in de Pacific hebben ze een andere naam, wij noemen ze kweenie. Verderop is de weg geblokkeerd door een kleine aardverschuiving, dus rijden we een stuk terug tot bij de (enige) afslag waar we door het bos en de bergen binnendoor aan de zuidkant uitkomen. Van dorpje naar dorpje rijden we verder, een kerk, een lokaal winkeltje in een schuurtje. En een handvol huisjes, kleine simpele bouwsels met veelal een golfplaten dak. Geen glas in de ramen, maar open ramen in louvre stijl waar de wind een welkome bries doorheen kan blazen. De honden en kippen lopen over de weg, de was hangt over de schutting te drogen. En bijna iedereen heeft de typische langwerpige brievenbus waar het stokbrood in past dat de bakker 's ochtends vroeg langs brengt. Op de route ligt een heuse jachthaven met een restaurant waar we, na eerst alle bootjes bekeken te hebben, onszelf trakteren op steak met friet. Dit is de thuishaven voor een drietal chartermaatschappijen en het ligt helemaal vol met de huurcatamarans die we te pas en te onpas tegenkomen, al dan niet met (on)ervaren zeilers. Na deze leuke dag gaan we weer verder, de schouder van Warren kan weer meewerken bij het anker ophalen. De eilanden Raiatea en Tahaa liggen binnen één groot omringend rif en dus kunnen we makkelijk binnendoor zeilen. Ons doel is het dorpje Patio aan de noordkant van Tahaa, want volgens zeggen is daar groot feest op 14 juli, Bastille dag, het hoogtepunt van het Heiva Festival. We proberen dichtbij het dorp een plek te vinden, maar overal is het dieper dan 20 meter of je ligt gelijk op de ondiepe koraalbodem. Nog maar een stuk doorvaren dan naar de westkant waar we bij een motu het anker op een sympathieke acht meter diepte laten vallen. De volgende ochtend, de Franse Nationale feestdag, steken we met Bromvlieg het brede stuk water over naar het dorpje Tapuamu, steken de duim omhoog en vallen zo toch nog met de neus in het feestgedruis in Patio. Het hele dorp is aanwezig en maar een handjevol toeristen. Overal eet- en drinktentjes, het rad van fortuin en een grote open feesttent waar groepen kinderen van het hele eiland om beurten hun ingestudeerde dansen showen. Erg vertederend zoals de hele kleintjes, niet ouder dan drie jaar, de pasjes en bewegingen van de groteren proberen bij te houden, telkens een fractie te laat. En alle kontjes draaien even soepel om hun as, het zit gewoon in hun genen.

De hoge bergpieken van Bora Bora lonken naar ons. In ruim zes uur zeilen we met de wind in de rug naar de westkant van het eiland waar de enige ingangspas zich bevindt. Het ligt er stikvol kleine vissersbootjes die overal hun boeien hebben gedropt. Slalommend met een harde aantrekkende wind die nu schuin van voren komt, is het nog even hard werken in het laatste uur. Voor het dorp Vaitape vinden we een wat ondieper stuk waar we ons anker laten vallen. Het is zaterdag en vanavond hebben we het genoegen van de afsluitende avond van het Heiva festival. Hier treedt om beurten een jong koppel op met hun eigen groep muzikanten, allemaal fraai gekleed. De hele zandarena hebben ze voor zich alleen en heupwiegend verleiden ze elkaar onder begeleiding van de opzwepende trommelsessies. Wij worden hier niet echt opgewonden van, sterker nog, geen enkele dans in Frans Polynesië kan tippen aan wat wij op Paaseiland hebben gezien. We zijn doodgewoon verwend. We wisselen nog vier keer van achtertuin, waarbij de oostzijde van Bora Bora het meest oogverblindend is. De ondiepe lagune blinkt uit in ongelofelijk mooie kleuren blauw, met de zon erop schijnend lijkt het net licht te geven. Zelfs de witte vogels krijgen aan de onderkant van hun vleugels een lichtblauwe weerkaatsing. Langs de motus ligt het vol met vakantie resorts. Nadat we een net aangelegde kruisweg in de brandende zon omhoog geklommen zijn, krijgen we bij het kruis op de top een mooi uitzicht op de lagune. Nu zien we dat die resorts toch wel mooi gebouwd zijn. Er blijft genoeg ruimte over voor de vele zeilboten, waarvan de meeste die huurcatamarans zijn. Zij blijven overal maar 1 nachtje liggen, hun tijd is beperkt tot een paar weken vakantie. We bezoeken met een volle tas de enige wasserette annex internetcafé in het dorp waar we, terwijl de was draait, gratis koffie met een half uur internet erbij krijgen. Bovendien kunnen we er boeken omruilen, een erg slimme combinatie voor zeilers. Daarna door naar de voorlopig laatste grote supermarkt voorhanden waar we wat verse groenten, appels en een voorraadje kaas en koffie inslaan. In deze warmte is het verse spul niet lang houdbaar, maar we hebben blikvoer zat, soms zelfs nog met een Nederlands etiket. We klaren bij de Gendarmerie uit voor Frans Polynesië, een simpel klusje van tien minuten, kijken in onze portemonnee of er nog voldoende contante Polynesische franken inzitten. De laatste twee Society eilanden gaan we illegaal bezoeken en alleen op Maupiti zijn nog enkele winkeltjes voor brood en zo. Maar zowel de creditcard als de bankpas is hier onbruikbaar. Wederom een dagje met een lekker briesje in de rug zeilen we naar Île Maupiti, voor ons de parel van alle eilanden. De nauwe ingangspas aan de zuidkant kan heel lastig zijn bij foute wind en golven, maar in ons geval is het een kalme pas waar wel aan beide kanten brekers staan. Daar hebben we geen last van, alleen een knoop of wat stroming tegen. Moterend volgen we de goed beboeide vaargeul die uiteindelijk bij het enige dorp, Vai'ea uitkomt. Een half uur eerder is een catamaran ons voorgegaan en zo met twee boten voor anker is het hier lekker rustig. De volgende dag lopen er nog twee binnen, net op tijd voor het front dat over gaat komen. Donderdag blijven we dan ook de hele dag aan boord, het waait hard uit het zuiden en het regent bijna onafgebroken. We kunnen nog net een stukje van de pas zien waar een kleine ferryboot naar binnen stuitert. Jee, het spookt daar nu echt, geen zeilboot die daar nu in of uit zou willen. We krijgen een aangenaam gevoel bij dit eilandje, een leuk dorpje met vriendelijke mensen die graag een praatje willen maken. Het erf bij de huizen ziet er redelijk opgeruimd uit, wat je niet overal kan zeggen. Ook hier in veel tuinen zien we de familiegraven waar ze gezellig bovenop een biertje zitten te drinken. Waarschijnlijk blijft het eeuwig familie eigendom, maar bij eventuele verkoop toch lastig, want wat doen we dan met oma? In ruim drie uur wandelen we het eiland rond over de geasfalteerde weg. Overal is de lagune heel ondiep en bezaaid met koraalrotsen wat weer hemelsblauwe kleurschakeringen oplevert. Langs de kant van de weg staan de mangobomen bomvol vruchten die ongrijpbaar hoog hangen en de overrijpe jongens liggen eronder als voer voor de kippen en de vogels. We pikken er een paar onaangetaste uit, halen met het zakmes de stevige dikke schil eraf, nemen een hap waarbij het gelige sap langs de kin druipt. We beklimmen, soms met behulp van touwen die er hangen, één van de twee bergpieken in het midden van het eiland. Vanaf 380 meter hoogte kunnen we het hele rif, behalve de noordwest kant, rondom met zijn motus zien, een prachtig plaatje. Aan de westzijde ligt de langgerekte motu Auira dat bij laag water wadend tot het middel te bereiken is. Een stuk of wat stekelroggen schieten in het heldere water voor onze voeten over de zandbodem weg. Op de grotendeels onbewoonde motu wandelen we een paar uur langs de waterkant over het strand, komen één verdwaalde toerist tegen, lopen terug via een weggetje dwars over de motu waar een enkel huisje staat waar alleen de hond en de kippen ons opmerken. Samen met de twee Franse buurboten snorkelen we bij het rif tussen de visjes en het koraal, eten ons buikje vol aan de kokosnoten en drinken op de grootste boot tegen de avond langdurige aperitiefjes met lekkere hapjes die we allemaal meenemen. Geroosterde stokbroodsneetjes met tonijnsalade of geitenkaas, dippen rauwe wortelreepjes in zelfgemaakte knoflooksaus. Na al dat gesmikkel slaan we de avondboterham thuis maar over. Een lekker kopje koffie en een filmpje voor het slapen gaan sluiten alweer een mooie dag af.

Ik wil nog een dagje blijven, voornamelijk om foto's op de website te zetten, Warren staat al in de vertrekstand. Soms lastig om elkaar tegemoet te komen, deze keer loont de extra dag zeker de moeite! Van een nieuw binnengelopen zeilboot horen we dat vlak voor de uitgang een soort van onderwater wasserette is, maar dan voor de manta's. Elke ochtend komen op een vaste plek grote manta's boven wat rotsen zwemmen om zich vervolgens door de schoonmaakvisjes te laten reinigen van ongedierte. Tot nu toe hebben we rondom onze boot wat donkere schaduwen zien bewegen, maar het water is meestal niet helder genoeg om ze goed te zien. Na de extra dag koersen we naar de aangeduide plek waar een klein boeitje ligt voor de toeristenbootjes, gooien vlakbij ons anker uit en wachten een klein buitje af. De twee Franse buren zijn ieder in hun dinghy ook hierheen gekomen. Gewapend met snorkelbril en zwemvliezen zwemmen we naar de rots die op zo'n 6 meter diepte ligt. Al vrij snel komt de eerste grote manta aangezwommen. Wauw, wat een gaaf moment. Majestueus beweegt hij of zij zich door het heldere water, van bovenaf lijkt het net een hele grote vlinder of een vleermuis. Al duikend naar beneden proberen we zo dichtbij mogelijk te komen. Daar komt nummer twee aan, drie en vier volgen snel. Na een uur kijken en genieten begin ik te rillen, het lijf koelt te veel af, het is mooi geweest. Als afscheid drinken we met zijn allen bij ons aan boord een kop koffie om wat op te warmen, waarna wij door de pas met drie knopen stroom mee naar buiten worden gespoeld. Op weg naar Île Mopelia, alweer een compromis, waar ik eigenlijk niet heen wil maar Warren wel. Ook hier krijgen we absoluut geen spijt van. Na een dag en nacht varen over een mooie zee met lichte wind volgt de smalste pas ooit. Twee witte paaltjes aan weerskanten geven aan waar de limit is, eenmaal in de slechts 27 meter brede pas kun je niet meer omdraaien, want je kunt beide zijden, die boven water uitsteken, bijna aanraken. Alweer zijn de goden ons gunstig gestemd, want het is superrustig weer, geen brekers en maar 2 knoop stroming tegen, terwijl de pilot spreekt over een uitgaande stroming van soms zes knopen. Deze wat ovaalvormige atol is ongeveer 8 kilometer in omtrek waar in 1998 de cycloon Martin heeft gewoed. zo'n 75 procent van de bomen en vegetatie is vernietigd en alle huizen behalve een is overeind gebleven. Alle bewoners zijn nadien vertrokken. In de noordoost hoek waar wij voor anker liggen, vind je onder water een woud van her en der liggende palmbomen, tussen de weer opgegroeide bomen en struiken komen we de funderingen van de huizen tegen met wat achtergebleven huisraad. Een gietijzeren pan komt goed van pas op het kampvuur dat we elke avond met onze Amerikaanse buren op het strand maken. Hun gasfles is bijna leeg en zo kunnen ze toch simpele maaltijden op het vuurtje maken. Dit gezin met drie meiden is onderweg naar Nieuw Zeeland waar ze een nieuw leven gaan opbouwen. Emigreren per zeilboot, niet eens zo'n gek idee, zelfs de kat is mee. De kinderen hebben het reuze naar hun zin op het land, waar ze een complete hut bouwen. Eindeloos lopen wij langs het rif aan de oostkant, ik om de meter stoppend om een schelp op te rapen, Warren strandjuttend bij de aangespoelde visnetten en boeien, kijken of er nog wat bruikbaars bij zit. Vlak voor de oever zwemmen kleine black tip haaitjes op zoek naar hun prooi. Inmiddels wonen op de zuidkant van de langgerekte motu een paar mensen, waarvan we horen dat de ene familie niet praat met de andere......tja, wat moet je dan met het spreekwoord "beter een goede buur dan een verre vriend"? Op het drukste moment zijn we met zes zeilboten. maar er is zoveel ruimte hier dat het niet eens opvalt. Op het South Pacific Cruising net horen we elke dag hoe druk het is op het Cook eiland Suvarrow, onze volgende bestemming. Daar liggen minstens 25 boten, des te meer reden om hier nog even te genieten van het zo goed als onbewoonde en verlaten eiland. Een van de andere boten heeft een duikcompressor aan boord, dat betekent dat we kunnen duiken en onze fles weer gevuld kan worden. Net buiten de pas is een geweldig mooie duikspot, er liggen aardig wat overblijfselen van een schip op slechts 6-7 meter diepte. Een klein stukje verder is een drop-off van honderden meters, waar je duidelijk kunt zien dat dit een vulkaan eiland is. Heel veel vis zwemt er rond en het koraal is weer redelijk gezond na de orkaan van 12 jaar geleden. Het allerprettigst is het fantastische zicht, het water is zo helder, je kunt meer dan vijftig meter ver kijken. Een ontspannen week beleven we op dit Adam en Eva eiland. Het is hier werkelijk genieten met een hoofdletter G.

