Dinsdag 11 januari 2011
Op naar Isla Pascua, ruim 2100 mijl te gaan
het Zuid Amerikaanse continent in Recife, Brazilië. Een geheel nieuwe
gewaarwording om als enige blanken tussen de lokale zwarte bevolking te lopen.
We genieten zes maanden lang van de swingende Brazilianen. Daarna een kort
bezoek aan Uruguay om vervolgens uitgebreid Argentinië te ontdekken. Al snel
besluiten we dat we langer in het koude Zuiden willen blijven dan oorspronkelijk
de planning was. Daar krijgen we zeker geen spijt van, Patagonië is te mooi
daarvoor. Heel speciaal is de trip naar Antarctica samen met ons 3e
bemanningslid, zwager Hans. De vier weken durende trip rondom Staten eiland
heeft extra aandacht gekregen in november 2009 in het blad Zeilen. Augustus 2009
verlaten we Puerto Williams en zeilen ruim zes maanden door de Chileense scheren
omhoog. Uiteindelijk eindigen we hier in Antofagasta en is het inmiddels drie
jaar later (en twee kleinkinderen rijker!!). En vandaag verlaten we definitief
dit mooie continent. Chili is nog geen verleden tijd, want Paaseiland behoort
tot Chili. We verwachten ruim 20 dagen op de oceaan te zitten voordat we daar
aankomen. De mogelijke route verder de Pacific in staat al op deze site. Om enig
idee te krijgen van al die verschillende eilanden groepen, kun je op
deze
site meer achtergrond info +
overzichtskaarten vinden. Gedurende onze zee-tijd zijn we wederom niet in staat
om onze normale email te lezen, zoals voorheen zijn we alleen bereikbaar op ons
boot email adres. Als er leuke dingen te vertellen zijn, kun je dat lezen bij
"Nieuws". Mocht je nog niet genoeg hebben aan deze site, kijk dan in het
maart nummer van het blad Zeilen. Een mini-special over Patagonië aangeleverd door
Rhythm of Life
en Nightfly.
Vrijdag 28 januari 2011
Inmiddels twee en een halve week op zee
Vertrek stress, ik dacht dat ik daar geen last van had. Maar
ongemerkt kruipt het toch mijn lijf in, met vervelende gevolgen. De laatste
dagen aan land nog kilo's aardappelen, uien, wortels, kool, eieren en fruit op
de Mercado verzamelen. Een groot voordeel hier is dat niets gekoeld is en dus
langer houdbaar aan boord. En je mag zelf uitzoeken, elke ui en appel gaat stuk
voor stuk door mijn handen om ze goed te keuren. Ons vertrek uit Antofagasta
wordt met één dag uitgesteld. Op het laatste moment
worden we gevraagd een presentatie op de club te geven over onze Antarctica
reis. Aangezien we die niet op de plank hebben liggen, gaat Warren als de
wiederweerga aan de slag om iets moois in elkaar te zetten. We zijn natuurlijk
gevleid met dit verzoek, maar het was prettiger geweest als ze dit twee maande n
eerder hadden aangekondigd. Een groepje van zo'n twaalf mensen luisteren en
kijken geïnteresseerd naar Warren's presentatie. Nou ja, behalve eentje, die
ligt lekker te slapen.....maar hij wordt betrapt door de fotograaf. De volgende
dag komen Carlos en Patricia met een handvol cadeaus afscheid van ons nemen. We
hopen echt deze schatten van mensen ooit weer te mogen zien en terug te kunnen
betalen met onze eigen gastvrijheid. De oceaan is ons heel genadig, een vlakke
zee met windje 10-12 knopen geeft een rustige start. Inslingeren is deze kee r
niet aan de orde, we eten vanaf dag 1 normaal. Maar mijn rug is niet normaal,
ruim een week lig ik me te verbijten van de pijn. Oefeningen doen lukt bijna
niet op een altijd bewegende ondergrond. In deze dagen heeft Warren geen leuk
gezelschap aan mij, of ik lig op bed of ik lig op wacht. Elke avond masseert hij
geduldig mijn rug. Alle zeilhandelingen neemt hij voor zijn rekening, behalve
het koken wat mij nog aardig lukt. Er moet tenslotte wel beweging in blijven.
Als in de 2e week de pijn langzaam wegebt, neemt de wind buiten toe vergezeld
door de ene squall na de andere. Veel regen valt er niet uit, maar wel veel
wind. Het 2e rif komt bijna niet meer uit het grootzeil, soms komt de 3e erbij
om de boot beter op koers te houden. De golven bouwen zich snel op tot een meter
of drie. Opzij, opzij, opzij, maak plaats, swoooshh, splash, de bruisende golven
jagen Nightfly op. Maar eigenwijs als ze is, keert ze haar kont naar de
golven, beurt 'm op en surft vrolijk op de golven mee met een snelheid van acht
knopen over de grond, leuk leuk!! Maar de golven werken niet altijd mee, met
grote regelmaat knallen ze met geweld tegen de zijkant van de boot. Er komt veel
water over en als je op zo'n moment jezelf niet vast hebt, vlieg je door de
boot, gevolg is blauwe plekken. Het zijn onrustige dagen en nachten, maar we
gaan wel lekker snel. Tijdens het happy hour met een glaasje limonade en een
snackje plaag ik Warren, "Zou Tamar ons nog wel kennen straks, Pake Pake waar
ben je?". "Hou op", roept ie, "ik draai zo de boot om en vaar regelrecht terug
naar Nederland". We troosten ons met de gedachte dat kinderen pas eigen
herinneringen krijgen vanaf een jaar of vier. We kunnen nog wel even doorvaren.
'stel je voor, dat er geen tijdzones waren uitgevonden", mijmer ik tegen Warren,
"dan worden we tussen Chili en Nieuw Zeeland ingehaald door de nacht". Het is
een maffe gewaarwording. We hebben inmiddels twee tijdzones overschreden. De
boordklok heeft nog altijd de tijd van het vasteland en dat is te merken. 's
Avonds verschuift de zonsondergang van 20.00 naar 22.00 uur, lekker voor de
avondwacht, maar niet voor de slaper die niet slaapt. En de ochtenden blijven
lang donker, tijd om de klok aan te passen. De twee resterende tijdzones die nog
voor Paaseiland liggen, pakken we wel bij aankomst. In drie weken tijd hebben we
opeens 4 uur meer tijdsverschil met NL. Of is het 5 of 6, wintertijd daar,
zomertijd hier,lastig!
Het houdbare brood en voorgebakken vlees is op, dus de bakkerij en visvangst worden
geopend. Die bakker oogst prima, zelfs met meel dat een jaar over datum is. Maar de vissen
bakken er echt niks van, ondanks het glimmende lokaas. 's Morgens vroeg hoor ik
vaag boven mijn hoofd iets ratelen. Buiten stommelt Warren in de kuip heen en
weer, ik ben alweer in dromenland. Drie uurtjes later steek ik mijn hoofd het
luik uit, zegt Warren triomfantelijk, "Ik heb een verrassing, ik heb voor het
diner gezorgd. Kijk maar in de koelkast". Daar vind ik een plastic zak, maar de
inhoud lijkt voor geen meter op vis. Het is een klein karkasje van een vogel,
och gossie. Toen Warren de ratelende vislijn binnen ging halen, hing een vogel
met zijn vleugel aan de haak die al half afgescheurd was. Geen optie om hem
verder te laten lijden, dus heeft Warren hem klaargemaakt voor de pan. Het is
een klein exemplaar en jammer genoeg zit er minimaal vlees aan. Twee happen en
dat is het, maar wel erg smakelijk. Om ons heen blijft het opmerkelijk
leeg. Twee opeenvolgende middagen loopt een groot containerschip op minder dan
een mijl voor ons langs. Zij zitten op de noord-zuid route die langs de kust van
Zuid Amerika loopt. Een keer zien we een paar dolfijnen, na de eerste week
verlaten ook de Wilson storm Petrels ons en blijven we alleen over. Met spanning
kijken we uit naar het moment dat Paaseiland in zicht komt, ons eerste echte
eiland in de Pacific. In mijn nachtwacht zing ik zachtjes het liedje van mijn
kleindochter en mij samen. "We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet
helemaal........."
Maandag 28 februari 2011
Paaseiland, Isla Pascua ofwel Rapa Nui, onze laatste Chileense bestemming
Mahaki en Pua, 18 en 22 jaar. De
eerste nog echt een meisje, verlegen en superslank, de tweede heel spontaan,
klein en wat mollig uitgevallen. Zij zijn dit jaar de twee kandidaten die
strijden om de titel Koningin Rapa Nui Tapati 2011. Speciaal voor dit jaarlijkse
festival wilden we op tijd op Paaseiland zijn dat nu van 2 tot en met 10
februari plaats vindt. De Moai zullen even moeten wachten op ons bezoek. Het
is extra druk met toeristen in Hanga Roa, de enige plaats op dit vulkaan eiland
dat totaal zo'n 3500 inwoners heeft. Ons anker ligt op een zandbodem en we
kijken met ontzag naar de rollende brandinggolven. Daar tussendoor moeten wij
met onze bromvlieg droog aan de kant zien te komen. Het is een kwestie van
timen, na elke drie hoge golven is het eventjes rustig, het moment van gas
geven. Natuurlijk worden die drie ook wel eens vier golven. Een vette grote
jongen haalt ons in en krult met liters water ons bootje binnen. Alles zwemt wat
erin ligt, gelukkig hebben we een waterdichte tas mee die vastgeknoopt zit aan
de boot. Inmiddels surfen we op die leuke golf verder en zijn we in no-time bij
de ingang van het kleine haventje waar het vol ligt met duikschool boten.