Zondag 20 augustus 2011                   Motorpech

Whaaah, waarom moet de motor het net nu begeven!!! Voor ons links ligt het East Reef en rechts het South Reef. Daar moeten we tussendoor, na het South Reef kunnen we rechtsaf slaan richting de ankerplek. We hebben het grootste gedeelte van de toegangspas achter ons liggen. De wind blaast met een dikke twintig knopen op de kop, overal zie ik witte koppen op het water. Er moet gas bij om de vaart erin te houden en niet door de stroming naar rechts te worden gezet. Na een paar tellen begint de motor veel kabaal te maken om er daarna de geest aan te geven, een onaangenaam herkenbaar moment van meer dan een jaar geleden ten tijde van Patagonië, toen er vuil in de dieselleiding zat. Warren heeft het ook al gehoord en verlaat snel zijn uitkijkpost voor op de boeg. "Dit gaat fout Warren, snel, het zeil op!".Verwoed probeert hij nog een keer de motor te starten, maar dezelfde herrie vult de kuip. We worden steeds dichter naar het South Reef gedreven, waar de golven op het koraal stuk slaan. Warren trekt vervolgens gejaagd een puntje van de rolgenua tevoorschijn die meteen bol staat van de wind. Ik probeer krampachtig richting het midden van de twee riffen te sturen, maar dat lukt echt niet. De wind stuurt ons meedogenloos naar het rif dat nog maar op enkele meters van ons af ligt. "Warren, ik red het niet, ik ga vóór het rif langs naar rechts, we hebben geen andere keuze meer". Gelukkig hebben we vooraf de kaarten goed bestudeerd en weten we dat er ook hier een doorgang naar de ankerplaats is, weliswaar smaller en met ondiepe gedeeltes die nu niet zijn waar te nemen door de turbulente beweging van het wateroppervlak. Op goed geluk komen we hier ongeschonden door. Warren roept daarna via de marifoon Dave op één van de aanwezige boten op met de melding dat we niet kunnen manoeuvreren en zeilend voor anker zullen moeten gaan. Dave organiseert direct een viertal krachtige dinghys die ons gaan begeleiden als stootkussen mocht het mis gaan. Dave wacht ons bij de plek op waar voldoende ruimte is om ons anker te kunnen laten vallen, tussen de complete vloot op een redelijk ondiepe plek. Ik zeil tussen de boten door wat prima lukt met een wind die daarvoor uit de juiste richting komt. Het mocht alleen wel wat minder hard waaien als het aan mij ligt. Warren staat voorop klaar om het anker te laten gaan. De mannen in de dinghys die naast ons mee varen knikken me bemoedigend toe. Op het moment dat we bij Dave zijn aangekomen, maak ik snel de schootlijn van de genua los zodat de druk eruit is. Warren dropt het anker en laat de ketting lopen terwijl wij achteruit worden geblazen. Het anker lijkt goed te houden, want we liggen op een gegeven ogenblik stil. Met een zucht van verlichting bedank ik de dinghymannen uitvoerig. Warren springt meteen overboord met flippers en snorkel en gaat onder water checken of het anker wil ingraven. Het blijkt achter een koraalrots te haken, weliswaar een grote, maar niet echt te vertrouwen mocht de wind gaan draaien. Als we losraken, kunnen we helemaal niets uitvoeren en zullen dan zeker een van de achter ons liggende boten gaan rammen. We brengen een tweede anker uit voor de zekerheid die Warren ook gaat checken. Bingo, deze haakt achter een andere koraalkop, hoe krijg je het voor mekaar. Dan vindt Warren vlak voor onze boot op de bodem een oude mooring met een verroeste ketting met daaraan een dikke lijn. Hij neemt de lijn mee naar boven die we op onze boot beleggen. Nou, drie verschillende "ankers" dat moet toch voldoende zijn. Ik kijk om me heen en tel het aantal boten dat er ligt, oeps, wij zijn nummer dertien.....! We pakken elkaar lekker vast en zijn blij dat we deze onverwachte klus zo goed geklaard hebben. Na een voorbeeldige zeilreis van zes dagen waarbij we slechts één dag hebben liggen dobberen op een vlakke Pacific, zijn we aangekomen op Atol Suwarrow, welkom op Nieuw Zeelandse bodem.

Dinsdag 6 september 2011        Via Cook Island Suwarrow naar Samoa waar het smoorheet is

quot;An Island to Oneself", het verhaal dat Tom Neale schreef over zijn verblijf op Atol Suwarrow tussen 1952 en 1977 gaat allang niet meer op. Steeds meer boten nemen dit eiland op in hun route door de South Pacific. Dit jaar een record van tot nu toe 86 boten, veelal Amerikanen die hun volgende stop plannen op American Samoa. De rangers John en James vertellen dat bij hun aankomst in mei ze reeds werden opgewacht door de eerste paar zeilboten die er al voor anker lagen. Daarna zijn ze geen dag meer alleen geweest. Ze blijven tot half november om dan terug te keren naar Rarotonga waar hun gezin woont. Elk jaar is er een lijst van zo'n tachtig gegadigden die solliciteren naar deze job. James is er voor het 2e jaar, voor John is alles nieuw. Ze zijn niet echt vrienden van elkaar, knap lastig als je het samen een half jaar moet uithouden. Gelukkig is er genoeg afleiding door de bezoekende zeilers die ook voor de nodige afwisseling in de dagelijkse kost zorgen. Op zich een merkwaardige zaak als de regering zo'n eiland wil laten controleren door hun mensen, maar ze minimaal voorziet van etenswaren en andere zaken zoals marifoon of radio. Vorig jaar waren er nog twee mobiele sets voor de marifoon, nu maar eentje en zodra John buiten het rif gaat vissen met zijn aluminium open bootje, heeft hij geen mogelijkheid om contact op te nemen mocht hij in de problemen raken. Suwarrow is één groot Nationaal Park, het enige van de Cook eilanden, dat gedurende het cycloon seizoen van november tot mei verboden gebied is voor iedereen. Er broeden enorm veel vogels, schildpadden en walvissen met hun kroost vinden hier hun thuishaven. Voor de Nightfly is het eiland voor tien dagen haar thuishonk. Elke ochtend om half negen houdt James zijn radionetje via de marifoon, vertelt welke dag het is (erg handig, we hebben vaak geen idee) en wanneer er bijzondere activiteiten te verwachten zijn. Een van de aanwezige boten geeft uitgebreid het weerbericht en verder worden er spontane "workshops" georganiseerd op de wat grotere catamarans. We zijn net een klein sociaal dorpje met zijn allen dat regelmatig van samenstelling wijzigt. De eerste ochtend wordt er door een groepje mannen wijs gesproken over dieselmotoren, een andere keer over koelkasten aan boord. Een ieder legt zijn kennis op tafel, waarmee vragen en problemen vanzelf opgeroepen worden. Ons motorprobleem behoeft niet opgeroepen te worden, het is overduidelijk aanwezig. We verwachten dat het euvel hetzelfde zal zijn als in Patagonië, namelijk bio-organisme in de tank ofwel slijmerige viezigheid die de dieselleiding blokkeert. Warren komt terug van de workshop met een uitgeleende dieselpomp met filter en een aantal lege jerrycans. Deze worden in de kuip opgesteld, de dieselpomp is aangesloten en met grote snelheid pompt hij diesel uit onze hoofdtank over in de eerste jerrycan. 'stop, shit, het spuit de achterkajuit in!!!!", roept Warren gealarmeerd. Blijkt er een stiekeme scheur in de jerrycan van John te zitten, die precies richting het open raampje van de achterkajuit loert, waar we net toevallig het canvasdoek aan de buitenkant hebben weggehaald voor de nodige doorluchtigheid. In de kuip is het een grote glibberige dieselbende, in de achterhut blijkt het gelukkig mee te vallen. Een rugzakje en een andere tas hebben het meeste geabsorbeerd, maar het stinkt er als de hel. Nadat de ergste zooi is opgeruimd en Warren wel tien keer de overige jerrycans heeft gecheckt op scheuren, kan hij opnieuw beginnen. Ik laat hem verder alleen aanmodderen, want James heeft een kookles om half elf op het programma gezet. Met vijf vrouwen en een man leren we hoe we kokosnootpannenkoekjes kunnen maken. Eerst op zoek naar de juiste kokosnoot, hij mag beslist niet meer dan drie uitlopers hebben. Zitten er meer aan, dan is de kokos anders van structuur en smaak. Zodra we er ieder twee hebben gevonden, gaat James ze kraken. Daarna slaat hij de binnenschil eraf en houden we een witte sponzige bol over die we raspen in een grote kom. Vervolgens gaan we in ganzenpas achter James aan naar de "open" keuken. Uit de losse hand gooit hij ongeveer evenveel meel als de hoeveelheid kokosrasp erbij. Een handvol suiker volgt en met de fluitketel giet hij afgekoeld gekookt water over het geheel heen. Met een grote lepel omroeren tot het een dikke pap is die als een stevige flats van de lepel afglijdt. Die flatsen bakt James later op de middag in een 10 centimeter dikke laag hete olie en klaar is kees (geen klusje voor op open zee....). We kunnen helaas nog niet proeven, want ze zijn bedoeld voor de pot-luck die we 's avonds hebben. John is uit vissen geweest met een van de cruisers, heeft een goede vangst gehad en maakt onder anderen een heerlijke poisson-cru met rauwe tonijn. De overige vis is voor de frituur. Warren is er in geslaagd om de boosdoeners in de dieseltank te elimineren. Als bewijs zijn er foto's van gemaakt, waarop duidelijk de slijmjurken te zien zijn. Inmiddels is alle diesel twee keer gefilterd alvorens hij schoon terug is gepompt in de tank. Met nieuwe filters in de motor wordt er proefgedraaid en alles werkt weer naar behoren. Sinds twee dagen is de wind flink toegenomen en komt meer uit het zuiden, erg ongunstig voor ons allemaal. De lagune is groot, zeker nog een mijl of acht zuidwaarts, waardoor de golven zich kunnen opbouwen en er de oorzaak van zijn dat we behoorlijk liggen te hobbelen. Op twee na zijn alle zestien boten present voor het gezamenlijk eten. Eén van die twee ontdekt op het moment dat ze naar de wal willen gaan, dat het anker krabt. Ze besluiten anker op te gaan en een nieuw plekje te zoeken. Tot grote ontsteltenis komt alleen de schacht van het anker omhoog, de rest van het anker ligt nog op de bodem, finaal afgebroken. Met hun enige andere anker en hulp van een paar extra mannen laten ze wat verderop dit anker vallen. Uiteraard durven ze geen stap meer buiten de boot te zetten, totdat het weer wat gaat kalmeren. Het had tenslotte maar vijf minuten gescheeld en ze hadden hun schip gedag kunnen zeggen. Die was onherroepelijk op het rif geëindigd. Wij lenen ons vierde reserve anker aan hun uit, die krijgen we wel retour in Nieuw Zeeland.

De pot-luck is een groot succes. Iedereen heeft zich uitgesloofd en er staan verrassende lekkernijen op de grote tafel in de open huiskamer van de rangers. Veel etenswaren die op de Nightfly al langer uitverkocht zijn, zoals Franse kaasjes op toast en kaas en worst gewoon voor de hap. Iemand heeft vishapjes gefrituurd, er liggen rolletjes van rijstvellen gevuld met reepjes kool en wortel. Het eerste uur snoepen we de schalen met deze verrukkelijke appetizers leeg. Nadat James aan de oceaanzijde het visafval aan de haaien heeft gevoerd, wat door ons enigszins met argusogen wordt bekeken, neemt hij het woord, heet iedereen welkom, spreekt een dankwoord uit en wenst iedereen smakelijk eten. Aangezien we met ruim dertig man zijn, mogen eerst de kinderen het "warme" buffet langs, dan de dames gevolgd door de heren. Een schaal met stukjes gebarbecuede kipfilet (de grotere boten hebben veelal een vriezer aan boord), natuurlijk de vis en de kokospannenkoekjes van de rangers, allerlei verschillende salades. Mijn aandeel is een pan mie met taugé uit blik, mijn laatste kwart kooltje, worteltje, uitje en sojavlees. Van het gft afval van de boten ( waarbij de T uiteraard ontbreekt) maken de rangers compost en gebruiken dit om wat groenten te kweken. De oorspronkelijke grond is te arm hiervoor. Resultaat is een grote schaal met zelfgekweekte knisperende jonge groene slablaadjes, heerlijk! Er is echt onnoemelijk veel en lekker eten, tot groot genoegen natuurlijk van John en James. Dit zijn voor hun de krenten uit de pap. Nagenoeg alles gaat op, voor de twee afwezige boten worden borden opgeschept en aan boord bezorgd. Als iedereen zijn eigen drankflesjes leeg heeft, is het laat genoeg om naar huis te gaan. Net op tijd, want het begint te hozen en nog meer golven maken er een onrustige nacht van. Bij iedereen staat het ankeralarm op scherp. De rangers zijn heel blij met de neerslag, het is hun enige bron die de ondergrondse watertank weer kan aanvullen. Het duurt zeker een week voor de wind terugdraait naar het oosten en we eindelijk beschutting hebben van Anchorage Island. Normaal gesproken zoek je een andere, meer veilige ankerplek bij foute wind, maar op Suwarrow is daar geen sprake van. Omdat het een Nationaal Park is, mogen we niet vrij in de lagune varen ter bescherming van het koraal en de dieren. Alleen onder begeleiding van John of James kunnen andere eilandjes bezocht worden. Zaterdagochtend half elf verzamelen we ons op het strand en gaat James ons voor naar het vogeleiland. Vanaf Anchorage Island kunnen we over het rif naar het Bird Island lopen. Niet al te makkelijk, want het is net hoog water geweest, op stukken komt het water tot mijn kont. En er staat veel stroming, waardoor je uit je evenwicht wordt gehaald en bovendien is de onregelmatige bodem slecht te zien. Je denkt op een vlak stuk rif te stappen, maar het ligt net iets dieper dan je kunt inschatten. Voorzichtig lopen dus en ondanks de teva sandalen glij ik soms wat uit. Op het laatste stuk blijft mijn hiel achter een stuk koraal steken, wat een pijnlijke jaap oplevert die rijkelijk bloedt. Net als op Mopelia maken de vogels een oorverdovend geluid. James waakt ervoor dat we niet te dicht bij de nesten komen, maar je ziet duidelijk dat ze toch verstoord worden. Ze vliegen boven onze 25 hoofden en draaien hun koppies schuin omlaag, wat is dit voor invasie!

Voor wie er zin in heeft, is er een happy hour of sundowner at the beach, zoals de Amerikanen het noemen. Als het beestje maar een naam heeft, de drank inname blijft hetzelfde. Ieder neemt zijn eigen favoriet met glas mee plus iets lekkers te knabbelen. Ook hier weer is er zo veel, dat we 's avonds niets meer hoeven te eten. Dit zijn de momenten dat de temperatuur aangenaam wordt. De ondergaande zon met een zwoel briesje, de voeten in het zand, een koud biertje in de hand en een gezellige klets. Toch valt het ons op dat de contacten met de Amerikanen niet verder gaan dan enkeldiep. Ze zijn veelvuldig zelf aan het woord en denken dat ze de wereld hebben uitgevonden. Na de eerste kennismaking worden direct visitekaartjes aangereikt, voor ons hangt het er ook van af of het klikt met elkaar. Vanzelfsprekend zijn hier uitzonderingen op, maar die hebben we meer gevonden in de koude wateren van Zuid Amerika. Net of je de echtheid van het contact daar eerder boven water krijgt. Snorkelen is aan de orde van de dag voor de noodzakelijke verkoeling. Zolang James weet waar je heen gaat, is het geen probleem. Dichtbij is weer een spot waar de grote manta's hun schoonheidssalon bezoeken. De helderheid van het water laat wat te wensen over als wij er vier stuks in het vizier krijgen. Een dag later gaan een paar anderen waar we foto's van zien die ongelofelijk scherp zijn. Vanaf Tahiti maken we bijna dagelijks een schoonmaakrondje om onze eigen boot. Het zeewater heeft een behoorlijke tropische waarde gekregen wat een weelde aan aangroei op het onderwaterschip tot gevolg heeft. Hoe langer je het laat zitten, hoe lastiger het wordt om te verwijderen, bovendien heeft het een nadelige invloed op de snelheid van de boot. Hier zwemmen we meestal in gezelschap van een paar haaien. Ze variëren van een halve tot een hele meter, het blijft een onaangenaam gevoel met die jongens in de buurt. Opeens hebben we genoeg van Suwarrow. Het is net of we opgesloten zitten door de beperkte bewegingsvrijheid die hier geldt. Vooral na Mopelia, waar we zo vrij als een vogeltje waren, we dáár wel het idee hadden dat we het eiland voor onszelf hadden, het veel aangenamer weer was met twee compleet windstille dagen en spiegelglad water waar we zo op 8 meter diep de vissen om ons anker zagen zwemmen. Mooi, de zee is gekalmeerd, de golven en de wind zijn weer afgezakt naar normale waarden, dus we kunnen vertrekken. Na ons vertrek liggen er nog slechts zes boten in de baai. De zeiltocht naar Samoa is er een om door een ringetje te halen. Eindelijk zien en voelen we die noordoost passaat, de golven zijn amper een meter hoog en de wind waait tussen de vier en de veertien knopen. Eigenlijk een beetje te zacht, we doen er een dag langer over dan berekend en de laatste twee etmalen staat de vrolijk gekleurde genaker ervoor om niet stil te komen te liggen. En....niet te vergeten, we vangen een echte grote vis! De allereerste tonijn in onze hele zeilcarrière, we hadden de moed al opgegeven. Het is wel een bloederige bende nadat 'ie gefileerd in de koelkast ligt, maar niets te klagen, we eten er ruim vier dagen van. In de ochtend van de zesde dag lopen we de baai van Apia binnen, de hoofdplaats van het eiland Upolu. Er is sinds een paar jaar een echte marina waar ruimte is voor zo'n vijftig boten. Nu liggen er een stuk of vijftien. De jongens van de marina wijzen ons een plek aan waar we moeten wachten op de autoriteiten die ons komen inklaren. De gele quarantaine vlag wappert onder de zelfgemaakte Samoaanse vlag. Binnen twee uur zijn ze allemaal langs geweest, customs, health, immigratie en Port captain, allemaal op flipflops en de traditionele lavalava omgeknoopt, een soort wikkelrok die bij de mannen over de korte broek wordt gedragen. Nadat we verklaard hebben dat er geen rare beestjes aan boord zijn en er niemand onderweg is overleden, mag de gele vlag worden gestreken en zijn we welkom om voet aan land te zetten. De allereerste indruk is verpletterend, heet heet smoorheet weer!

Vrijdag 16 september 2011      Samoa, eiland Upolu

Mooi op tijd binnen om mijn verjaardag buiten de deur te vieren. Toevallig is het elke woensdagavond vaste prik voor een lokale dansgroep om op te treden in restaurant Aggie Grey, genaamd fiafia. Na afloop staat er een uitgebreid buffet klaar. Deze dame Aggie is tijdens de tweede wereldoorlog een tentje begonnen door hamburgers voor de Amerikaanse soldaten te bakken. Een groot succes, dat inmiddels is uitgegroeid tot meerdere grote hotels met restaurant en zwembad, waar een wereld aan personeel rondloopt in speciale Aggie Grey kleding. Ook nu weer scoort de dansshow op ons lijstje niet zo hoog. Ook al gutst het zweet van de lijven van vooral de mannen, het echte vuur lijkt te ontbreken. Bij het buffet heeft het daar vast ook aan geschort, want de meeste gerechten zijn lauw. Maar buiten dat smaakt het prima. Voor het jaarlijkse Teuila Festival piesen we naast het potje, ook al vermeldt de info kalender op het toeristenbureau dat het deze week zou plaatsvinden. Ze hebben het een week vroeger gevierd, jammer jammer. Het is een genot dat we hier met ons Engels terecht kunnen, de meeste mensen spreken het redelijk goed. Gelukkig maar, want van de lokale taal begrijpen wij helemaal niets. Iedereen zegt vriendelijk gedag als we de wandeling naar het centrum maken. Als eerste zijn we op zoek naar een geldautomaat voor de lokale munt tala, vervolgens naar een computerzaak, want op weg naar Samoa heeft de harde schijf van onze 1 jaar oude laptop het begeven. Warren heeft geprobeerd om data te redden, maar zonder succes. Er zijn meerdere zaakjes, maar iemand van de zeilers heeft ervaring met één ervan, dus gokken wij daar ook op. Warren brengt de volgende ochtend de laptop en na drie uur komt hij terug met twee nieuwe harde schijven en een klein gedeelte van onze data. Blij zijn we met alle email die de man eraf heeft kunnen halen, maar we missen veel foto's, een aantal documenten en de complete bewerkte bibliotheek Engelse en Nederlandse boeken waar Warren dagenlang aan heeft gewerkt. Vaker back-ups maken, ja, we weten het wel! Van Graham en Avril op Dream Away krijgen we weer wat foto's van Suwarrow terug die zij van ons gekopieerd hadden. Van Eden hopen we straks in Tonga het bestand met de Engelse boeken weer terug te kunnen kopiëren. Toch handig als je zo wat info met elkaar uitwisselt. Wat lastiger wordt het om elkaar weer te treffen, ieder heeft zo zijn eigen route en tijdschema. Na een aantal dagen prutsen en zwoegen heeft Warren met veel ups en downs alle programma's opnieuw geïnstalleerd, hij krijgt er vierkante ogen van. Tussendoor hebben we de linker watertank schoongemaakt, de rechter is op Suwarrow al gedaan. Het water was soms wat bruinig door alle sediment dat onder in de tank blijft liggen. Na wat turbulente nachten was alles flink door elkaar geschud en niet meer drinkbaar. Hier in de marina een makkelijk klusje, want de waterslang hangt naast de boot om hem weer te vullen. Op Suwarrow kregen we van verschillende boten vers water van hun watermaker. Als we onze eigen watermaker daarvoor moeten gebruiken, zouden we dagen bezig zijn om de tanks weer te vullen. Tijd voor wat anders. Dream Away heeft een weeklang een auto gehuurd en wij gaan een dagje met hun op pad. In Samoa wordt sinds twee jaar links gereden, onze Engelse chauffeur Graham voelt zich als een vis in het water. Zodra we de hoofdplaats Apia uit zijn, vloeit het ene dorpje over in het andere. Langs de noordkant van Upolu zakken we via de westkust af naar het zuiden. Elk dorp bestaat uit een aantal grote families waar de matai, gekozen door alle volwassenen van de groep, aan het hoofd staat en de familie vertegenwoordigt bij het dorpsberaad waar de hoogste chief de scepter zwaait. De chiefs van de dorpen communiceren op hun beurt met de nationale regering. Elke familie heeft naast het huis een fale, een soort tuinhuis, maar dan compleet open, het dak wordt ondersteund door houten palen. De ene fale staat mukvol met huisraad, een andere is helemaal leeg afgezien van wat pandanus matten, waarop de mannen hun dagelijkse kava ritueel houden. De wortel van de kavaplant wordt helemaal fijn gemalen (vroeger kauwden de vrouwen erop net zolang tot het moes was), water wordt toegevoegd en dan heb je een grijsbruinige brij die vanuit een grote ronde schaal in een halve kokosnoot bast wordt geschonken. Het schijnt speciale effecten te hebben, zoals gevoelloosheid van je lippen, dubbelzien en een algehele prettige versuftheid. Bovenal schijnt het een hele smerige smaak te hebben, maar als het je wordt aangeboden, mag je niet weigeren anders beledig je hun gastvrijheid. Tot nog toe hebben we mazzel gehad! Als we ergens een strandje willen bezoeken, worden we geacht eerst toestemming te vragen, want het is altijd eigendom van een dan de families, waarvoor ze een kleine geldelijke bijdrage vragen. En wat we in heel Polynesië tegenkomen, gaat ook hier op. In elk dorp staan zoveel verschillende kerken dat we met gemak alle vier telkens een eigen kerk kunnen kiezen. De missionarissen hebben goed hun best gedaan om te integreren of beter gezegd ordinaire zieltjes winnerij.