Druipend tot op het vel lozen we eerst het zeewater uit de dinghy. Vervolgens
spoelen we onszelf met kleren en al bij de duikschool met zoetwater af. Binnen
een paar uur zijn we in de hete zon opgedroogd. Op de openingsavond spreekt de
huidige koningin Abigail het publiek toe in het Rapa Nui, de lokale taal. Dat
heeft mooie klanken en zullen we in de gehele Pacific tot aan Nieuw Zeeland nog
vaker horen. We verstaan er natuurlijk geen snars van, behalve Iorana
(welkom , tot ziens) en maururu (bedankt). Vanavond worden beide
kandidaten voorgesteld, wordt door beide meiden een nieuw gecomponeerd lied
gezongen, tango gedanst (niet te vergelijken met de Argentijnse versie), een
rondje in bikini en een rondje in avondjurk gelopen. Zo, de kop is eraf. Achter
elke kandidate staat een grote groep mensen, veelal familie, die ook mee
strijden om punten te verdienen voor hun koningin. Overdag volgen er
wedstrijden, hoeden vlechten van bamboeblad, beeldhouwen, bloemenkransen
vlechten, surfen op rieten totora bootjes, zwemmen, speergooien. Bij het
kratermeer Rano Rarako vindt een vierkamp plaats, eerst peddelen de stoere
mannen in een totora over het meer, hangen vervolgens twee trossen bananen van
totaal 20 kilo om hun nek waarmee ze op blote voeten een rondje om het meer
hardlopen. Daarna nog een half rondje zonder bananen om weer het meer over te
steken ditmaal liggend op hun buik op een smalle totora al peddelend met hun
armen. Geen wonder dat ze er zo gespierd uitzien. En wij kijken toe in de
brandende zon. Een dag wordt er gevist, zoveel mogelijk volgens de manier van
vroeger, dus geen fancy visjes als aas, maar een rauw stuk kip waarvan telkens
een stukje met de tanden wordt afgebeten en aan het haakje geprutst. Vanaf de
rotsen gooien mannen en vrouwen hun lijntjes uit en halen de een na de andere
vis binnen. De groep die de meeste kilo's vangt, krijgt de meeste punten. Alle
avonden zijn gevuld met muziek, zang en dans, waar bij de eerste klanken van de
gitaren en trommels de heupen van de dames automatisch beginnen te draaien en ze
onvermoeibaar dansen. De kleding, voor zover ze die aan hebben, is gemaakt van
natuurlijke materialen, bananenblad, riet en prachtige versieringen voor de
haren die uit kippenveren bestaan. Bij geen enkele man of vrouw ontbreekt een
tatoeage wat hier helemaal past in het totaalbeeld. Dinsdagavond staat in het
teken van de lichaamsbeschildering. Eerst een basislaag waarop hele specifieke
tekens en dieren erg nauwkeurig zijn geschilderd. De mannen bespringen stoer als
krijger het podium. Ze vertellen met veel gepoeh en gephaah wat de diverse
afbeeldingen betekenen. Ook Pua en Mahaki lopen om beurt wat verlegen in de
spotlights en zijn over het hele lichaam gebodypaint. Best jammer dat we de taal
niet verstaan, veel gaat zo langs ons heen. Maar het geheel maakt wel indruk. En
dat proberen ze uiteraard ook op de jury te maken. Zij gaan uiteindelijk
uitmaken wie de koningin van 2011 gaat worden. Zondagmiddag is er voor iedereen
Curanto. Achter het voetbalveld is 's ochtends vroeg een groot rechthoekig gat
van misschien een halve meter diep gegraven, waarin vuur wordt gestookt dat
bedekt wordt met stenen. In aluminiumfolie verpakt vlees en aardappel voor 1
persoon wordt in grote hoeveelheden op de hete stenen gelegd en vervolgens gaat
er een laag grond over. Een aantal uren later heeft de ondergrondse oven zijn
werk gedaan en komt er supergaar vlees tevoorschijn dat zo van het bot valt. In
lange rijen gaat de bevolking en de toerist langs de eetwaar en met nog een stuk
meloen erbij is het een lekkere maaltijd. De finaledag start 's middags met een
grote optocht door het dorp. Iedereen mag meelopen, maar dan moet je wel partij
kiezen en de kledingcode volgen. Dat levert de dames ook punten op. In het kamp
van Mahaki is het druk. De inmiddels beschilderde en versierde mensen lopen wat
onwennig in hun nieuwe outfit rond. Het heeft niet veel om het lijf. Bij de
mannen een touwtje door de bilnaad en een lapje voor de handelswaar aan de voorkant. De vrouwen met
veren of rieten rokjes, bananenblad bikini's of topless. Dat valt niet echt op,
want al het onbedekte vel is gebodypaint in de mooiste creaties. Vooraf gaan ze
eerst in een soort modderbad voor de basislaag, komisch om te zien. Mahaki zelf
zit op een grote steen op een kar die haar naar het feestterrein rijdt. De stoet
aanhangers volgt dansend en zingend. Pua danst onvermoeibaar en vrolijk op haar
kar. Zij is onze favoriet, maar door mijn teruggekeerde rugpijn lopen we niet ontkleed
mee. Op deze laatste avond treedt een lokale band op die ons niet kan bekoren.
De Polynesische dans en muziek van de vele mannen, vrouwen en kinderen daarna is
vele malen interessanter om naar te kijken. Rond middernacht gaat eindelijk de
vorig jaar gekozen koningin Abigail op haar troon zitten met naast haar een
zenuwachtige Pua en Mahaki. Tien dagen lang heeft het Tapati festival de oude
gebruiken volgens traditie laten zien zodat het voort blijft leven. Het hele
feest wordt nu bekroond met het kiezen van de nieuwe koningin. De geruchten
blijken waarheid, Mahaki wint met enige voorsprong en krijgt de begeerde sjerp
omgehangen en de kroon op haar hoofd. Ze is in eerste instantie helemaal
beduusd, maar al snel in tranen. Pua is een sportieve verliezer.
Na twee weken de hele ankerbaai
voor onszelf gehad te hebben, een paar cruiseschepen niet meegerekend (trouwens
als buren heb je niets aan ze, want toen ik via de marifoon vroeg of ik een
klein wasje bij ze mocht doen, weigerden ze dat gewoon!), liggen we er op het
drukste moment met vijf zeilboten. Sargaҫo uit Brazilië, Erich en
Christiana op de Oostenrijkse Delphin zijn aangekomen, Rhythm of Life
en tenslotte Paul op Rebellion, beiden uit Nederland. Met Erich en
Christiana gaan we een dag het eiland rond op een gehuurde scooter en een quad.
Verdwalen lukt niet, want de weg gaat vanzelf langs alle belangrijke Moai. Voor
het Nationale Park moeten we een kaartje kopen, vorig jaar kostte dat nog 10
US$, nu 60 US$. Zou Dagobert Duck hier ook eigenaar van zijn? Op de hellingen
van de vulkaankrater Rano Raraku liggen en staan her en der verspreid een groot
aantal Moia. Hier is de kraamkamer geweest van deze grote standbeelden. Ze zijn
uitgehouwen uit het zacht vulkanische gesteente. In sommige steengroeven liggen
nog half uitgehakte beelden. Er zijn meerdere theorieën, maar het blijft een
mysterie op welke wijze ze verplaatst werden en welk doel ze dienden. Aan de
oostkant van het eiland staat langs de kust een rijtje van 15 Moia statig
landinwaarts te kijken. Alhoewel kijken, er is weinig oog te bekennen, wel
oogkassen. Op het hele eiland zijn maar een paar Moai met ogen. Het witte deel
is gemaakt van wit koraal, de iris bestaat uit zwart vulkaansteen. Het is
wederom een hete dag en bezweet en bestoft van de zanderige wegen komen we bij
het zandstrand van Anakena, waar naast het aangeplante palmenbosje de Ahu Nau
Nau staat met zeven Moai. Hiervan hebben er vier een soort hoed op, Pukao
genoemd. Die zijn gemaakt van rode sintel, hetzelfde spul wordt gebruikt om een
papje van te maken dat als verf dient voor de lichaamsbeschilderingen. Opgelucht
stap ik van de scooter af, mijn achterwerk is hobbelig geworden van alle gaten
in de weg waar we soms stapvoets moesten rijden. Snel de zwemkleding aan en een
duik in het verkoelende zeewater, wat een genot. Dat is ook zo heerlijk aan onze
ankerplek, elke dag nemen we een duik om het zweet af te wassen en tevens om het
anker te controleren. Het water is
erg schoon, behalve na de regelmatig vallende regenbuien. Warren denkt tijdens
zo'n buitje even de boot te poetsen, maar het is echt vies water dat eruit komt.
Aan de zuidkant van het eiland ligt nog een vulkaan, Rano Kau, waar in de krater
een meer ligt op 200 m diepte. Het wateroppervlak is deels bedekt met totora,
het soort riet dat ook op de oevers rond het Titicacameer (Peru/Bolivia) groeit,
en waarmee Thor Heyerdahl zijn zeilboot Kontiki bouwde. Tot 1973 haalden
de bewoners hier een groot deel van hun water vandaan, totdat er een
waterleidingssysteem in het dorp zelf werd aangelegd. Een stukje verder lopend
komen we bij Orongo, het dorp van de vogelman. Een ceremonieel dorp, dat vroeger
alleen een paar weken in de lente werd gebruikt. Lage, halfondergrondse
verblijven met gedeeltelijk van steen gestapelde muurtjes, de daken bedekt met
gras en aarde, de ingangen uitkijkend op zee richting een klein eilandje. Elke
lente weer kwam daar de Sooty Stern, de Manutara vogel zijn ei leggen. De
ceremonie ging erom wie dat eerste ei te pakken kreeg, die werd de vogelman van
dat jaar, een belangrijke positie. Zodra de vogels gespot werden, sprongen de
mannen van de kliffen af de zee in en zwommen naar het eilandje. Daar werd
geduldig gewacht soms dagen soms weken totdat het ei gelegd en gevonden werd. De
laatste ceremonie is gehouden in 1867. Op de rotsen zijn petrogliefen te vinden
die verwijzen naar het ritueel van de vogelman. Hoelang men hier nog naar kan
komen kijken, is de vraag. De kraterwand slijt steeds verder uit door erosie en
blootstelling aan wind en regen. Want regenen doet het hier bijna elke dag. Vaak
zijn het korte buitjes waarbij het prettig afkoelen is. Maar de slagregen houdt
ons af en toe aan boord. De rit naar de wal is dan niet uitnodigend. We hebben
nieuwe Armeense buren gekregen die we wat verbaasd in de gaten houden. Bij
aankomst willen ze een ankerboeitje van één
van de duikboten oppikken. Met
gebaren proberen we duidelijk te maken dat dit geen slim idee is, veel te zwak
voor zo'n grote boot. Als ze toch met pikhaak klaar staan om een boei op te
pikken, pakt Warren de Bromvlieg en vaart er heen. Ze laten Warren aan
boord komen en hij dirigeert ze naar een plek om hun eigen anker uit te laten
gooien, ver weg genoeg zodat ze voor ons geen gevaar opleveren. De communicatie
met de Chileense Armada gaat over en weer erg gebrekkig in het Engels. Een dag
later worden we voor een drankje uitgenodigd om de 23 meter lange boot te bekijken.
De kapitein Samuel vertelt dat ze tijdens deze reis een documentaire maken. Een
echte schrijver en een fotograaf bevinden zich onder de 8-koppige bemanning.
Twee mannen spreken ook Engels, de rest alleen Russisch. Het biertje met de
gezouten vis smaakt lekker en geeft ons weer een idee hoe we al die vis die we
gaan vangen, moeten conserveren. Gewoon 2 tot 3 dagen helemaal in zout leggen,
daarna buiten aan de reling hangen en eten wanneer je zin hebt. Met hun dinghy racen ze heen
en weer naar de wal. Op een avond horen we ze weer langs komen, het is bijna
donker. Er staat een lastige westenwind met hoge brandinggolven. Vanzelf kijken
we of ze er goed doorheen komen en Warren ziet dat ze omgeslagen zijn, de dinghy
ligt op zijn kop en de drie mannen liggen in het water. Warren twijfelt geen
moment, hangt de motor aan onze Bromvlieg en gaat helpen. In de haast vergeet ik
hem de handmarifoon mee te geven. Met de verrekijker kan ik nog net zien dat
Warren hen het kleine haventje binnensleept. Ondertussen liggen wij te stuiteren
op de golven, met deze westenwind ligt het niet prettig
hier. Maar aangezien onze ankerketting een slag om een rots ligt, heb ik geen
zorgen dat we gaan slepen. Het is nu echt donker en het lijkt een eeuwigheid te duren voor ik iets
denk te zien bewegen op het zwarte water. Na een minuut of vijf turen, hoor ik
een motortje en even later vaart Warren met twee verzopen katten langs die hij
op de Armenia afzet. Hij moet nog een keer heen en weer om nog twee natte
mannen op te halen. Als 'ie eindelijk weer aan boord stapt, is hij zelf ook
doorweekt en ligt de Bromvlieg vol zand. Natuurlijk wilde de buitenboord motor
niet meer lopen na dat zoute bad, dus hebben de Armenen alles op het strookje
zand in de haven achtergelaten. De volgende middag wil de schrijver met Warren
praten. Samen gaan we naar de wal waar hij op de rotsen zit te wachten. Een pet
op zijn grijzende haardos, een krullende grijswitte baard die doorloopt op zijn
borst, lieve lachende ogen met een bedachtzame blik, hij zit al klaar met pen en
papier. Hij stelt zich voor als Zori Balayan, (schrijver, sportarts, journalist,
bron: Wikipedia) en vertelt dat hij 76 jaar is. Samen met Warren gaat hij op een bankje
zitten, de fotograaf neemt onafgebroken foto's van deze twee en een derde man
vertaalt van Engels naar Russisch en vice versa. Met aandacht schrijft Zori
Balayan het verhaal op. We zijn uiteraard nieuwsgierig
hoe en waar deze story naar buiten gaat komen, dus belooft de vertaler dat hij
ons zal berichten in ons gastenboek. Mijn helper in nood
wordt bekend in Armenië?
Ons visum verloopt 3 maart
aanstaande. We willen al veel eerder weg, het eiland hebben we wel gezien, het
dorp is niet echt opwindend, maar er is stomweg geen wind verderop. Delphin
en Rhythm zijn een week geleden al vertrokken, maar liggen dagen zonder
wind op de Pacific. Zou het geluk ons een beetje meezitten? Volgens de wind
voorspellingen kunnen we 3 maart vertrekken, komt dat effe goed uit! Naar
Pitcairn is het ruim 1100 Mijl, daarna is de Franse Gambier Archipel nog 300
Mijl verder noordwestelijk. Hoe lang dit gaat duren....de tijd zal het leren.