Een korte wandeling door het tropische regenwoud wordt zweetwerk, maar het eindpunt is prachtig, een joekel van een boom met wortels als muren, hoger dan drie meter. Een kleine kink in de kabel als we bij de auto (met airco, heerlijk) terugkomen, een lekker achterband. Gelukkig is alles aanwezig om een band te verwisselen en na een kwartiertje kunnen we dankbaar afkoelen in de auto. De waterval in het midden van het eiland, de Papapatai-uta waterval, is bedroevend droog, te weinig regenval de laatste tijd. Zodra we terug zijn in de marina, nemen we al sissend een douche op de steiger met de waterslang. Dit is een genot waar we zo vaak op een dag we willen, onszelf op trakteren. Zoveel makkelijker dan de douche op de club, waar het water veel kouder is dan onze privé buitendouche. Het water in de slang wordt door de zon zo ver opgewarmd, dat het soms echt te heet is. Wel weer handig voor mijn handwasjes. Het is werkelijk smerig benauwd weer, waarbij we overdag zoveel mogelijk de koperen ploert vermijden om niet in een plasje gesmolten water te eindigen. Zelfs in onze boot is het meestal aangenamer dan buiten in de beschaduwde kuip, ondanks dat de binnentemperatuur al maanden tussen de 27 en 30 graden Celsius schommelt, dag en nacht. Op het dakraam van de voorpiek hebben we een windhapper staan die de weinige wind die er is binnendoor de kajuit van voor naar achter blaast en over de giek hebben we een extra zonnekleed gespannen om nog meer schaduw te creëren. Met hulp van Avril en haar naaimachine komt er eindelijk overal een zoom, mijn handwerk wilde niet echt opschieten. En met een paar smalle spanbanden over de lengte erop, blijft hij beter op zijn plaats. We zijn deze verlammende hitte zo zat, dat we besluiten om het volgende Samoaanse eiland Savaii 60 mijl verderop, over te slaan. We voeren niks uit, elke activiteit is te veel bij dit weer. De enige frisse wandeling maken we zondagochtend om zes uur naar de vismarkt. Grote glimmende vissenlijven kijken ons met uitpuilende ogen aan, een sticker op hun kleurige lijf vertelt wat hun prijs is. Jak, op de vroege ochtend is het altijd wennen aan hun odeur. De vissen wisselen van eigenaar, waarna de meeste mensen zich snel naar de kerk begeven. Zowel de mannen als de vrouwen dragen de lavalava over hun gewone kleding, een omslag wikkelrok tot over de knieën. Voor we uitchecken, halen we met onze laatste Samoaanse tala's op de Fugalei markt verse groenten en fruit bij de boeren die er hun waar elke dag uitstallen. Nee, dat is niet helemaal waar. Als de dag voorbij is, wordt bij veel kramen een groot kleed over de spullen gelegd om de volgende ochtend zo weer te kunnen starten. Frisgroene kolen, tomaten, komkommers, aubergines, pompoenen, joekels van watermeloenen, papaya's, mango's, bananen. Veel te veel om lang goed te houden op de boot. De versvlees afdeling is door de weeïge geur die er hangt een plek om over te slaan, dan liever wat uit de koeling bij de supermarkt. De ingeslagen pakken wijn uit Chili zijn nog lang niet op, maar het bier wel. We slaan een voorraadje in bij een speciale winkel waar dat met een formulier van de customs belastingvrij kan en het scheelt echt veel in prijs. Zo kan 'ie wel weer, bij het havenkantoor betalen we ons liggeld en de zoveelste stempel wordt door immigratie in ons paspoort gezet. Op naar Tonga, de volgende en laatste bestemming voor we de oversteek gaan maken naar Nieuw Zeeland, waar we het cycloon seizoen zullen uitzingen.

Maandag 26 september 2011        Het koninkrijk Tonga bestaat uit 171 eilanden verspreid liggend in vier verschillende groepen over 362.000 vierkante kilometer en waarvan er slechts een kleine veertig bewoond worden.

Hoe zit het nou ook alweer? Vandaag hebben we zaterdag 17 september, dan is het morgen zondag de 18e toch???? Maar helaas voor vriendin Petra die de 18e Sara viert, is ze op onze lokale kalender niet jarig. Net op dit moment passeren we de internationale datumlijn. Lopen we vandaag nog elf uur achter op UTC tijd, morgen hebben we een voorschot van dertien uur op UTC. Samen opgeteld zijn we dan een heel etmaal verder en is het opeens maandag 19 september, onze klok blijft gelijk, maar de datum niet. De datumlijn ligt niet kaarsrecht van noord naar zuid en ook niet precies op de helft van de wereldbol bij 180º oost/west, maar heeft een kronkel van jewelste. Tonga ligt nog op de westelijke helft, maar doet op eigen verzoek mee met de oostelijke helft, zodat ze dezelfde dag hebben als Nieuw Zeeland en Australië, wat economisch en praktisch beter uitkomt. Zelfs Samoa is bezig om de datumlijn naar zich toe te trekken. Bij Greenwich in Engeland ligt de nul meridiaan waar UTC 0.00 uur is. Elke vijftien graden westelijk is het een uur vroeger, net zolang door tot je op de helft van de wereld uitkomt bij 180º waar het precies 12 uur vroeger is aan de westelijke kant en 12 uur later aan de oostkant van die lijn. Voor Tonga is er een speciale tijdzone bedacht, omdat ze nog aan de westkant van de tijdlijn liggen, maar meedoen met de oostkant, vandaar UTC +13. Terwijl het roodgele achterwerk van de ondergaande zon bij ons 's avonds rond 19.00 uur het einde van de dag betekent, kondigt dezelfde zon op hetzelfde moment om 07.00 uur (wintertijd) van deze zelfde dag het begin van de dag in Nederland aan door in het oosten boven de horizon uit te piepen. Zo zit het nou ongeveer.