Donderdag 17 maart 2011 Wordt
het Pitcairn...of een onbewoond eiland.....of een tsunami????? (Viggo onze
kleinzoon wordt 1 jaar vandaag, hiephiep hoera)
Onze trouwe Arie in de ziekenboeg! Al vijf jaar lang, sinds Nightfly
water onder haar kiel heeft, stuurt de Aries windvaanstuurinrichting Arie
gedoopt, ons bootje over verre oceanen. Op de tweede dag van deze oversteek komt
de wind uit het NW en ploegen we tegen 15-18 knopen wind in. Plots hoor ik een
ongewoon geluid achter de boot en zie dat Arie teveel beweging maakt. Dankzij
het daglicht kunnen we snel een diagnose stellen.
Eén van de vier bouten waarmee Arie aan de boot is vast gelast, is
los gebroken. En op drie poten kun je niet lopen. Dat wordt een zoektocht naar
een lasser in de Pacific. Tijd voor de nieuwe hydraulische stuurautomaat om zich
te bewijzen. Vanaf nu zijn we op rantsoen met gebruik van computer, koelkast en
lichten, want de accu's krijgen het zwaar te verduren. Deze autopilot gebruikt
veel meer energie dan zijn voorganger. Dagelijks laten we de generator een
uurtje draaien om de accu's op peil te houden. Deze staan inmiddels op de
vervangingslijst, maar moeten het nog wel tot in Nieuw Zeeland uitzingen. In de
derde nacht krijgen we 2 depressies over ons heen. De eerste in het begin van de
avond laat alleen wat regen vallen, maar de tweede om klokslag middernacht
verandert de windrichting radicaal. Van NW draait hij door naar ZO, voor ons
veel gunstiger. Een aantal keren loopt de windmeter op naar 30 knopen, waarbij
vervelende hoge korte golven ontstaan die veel water in de kuip gooien. Af en toe
schrik ik me het apelazerus van de herrie als er in het donker weer zo'n golf op
de boot breekt. Je ziet ze niet aankomen, net als de squalls. De maan is nog
maar als een piepklein banaantje tevoorschijn gekomen, dus is het nog zo donker
dat de wolkenpartijen er opeens zijn en dan regen en wind boven ons hoofd
loslaten. In een zo'n nacht hoor ik wederom een ongewoon geluid (op zich heel
opmerkelijk, want ik ben zo doof als een kwartel). Het is een soort krakend
wringend geluid en met een lampje bekijk ik alles in de kuip wat in aanmerking
kan komen. Ik blijf aarzelend hangen bij de nieuwe autopilot! Wat hebben we nu
weer aan onze fiets hangen. Warren heeft het in zijn bed ook gehoord en staat al
naast me. We zetten de autopilot op stand-by om even met de hand te sturen,
Warren denkt dat er ontlucht moet worden. Maar ondanks het verlichte woordje
'stand-by' op de meter, is er geen beweging te krijgen in de helmstok. Op de een
of andere manier blokkeert het systeem, geen prettige ontdekking in het donker.
Met de noodontkoppeling halen we de autopilot van de helmstok af, waarna Warren
het systeem ontlucht. Dat helpt helemaal niets! Nu hebben we de keuze of met de
hand sturen of de autopilot weer laten draaien met dat rare geluid waarvan we
niet weten wat de oorzaak is en kwalijker, of het eventuele mankement hierdoor
erger wordt. Wij houden niet van rare geluiden, maar besluiten toch om de
autopilot het werk te laten doen totdat het licht wordt. Warren probeert nog wat
te slapen wat natuurlijk van geen kanten lukt. Zijn hoofd maalt en denkt in
oplossingen. Het eerste wat hij doet als hij mij aflost om 06.00 uur, is de
windvaan zodanig met lijnen op de lier stijf vast tegen de boot aan te trekken,
zo dat hij geen kant op kan. Met deze noodverbandjes kan Arie het nu overnemen
van de autopilot. De wind is wat gezakt, de zeegang wordt iets rustiger waardoor
er minder druk staat op het roerblad van Arie. Elk uur checken we of de EHBO
aanpak goed blijft zitten, want we koesteren onze Arie. De rest van de zondag
ligt Warren, na het gebruikelijke gekookte eitje bij het ontbijt, opgevouwen in
de bakskist om de autopilot uit elkaar te halen. Grondig onderzoek en testjes
met de multimeter leveren nog niks op. Een email naar de leverancier in
Frankrijk gaat de deur uit met als noodkreet "Problems in the Pacific with L&S".
Dat lijkt te helpen, want maandagochtend ligt er reeds een antwoord in onze
elektronische brievenbus. Het lijkt een onschuldig euvel, de by-pass klep wordt
geblokkeerd door een te vast aangedraaide koppeling en ze adviseren om dit los
te maken en voorzichtig weer vast te draaien. Voor de chirurg volgen een paar
zweterige uren in de bakskist waarbij de assistente de benodigde tangen, doekjes
tegen het bloeden (lees; olie opvang) schroevendraaiers en sleutels op verzoek
aangeeft in een vanzelfsprekende samenwerking. Eureka, het blijkt de oplossing
te zijn!
Dagenlang zien we amper een vogel vliegen. Het sein lijkt
veilig om de vishengel maar weer eens uit te gooien. Nog geen uurtje later
ratelt de lijn als een gek, dat zou wel eens een beste jongen kunnen zijn.
Warren haalt stukje bij beetje de lijn binnen. Nee hè! Er fladderen angstige
vleugels op het water, alweer een vogel aan de haak. Wel een grotere knaap dan
de vorige.
Goddank zit de haak deze keer niet in zijn lijf, maar in zijn bek.
Eenmaal naast de boot kijken een paar gele kraaloogjes fel naar zijn belager en
houdt de vogel zijn vleugel vervolgens voor zijn kop. Onverwacht makkelijk laat
de vishaak los en vliegt de vogel haastig weg. Ver komt hij niet, helemaal
uitgeput laat hij zich in het water zakken om bij te komen van deze rare
vispartij. Een vers visje schijnt ons beiden niet gegund te zijn. Ondertussen
geven de binnengehaalde weerberichten geen gunstig beeld voor Pitcairn. De wind
uit het oosten blijft met 15-20 knopen gestaag waaien, waardoor de ankerplek in
Bounty Bay compleet open ligt voor wind en golven. Rhythm en Delphin
vertellen via de radio dat hun laatste nacht daar verschrikkelijk is en dan
waait het op dat moment nog maar zachtjes. Voor ons geeft dit de doorslag om de
koers te verleggen en stevenen we af op de wat meer noordelijk gelegen
onbewoonde eilandjes Ducie, Henderson en Oeno, die alle drie tot Pitcairn
behoren. Elke avond moeten we nog steeds per email onze positie doorgeven aan de
Armada van Chili. Dan krijgen we op vrijdagochtend een bericht van hen met
hoofdletters TSUNAMI WARNING. Japan is getroffen door een hele zware aardbeving,
8,9 op de schaal van Richter en daarop heeft een tsunami reeds heel veel schade
en slachtoffers gemaakt in Japan. Voor de gehele Pacific geldt nu de
waarschuwing. Wij voelen ons absoluut veilig op het water, maar zijn heel
benieuwd of we de vloedgolf kunnen waarnemen. Als hij komt, komt hij
tegengesteld aan de nu aanwezige golfrichting en we weten ongeveer het tijdstip
waarop we hem kunnen verwachten. Maar er gebeurt niets wat opvalt en als we aan
het eind van de middag bij Ducie atol aankomen, constateren we ook hier niets
alarmerends. Het is een heel laag gelegen koraaleiland van 100 meter breed en 3
km lang met wat bosjes en rondom witte stranden. Een vloedgolf zou het hele
eiland overspoeld moeten hebben. Het thuisfront hebben we inmiddels al gerust
gesteld per email. Twee dagen later passeren we Henderson Island waar we ook
zonder te stoppen langs varen. Veel te veel golven en harde wind om een veilig
ankerplekje te vinden. Jammer, want het strand nodigt uit om te jutten. We
zetten onze zinnen op de laatste in de rij, Oeno Island. Alleen een klein stukje
fok houdt de snelheid nog steeds op 3-4 knopen, maar net niet te hard om na de
nacht aan te komen. Grappig om in het oneindig lijkende water opeens een plukje
gras te zien opduiken. Door de verrekijker ziet het er veelbelovend uit, een
zonovergoten palmen eilandje in een azuurblauwe lagoon met daar omheen de
gevreesde koraalriffen waar de golven onophoudelijk op stuk slaan. Aan de lijzijde
van het eiland zitten wat ondiepe plekken waar we gaan kijken of we daar in de
luwte van het eiland een nachtje kunnen ankeren. In gedachten zie ik ons al
struinen op dit kleine paradijsje, helemaal alleen tot onze beschikking. Tot
onze verbazing blijven rondom het hele rif uit elke richting de golven
aanstormen om met fontein effect op wel drie meter hoogte een gordijn van water
uit te storten. Dit kan nooit een rustig nachtje gaan worden, mocht het anker
het niet houden, dan worden we onverwijld op het rif gezet. Heel erg spijtig
hijsen we de zeilen maar weer, door ons wordt definitief geen voet gezet op
Pitcairns grondgebied. Met de blauw-geel-witte genaker ervoor sukkelen we een
nachtje door, geen squalls en hooguit 10 knopen wind. Met het lauwwarme zeewater
spoelen we het zweet van ons af, het zonnedak is onontbeerlijk in deze hitte. De
eerstvolgende eilandengroep die we tegen gaan komen is Gambier, behorende tot de
Tuamotu's dat weer onder Frans-Polynesië
valt. De boordklok staat inmiddels op UTC-9, de Spaanse woordenboeken kunnen het
archief in, de Franse komen voor de dag en wij bereiden ons na twee weken
zeezicht voor op een landfall op onze eerste echte atol.
Dinsdag 5 april 2011 Frans
Polynesië - Gambier Archipelago,
Rikitea
"Nou, die ene is hartstikke dood", bromt een sombere stem ergens vanuit de
bakskist. Half op zijn kop checkt Warren met de multimeter de spanning op de
twee accu's. We hadden al een flauw vermoeden. Overdag kan de zon samen met de
wind genoeg energie erin pompen, maar zodra we in de nacht tijdens het zeilen
alle meters, verlichting en stuurautomaat moeten gebruiken, loopt de spanning
veel te snel terug richting de 12 Volt. Warren koppelt de kapotte accu van de
goede af, want die blijft continu spanning doorsturen naar de stukke en daarmee
verzwakt hij zelf ook. Het goede nieuws is dat we al heel snel weten bij wie we
moeten zijn voor het laswerk. Onze Duitse buurman Günther heeft een complete
werkbank uitgerust met bijbehorende gereedschappen in de achterkajuit van zijn
boot. Hij is zo'n beetje de klusjesman voor de bewoners van Rikitea en ligt vaak
maanden voor anker in Gambier. De belangrijkste bron van inkomsten hier is de
parelkwekerij, overal verspreid binnen het rif liggen boeien met daaraan de
netten met de oesters. De werkmannen racen in hun boten met de buitenboordmotor
vol gas van en naar de farms. Zodra er problemen zijn met de motor, roepen ze de
hulp in van Günther. Zelf (leren) sleutelen is
blijkbaar geen optie, als Günther
met zijn vriendin een tijd vertrokken is om te zeilen, wachten ze simpel en
rekenen op zijn terugkomst. Wij kunnen gelukkig ook rekenen op zijn hulp, hij
had al gehoord dat wij hem zochten.
Met zijn bijbootje komt 'ie de schade opnemen
en we spreken af dat hij maandagochtend aan de slag gaat. Om zijn lasapparaat te
kunnen voeden met voldoende stroom, hebben we ook al een oplossing. Delphin
heeft een generator van tien KW, de onze is bij lange na niet toereikend. We
gaan langszij liggen en kunnen zo de stekker in het stopcontact van Delphin
steken. Na twee uur werken heeft Günther
alle vier de bouten weer stevig vast
gelast aan de spiegel van Nightfly en kan het plamuren en verven beginnen. Weer
een zorg minder en dat voor twee tientjes. Der Fritz haben wir ook al ontmoet.
Fritz woont nu ruim dertig jaar in Rikitea en heeft een ontmoetingspunt voor
zeilers opgezet. Het blauw geverfde huisje ligt aan de waterkant en is met de
bijboot te bereiken, alleen bij laag water moet je het laatste stuk over het
koraal roeien. Je mag er water halen, de douche gebruiken, tegen betaling een
was draaien. En tijdens dat de was droog wappert aan de waslijn, vindt hij het
gezellig als je blijft kletsen en een biertje bij hem koopt. Hij drinkt zelf lustig mee,
met of zonder bezoek. Van zijn fruitbomen krijgen we een aantal
pompelmoezen (grote grapefruits) en mango's mee. Zondagochtend gaan we met een
groepje van 8 man op fruitjacht. We mogen de auto van Fritz gebruiken (hij rijdt
er al tijden zelf niet meer mee, hik), in de cabine kunnen 2 man zitten en de
rest zit op met touw vastgebonden houten bankjes in de open laadbak. Het lijkt
net een schoolreisje. We volgen de enige weg die het eiland Mangareva rijk is en
stoppen onderweg zodra iemand roept "Papaya's, mango's, kokosnoten, bananen!".
Met een volle lading zijn we rond 15.00 uur weer bij Fritz terug, verdelen de
buit onderling en gaan met zijn allen aan de wijn of een biertje. Fritz vindt
het oergezellig en glundert helemaal. Hij is begin zeventig en al jaren
weduwnaar. Zodra hij 18 jaar was, is hij bij het Franse vreemdelingenlegioen
gegaan en zo op Moruroa te werk gesteld. In die tijd hadden ze geen idee welke
gevaren ze liepen bij de atoombom proeven die er plaats vonden. Al vroeg met pensioen is
hij samen met zijn Polynesische vrouw in Rikitea blijven hangen waar ze samen
een gezin kregen. Na een weekje Rikitea willen wij weer even wat anders zien.
Nog geen een keer heb ik hier gezwommen, het stikt van de kwallen en bovendien
komen de lokale motorboten zo idioot hard voorbij, dat het bijna gevaarlijk is
om in het water te liggen. We zoeken een van de 25 motu's (kleine laaggelegen
koraaleilandjes) op die aan de noordkant het buitenrif vormen. Het gehele rif
meet 90 km in omtrek en heeft een soort wybertjes vorm dat van NW tot NO boven
water uitsteekt en verder nagenoeg overal onder water ligt. Daarbinnen liggen
tien eilanden van vulkanische oorsprong, op grote afstand goed te zien door de
puntige hoge pieken. Elk eiland is bewoond, ook sommige motu's. Rikitea op
Mangareva is de enige plaats in Gambier waar het merendeel van de 1000 inwoners
woont. Een grote kerk die al meer dan een jaar in restauratie is, de sporthal
dient tijdelijk als vervanging, een klein ziekenhuisje met een arts die ook
graag een borrel lust! Een postkantoor waar je vandaag wel dollars of euro's
kunt omwisselen tegen de lokale valuta, de Frans Polynesische franc, maar morgen
zegt dezelfde juffrouw doodleuk nee. Dan moet je geluk hebben dat
één van de
winkeliers van de handvol magasins (de buurtsuper waar je aan kunt wijzen wat je
wilt hebben) dit jaar op vakantie gaat, want die willen dan wel buitenlandse
valuta's wisselen. Alles wat in de winkeltjes ligt, wordt eens per 2-3 weken
vanuit Tahiti per boot aangeleverd. Niks is vers, groenten kennen ze bijna niet,
vlees is diepgevroren in grote hoeveelheden en poepieduur. Een vers visje wordt
ook lastig, want je moet wel weten of die niet besmet is met ciguatera. Alle vis
in heel Polynesie die van het koraal eet, is in principe besmet. Elke vis die
weer zo'n zieke vis opeet, heeft nog meer gif in zijn lijf. Dus hoe groter hoe
gevaarlijker. Zelf lijden ze er helemaal niets onder, maar zodra de mens ze
opeet, wordt deze wel ziek. Buiten op zee zijn de vissen veilig te eten, tonijn
of bonito zijn geen koraal eters. Alleen moet je die eerst zien te vangen! Het
overvloedig aanwezige fruit compenseert meer dan voldoende. Je moet wat
inventief worden om ze als groente te behandelen. De broodvruchten zijn bijna
rijp, ben benieuwd wat ik daar van ga bakken. Ik heb al een aantal recepten
verzameld.
Op de motu waarvoor we nu voor anker liggen, zit een kleine parelkwekerij.
Totaal zeven mensen werken hier en we krijgen van Eric de eigenaar een
uitgebreide toelichting. Een intensief werk om in elke oester een nepparel te
stoppen die in anderhalf jaar moet groeien tot een echte parel. Snuf en Snuitje
zouden hier helemaal overstuur raken, zzzoveel ppparels, me-me-mmooie parels.
Een snorkeltochtje bij het rif is even oppassen met de sterke stroming, ik grijp
elke steen vast om niet als een katapult achteruit te worden geschoten. Het is
eigenlijk té laag water, met m'n
blote buik en benen ben ik bang om op het
scherpe koraal te botsen. Verderop zien we een paar kleine haaitjes op
strooptocht. Bij een verlaten huisje is de grote zwarte ton gevuld met
regenwater. Onderaan zit een kraantje en met een achtergebleven glazen kan
kunnen we een zoetwater douche nemen. Zalig, want dat opgedroogde zout op mijn
lijf jeukt ontzettend en veroorzaakt rode vlekjes. Na een paar dagen steken we
helemaal over naar de westkant van Gambier, zigzaggend tussen de parelkwekerijen
door wat soms erg lastig is. Met de zon in de rug kunnen we de ondieptes vrij
goed zien. Behalve als we bij het kerkje van Taravai willen uitkomen, dan hangen
er dikke wolken voor de zon, lopen we vast op het rif en vinden we onszelf
oerstom dat we het zover hebben laten komen. We varen door naar de westkant van
het eiland en ankeren in een stille verlaten baai. Een palmenstrandje staart ons
verleidelijk aan en met snorkel en flippers zwemmen we naar de kant. Uiteraard
gaan we niet zonder kokosnoten terug. De volgende ochtend staat een klimpartij
op de agenda. Gewapend met de machete banen we ons een weg omhoog. Door dor
gras, hoge rietstengels, gemeen prikkende naaldbomen en droge struiken komen we
boven waar we de andere baai zuidelijk van ons kunnen onderscheiden. Vanaf deze
hoogte kun je veel beter zien waar de ondiepten en koralen liggen. Onderwijl
vullen we de plastic zak met rijpe guave's, kleine gele ronde vruchten. Het
zweet gutst van het lijf, de blote benen zitten onder de schrammen en krassen.
Via een andere route komen we drie uur later na veel zwoegen weer uit bij het
strand. Een verkoelende duik zonder kwallen is de beloning. Daarna een heerlijke
verse vruchtenshake gevolgd door de siësta.
"Een volgende wandeling moet wel over een fatsoenlijk pad gaan",
zeg ik tegen Warren, terwijl ik de vaseline
rijkelijk op mijn gehavende benen smeer. Die wens blijkt ijdele hoop. Het hoekje
om naar de volgende baai, waarbij Warren in de mast vanaf de eerste zaling
aanwijzingen geeft voor de koers, ankeren we vlak voor het rif dat tussen twee
eilanden ligt. Op het rechtse kleinste eiland ontwaren we tussen de struiken een
huisje waar een jonge man loopt. We roeien erheen en hij stelt zich voor als
Herman. Hij is de oppasser voor het land van zijn opa. Meteen biedt hij ons
papaya's en mango's aan en klimt lenig als een aap de hoge boom in. Met zijn
t-shirt tussen zijn tanden geklemd vult hij de ontstane zak vol met rijpe
zoetgeurende mango's. Daarna gaat het in rap tempo op blote voeten de berg op.
Wij dragen allebei teenslippers, fantastisch schoeisel om mee te klimmen. Warren
gaat ook verder op blote voeten, ik wil geen spelbreker zijn en volg de mannen
dapper op mijn slippende slippers. Alleen het allerlaatste stuk een steile
rotsberg omhoog vind ik het wel best, wacht op ze en bewonder het spectaculaire
uitzicht rondom. Terug naar beneden is nog lastiger en de dorre struiken laten
verse krassen achter op mijn blote benen. Herman zal me wel eigenwijs vinden op
mijn slippers. Hij vertelt dat ze al drie jaar veel te weinig regen hebben
gehad. Zelf verbouwde groente wil nergens goed gedijen en de sinasappels en
mandarijnen laten verstek gaan. Maar de meeste mensen hier zijn werkelijk rijk
geworden door de parelkwekerijen. Ze rijden allemaal in dikke auto's en maken
zich niet druk om de hoge prijzen voor de levensmiddelen. Ze zien er geen van
allen hongerig uit, integendeel, overgewicht in overvloed hangt onbeschaamd over
de broekrand te zwieberen. Onze laatste zondag in Rikitea worden Delphin,
Rebellion en Nightfly uitgenodigd om bij Fritz te komen eten.
Fritz heeft Christiana gevraagd te helpen met koken, ik ga ook gezellig mee. Om
kwart over tien zet ik Warren bij Erich af en pik Christiana op. Ojee, een half
uur zit Fritz al op ons te wachten! Hij heeft alles al klaar gezet, een bak met
aardappels, wortels, kool, eieren en een dik stuk spek. Hij vertelt ons precies
hoe hij het hebben wil en aan ons de schone taak om het uit te voeren. Wij gaan
vrolijk kletsend aan het werk, af en toe komt de chefkok kijken of het goed
gaat, prachtig. Rond half een zijn de drie mannen er ook, is de tafel gedekt en
staat het bier en de wijn gekoeld. Fritz proeft vast voor. Ik neem nog snel een
douche voordat we met zijn vijven aan tafel gaan. Die gekke Fritz eet zelf niet
mee. Hij gaat het vlees braden, terwijl wij aan het voorgerecht beginnen.
Wortelsalade met gevulde eieren en in boterhamworst gerolde groene asperges. De
volgende ronde bestaat uit gekookte aardappels, gestoofde kool met wortel en
spekblokjes en een gepaneerde schnitzel. Lekker! Lekker veel, veel te lekker,
veel te veel! Voor het eerst is de dag helemaal grijs en regent het
onafgebroken, het deert ons niet. Met ongelofelijk veel lol vertelt Fritz het
ene na het andere verhaal, gaat de ene na de andere fles bier leeg. Net voor
donker zijn we weer terug op onze eigen boten. Waarschijnlijk weet de hele baai
dat Erich en Warren niet meer zichzelf zijn. Erich racet met flinke snelheid
door de baai tussen de andere boten door, Warren ligt als een vis voorop de
dinghy en lacht als een dronken aap. Christiana en ik sukkelen op een drafje in
de Bromvlieg achter hun aan en we liggen in een stuip bij het zien van die twee
kleine jongens. Paul heeft zich al uit de voeten gemaakt in zijn eigen kano. Met
grote schrik zien we de volgende ochtend dat het met Fritz niet goed is. Het
lijkt alsof hij 's nachts een soort attack heeft gehad. Hij heeft geen controle
over de rechterkant van zijn lichaam. De dokter komt langs op de fiets en wil
dat hij naar het ziekenhuis in Tahiti gaat. Resoluut wijst Fritz dit van de
hand. Een reden kan zijn dat hij dan niet meer mag roken en drinken, wat hij nu
zo'n beetje de hele dag door doet. Dat zal tevens ook de grootste boosdoener
kunnen zijn van deze toestand. Gelukkig wordt hij zich toch bewust van de ernst van de
situatie en vraagt Christiana om wat kleren in een tas te pakken. Geen idee hoe
dit af zal lopen, maar een ding is zeker, Fritz heeft geen opvolger, want zijn
dochters zijn geenszins types om zeilers te ontvangen. Vanochtend zwaaien we
Fritz uit als een dochter hem met een rolstoel ophaalt. Hij vliegt vanmiddag nog
naar Tahiti. Wij plannen ons vertrek op donderdag en vervolgen dan onze route
richting de Austral eilanden, een weekje varen denken we. Morgen gaan we ons
afmelden bij de Gendarmerie. Vergeleken bij alle voorgaande procedures voor
inchecken was dat hier een makkie. Niks geen gezondheids-verklaring, geen
bootpapieren tonen, alleen maar ons paspoort en een douane verklaring invullen
waarmee we drie maanden mogen rondzeilen in Frans
Polynesië. Om te mogen gaan
hoeven we alleen de vertrekdatum en de volgende bestemming in ons paspoort te
laten schrijven. Vive la France.