En zo zijn we op vrijdag uit Samoa vertrokken en komen na twee kalme etmalen op maandagochtend aan bij de Noordelijke groep Niuas bij het eiland Niuatoputapu. Vlak voor het eiland zien we een paar walvissen hun stoom afblazen waarna de staart onder water verdwijnt. Maar we hebben niet echt de tijd om te kijken. Het gastenvlaggetje blijkt nog niet helemaal klaar te zijn en er moet nog snel genaaid worden. Samen met de quarantainevlag hijst Warren ze daarna in het want omhoog. De ingangspas is opletten en zoeken naar de lichtenlijn. De twee markeerpunten die op de wal staan, moeten precies boven elkaar in positie zijn, dan heb je exact de enige goede koers om zonder brokken naar binnen te varen. Uitwijkruimte is er niet, dan lig je op het rif. Telkens nadat we de autoriteiten proberen te bereiken via kanaal zestien op de marifoon, moeten we eerst onze tong uit de knoop halen. Pas aan het einde van de dag reageert Sia, die parttime bij de immigratie werkt. Nu horen we hoe we de naam moeten uitspreken en na wat oefenen komt Noewah-tȯpoe-tápoe er vlotjes uit. Als je maar weet waar de klemtoon ligt. Het is al vijf uur geweest, einde werkdag voor de autoriteiten. Sia meldt ons dat het inklaren tot morgen zal moeten wachten, voor ons geen probleem. Officieel mogen we nog niet aan land komen, maar een broodnodige afkoelende duik in het water is hopelijk niet verboden. We liggen ver genoeg van de kant om geen aanstoot te geven met onze zwemkleding. Tonga is daar volgens de boekjes behoorlijk streng in, meestal gaan ze in hun kleren zwemmen. Nadat dezelfde middag drie boten vertrekken, liggen we moederziel alleen in de ruime baai. Negen kilometer noordelijk kijken we naar het 650 meter hoge vulkaaneiland Tafahi, waar rond de eeuwwisseling op de top veel toeristen het allereerste daglicht van het nieuwe millennium aanschouwden. Tonga, where time begins. Er wonen een man of vijftig en het schoenvormige Niuatoputapu heeft rond de achthonderd inwoners. Normaal gesproken komt het hele rijtje autoriteiten aan boord, maar dinsdag is er een speciale voorstelling bij de school waar we voor uitgenodigd worden en waar tevens de kantoortjes van de immigratie, customs en de bank staan. Alleen Daniele van het Ministerie van Landbouw en Quarantine wil eerst aan boord kijken of hij iets verdachts ziet. Hij werpt een blik in de koelkast waar wat verse groenten in liggen, de fruitmand wordt gekeurd en verder lijkt hij vooral nieuwsgierig naar wat we zo in het algemeen hebben. In de verklaring die ik moet ondertekenen staat dat we geen afval aan wal mogen brengen. Het eerste bordje dat we aan het einde van de pier tegenkomen, verwelkomt alle yachties en een grote pijl naar links wijst de plek waar we het afval kunnen dumpen.......de rondlopende varkens zorgen voor een snelle afbraak. We maken Daniele blij met een pakje sigaretten wat we reeds op de Canarische eilanden hebben gekocht. We zijn goedgekeurd om aan wal te komen en rijden met zijn rammelauto naar het middelste dorpje Vaipoa waar we eerst wat euro's gaan wisselen. Bank is een groot woord voor de houten, grotendeels lege barak waar een jonge man en een vrouw tegenover elkaar zitten. Hij telt een stapeltje Tongaanse pa"anga dat door een elastiekje bij elkaar gehouden wordt. Zij verlegt wat documenten van de ene op de andere stapel. Tussen ons in staat een houten balie waar we ons geld op leggen. De dame pleegt een telefoontje om de actuele wisselkoers te achterhalen, waarna de jongen een reçu uitschrijft en de transactie afhandelt. Geen kluis te zien, alles ligt open en bloot op zijn bureau. Ze dragen allebei de traditionele pandanus mat over hun kleding. Bij de jongen ziet het eruit alsof het vreselijk oncomfortabel en warm zit, een stugge geweven mat tot op zijn knieën is om zijn middel gewikkeld, wordt door een riem aangesnoerd en geeft van geen kanten soepel mee. De vrouwen zijn beter af, om hun middel hebben ze een band waaraan geweven pandanus stroken naar beneden hangen. Die strips zien er bij elke vrouw anders uit, smal, breed, gevlochten, geknoopt, met of zonder kralen, bijzonder creatief. Het naast gelegen kantoor van de immigratie/customs is nog gesloten. Daniele dirigeert ons naar de townhall naast de school, waar vandaag een dag van gezondheidsbewustwording wordt gehouden. Op het podium staat een juf met haar klasje kinderen tussen zes en tien jaar klaar. De voorste helft van de hal wordt gevuld door de ouderen studenten, op de vloer in kleermakerszit. Links alle jongens in schooluniform, blauwe blouse en wikkelrok met daar overheen de pandanusmat, rechts de meisjes in witte blouse en paarse jurkschort en allemaal hebben ze hun pikzwarte haar in twee identieke vlechten waaraan een geel lintje is gestrikt. De jonge meisjes van de lagere school hebben rode jurkschortjes aan en een rood lint aan hun vlechtjes gebonden. In de achterste helft van de zaal staan stoelen opgesteld waar een aantal ouders zitten en waar ook wij uitgenodigd worden plaats te nemen. Hier en daar hoor je fluisteren "Palangi, palangi". Het is overduidelijk dat ons bleke uiterlijk een westerse afkomst heeft, ook al zijn we bruin gebrand. Op het podium wordt inmiddels gezongen en toneel gespeeld door afwisselend de oudere en de jongere kinderen. De boodschap is: roken, drinken, drugs en vet eten is slecht voor de gezondheid. De zaal ligt helemaal plat van het lachen als een groepje van het lokale ziekenhuis hun verhaal uitbeelden. Eén van de vrouwen is verslaafd aan roken en is er slecht aan toe. Ze begint amechtig te hijgen en naar adem te snakken, ze heeft medische hulp nodig. Ze speelt haar rol zo overtuigd overdreven dat de hulpverleners om haar heen ook dubbel liggen van de pret en tranen uit hun ogen vegen. Alle teksten gaan in de lokale taal, maar dit behoeft zelfs voor ons geen vertaling. Hierna zingt een drietal volwassenen een lied speciaal voor ons, deze keer in het Engels. Met een kriebel in mijn keel besef ik dat dit zo'n spaarzaam moment is waarbij we echt een stukje in hun cultuur worden ondergedompeld. Opeens wordt ons een bordje met wat eten in de handen geduwd. Een paar stukjes sandwich en wat gesneden fruit en een kokosnoot waarin die heerlijk verfrissende drank zit dat onze dorst lest. Aan het einde van alle optredens volgen een paar aerobic oefeningen die we met de hele zaal uitvoeren. Stoelen worden aan de kant geschoven, armen en benen zwaaien door de lucht onder veel gelach. Daniele vertelt dat we bij de dame van immigratie en customs terecht kunnen om officieel in te klaren. Ik geloof dat ik wel vijf verschillende formulieren moet invullen. Hier maken we ook kennis met Sia, die als enige op het eiland een marifoon heeft om contact te maken met de binnenkomende zeilboten. Sia is een stevige tante met lang zwart haar en een aantal gouden tanden in haar breedlachende mond. Ze rijdt ons voorbij op haar brommer als wij in de brandende zon naar het lokale ziekenhuisje lopen voor de laatste formaliteit. Als we in het kantoortje van de verpleegster zitten, begint het zweet te gutsen en worden we aangevallen door een legertje muggen. Acuut verschijnen er bij mij dikke bulten en ik word helemaal naar van die stekende beesten. Ze laat haar dochter een potje met wierook aansteken, maar daar trekken de muggen zich weinig van aan. Als ze ons de vraag stelt "Hebben jullie de zwijnenziekte?" beginnen we beiden overtuigd nee te knorren. Hou zouden we dat moeten weten, ze onderzoekt ons nergens op, maar voor een paar vragen op een A-viertje moeten we honderd pa"anga neertellen, ongeveer 50 euro. Voorheen kwam ze op de boten met datzelfde papiertje, moest er maar liefst het dubbele betaald worden, bovendien werd verlangd dat je haar ophaalde met je eigen dinghy, want die hebben de autoriteiten hier zelf niet. Op eigen initiatief heeft ze bepaald dat ze niet meer naar de boten gaat, prijzenswaardige ondeugd.

Sia heeft ons uitgenodigd voor een pot-luck bij haar thuis, deze zeilers term is ook hier ingeburgerd. Na zonsondergang lopen we met een pan macaroni en een pak wijn onder de arm over de weg langs het water op zoek naar haar huis. Overal branden vuurtjes waar op gekookt wordt, iedereen leeft buiten, binnen wordt slechts geslapen op simpele matjes. Twee kleine kindjes rennen nieuwsgierig op ons af, de jongen heeft een brandende fakkel in zijn hand waarmee hij bijna zijn zusje in lichterlaaie zet als hij even niet oplet. Zijn moeder roept hem tot de orde en wijst ons vervolgens het huis van Sia aan, ze zijn buren. Samen met Nico haar man, drie zonen, twee broers met hun vrouwen woont ze op een erf. Twee varkens hebben pas geleden een klein elftal biggetjes afgeleverd die tussen de honden door de modder banjeren. Voorlopig is hun vleesvoorraad weer veiliggesteld. De kippen worden ook voor dat doel gehouden, de eieren komen uit Nieuw Zeeland. Twee jaar geleden heeft een tsunami alle huizen in dit hele dorp weggevaagd. De simpele houten huisjes die er nu staan, zijn door het Australische Rode Kruis geschonken. Behalve een bezoek van de koning  heeft Tonga zelf weinig gedaan na de ramp, vertelt Sia gelaten. Nico heeft wrakhout verzameld en daar een huisje voor Sia en hemzelf van getimmerd waar ze in slapen. De brommer is hun vervoermiddel en net als iedereen verbouwen ze bananen, broodvrucht, papaja's, mango's en taro op een stuk plantage aan de zuidkant van het eiland. Op het vulkaaneiland Tafahi waar Nico geboren is, heeft hij wat velden met de kavaplant waar hij om de zoveel tijd een paar dagen heen gaat. Sia heeft zoete aardappel gemaakt, kip, varkensvlees en gebakken banaan die als een droge aardappel smaakt. Na het eten neemt Nico ons in het pikkedonker mee over een graspaadje naar een huis waar een kluit mensen buiten in de tuin staan en door een raam naar binnen kijken waar een televisie aanstaat. De WK rugby is bezig en Tonga speelt vanavond tegen Japan. Het hele dorp is twee televisies rijk en bij deze hoef je niet te betalen, vertelt Nico, die een matje heeft meegenomen waar we op kunnen zitten. Maar er zijn zoveel mensen die willen kijken, dat we niemand in de weg willen zitten en we terug gaan naar onze boot. Met weemoed denk ik terug aan mijn eigen jeugd toen we bij onze buren televisie gingen kijken, omdat we er zelf nog geen hadden. In veel opzichten leven de mensen hier zoals het jaren geleden er toeging, simpel en eenvoudig in de basis met wat de natuur hun biedt. Geen openbaar elektriciteitsnet, de meesten hebben hun eigen generator, betaald werk is er niet behalve de enkeling die voor de overheid werkt. Zodra de man volwassen wordt, gaat hij naar de nobel die hem 1 are mag geven om een huis op te bouwen en 4 are om voedsel op te verbouwen. Daarvoor betaalt hij per jaar 23 pa'anga cent, maar dat kan ook in natura betaald worden. Met een paar papaja's ben je zo een paar jaar verder. De dag wordt gevuld met het werken op de plantage, vissen in de baai, het maken van pandanusmatten, kleden, hoeden, waaiers en de kavaplant wordt behalve voor eigen gebruik ook verbouwd voor verkoop in andere delen van Tonga, gedroogd en gemalen levert het 25 pa"anga per kilo op. De pandanusbladeren hebben een lange weg te gaan voor ze geschikt zijn om mee te vlechten. In de schaduw van een grote boom zitten twee vrouwen met een berg bladeren waar eerst de scherpe stekels vanaf worden gesneden, daarna worden ze een week in het zeewater in de baai gelegd om zacht en bleek te worden. Vervolgens hangen ze tussen de onderbroeken en shirtjes aan de waslijn te drogen in de zon. Bij een wandeling door het dorp lopen we langs een laag open gebouwtje met een bladeren dak waar drie vrouwen op de grond zitten. We bukken om door de deuropening naar binnen te kunnen en trekken onze schoenen uit. Voor een andere uitgang liggen een paar kokosnoten rokend te branden om de muggen weg te houden. Een van de vrouwen kent een paar woorden Engels en nodigt ons lachend uit om te kijken. Overal op de grond liggen opgerolde gedroogde pandanus bladeren die met een stukje scherp blik in gelijke stroken wordt gesneden. Met die stroken maken de twee andere vrouwen grote gevlochten kleden. Een erg arbeidsintensief werk met een prachtig resultaat. Later in de week ligt bij Sia het huis ook vol met droge pandanusbladeren en is ze een groot vloerkleed aan het versieren met piepkleine schelpjes. Als we naar de zuidkant van het eiland willen, volgen we een pad door de groene plantages. Overal ligt afval tussen het groen, veelal lege blikjes, kapotte accu's, verroeste auto's, met deze zaken uit de moderne westerse wereld weten ze nog geen raad. Een mooi wit fijn zandstrand ligt tussen de plantage en het rif. Buiten het rif wordt weer stoom afgeblazen, twee grote walvissen met een jong steken regelmatig hun staart boven water om met een dikke plons onder water te verdwijnen. Het derde en meest westelijk gelegen dorpje heet Hihifo en wordt de Capital genoemd. Voor de tsunami waren hier de bank, de school en de autoriteiten, de enige winkel op het eiland bevindt zich ook hier ergens. De politie en een postkantoortje, de nodige kerken en een klein vliegveldje en verder houten huisjes op palen. Iedereen zwaait, vraagt naar onze naam en wil weten waar we heen gaan. Met een lange stok worden de rijpe mango's uit een boom gepord waarvan wij er een paar krijgen. We lopen Fahia tegen het lijf, een moeder met drie kinderen die fruit aan de zeilers levert in ruil voor kleding of wat je maar hebt. We spreken af dat ze maandag op de pier zal staan met haar kleine vrachtwagentje. Ook nodigt ze ons uit voor de zondagslunch, maar die moeten we afslaan, want Sia verwacht ons. Er zijn weer twee boten bijgekomen en ze organiseert een welkomstlunch met aan het einde van de middag de kerkdienst in de katholieke kerk voor de liefhebbers. De hele ochtend regent het pijpenstelen die de lunch buiten in het water laat vallen. Maar Sia heeft een kamer ontruimd waarin houten bankjes zijn gezet waar het eten op klaar staat. In de ondergrondse umu heeft ze kip en vis in tarobladeren klaargestoomd, smaakt als spinazie, heerlijk. Zoete aardappel, yam en gebakken banaan. Zelf eten ze met de vingers, voor ons staan bordjes met plastic vorken klaar. Voor dessert heeft ze de zeilers gevraagd om vooral zoete dingen mee te brengen. Bij voorkeur een chocolade cake, iets wat zijzelf nooit kunnen maken. De Amerikaanse boot heeft een bananencake gemaakt, de Japanse boot brengt kleine soesjes mee en mijn chocolademousse smaakt daar heel goed bij. Voor de kerkdienst trekken ze de zondagskleren aan, de mannen de traditionele pandanusmat over hun lavalava, de vrouwen prachtig gekleed in jurken met daarover de band met de pandanusstroken. We kennen Sia bijna niet terug, zo mooi ziet ze eruit. De eerste drie banken worden door een zwerm kinderen bezet, vervolgens worden wij daarachter gedirigeerd. Eigenlijk veel te ver vooraan, want nu kan ik niet ongegeneerd om me heen kijken zonder pontificaal om te moeten draaien. En er is genoeg om naar te kijken, de mooie kleding, het toegewijde zingen dat bij elk lied wordt aangezet door een mondorgeltje. De pastoor kan me niet zo boeien, die heeft het vooral erg warm met zijn pij aan. Maar er lopen continu vrouwen die een deel van de dienst op zich nemen en een handvol misdienaartjes die ingespannen hun taak uitvoeren. Hier hoeven ze geen leden voor een koor te zoeken, iedereen is het koor, zingt even mooi en het klinkt als een klok.