Dinsdag 12 april 2011 Plat op het water, een
vreemde sensatie
Op het kleine klokje onder de buiskap is het bijna 22.00 uur. Ik heb net met
de stuurtouwtjes van Arie de koers gecorrigeerd en zoek snel de beschutting
achter het regen/windkleed dat voor de kajuitingang hangt. Zorgvuldig trek ik de
rits dicht en stop de onderste helft van het kleed onder de kuipkussens waar ik
op lig. Met de fleecedeken
over mijn blote benen en een kussen onder m'n hoofd nestel ik me op het brugdek
en luister naar de brullende golven. Een uurtje geleden is mijn wacht begonnen,
het is onze eerste nacht op zee voor de rit naar Rapa. Al vanaf het vertrek
vanochtend bij Rikitea waait het stevig uit het oosten. Overal in de laguna staan witte koppen op de golven,
maar wij hoeven er maar een klein stukje tegenin, daarna hebben we de wind mee.
De elektrische ankerlier weigert weer eens dienst, dus Warren moet met de hand
het anker binnenhalen, geen makkie bij 25 knopen wind. Normaal loopt de ketting
via de lier vanzelf de ankerbak in. Nu legt Warren de 50 meter lange ketting op
een hoop op het dek om daarna met de hand de ketting via de doorloop in de bak
te krijgen. In de tussentijd stuur ik ons recht tegen de wind in door de
vaargeul tussen de boeien door. De motor draait op 2200 toeren en we maken beste
klappen op het water. Ik moet geconcentreerd sturen, want voor je het weet zit
je buiten de geul en dan lig je meteen op het koraal. Warren komt na zijn klus
doorweekt naar achteren om bij te komen. Zodra de wind goed inkomt, draaien we
de genua uit en maken een snelheid van zes knopen, een vliegende start. Na een
uurtje of drie zijn we
buiten het rif van Gambier, sturen we meer zuidwest en kan het grootzeil er bij.
Niet meer dan een puntje, met zoveel wind en golven tussen de vier en vijf meter
is driedubbel gereefd wel zo verstandig, blijkt ook later. Tegen de avond loopt
de wind op tot 30 knopen en is de zee behoorlijk wild. Voor de avondboterham pak
ik de kaas uit de koelkast. Op dat zelfde moment wipt een golf de boot op, vlieg ik
van de keuken in een vrije val achteruit en kwak met mijn rug tegen de kaartentafel.
Au au, dat doet goed zeer, het beneemt me even helemaal de adem. Boos gooi ik de kaas
uit mijn handen in de gootsteen, die rotzee! Warren smeert lief mijn boterham met kaas.
Daarna draait hij de genua in tot nog ongeveer de helft staat. Het maakt geen verschil
voor de snelheid, maar wel voor de helling. Ik moet zijn ingedommeld onder het
warme dekentje. Met een verschrikkelijk kabaal breekt een hoge golf op de
zijkant van de boot. Het klinkt alsof de bliksem donderend en knetterend inslaat. Voor ik het
kan beseffen, voel ik water om me heen en denk
"Nou, volgens mij zijn we platgeslagen, hoe snel richt Nightfly zich weer op?".
Ik kan de zin niet eens helemaal uitdenken of we zijn alweer overeind, supersnel. Het
zeewater heeft zich onder het regenkleed en het ligkussen doorgeperst. Zo snel
ik het water voel, smijt ik de deken en het hoofdkussen naar binnen. De kuip
staat vol water, maar dat wordt door de loosgaten eruit gezogen als een gootsteen die
gorgelend leegloopt. Warren is tijdens zijn slaap in de achterkajuit tegen de
zijkant gegooid. Hij schiet inmiddels klaarwakker tevoorschijn en vindt
mij trillend op de kajuittrap. "Wat was dat nou?" roept hij verontrust.
"Gewoon, een dikke vette golf heeft ons mee genomen!", antwoord ik
met een nat hoofd. Binnen is van alles van zijn plek gevlogen en is ergens op de vloer
terecht gekomen. Met een hoofdlampje op maakt Warren snel een checkronde buiten en
concludeert dat we nergens schade hebben of iets kwijt lijken te zijn. Binnen
valt het ook allemaal reuze mee, doordat we alles goed zeevast hebben gestouwd.
Als we erover na praten, beseffen we eigenlijk pas wat er gebeurd is. Dankzij
het feit dat we zo weinig zeil op hebben, is de boot wellicht niet zó ver plat
geslagen. Heel duidelijk heeft het kleed voor de ingang
én mijn lijf als blokkade ervoor
gezorgd dat het water niet verder kwam dan de ingang, binnen is alles droog
gebleven. Eigenlijk zou je op zo'n moment willen dat er een camera boven de boot
alles vast legt, nu gissen we toch een beetje. Het gaat zo razendsnel en het is
pikkedonker, je kunt niks zien. Nadat we bekomen zijn van de schrik en de boel hebben opgeruimd,
kruipt Warren weer zijn bed in. Bij elke rare golf die de boot optilt, verstijf
ik een beetje, wacht af en slaak een zucht van verlichting als Nightfly
er stoer in mee vaart. Blij ben ik als mijn wacht er om middernacht op zit, maar van slapen komt niet
veel met zulke hotseknots bewegingen. Pas de derde dag krijgen we wat rust als
de wind gezakt is tot 10-15 knopen. Zondag krijgen we twee regenfronten over ons
heen en de wind draait binnen een paar uur van NO tegen de klok in door naar het
zuiden. De laatste twee dagen moeten we nu tegen de wind in. Elke handeling
kost veel inspanning en we lopen overal blauwe plekken op. We zijn het wel een
beetje zat deze hobbelrit. Met een beetje rekenen denken we vandaag voor donker
binnen te kunnen lopen op Rapa. De wind blijft tussen de 15 en 20 knopen, dan
haalt Nightfly gemiddeld wel de 5 knopen snelheid. Elk uur houden we bij welke
afstand we afgelegd hebben, halen we het of moeten we nog een nacht buiten
blijven bijliggen. Warren heeft weer de primeur om het eiland als
eerste te ontdekken. Vanaf het middaguur zakt de wind iets en hijsen we de
genaker, waardoor we sneller gaan. De laatste drie uren zetten we de motor bij
en rond 17.00 uur varen we door de beboeide vaargeul de kratermond van Rapa
binnen. Het ziet er heel anders uit dan op Gambier. Rondom liggen frisgroene
berghellingen die in scherpe pieken de lucht in steken. Aan zowel de noord als
de zuidkant van de baai ligt een klein dorpje ieder met een joekel van een kerk. De
temperatuur is gezakt naar 23 graden. In Gambier lagen we met zo'n zestien
boten, hier maar met drie. Zodra het anker ligt, ruimen we de zeilen op, is het donker
en steekt de wind verder op. Binnen transformeren we de zeilboot weer naar woonboot.
Wij gaan lekker samen slapen vannacht.
Zaterdag 30 april 2011 Bijna drie weken op Rapa waar we geen
geld uit kunnen geven, maar eindigt met een zwarte dag.
"Qui, c'est Rapa", zegt ze glimlachend. Zo is Rapa! We lopen beduusd het
kleine winkeltje uit met een doos vol bananen, grote groene avocado's en zes
versgebakken nog warme stokbroden. We hadden gisteren 1 brood besteld met de
bedoeling er normaal voor te betalen. Maar onze winkeldame Antoinette heeft twee
van haar tantes ingeschakeld die met een volle kruiwagen aan kwamen lopen en dit
voor ons hebben verzameld. We zijn net terug van onze eerste wandeling op het
eiland en hebben een plastic zak vol geplukt met sinaasappelen en sappige rode guaves.
Hier op Rapa groeien drie verschillende soorten, de gele guave die we van Gambier
kennen. En voor ons geheel nieuw, de kleinere rode die smaken naar onze rode
bessen. De derde soort is een groene die tussen de appel en de peer uitkomt,
zowel qua formaat als smaak. De rode zijn er in overvloed, tijdens het lopen
snoepen we van de struiken tot we er pijn in de buik van krijgen. Wat we mee
naar huis nemen, gaat in de vruchtenshake samen met wat bananen. Onderweg naar
ons Bromvliegje zien we dat een groepje vissers net terug is van zee. Ze gooien
een stuk of zes grote tonijnen op de kant. Na een half uurtje wat kletsen zijn
we een halve tonijn rijker. Veel te veel voor ons, aan boord snijdt Warren voor
onszelf voor minstens drie maaltijden er af. De rest brengt hij naar On Verra
en Rhythm of Life, onze buren. Een paar dagen later stopt een man op een
bromfiets met een grote stronk bananen aan zijn stuur. Alsjeblieft, voor jullie!
Je durft echt geen nee te zeggen, gevolg is dat we nu tegen de klippen op
bananen eten. Op zondag kleden we ons netjes aan en gaan naar de Protestante
kerk. Die is hier heel belangrijk. Aan elke kant van de baai staat een grote
kerk, ze wisselen elkaar om de maand af. Met een taxibootje steken de meeste
mensen de baai over of ze rijden met hun robuuste 4WD auto over de
enige weg de baai om. Deze zondag is de dienst aan onze kant, in het dorp Ahurai.
We doen met de gewoonte mee en schudden iedereen een handje die buiten voor de
kerk staat te wachten. Cynthia, die het "toeristenbureau" vertegenwoordigd, heet
ons hartelijk welkom en vertelt dat ze hard werkt aan een plattegrondje met de
wandelpaden. Misschien heeft ze volgend jaar zelfs wel een kantoortje klaar om
ons te ontvangen. De kerkklok wordt geluid. De vrouwen gaan halverwege bij
elkaar zitten, de mannen blijven achterin hangen, de voorste tien banken blijven
leeg. De kerkgangers van Ahurai zitten rechts, die van het dorp Area hebben hun plek
aan de linkerkant. In het middenstuk zitten de
twijfelaars, daar passen wij goed bij. Mooie positie ook om alles gade te slaan.
Vijf voorgangers lopen nonchalant naar voren in hun zondagse pak, een lange
broek, een loshangend overhemd met een verkreukte stropdas, jasje erover,
teenslippers eronder. Een vrouw begint met zingen en de rest valt enthousiast in,
alles in de lokale taal. Dan weer zingt Ahurai en luister Area aandachtig.
Daarna wisselen de rollen, ze kennen elkaars teksten niet. Als de derde
voorganger het woord neemt, heet hij de buitenlandse bezoekers welkom en vraagt
of iemand wil vertalen. Bij ons schuift Cynthia in de bank en tijdens de preek
vertelt ze in het Engels waar het over gaat. Lastig te verstaan, want de stem
van de voorganger dondert geestdriftig door de kerk. De laatste voorganger heeft
een lijstje waar de takenverdeling voor de komende week op staat. Wie doet wat,
zoals de kerk schoonmaken, wanneer en hoe laat de medicijnen uitgedeeld worden.
En wel opeten, want ze zijn duur betaald. De hele kerk ligt in een deuk. Bij de
uitgang schudt iedereen de vijf mannen een hand, wij sluiten aan in de rij. De
rest van de zondag doet niemand wat, behalve wandelen of sporten.