Onze klok tikt ook door en we willen nog meer zien van Tonga. Maandagochtend maken we de wandeling naar het kantoortje om ons vertrek te melden. We krijgen een mooi papier waarmee we ons moeten melden bij de customs in Neiafu in de Vava"u groep. Op weg naar de boot lopen we bij Sia binnen om in haar gastenboek een stukje te schrijven. Ze vraagt of ik een cake wil bakken voor de 16e verjaardag van haar zoon die hij de volgende dag viert. Helaas ben ik door de eieren heen, maar dat lost ze op door mij zes grote exemplaren te geven. Wat het is weet ik niet, maar bij mij zijn de cakes nog nooit groot, goudgeel en smeuïg geworden. Ook deze keer wordt het een zielig geval, we proeven wel even voor door aan beide kanten de korst eraf te snijden. Gelukkig, hij smaakt goed. Op verzoek van Sia lever ik er een kaarsje bij. Of zoonlief ervan gecharmeerd is, kom ik nooit te weten. De hele week zit hij op school met examens en Nico gaat de cake op de brommer brengen. Fahia staat 's middags om vijf uur op de pier met haar autootje en zoontjes. We ruilen een grote zak bananen, papaja's en mango's tegen een vier seizoenen dekbed, een warm vest en een t-shirtje. Ze had verteld dat ze ook hier koude dagen hebben, zeg maar onder de 25 graden. Moeilijk in te schatten of ze er nou heel blij mee is, ze kijkt nogal onverschillig. Maar met een beetje doorpraten merken we dat ze het wel waardeert. Op de valreep vraagt ze of ik ook sokken heb, aan het einde van de week wordt de tsunami van twee jaar geleden herdacht met een netbal wedstrijd waar zij en haar zus aan meedoen. Als we de volgende dag de cake bij Sia afleveren, staat Fahia ook te wachten op haar sokken. Als ze dan ook nog vraagt of ik schoenen voor haar heb, moet ik ze toch echt teleurstellen. Zowel Sia als Fahia geven we een aantal paracetamol tabletten, iets waar we hopelijk niets verkeerds mee doen. De dikke stronk bananen barst van de beestjes die we angstvallig buiten hangen onder het zonnepaneel. De rest van het fruit hebben we schoongespoeld. Zodra we de nauwe pas uit zijn, staan er behoorlijke golven waar we tegen in moeten voor we de bocht onderlangs het eiland kunnen maken. Tegen de tijd dat we halve wind kunnen varen en minder heftig bewegen, zijn de onderste bananen helemaal tot moes geslagen en zit de moes overal. Gedurende de twee nachten naar Neiafu waait het veel harder dan voorspelt, gaan we dus weer te snel en om niet in het donker aan te komen, gaan we vijf mijl buiten Vava'u de laatste nacht drie uur bijliggen. Om zes uur is het licht en zetten we weer zeil. Als ik wakker wordt, zeilen we al binnen de vele eilandjes en is Warren een vers gevangen tonijn aan het fileren. Een half uur nadat we bij Neiafu voor anker liggen, komt Blue Dame aangevaren. Na de kerst die we samen hebben gevierd in Chili, hebben we afscheid genomen in de veronderstelling dat zij via het Panamakanaal terug naar de Atlantische kant zouden gaan. Plannen wijzigen zo vaak, vandaar dat we nu een feestelijk weerzien vieren met Jan, Monica en dochter Kristina die weer een paar weken met hun meezeilt. Het voelt als familie, zo warm.

Maandag 24 oktober 2011     Vervolg Tonga; Vava'u Groep en Ha'apai Groep

Bob heeft een leuke job. Elk jaar in oktober vliegt hij van Nieuw Zeeland naar Tonga om zoveel mogelijk zeilers warm te maken voor de Marina in Opua. Nu is hij een paar weken in Neiafu en geeft in Aquarius Café een aantal info bijeenkomsten o.a. over de inklaringsprocedure die NZ hanteert. Dat komt nogal nauw, uiterlijk 48 uur voor aankomst moet je je gegevens en aankomstdag/tijd aanleveren, dat kan ook per email. Vervolgens zorgt iedereen ervoor dat zijn boot redelijk verschoond is van aangroei, spoelt de zolen van zijn wandelschoenen schoon, verstopt alle gevonden verzamelde schelpen, eet zijn boot zo goed als leeg, want er zijn allerlei producten en zaken die je niet mag invoeren en zullen in beslag worden genomen. Het verse spul zal tegen die tijd zeker op zijn en mocht je nog eieren over hebben, snel even koken, dan is dat geen probleem. Ze zijn doodsbenauwd voor vreemde beestjes, enge grassprietjes of wilde zaadjes. Bob houdt een informatief verhaal met erachter aan de promotie van Opua Marina in de Bay of Islands. Het terras zit vol met aandachtig luisterende en schrijvende zeilers van allerlei pluimage. Voor de meesten wordt het kiezen tussen Opua en het wat zuidelijker gelegen Whangarei, de concurrentiestad voor Bob. Na de bijeenkomst eten we snel een stukje brood en gaan anker op. Alle baaien hebben een nummer, zodat je geen moeilijke namen hoeft te onthouden. Ze zijn helemaal op de zeilers ingesteld, in Neiafu heeft de hoofdstraat een keur aan restaurantjes en cafés en in diverse baaien heeft de horeca ook een plekje veroverd. Zo hebben ze ook een ochtendnet op kanaal 26 opgezet die ze om beurten bemannen. Nadat het weerbericht en de zeilers vragen achter de rug zijn, komen de commercials door de café en restaurant eigenaren, vergezeld van het nummer van de ankerbaai zodat ze makkelijk te vinden zijn voor de zeilers. Het valt op dat de horeca voornamelijk door Nieuw-Zeelanders wordt gerund. Wij schieten in de namiddag tussen allerlei eilanden door naar baai nummer elf, met voorbedachte rade. Eden ligt er voor anker en we hebben met Adam en Eve afgesproken dat we onze digitale bibliotheek graag komen kopiëren vanwege onze computercrash. Zodra het anker op de bodem ligt, gaat de motor uit en horen we prachtige vogeltjes zingen. Het is een fantastisch stille baai waar in de hoek 's avonds een groepje mensen hun motorbootje op het kleine stukje strand leggen. De hele huisraad wordt aan wal gesjouwd in de vorm van grote geruite plastic boodschappentassen waar kleren en kookgerei uitkomt. Een blauw stuk landbouwplastic wordt over een paar in de grond gestoken palen gespannen, met wat touw vastgebonden en voila, hun huis is klaar. Overdag liggen de drie mannen met een snorkel continu in het water, een plastic zak drijft achter hun aan waarin ze verzamelen wat ze gevangen hebben. Het lijkt of ze zeekomkommers zoeken. Van tijd tot tijd tuft een van de vrouwen met het bootje naar ze toe en worden de volle zakken geleegd in de boot. Op de kant wordt driftig kleding in de zee gewassen die even later op de struiken liggen te drogen. In een hoekje is een vuurtje gemaakt waar een gevangen visje op wordt klaar gemaakt. Fascinerend om naar te kijken, ik voel me wel decadent met in de ene hand een biertje en de verrekijker in de andere. Na drie dagen verzamelen ze alles weer in de tassen, het dak wordt opgevouwen en gaan ze naar een andere stek. Nadat we bij Adam en Eve onze data hebben uitgewisseld, zij hadden nog wat afleveringen van de serie "Lost" voor ons, motoren we onder een zonovergoten hemel naar het eilandje Mounu waar rondom een goudgeel strand ligt dat van verre opvalt. Natuurlijk is ook dit paradijsje bezet door een restaurant met vier huisjes die ieder een eigen stukje strand voor de deur hebben. We mogen gerust rond lopen, als we de gasten maar niet storen. Na een kwartiertje zijn we al terug, zo groot is het eiland, en duiken we met snorkel en flippers in het verkoelende water. Een grote zwarte vlek beweegt zich heel langzaam op 100 meter van de kant af. We gaan erop af en komen terecht in een enorme school sardientjes. Verbaasd zien we dat ze zilvergrijs van kleur zijn, de grote hoeveelheid samen zorgt ervoor dat ze van bovenaf zwart lijken. Als we in het midden van de school zwemmen, sluiten de gelederen zich en maken ze rondjes om ons heen, erg grappig. Ankerbaai nummer 16 staat bekend om zijn koraalriffen waar je prachtig kunt snorkelen. Met laag water liggen we met onze buik zo goed als op het koraal tot het echt te ondiep wordt. Het laatste stuk lopen we heel ongelukkig achteruit op onze flippers over het scherpe dode koraal. Bij mij duurt dat altijd langer, ik ben een pietlut die doodsbenauwd is om te vallen. Warren wacht ongeduldig tot ik bij hem ben en laat zien hoe hij zich over de rand van het rif met een golf mee laat trekken het diepe gedeelte in. Zonder kleerscheuren in mijn shortie kom ik ook aan de diepe kant en wordt verrast door het heldere water waar een grote diversiteit aan koraal en vissen te zien is. Na een half uur komen we bij een stuk uit waar de oversteek terug het rif op niet zo breed is. Met een kleine winkelhaak op mijn kont bereik ik het ondiepe gedeelte en kunnen we het laatste eindje over een zandstrand terug lopen. Nog een afspraak met Blue Dame volgt een baai verderop waarna we elkaar voorlopig niet zien. Zij gaan via Fiji naar NZ en daar komen we elkaar wel weer tegen. Met een fles Chileense wijn, bewaard voor speciale momenten, roeien we naar hun boot waar een heerlijke geur uit de keuken komt. Kristina heeft pasta op het menu.

Waha komt aangepeddeld in zijn 25 jaar geleden zelfgebouwde houten outrigger kano. Een uitgeholde boomstam van zo'n dertig centimeter breed en twee en een halve meter lang heeft een smal plankje overdwars waar hij op zit en aan de zijkant een uitbouw van een dunnere boom die voor de stabiliteit zorgt. In zijn kano liggen op de bodem in een laagje water wat zakken met fruit van zijn plantage die hij wel wil ruilen tegen etenswaren, bij voorkeur corned beef en biscuits. De bananen die we van hem "kopen", zijn de lekkerste die we ooit hebben gegeten. In zijn rugzakje heeft hij nog meer in de aanbieding, daarvoor wil hij graag aan boord komen. Op de kuipbank stalt hij sieraden uit die hij zelf gemaakt heeft van de schild van een schildpad. Warren kiest een mooie hanger uit waarnaar hij al een tijdje op zoek is. Waha spreekt verrassend goed Engels en met een kopje koffie babbelen we over de koning, de nobels en over zijn leven. Hij is vroeger botenbouwer geweest en nu op zijn oude dag houdt hij het bij vissen en de plantage. Als hij na een uurtje weer in zijn kano stapt, vraag ik of hij er wel eens uitgevallen is, het ziet er zo smal en wiebelig uit. Een beetje verwonderd over de vraag antwoordt hij ontkennend. Min of meer opgegroeid op en rond het water, waar hij van leeft, dan ken je de kneepjes van het vak wel. Op zijn gemak peddelt hij naar de overkant van de baai waar nog een paar zeilboten voor anker liggen. Wij motoren met Bromvliegje naar een kleine pier waar je via een steile weg omhoog bij het dorpje van Waha uitkomt. Dit is de enige weg van beton waarover ze met een tractor de aangeleverde spullen naar boven brengen. Verder zien we alleen maar graspaadjes die tussen de huisjes door lopen. We kiezen een wat breder pad (de dorpsstraat?) dat richting de school gaat. Nieuwsgierig worden we bekeken en zoals overal vragen de kinderen naar onze naam en hoe oud we zijn, Daarna houdt hun kennis van Engels zo ongeveer op. Dikke biggen rollen door de modder, gevolgd door kleine roze of zwart-wit gevlekte piepjonge biggetjes. Jochies zitten elkaar achterop en mannen kletsen in de verkoelende schaduw van een grote boom. Haast is hier een onbekend begrip. Behalve krakkemikkige huisjes van verroeste golfplaten en stevig getimmerde kerken ontdekken we geen enkel winkeltje. En toch wonen hier in Hunga zo'n vijfhonderd mensen. De enige verbinding met Neiafu gaat per boot. Ze eten voornamelijk van hun eigen plantage. Logisch dat Waha op zoek gaat naar zeilersvoedsel ter aanvulling. Vlak voor we de steile weg willen afdalen terug naar de pier stapt een vrouw haar huisje uit, loopt op ons af en begint in het Engels te kletsen. Mochten we zondag nog hier zijn, dan zijn we van harte uitgenodigd voor de lunch en de kerkdienst. En oja, ze heeft zo'n last hoofdpijn, of wij niet iets hebben. We beloven de volgende dag wat paracetamol te brengen, maar voor zondag moeten we de uitnodiging helaas afslaan. Dan zijn we weer terug in Neiafu. Met een groepje zeilers kijken we in de serre van een restaurant de halve finale WK Rugby vooraf gegaan door een lekkere maaltijd. Maandag regelen we het papierwerk, we zijn alweer bijna een maand in Tonga en ons visum moet verlengd worden. De grote wasspullen gaan naar de wasserette, de groente en fruitmarkt krijgt een bezoekje om wat lekkere komkommers, tomaten, aubergines en een sappige watermeloen mee te nemen.