De kade, waar eens in de twee maanden de enige verbinding met de buitenwereld
aanlegt in de vorm van een ferry/vrachtboot, wordt de rest van de tijd actief gebruikt
als oefenveld voor het dansen. De jongens en de meiden schudden hun konten
soepeltjes en ritmisch op de muziek heen en weer tot het zweet van hun afdrupt.
Elk jaar viert ook Frans Polynesië feest op 14
juli, de Nationale Franse Bevrijdingsdag. Van alle eilanden verzamelen zich
grote groepen dansers met muzikanten op Tahiti waar ze trots hun optreden
showen. Daar oefenen ze het hele jaar voor en ieder jaar maken ze nieuwe
kostuums van natuurlijk materiaal, net zoals we op Paaseiland hebben gezien. Van
een bepaalde boom gebruiken ze de dunne stam waar eerst de bast van wordt
afgehaald. Met een steen slaan ze op de zachte binnenkant totdat het in
slierten los komt. Die slierten worden eerst een tijdje in de zee gelegd om nog
zachter te worden, daarna in een ton zoet water gebleekt, dan opgehangen om
te drogen. Daar komen dus die rieten rokjes vandaan. Van schelpjes worden
sieraden gemaakt. Na de eerste week dient zich een goed weerwindow aan om verder
naar Raivavae te zeilen. Rhythm maakt hier gebruik van, voor ons is het
te snel. We willen het eiland nog meer verkennen. Over een modderig karrenpad
banjeren we een pas over en komen aan de zuidoost kant van het eiland in een
baai uit. Het laatste stuk lopen we door de taro velden. Oppassen voor natte
voeten, want deze planten staan in water met daar omheen een verhoogde aarden wal.
Een man en zijn vrouw zijn druk aan het werk in hun veld.
Tot hun knieën staan
ze in het water de algen er tussenuit te trekken. Ze vragen of we wat taro
willen hebben. Dit hebben we nog nooit eerder gegeten, dus ik vraag hoe ik het
klaar moet maken. De knol moet geschild worden en een uur in ruim water met zout
koken. Eerst kleuren ze wit, vervolgens naar paars, dus niet schrikken. We krijgen een handvol
knollen mee waar we vier dagen van kunnen eten, gekookt, gebakken en in een
ovenschotel. Het smaakt naar aardappel, erg lekker. Zaterdagochtend ga ik met
Alicia van On Verra mee koffiebonen plukken. De moeder van Allain, de
lokale politieman die ons ook heen ingecheckt, heeft een aantal struiken en wij
gaan helpen plukken. Maman spreekt weinig Frans, maar haar schoondochter die ook
een klein kruidenierswinkeltje heeft, is er ook bij en zij vertelt ons welke
bonen goed zijn om geplukt te worden. De hele groene blijven zitten en alles wat
naar rood kleurt, is rijp genoeg. Na een uurtje of twee hebben we een emmer vol
die in de schillenmolen kan. Dan blijven de bonen over die gewassen en daarna
gedroogd worden. We zijn erg nieuwsgierig hoe deze koffie zal smaken. Die kans
krijgen we, want bij Allain in de tuin wordt een week later een vuurtje
opgestookt, daarboven een zware ijzeren pan met dikke bodem waar we de bonen in
branden. Met een stok blijven roeren en na een uur worden ze van lichtgroen
langzaamaan chocolade donkerbruin. Daarna in de elektrische koffiemolen en
krijgen we ieder twee grote bakken geurige versgemalen koffie mee. Het overgebleven vuur
gebruikt Allain voor de barbecue en zijn vrouw heeft een groot stuk vlees uit de
vriezer gehaald waar ze plakken van afsnijdt. Voor ons een grote traktatie waar
ook nog eens heerlijke frietjes bij gebakken worden. Zelf eten ze het meest vis
en dan liefst rauw. We krijgen er een koud biertje bij. Het is ons opgevallen
dat er in de winkel geen bier of andere alcohol staat. Het blijkt verboden om
alcohol te verkopen. Iedere familie bestelt zijn eigen voorraad eten en drinken
rechtstreeks in Tahiti dat voldoende moet zijn voor twee maanden. Als men iets
te kort komt, kunnen ze in een van de drie winkeltjes terecht. Maar voor drank
zul je dan op visite moeten bij je buurman of effe droogstaan tot de volgende
ferry weer komt. Zoveel mogelijk strekken we de benen, altijd gewapend met
een plastic zak voor het fruit én
de regencapes mee, want het regent hier erg
regelmatig. Het eiland is niet voor niets zo groen! Met de bromvlieg roeien we
op vlak water over de koralen heen. Het is ontzettend helder zicht en we
dobberen om de kleine gekleurde visjes te zien. Nog geen tel later zwemmen er
drie haaien van ruim een meter om ons heen. Mijn douchebeurt in de zee heeft
direct een ander karakter gekregen, alleen nog maar aan de zwemtrap hangen om
het sop eruit te spoelen. Maar ontspannen zwemmen lukt even niet. Een beetje door het dorp
struinen betekent dat je nooit met lege handen thuiskomt. Antoinette van de
winkel heeft vrij en loopt in een mooie witte rok in de net begonnen regenbui
haar huis uit. Heerlijk vindt ze dit weer. Wij ook wel, maar dan toch met
regenkleding aan. Alhoewel die allang niet meer helemaal waterdicht is. Maar wel
lekker luchtig, een jas is veel te warm. Ze neemt ons mee naar de tuin van haar
grootouders waar een boom met de groene guaves staat. Pluk maar, zegt ze. Hebben
we nog meer nodig, dan gaat ze dat voor ons regelen. Aangezien we door de
bananen heen zijn, lijkt ons dat wel wat. Geen probleem. Een paar straten verder
lopen we inmiddels in de stromende regen en drupt het water via mijn haren in
mijn nek. Bij Warren is zijn t-shirt onder de cape ook helemaal nat.
Een man is jonge bananenbomen aan het planten, geeft ons twee grote stronken bananen
en vraagt of we koffie lusten. Op de overdekte veranda zit zijn vrouw van schelpen
kettingen te rijgen. Van onze Franse woordenschat kom steeds meer bovendrijven,
alhoewel Warren soms hele zinnen Spaans zit te praten zonder dat hij er erg in
heeft. Na de koffie en de klets haalt de man drie avocado's uit de
keuken, zij zet ons allebei een rieten hoedje op ons hoofd en hangt een drietal
kettingen om ons nek. Versierd lopen we terug waar de winkel van Antoinette net
open is. Ze heeft de bananen al klaar liggen. Oeps, dat wordt een verstopping.
Gelukkig is er gisteren een nieuwe boot Silver Lining binnen gekomen.
Frank en Margot zijn met hun twee zonen uit Nieuw Zeeland komen zeilen en zullen
vast wel bananen lusten. On Verra wil wel weer een stronk hebben, dat is
dan ook weer opgelost.
Deze week komt dezelfde visser van de tonijnen weer terug van zee, stopt bij
onze boot en overhandigt twee knapen van langoesten. Wat zijn ze mooi om te zien
en veel te groot voor mijn grootste pan. Beetje inkorten hier en daar, dan wil
het wel lukken. Het afval gaat over boord, kijk, daar heb je die haai weer!
Op Paaszondag trek ik een ander mooi jurkje uit de kast,
Warren zijn overhemd en lange broek met teenslippers er onder. Deze keer varen
we met de taxiboot mee naar de overkant van de baai. Cynthia heeft ons vorige
week verteld dat met Pasen de dames hun mooie witte jurken met zelfgemaakte
hoeden dragen naar de kerk, dat moet vast mooi zijn om te zien. Geen idee of dit
een lokkertje van Cynthia was, maar er zijn maar drie vrouwen die aan dit beeld
voldoen. Cynthia zelf is nergens te bekennen overigens. Ook nu weer verzoekt een
van de voorgangers of iemand de teksten voor ons wil vertalen. Pierre, een hele
bijzondere verschijning, staat op. Groot, dik, veel tatoeages, zijn hoofd is
kaal boven zijn oren en vanaf een kaarsrechte horizontale lijn daaronder groeit
het welig. Met een brede glimlach staat hij swingend in het gangpad op zijn
teenslippers die twee maten te klein zijn de mensen op te zwepen om enthousiast
met hem mee te zingen. Pierre loopt op ons af en vraagt of we Frans spreken. Oh
God, hij neemt ons mee naar de voorste bank in de kerk. Hij neemt achter ons
plaats en vertaalt wat er verteld wordt. Ik krijg telkens de eerste twee woorden
van zijn zinnen mee, de rest vloeit samen met de galmende stem van de predikant.
Na afloop van de dienst mogen wij naast de vijf mannen bij de uitgang staan om
van elke kerkganger een handje te krijgen. We herkennen steeds meer gezichten,
iedereen kent ons allang. Op donderdag is het gezamenlijke broodbakdag. Her en
der in het dorp staan speciale bakhuisjes met grote ovens waar de families hun
voorraad brood voor een week kunnen bakken. De oven blijft zo goed heet voor de
volgende bakster. Wij lopen bij eentje naar binnen en de dame kijkt glunderend
naar haar versgebakken broden. Ik pak mijn hoesje met de camera waarvan zij
denkt dat het mijn portemonnee is. Nehee, we kríj́gen brood, er wordt niet
betaald! Met vijf kleine stokbroodjes lopen we weer naar buiten, de eerste is al
snel opgesnoept. Rapa voelt toch echt wel ver van de wereld, al weken
lang hebben we geen internet meer gehad. Op het gemeentehuis schijnt een
verbinding te zijn, maar telkens als we gaan vragen of tie werkt, is het
antwoord nee. Het schijnt hun niet te deren. We hebben dan ook enorme mazzel dat
we Ruben ontmoeten, de koffiebruine Afrikaan uit Togo, die na zes jaar opleiding
in Frankrijk de medische post van Rapa voor vijf jaar bemand. Alle 550 inwoners
zijn van hem afhankelijk, een grote verantwoordelijkheid. Financieel erg
aantrekkelijk, want hij verdient 3x zoveel als in Frankrijk, woont gratis en,
voor ons heel fijn, heeft een internet verbinding. Terwijl hij gaat werken,
mogen wij bij hem thuis de verbinding gebruiken, koffie zetten, een douche
nemen, geweldig! Problemen met onze laptop heeft Warren genoodzaakt om alles
opnieuw te installeren. Nu kunnen we alle broodnodige software downloaden.
Eindelijk alle email lezen die zich wekenlang in onze mailbox heeft verzameld,
met Mem en natuurlijk de kinderen bellen. We zouden dagenlang daar kunnen
doorbrengen om met iedereen die ons lief is te willen skypen of mailen. Maar we
willen geen misbruik maken van zijn gastvrijheid. En bovendien slaapt iedereen
allang in Nederland waar het nu twaalf uur later is. Vlak voor ons vertrek heeft
Ruben een compleet nieuwe voorraad medicijnen allerlei voor ons beschikbaar en
geeft ons en passant een volle gasfles cadeau. De eerste lege gasfles van Chili
konden we hier niet vullen, dus laten we hem bij de gemeente vuilplaats achter.
Met een schamele fles rode wijn bedanken we hem uitbundig, hij is helemaal
verrast.
Koninginnedag is voor ons absoluut geen zonnige dag. Ik heb nog nooit zulke
pijpenstelen gezien, het regent urenlang onafgebroken ver-schrik-ke-lijk hard.
Geheel volgens de voorspelling trekt er vandaag een depressie over met harde
noordwesten wind. In het begin van de middag begint het te spoken. De wind buldert
van de bergen af de baai in en jaagt het water met witte koppen voor zich uit. Ruim
40 knopen wind gooit ons helemaal scheef, een 20 liter tank water dondert van het
kajuitdek overboord en zinkt. Op de radar zien we dat we gevaarlijk dicht naar de
ondiepe koraalkoppen worden gewaaid, het anker lijkt te krabben. Snel de motor aan
en in de vooruit om niet verder achteruit te worden gezet. Bij een enorme windvlaag
giert en jankt de windmolen om er vervolgens meteen de brui aan te geven! Teveel
stroomlevering tegelijk (wind en de motor) kan de elektronica blijkbaar niet
aan. Een jaar geleden is Giebateau hier precies hetzelfde overkomen. Na
wat heen en weer mailen weten we welk onderdeel we waar kunnen bestellen. Dat
zullen we naar Tahiti moeten laten sturen. Maar nu wordt onze energievoorziening
toch echt wel een ernstig probleem. Nog maar
één accu die werkt, de benzine
generator heeft een tijdje terug ook besloten om ermee op te houden en nu dan de
windgenerator buiten gebruik. Blijft alleen het zonnepaneel over dat uiteraard
alleen stroom genereert als de zon schijnt! De volgende dag is de wind naar het
zuiden gedraaid en kunnen we vertrekken. We leggen nog even aan de kade aan om
alles rustig op te ruimen. Twee mannen van de elektriciteitscentrale spreken
Warren aan waarvan ze inmiddels al weten dat het ook zijn beroep is. Ze hebben
een probleem, of Warren even wil kijken. Hij doet ze een idee aan de hand waar
ze mee verder kunnen. Even later heeft een van de twee mannen op zijn brommertje
thuis een zak met bananen en een vers brood voor ons gehaald. Half een gooien we
de trossen los en zeilen met een rustige zuidoostelijke wind naar het noorden.
Rapa en zijn bevolking laat een onuitwisbare indruk bij ons achter.
Vrijdag 13 mei 2011 Rapa ruilen we in voor Raivavae, nog
steeds de Austral eilanden.
Niets of niemand kan mij vandaag nog opvrolijken. De wind uit het zuidoosten
en de swell uit het zuidwesten, golven die lekker tegen mekaar aan botsen. De
eerste nacht amper geslapen door het geslinger van de boot, barstende hoofdpijn,
langzaam aan lijden we allebei steeds meer van de zee. Dag twee is koud, grijs
met veel regen en harde wind, hoge golven, dus het slingeren houdt de hele dag
aan. Een handeling met losse handen wordt mij direct afgestraft, ik val met mijn
schouder tegen een scherpe rand, bah bah! Tot overmaat van ramp zijn we zo
eigenwijs om toch maar een raampje in de achterkajuit open te houden voor de
welkome frisse lucht in dat benauwde hol. Aan de buitenkant zit er wel een kleed
voor, maar we krijgen zoveel water in de kuip dat het eronder door stroomt en
bij Warren op zijn hoofd terecht komt. Gatverdegatver, alle kussens en
beddengoed nat. Warren slaapt verder op de kajuitbank, ik lig misselijk en
chagrijnig op de andere bank. Ik wil weer in een gewoon huis wonen zoals
iedereen. Met moeite maak ik wat te eten klaar, met nog veel meer moeite eten we
het op en houden het net binnen. Alle dagen van deze tocht zitten we onze
wachten binnen, buiten is het te nat en te koud, geen zon te zien. Met zorg
houden we het stroomverbruik in de gaten, alleen de meters en de verlichting
gebruiken we. De koelkast is voor het eerst uit, voor we het weten is de melk
zuur. Een bakje met stukjes pompelmoes staat te gisten en de
deksel is opengeschoten, het meurt verschrikkelijk. De computer gaat alleen maar
aan om de weerberichten en de mail binnen te halen. Terugschrijven doen we even
alleen de hoogstnoodzakelijke. Jasses, dit voelt niet prettig. We moeten zien
dat we zo snel mogelijk de windmolen weer draaiende krijgen, want die zorgt 's
nachts voor de energie en als de zon het laat afweten. Nu waait het de hele tijd
20-25 knopen in de rug, dat zorgt wel voor een snelle, maar een zeer
oncomfortabele tocht. Hoezo Stille Oceaan, die hebben wij vanaf het verlaten van
Antofagasta nog niet meegemaakt. Van de totaal 42 dagen op deze oceaan kunnen we de
'stille' dagen op een hand tellen. De 3e middag en nacht moeten we de rem erop
zetten, anders komen we in het donker bij Raivavae aan. Met een kleine (ooit
gevonden) autoband achter de boot en alleen een vierkante meter voorzeil blijven
we nog ruim 4 knopen gaan. Zodra het licht zich aandient, zien we het eiland
liggen. Helemaal blij worden we van de zon die zelfs schijnt, het voelt als een
herontdekking. Voorzichtig varen we twee uur later de pas binnen met nog steeds
28 knopen wind en witte koppen op de golven. Eenmaal binnen het rif wordt het
wat rustiger en bij het dorpje Rairua laten we opgelucht het anker vallen. Zowel
On Verra als Silver Lining zijn een paar uur na ons vertrokken en
gistermiddag aangekomen, beiden hebben meer geluk gehad met vissen dan wij. Van
Frank hadden we een nieuwe haak gekregen waar hij veel succes mee heeft. Die
heeft Warren alle dagen buiten boord gehad, maar niets. Van Alicia en Alfredo
krijgen we een paar prachtige dikke moten Mahe Mahe, ook nog niet eerder
geproefd. Na melding bij de Gendarmerie en een lange wandeling eten we een
heerlijk vismaaltje en gaan vroeg naar een rustig stil bed om 12 uur onder zeil
te blijven.
Ook hier weer spitse pieken, groene hellingen, uitbundig veel wilde
bloemen, bananen- en palmbomen, een viertal dorpjes waar de kerk een prominente
plaats inneemt. Maar daar houdt de vergelijking met Rapa ook wel mee op. De
mensen op Raivavae lijken wat onverschillig, voeren weinig tot niets uit en
vinden zelf dat er niets bijzonders is aan het eiland. Behalve dat ze
vriendelijk gedag zeggen als wij onze mond open doen, volgt er weinig spontane
conversatie. Uitzondering hierop is de Franse zeiler die 30 jaar geleden hier is
blijven hangen. Met een overmatige dikke buik vertelt hij enthousiast dat 'ie
nog wel een windmolen te koop heeft. Leuk geprobeerd, maar het is een nogal
overjarig type. Waar we wel in zijn geïnteresseerd, is zijn groentetuin. Helaas
willen de tomaten niet meer rijp worden, zijn de sperziebonen net uitverkocht,
maar heeft hij nog voldoende Chinese kool staan, vijf voor 300 Francs. Twee
ervan houden we, de andere verdelen we onder On Verra en Silver Lining.
Het blijkt een heerlijke verse afwisseling op de papaja's en de blikgroenten. De
derde maaltijd meng ik de geroerbakte kool door aardappelpuree, blokjes
salamiworst erdoor en het lijkt verdacht veel op stampot andijvie, smullen!!
Elke ochtend stopt de bakker met zijn bestelautootje bij het gemeentehuis, waar
of Frank of Warren vanaf 07.00 uur post heeft gevat om knappend vers Frans
stokbrood te bemachtigen, want op is op. Jammer genoeg hebben we veel wind en
regen, waardoor we genoodzaakt zijn aan boord te blijven. Als er een droog dagje
tussen zit, maken we wandelingen, maar hebben het snel gezien hier. Het weer is
te onbestendig, er valt weinig te beleven, reikhalzend kijken we uit naar een
goed weerbericht om naar Tahiti te zeilen. Daar willen we zo snel mogelijk onze
energieproblemen zien op te lossen. Zaterdag lijken we te kunnen vertrekken, een
zuidwestelijke wind die langzaam doordraait naar zuid, zuidoost met niet teveel
wind. Dat lijkt ons wel wat.
Vrijdag 10 juni 2011 Tahiti, een tropische verrassing??? Mhuh
nee, niet echt. Kleindochter Tamar wordt
vandaag 3 jaar, hiep hiep hoeraaaa!!!!
Haar mond staat geen seconde stil. Onze chauffeuse rebbelt er vrolijk op
los waarbij ze de woorden op het eind een beetje uitrekt, lekker relaaaxed. Wij
leunen comfortabel achterover en kunnen mooi de noordwest kust van Tahiti in
ogenschouw nemen. Het is onze tweede lift vanaf Taravao, waar ons bootje riant
aan de kade ligt in een compleet lege hoek van een klein vissershaventje. Het
dorp Taravao ligt precies op de scheiding van Tahiti Nui (groot Tahiti) en
Tahiti Iti (klein Tahiti). Nu zijn we op weg naar de hoofdstad Pape'ete en laten
ons vlakbij het centrum afzetten. Al vrij snel hebben we door dat dit een stad
is waar je aan één of twee dagen slenteren
voldoende hebt. De meeste winkels en restaurants zijn gericht op de welgevulde
portemonnee. Ons geld moeten we eerst besteden in de nautische winkels, en die
zijn hier gelukkig ook aanwezig. De problemen aan boord breiden zich momenteel
alleen maar uit. In ieder geval ontdekken we vast waar we nieuwe accu's kunnen
kopen. Na een knapperig stokbrood met ham, kaas, tomaat en sla op een bankje
verorberd te hebben, lopen we een Fransman tegen het lijf die ons de plattegrond
van de stad ziet bestuderen. Hij vraagt of hij ons kan helpen. Nadat wij
vertellen dat we een slimme plek zoeken om een lift terug te krijgen, biedt hij
aan dat hij ons het eerste stuk de stad uit wel mee wil nemen. Hij brengt ons 15
kilometer zuidelijk van de stad, waar hij zelf woont. Daarna gaat de duim weer
omhoog. Deze weg aan de zuidwest kant is veel drukker, maar iedereen rijdt ook
veel harder. Gelukkig stopt na een kwartiertje een meneer die in Taravao woont
en bij de supermarkt voor de deur stappen we uit. Het is weer een genot om
na drie maanden uitgebreid te kunnen kiezen uit groenten en vlees. Wel even
slikken als we bij de kassa afrekenen, wat dan wel weer kan met creditcard.
Met een krop groene sla, tomaten en een vers stokbrood in de rugzak lopen we het
laatste stukje terug naar onze privé haven.
Het hele weekend regent het
pijpenstelen en komen we de boot niet af. Behalve zaterdagmiddag wanneer Bernard
en Lidy ons met de auto ophalen om bij hun thuis te kunnen douchen. De vorige dag kwamen ze
toevallig even kijken bij de mannen die dagelijks voor en achter onze boot staan
te vissen. Warren maakte een praatje met ze en komt erachter dat hier nog nooit
eerder een zeilboot binnen heeft gelegen. Bernard komt van La Reunion (Indische
Oceaan) en Lidy is van Chinese afkomst. Hij geeft les op de middelbare
school en zij werkt op de universiteit aan een onderzoek naar de problemen van
erosie op de eilanden in de Pacific. Ze wonen in een leuk huis waar veel kunst
verzameld is. Na een lekkere warme douche krijgen we een grote zak met fruit
mee. Erg welkom, want onze voorraad is snel geslonken sinds we op Tahiti zelf
niets meer kunnen plukken. We worden weer geacht te kopen, zelfs bananen en
broodvruchten liggen in de koeling in de supermarkt, terwijl er handenvol onder
de bomen ligt weg te rotten. Onze fruitmand ligt nu weer vol met kokosnoot,
papaya, mango, heel veel passievruchten en een groen soort appeltje, maar dan
anders. Ik kan me wederom uitleven op de vruchtenshakes, telkens een andere
combinatie. Na het weekend zeilen we de pas door om buitenom het rif naar de
zuidoost kant van Tahiti Iti te gaan. Via een andere pas gaan we weer naar
binnen en vinden op aanraden van een bewoner een boei in deze baai.
Gewoontegetrouw checken we 's nachts onze positie een paar keer, want zeker van
een vreemde boei weet je nooit hoe stevig die echt verankerd ligt. Bij het
ochtendkrieken komt Warren buiten en ziet tot zijn schrik dat we in de vaargeul
drijven met boei en al. We mogen van geluk spreken dat het amper waait, want de
riffen en ondieptes liggen overal binnen handbereik. We hebben geen zin om
opnieuw te ankeren met ons eigen anker, wat nog steeds handmatig gebeurt
(ankerlier is weer stuk sinds Paaseiland). We brengen de boei terug zodat die
niet in de vaargeul blijft drijven en verkassen daarna direct. Nog niet de pas
uit of de lucht is loodgrijs, de regen en de wind barsten los en soms kunnen we
het eiland niet eens meer zien. Een paar uur later zijn we aan de zuidwest kant
van Tahit Iti en wordt het droger en lichter zodra we de pas binnen varen. De
ingang en vaargeul worden goed aangegeven met de rode en groene betonning. Het
duurt even voor we een plek vinden waar het minder dan 20 meter diep is om ons
anker te laten vallen. Ook hier liggen we twee dagen moederziel alleen, daarna
vergezellen ons twee boten.