De tocht naar de Ha'apai groep is ongeveer 70 mijl, teveel voor een dag, dus wordt het een nachttrip. Voor de aftrap stoppen we een half uurtje bij Swallows Cave. Terwijl Warren de boot varende houdt, het is er te diep om te ankeren, spring ik in het water en snorkel erheen. Een donkere hoge grot zwem ik binnen waar het zonlicht van bovenaf op sommige plekken naar binnen piept, kleine vogeltjes vliegen langs het plafond en onder water is het prachtig helder waar hele scholen kleine visjes heen en weer schieten. Warren gaat ook een kijkje nemen zodra ik weer aan boord ben. De volgende tussenstop is een half uurtje verder bij Mariners Cave. Die is moeilijker te vinden, deze grot is alleen bereikbaar door een onderwater gang. Maar we hebben een waypoint en op de rotsen vinden we een rode pijl die naar beneden wijst. Hier laat ik de eer aan Warren om te gaan onderzoeken. Hij verdwijnt onder water en terwijl ik wacht op zijn terugkomst bedenk ik wat ik zal doen als er niemand terug komt. Dit horror scenario blijft me bespaard, na een paar minuten is Warren terug en klinkt niet bijzonder enthousiast. Een donker hol, meer niet. In ankerbaai 14 wachten we tot het einde van de middag, eten een vol bord spaghetti en buiken even uit met de ogen dicht om daarna in vliegende vaart naar het eerste eilandje Ha'ano van de Ha'apai groep te zeilen. Alweer treffen we veel meer wind dan voorspelt, we zijn genoodzaakt om langzamer te gaan. We hebben drie riffen in het grootzeil en van de genua staat nog maar een puntje, het schip ligt nu minder stabiel met deze wind en golven waardoor we wat vervelend heen en weer geschud worden. Toch uitgeslapen varen we de volgende ochtend richting de aangegeven ankerplek. Plots zie ik stoomwolkjes, het teken dat er walvissen zijn. Het blijken er maar liefst vier te zijn, drie volwassenen met een jong kalf waar we vrij dichtbij kunnen komen. Ze zijn aan het foerageren en dan laten ze weinig van zichzelf zien. Net als er een staart boven water uitsteekt, ben ik natuurlijk te laat voor een foto. Na een heerlijke snorkeltocht boven een groot koraalveld willen we nog een stukje lopen. De weg naar het dorpje loopt door de plantage waar we chief William op zijn fiets tegenkomen. We krijgen van hem vrij spel om kokosnoten en papaya te plukken als we die willen. Ook dit plaatsje bezit alleen wegen van gras. Duidelijk is te zien hoe een wegenpatroon gaat ontstaan, mocht hier ooit geasfalteerd worden. De meest gebruikte paden zijn wat breder en die onhandige bocht later komt door een enorme dikke boom die er nu staat. Van een man die op zijn plantage aan het werk is, krijgen we een vers gesneden papaya. Jammer dat hij niet zo goed Engels spreekt, een praatje wordt lastig. Voor de rugby finale zeilen we naar de hoofdplaats Pangai op het eiland Lifuka. Hier rijden auto's over verharde wegen waar lantaarnpalen langs staan, er zijn zelfs twee benzinestations. Sinds lange tijd spotten we prullenbakken, ze puilen uit van de lege blikjes, of er een reinigingsdienst is valt te betwijfelen, veel afval ligt langs de berm. Een stuk of zeven supermarktjes hebben allemaal hetzelfde op de planken staan. De exploitatie hiervan is in heel Tonga in handen van Chinezen. Het lijkt alsof de oorspronkelijke bewoners nergens aan mee doen. Zondag hoeven we alweer niet naar de kerk, luid en duidelijk is het gezang urenlang op de boot te horen. Bij het enige aanwezige café gaat vandaag speciaal de deur open voor de rugbyfinale. Na een broodje hamburger zit iedereen pontificaal opgesteld te wachten, maar helaas, de tv wil niet op gang komen. We worden doorverwezen naar een nabijgelegen kavahuis. Buiten staan voor elk raam drommen mannen, binnen zit nagenoeg de hele vloer vol ook met mannen en jonge jongens. Ergens tussenin staat de kavaschaal met die bruine modderachtige drank en sigarettenrook kringelt omhoog. Zodra ze ons, Palangi, in de smiezen krijgen, worden we dringend uitgenodigd binnen te gaan zitten. Een beetje gegeneerd lopen we langs de buitenwacht het huis in, niet meer dan een buitenmuur met ramen, een dak en een deurgat, binnen een plankenvloer met overal gaten. Naast een oudere man is nog net een plekje waar onze konten passen, de benen vouwen we in de nek en na een kwartier heb ik al kramp in mijn billen. Op een plank in de hoek staat een mini tv toestel, kan me haast niet voorstellen dat ze buiten meer zien dan alleen maar bewegende zwarte (NZ) en witte (FR) vlekken tegen een groene achtergrond. Inmiddels snappen we wat van de spelregels, maar de wedstrijd is teleurstellend tam, vooral van de All Blacks hadden we meer vuur verwacht. Wij zijn natuurlijk wel voor Nieuw Zeeland, onze thuishaven voor de komende maanden. Ze winnen uiteindelijk maar met een punt voorsprong van Frankrijk.

We krijgen last van de Nieuw Zeeland koorts. Er blijkt tot onze verrassing behalve de Customs ook een Immigratiekantoor in het dorp te zijn, naast elkaar. Dan kunnen we hier mooi uitchecken voor Tonga, in plaats van nog een nachttrip naar Nukualofa op Tongatapu, waar niks bijzonders te zien is. We slaan onze voorgenomen audiëntie bij de King of Tonga, Siaosi Tupou de Vijfde, spijtig over, maar het scheelt ons aanzienlijk tijd nu we direct buitenom koers kunnen zetten naar NZ. We zijn wel klaar met het steeds weer ontdekken van nieuwe baaitjes, dorpjes verkennen en koraalriffen ontwijken. Het beloofde land roept ons. Daar kunnen we eindelijk onze mankementen aanpakken, is alles verkrijgbaar, zodat de tekorten aangevuld kunnen worden. Dat geldt voor bootonderdelen, voor supermarkten met een niet aflatende keuze. Bij de gedachte aan een mals biefstukje loopt het water uit mijn mond. Maar bovenal belangrijk zijn de te verwachten bezoekjes uit Nederland die de broodnodige familiewarmte komen aanvullen!

Woensdag 2 november 2011     Oversteek Tonga - Nieuw Zeeland in krap negen dagen, een supersnelle voor ons doen

In de derde nacht stuiven we Minerva Reef in volle vaart voorbij. We hoeven en willen er niet stoppen, want het weerbericht lijkt nog steeds gunstig. Ook een of andere weergoeroe in NZ verkondigt al sinds vorige week dat dit een pracht van een window is voor de ruim 1200 Mijl oversteek. Er ligt een dijk van een hogedruk gebied tussen Tonga en NZ dat een wind uit het oost-zuidoosten betekent. Intussen ondergaat het weer een metamorfose die er bij ons aardig in hakt na maandenlang tropenweer. Prompt hebben we allebei last van onze keel en trekt Warren steeds vaker zijn snotterende neus op. Ik kan me niet meer heugen wanneer wij verkouden zijn geweest. Moeten we straks ook in quarantaine samen met de honden en katten in een kooitje. De lange broek en een trui komen uit de kast. Waar een week geleden de lakenzak nog te veel was, ligt nu een warm dekentje er overheen. De zon trekt een grijs gordijn over zijn hoofd en begint aan een verlate winterslaap. De wolken pakken samen tot één sombere donkere hemel, de wind blaast stevig door en de dansende golven worden steeds grilliger en hoger. De richting van zowel wind als golven komen beiden uit het oosten, onze koers ligt zuid, dus kunnen we halve wind varen. Met deze combinatie halen we voor ons doen spectaculaire snelheden van zes soms zeven knoop over de grond. Ons normale gemiddelde ligt op vier knopen per uur. Na een wachtwissel 's ochtends om 6 uur ontdekt Warren twee scheuren in het achterlijk van de rolgenua. Om erger te voorkomen, moet 'ie er af. Met een plan de campagne gaan we aan de slag. Gelukkig is het al licht en lijkt de wind even wat kalmer. We trekken het grote lap zeil naar beneden waar we behoorlijk kracht voor nodig hebben, de wind blijft erin blazen. De high aspect komt ervoor in de plaats. Terwijl ik het zeil invoer op de gleuf, trekt Warren met de val het zeil omhoog. Ik krijg kramp in mijn handen en ben blij dat ik mijn zeilhandschoenen heb aangetrokken, dat geeft wat meer houvast. Nat van de stampende golven komen we weer in de kuip, ik mag nog een paar uurtjes slapen. Het blijft continu tussen de 20 en 30 knopen waaien, genoeg om de zee op te laten bouwen. Inmiddels heeft het grootzeil ook drie riffen, maar worden we nog regelmatig uit het lood geslagen. Ons bootje gaat om de haverklap een gevecht aan met de aanstormende golven. Die proberen Nightfly met man en macht omver te duwen, met veel gebrul en gespetter. Ze gedraagt zich precies zoals een motorcoureur die in de bocht bijna over het asfalt schuurt met zijn knieën, zorgvuldig balancerend op de zijkant van de banden om daarna op het rechte eind weer overeind te komen en verder te racen. Eén extra golf op de eerste en we liggen om, dat is niet moeilijk om te bedenken. In mijn eerste wacht van de zesde avond heb ik geen rust. Veel herrie buiten, de boot schudt heen en weer, de wind neemt toe tot ruim boven de dertig knopen. Ik zit in de kajuitingang. In een flits zie ik vanuit mijn ooghoeken het monster. Naast het bakboord zijraam van de buiskap hangt een muur van water en ik zeg tegen mezelf vol afgrijzen "Oh God, daar gaan we weer!". En deze keer is serieuzer. De minstens vier meter hoge golf breekt op de Nightfly en gooit haar zonder pardon plat. Het zeewater kolkt over de kuipbanken onder het ingangskleed door, baant zich een weg onder de buiskap omhoog waar de meters zitten. Waar nog nooit een spatje zout water heeft gelegen, zwemt alles nu in het water. Via de trap loopt minimaal water naar binnen, wederom vorm ik de barrière. Het duurt een paar seconden en dan richt Nightfly zich weer op. Binnen is het een puinhoop. Warren lag dubbelgevouwen klem in zijn bed en loopt nu kopjes en glazen die uit het keukenkastje zijn ontsnapt van de vloer te rapen. Het deurtje hangt te zwiepen. Door de luchthappers op dek is het nodige zeewater naar binnen geperst en heeft de bank en de vloer bereikt. Op het toilet is het op zijn natst. Onder de buiskap zit het ventilatierooster en daar is een kleine stortvloed naar binnen gekomen zodat we nu voorgesopt toiletpapier hebben. Jassen en handdoeken zijn doorweekt, evenals de stukke genua die we zolang daar geparkeerd hadden. Met veel geluk heeft de kaartentafel met alle elektronische zaken het zo goed als droog gehouden. Buiten zijn aan beide kanten de spatkleedjes van de reling losgescheurd, de pikhaak hangt nog net binnen boord. Wonder boven wonder heeft het zonnedakje niets geleden op een getornde naad en een verschoven poot na. Het windvaanblad heeft het niet overleefd, afgebroken verdwijnt de driekleur in zee. Mazzel dat we op de elektrische autopilot varen, Nightfly blijft keurig op koers terwijl wij de schade opnemen. De windmeter geeft 38 knopen aan en loopt later nog verder op tot 42 knopen. We halen het grootzeil helemaal naar beneden, zodat we niet meer zo sterk oploeven in de hoge golven. Alleen op het voorzeil is het een stuk rustiger om de nachtwachten uit te zitten. Het duurt nog een dag voordat we enigszins wat kunnen luchten, de zon komt heel voorzichtig uit zijn holletje. Inmiddels hangt er een muffe geur op het toilet door alle natte spullen. Nog even doorzetten. In de negende nacht lopen we de Bay of Islands binnen en valt de wind bij de laatste mijlen weg. Een beetje jammer om in het donker aan te komen, het zien van nieuw land is telkens een overwinning en opwindend. Gelukkig ruiken we wel dat we de bewoonde wereld weer binnen varen, heerlijke landgeuren, gemaaid gras, koeienstront, zoete bloemen, een fijn gevoel. Deze prettige stemming is snel verdwenen zodra ik mijn stuurkunsten op de motor moet aanspreken. Het quarantaine dok waar we moeten aanleggen, ziet er als een makkie uit, ware het niet dat de sterke stroming roet in het eten gooit. Alles wat ik geleerd heb, lijkt verdwenen te zijn. Ik maak er een grote puinhoop van, Warren staat inmiddels op het dok uit alle macht de achterste landvast vast te houden, terwijl ik gas geef.....Ik ben blij dat er geen pottenkijkers zijn op dit uur van de nacht. We gaan nog een paar uurtjes slapen en voordat de autoriteiten op negen uur op de stoep staan, gooi ik de laatste eieren in de pan voor ons ontbijt. Het inklaren gaat heel gemoedelijk. Alle "verboden" etenswaren heb ik uitgestald op tafel en in een grote zwarte vuilniszak neemt de MAF alles mee, ook ons overgebleven kladje macaroni van de vorige dag. De zon schijnt uitbundig, de grote schoonmaak kan beginnen. Een beetje opschieten, want over twee dagen verwachten we Fer en George, mijn broers, met hun camper en gaan we een paar dagen samen op pad.

Zondag 25 december 2011         Merry Christmas

Kerstochtend zitten we al om zeven uur in de auto, half verdoofd en de buik nog vol van een overheerlijk traditioneel Noors diner op kerstavond. We gaan "even" op en neer naar het vliegveld in Auckland om mijn twee broers uit te zwaaien. Zij hebben per camper een soort van vooronderzoek van twee maanden uitgevoerd wat wij allemaal niet mogen missen in dit prachtige land van de lange witte wolk. Drie dagen na onze landfall begin november in Opua staan ze op de stoepsteiger en worden er warme knuffels uitgedeeld. Vier dagen gaan we samen op pad in hun 2-persoons camper . "Duiken!", roepen Warren en Fer zodra ze een politieauto spotten. George en ik vliegen achterin op de grond tot de kust weer veilig is. De eerste nacht slapen manlief en ik in een vijf-persoons cabin, de volgende nachten verblijven we op afgelegen, direct aan zee gelegen DOC sites waar niks te huur is. Waar onze boodschappen op het toilet in een groot gat samenkomen en waar alleen met koud water gedoucht kan worden. Dat laat ik aan die twee bikkels over. Het bed in de camper is breed genoeg voor drie personen, aan mij de eer om tussen mijn broers in te liggen. Warren offert zich op en slaapt ondergeschoven op de vloer, alleen zijn hoofd steekt nog onder ons bed uit. Als er 's nachts één moet plassen, gaat de rest solidair mee. In het Gumdiggers Park wordt een tipje van de sluier opgelicht over de verdwenen Kauribossen en hoe men vroeger gestolde harsklompen van die eeuwenoude bomen uit de grond haalden. Eenmaal versteend tot Kauri Copal zijn het goudkleurige amberstenen, prachtige sieraden liggen in de vitrine. De gom (hars) van de bomen was ook een gewilde grondstof voor de productie van vernis. Een vermoedelijk 100- tot 150.000 jaren oude Kauri boom is nog niet zo lang geleden opgegraven en ligt kolossaal zichzelf tentoon te stellen. De volgende dag rijden we tot de noordelijkste kustlijn van Nieuw Zeeland en overnachten in de Spirits Bay. De broers gaan te voet richting Cape Reinga waar wij ze halverwege de middag opwachten op de DOC site waar de laatste nacht wordt doorgebracht. Helaas hangen de wolken zo laag dat we bij Cape Reinga geen uitzicht op de oceaan hebben. Het zijn erg gezellige dagen waarin onafgebroken wordt gekletst, gereden, cappuccino's gedronken, gewandeld, gegeten, gelachen en genoten van elkaars gezelschap. Voor de jongens tijd om verder af te zakken op het Noorder eiland en de tweede helft van hun reis het Zuider eiland te ontdekken. Voor ons tijd om aan het werk te gaan. Warren's hersenen maken overuren om te berekenen en uit te zoeken wat er allemaal moet gebeuren om de nieuwe ankerlier te plaatsen. Van voor tot achter komt nieuwe bedrading, nieuwe gaten in het voordek boren, een hele operatie waarbij binnen alles overhoop moet om erbij te kunnen. Twee nieuwe accu's worden besteld, alle stukke zaken worden ter reparatie weggebracht. Kortom, in een maand tijd geven we al het -niet in de Pacific- bestede geld ruimschoots uit. Vooruit, we kopen dan ook maar een auto, het geeft ons de vrijheid om overal te komen waarheen en wanneer we dat willen. Straks, als we verder zuidwaarts gaan zeilen, wordt het even organiseren om de auto ook daar te krijgen, hij past net niet op het voordek. Na een maand luxe aan de steiger in Opua Marina te hebben gelegen, kriebelt het weer om te willen zeilen en op eigen anker te liggen. The Bay of Islands is een geliefd zeilgebied en ligt nu nog niet vol met vakantievierende Kiwi's. Via het mooie oude plaatsje Russell, waar we een optreden zien van het lokale, bijzonder enthousiaste ukelele orkest, zeilen we naar een paar verschillende baaien bij nagenoeg onbewoonde eilandjes. Vervolgens zakken we buitenom af langs de oostkust en overnachten in Whangaruru en in Tutukaka. Inmiddels is het weer omgeslagen en zijn de dagen grijs en regenachtig. Mijn rug blijft zolang als we al in NZ zijn roet in het eten gooien. De beste remedie is wandelen en dat kan fantastisch in NZ. Overal zijn tracks uitgezet, afwisselend stijgend en dalend, door bos en weilanden met mooie uitkijkpunten. Ruim tien mijl moeten we de rivier opvaren die ons midden in Whangarei brengt. Het tij is opgaand, maar we zijn nog te vroeg en na een stukje met nul onder de kiel door de modder een nieuw kanaaltje te hebben gegraven, lopen we echt vast en wachten we tot het water verder opkomt. Precies op tijd liggen we in Town Basin om de kerstworkshop op de Noorse "Jenny" op te vrolijken. Met vier boten die elkaar al meer dan een jaar van de Chileense scheren kennen (Jenny, Blue Dame, Restless en Nightfly), wordt het een hilarische avond. Eli, onze gastvrouw, heeft de dag ervoor verschillende deegsoorten voorbereid, waarvan we gember koekjes, marsepeinrepen en speculaas bakken. De mannen mogen de onderdelen voor een peperkoekhuis maken en in elkaar zetten. Als 'ie klaar is, versierd met gekleurde zoetigheid, lijkt het verdomd veel op het huisje van Hans en Grietje. De fundatie voor de schoorsteen is een beetje mislukt, waardoor het dak langzaam inzakt. In een kakofonie van Zweeds, Noors, Engels en Nederlands en een fles Aquavit is het een oergezellige avond. Dat belooft wat te worden voor de Kerst die we gezamenlijk gaan vieren op de Jenny.

Voordat alle zaken gesloten zijn tussen Kerst en de eerste week van januari, gaan we nog wat geld uitgeven. Alles past onder het mom van decembermaand, cadeaumaand, nietwaar! Er komt een nieuw dekbed met kussens, alle kajuitlampjes worden vervangen door led verlichting, aluminium gasfles, nieuwe kuipkussens bestellen, UV strook op en reparatie van de Genua, putsemmer, keukenartikelen en een waslijst aan kleine onbenullig lijkende, maar onontbeerlijke schroefjes, filters en wat al niet meer. Als de gaten spontaan in de kleding vallen, wordt het ook daarvoor de hoogste tijd om wat nieuws aan te schaffen. Heerlijk om midden in de stad te liggen, een roeitochtje van 50 meter en twee keer oversteken bij de stoplichten en we zijn in Luilekkerland. Veel winkels hebben uitverkoop en dat past goed in ons straatje. Tweedehands kledingzaken hebben spul dat er als nieuw uitziet en voor de verjaardag van Warren worden eindelijk een nieuwe windstopper en sandalen naar wens gevonden. Een aantal keren heen en weer roeien en de verjaardagsvisite zit gezellig in onze kuip, met een taart van Blue Dame. Het is hier hoogzomer, maar de temperatuur blijft hangen rond de 20 graden en altijd wind. We hebben veel genot van de wintertent die over de kuip staat en kunnen zonder kleumen "buiten" zitten. Op Kerstavond is het bij de Noren traditie om het Kerstdiner te nuttigen, wij zijn allemaal van harte uitgenodigd. Met een zak vol cadeautjes, kerstmuziek, flessen wijn en in feestelijke kleding monsteren we aan op de Jenny. Het ruikt er veelbelovend. Verse zalm met dille saus vooraf, gerookt schapen vlees met zuurkool en koolraappuree als hoofdgerecht. Een toetje met drie verschillende zoetigheden zorgen voor een overvolle maag. Daarna is het tijd om de cadeautjes uit te pakken. Het geeft een warm gevoel om met deze mensen samen Kerst te vieren. Het is al ruim na middernacht als ons hoofd het kussen voelt. Tijdens de rit naar Auckland de volgende morgen drinken we een hele pot thee leeg om de dorst te lessen. Voor een boterham is nog steeds geen ruimte. Met open armen vangen we mijn broers op als ze met de binnenlandse vlucht vanuit Christchurch aankomen. We hebben ruim twee uur om vol te kletsen voordat we ze weer uitzwaaien bij de terminal voor internationale vluchten. Als ze weglopen, vraagt George wanneer we elkaar weer gaan zien. Ik heb ze voor de gek gehouden, want bij alle cadeautjes die Warren en ik elkaar hebben gegeven, pasten nog net twee vliegtickets naar Nederland die we in juni 2012 gaan verzilveren. Nederland zit weer drie maanden met ons opgescheept!