Hup, kindje met een feloranje zwemvestje aan wordt op de surfplank gezet,
moeders stapt in bikini op de plank en peddelt al staand met haar kikkertje voor
haar voeten. Ze komt even buurten bij de boten. Nina komt uit Noorwegen, is een
hele actieve surfster geweest, is getrouwd met een bekende surfer van Tahiti en
samen hebben ze een dochtertje van ruim 1 jaar. We mogen bij hun thuis wel
internetten, maar als blijkt dat ze zelfs wifi hebben, kunnen we vanaf de boot
inloggen, wauw wat een luxe. Zaterdagochtend mag ik met Nina mee naar yogales
die ze in Taravao aan een klein groepje geeft. Ik vind het een fantastische
ervaring, maar schrik me wezenloos als ik in ongewone houdingen het vel van mijn
benen zie rimpelen. Help, ik word ouder! Thuisgekomen heeft Warren een nieuw
serieus probleem op zijn bord gekregen. Nagenoeg alle apparaten aan boord werken
op 12 Volt die ze rechtstreeks uit de batterij trekken. Inmiddels schijnt de zon
weer hele dagen, dus het zonnepaneel doet weer waar die voor bedoeld is. Alleen
bij gebruik van bijvoorbeeld boormachine, tondeuse, mixer
én onze laptop hebben we 220 Volt nodig. Daarvoor
is een omvormer geïnstalleerd die van 12 naar 220 en omgekeerd omzet. Terwijl
Warren enthousiast met de nieuw verworven wifi verbinding op internet zit, gaat
er een rood lampje branden op het controlepaneel, 'overload'. Snotverdorie, nu
is de omvormer ook stuk en kunnen we de laptop niet meer opladen en ook niet
meer internetten aan boord. Het lijkt niet
op te houden, in plaats van oplossen komen er alleen maar mankementen bij.
En Amerika werkt ook nog niet echt mee. Ruim een maand zijn we al aan het
e-mailen om nieuwe elektronica voor de windmolen te laten opsturen. Onze
contactpersoon heeft de opdracht aan de verkoopafdeling doorgegeven, waar nu ene
Miep opnieuw alle vragen gaat stellen, waar hij alle antwoorden al op heeft.
Doodmoe worden we ervan en er is nog steeds niets onderweg!
Hartstikke verslaafd zijn we eraan geraakt. Eerst hadden we nog maar 700
Nederlandse titels, van Silver Lining kregen we ruim 3800 Engelse titels.
Warren heeft een mooi programmaatje, Calibre, waar alles in opgeslagen staat,
onze boordbibliotheek. Probeer maar eens zoveel boeken op een tien meter bootje
te verstouwen. Met een e-book reader gaat dat moeiteloos. Maar...... wat je met
een echt boek wel kan doen, je krijgt er hoogstens wat vouwen of scheurtjes in,
is voor een e-book werkelijk het einde. Je kunt er echt niet op zitten,
het glas breekt en er valt niks meer mee te lezen. Ons meest prachtige, mooiste,
slimste gadget aan boord is nu ook stuk, het is om te janken (sorry brusjes)! Bij Warren slaan
oprecht de stoppen door. "Ik vind dit echt niet meer leuk. We lopen van het ene
in het volgende probleem, ik repareer alleen maar dingen, ik hou d'r mee op."
Hij is in staat om de kortste weg terug naar Nederland te zeilen,
á la minute. De sfeer is onaangenaam, we botsen nog te vaak, de boot
lijkt te klein voor onze relatie. Uit nijd laten we Nightfly in zijn vet gaar smoren en gaan met
Bromvliegje bij het rif snorkelen om zelf wat af te koelen. Het dal is even te
diep en we hebben hulp nodig. Bij Port du Phaeton liggen minstens 20 boten voor
anker. Het wordt een hereniging met Christiana en Erich (Delphin)
en met Günther & Claudia (Tao), onze lasser
op Gambier. Ieder heeft op zijn beurt ook de nodige problemen die luidruchtig
worden geventileerd. Günther buigt zich over
onze defecte apparaten en ontdekt welke onderdeeltjes stuk zijn, zowel van de
windmolen als van de omvormer. Natuurlijk niet te krijgen op Tahiti, we gaan
proberen om die vanuit Nederland op te laten sturen. Kijken wie eerder is,
Amerika of Nederland. Bij Delphin wordt door de drie mannen vier dagen hard
gewerkt aan een vastgelopen schroefas. Met de free-diver van Erich is het
makkelijker duiken onder de boot. In plaats van een fles op je rug heb je alleen
een mondstuk waaraan een lange slang die vanaf boord voor lucht zorgt. Ze klaren
de klus waardoor de boot niet uit het water hoeft, een flinke besparing zowel
financieel als in tijd. Zo, dat is alvast een boot minder om op te klussen. Om
onze wachttijd nuttig te besteden, openen we een naai atelier. Stof, ritsen en
pezen hebben we vorig jaar vanuit Nederland meegenomen om een nieuw kleed voor
de kajuitingang te maken. De huidige is helemaal gaar, overal gaatjes,
ontzettend vies en niet meer waterdicht. Het is een hele uitdaging om dit met de
hand te naaien, maar ach, het houdt je van de straat.
Zaterdag 25 juni 2011 Een heel bijzondere dag!!!!
Hier worden we helemaal blij van. Ons derde kleinkind is vandaag geboren.
Sandra en Jaap hebben een zoon gekregen, Roel Warren, vernoemd naar zijn beide
Pakes. Zijn roepnaam is Roel. Felicitaties voor de kersverse Heit en Mem. Wij
zijn al op kraamvisite geweest via Skype!!
Vrijdag 8 juli 2011 Verder langs de Society Islands
Lieve Mem, van harte proficiat met uw 90e verjaardag!!!!!!!!!!!!!!!!
Toe maar, jaaa, maak maar lekker herrie. Wat door veel mensen als een
storende lawaaischopper wordt ervaren, klinkt voor ons als muziek in de oren. De
zwiepende wieken van de windmolen maken momenteel overuren, het waait dat het
rookt, uit een egaal grijze hemel valt gestaag regen. Het lijkt
Patagonië
wel, alleen zitten we nu zowat in de blote kont, op Huahine. We hebben het
belangrijkste probleem op kunnen lossen. Het heeft wat voeten in aarde gehad,
maar na acht weken ontvangen we dan eindelijk uit Amerika de elektronica voor de
windmolen. Na veel gepriegel, gevloek en gesteun lukt het Warren, boven op het
zonnepaneel gezeten, om het onderdeel te vervangen zonder dat er iets in het
water valt! Met een tevreden zucht en een bezweet lijf drinkt hij zijn koffie
op, genietend van het geluid van de draaiende, maar bovenal weer energie
leverende windmolen. Een nieuw e-book gaat iets sneller en makkelijker. Op
Vaderdag (leuk cadeau toch?) besteld op internet ook in Amerika en dezelfde week
vrijdag afgeleverd op de Nightfly. Voor de laptop schaffen we een 12 Volt
oplader aan, zo kunnen we weer 'onbeperkt' computeren. Van Silver Lining
kregen we eerder al een acculader 220-12 Volt, zodat de generator toch nog
gebruikt kan worden voor stroomopwekking indien zowel de zon als de wind het
laten afweten. Met allerlei stekkerverbindingen kunnen we, terwijl de generator
draait, zelfs de tondeuse te voorschijn halen om de lange manen van Warren te
kortwieken. Ik ga vanzelfsprekend liever naar de kapper. In Pape'ete zijn wel
wat omvormers te koop, maar veel te duur en niet wat we eigenlijk willen hebben.
Datzelfde geldt voor de accu's. We wagen het erop dat de overgebleven accu ons
trouw blijft tot aan Nieuw Zeeland. Al met al krijgen de tastbare problemen
voorlopig het oké label. Voor mankementen in de relationele sfeer kunnen we geen
reserve onderdelen op internet vinden. Daar moeten we zelf ons stinkende best
voor doen. De eerste overwinning behalen we door de koers toch niet naar
Nederland te zetten, maar ons oorspronkelijke doel aan te houden, Nieuw Zeeland.
Na zeven weken Tahiti is het dan ook hoog tijd om de meer romantische eilandjes
een kans te geven.
Het 25 Mijl westelijker gelegen Moorea is oogstrelend, de Cook Bay treffend
gelijk aan al die prachtige foto's die je op internet en in reisgidsen
tegenkomt. Elke ochtend om 6.00 uur haalt Warren een vers stokbroodje met de
Bromvlieg zonder te brommen. Het is er windstil en het is een kippeneindje naar
de wal, dus roeien. Een fikse wandeling naar een uitkijkpunt
(altijd klimmen, merkwaardig...) geeft ons zicht op allebei de baaien van Moorea. Op de
ananasvelden wordt druk gewerkt, ze groeien hier het hele jaar door. Twee
verrukkelijk zoetgeurende exemplaren worden ons in de handen geduwd. Van de
wildgroeiende papaya bomen scoort Warren drie stuks die al een beetje geel
beginnen te kleuren. Niet gemakkelijk, want de vruchten hangen hoog in de top
van een kaarsrechte kale stam. We ontdekken sterappel vruchten en onder de
pompelmoes bomen liggen de overrijpe exemplaren, goed genoeg voor onze
fruitmand. Zondagochtend krijgen we de Douane op visite. Met
één boot
moeten ze heel Frans Polynesië controleren, een gigantisch groot gebied. Twee
vriendelijke kerels in korte marineblauwe broek noteren onze gegevens en of
we nog wat aan te geven hebben, drugs, medicijnen, alcohol. Neuh, niets van dat
alles. Gelukkig willen ze de paar lokale flessen wijn niet zien die Warren
spontaan verzint. Dan zouden ze een doos met pakken Chileense wijn aantreffen
die ruimschoots boven de toegestane twee liter drank komt die we mogen invoeren.
Door de hoge bergen die de baai aan drie kanten omsluiten, is de zon 's ochtends
wat trager en op het eind van de middag sneller verdwenen. We verkassen naar de
buitenkant van Opunohu Bay bij een klein vissershaventje, beschermd binnen het
rif met uitzicht op de Pacific. Een merkbaar verschil is de langere duur van
het daglicht, heerlijk. Ook hier weer de bakker en een kerk voor de deur. En
niet te vergeten een wifipunt voor internetverbinding, zodat we gezellig
mee kunnen kijken als Roel in zijn badje gaat.
De zeiltocht naar Huahine, ons derde eiland van de Society Islands, duurt 22
uur. Klokslag 12.00 uur vertrekken we met alleen de fok uitgerold. Gaandeweg
moeten we die steeds kleiner maken, want met wind tussen de 20 en 30 knopen
maken we teveel snelheid, komen vervolgens midden in de nacht aan en dan willen
we zeker geen onbekend rif binnen varen. Deze nacht kunnen we ons nieuwe
handgenaaide regen/windkleed voor de kajuitingang uitproberen. Hij slaagt met
vlag en wimpel. Doordat we in het middenstuk een ruitje hebben genaaid met aan
weerskanten een rits, hebben we vanaf onze nachtwacht plek ook zicht naar
achteren, heel prettig. Huahine blijkt een erg winderig eiland te zijn met veel
stroming op de ankerplaatsen. De regen is inmiddels opgehouden, er komen blauwe
vlekken tevoorschijn. Gisteren zijn we in deze zuidelijke baai aangekomen, maar
hebben nog geen voet aan wal gezet (behalve Warren natuurlijk voor een vers
broodje). Na de lunch maar eens de benen strekken. We verbazen ons er steeds
weer over hoe groen deze eilanden allemaal zijn, wat uiteindelijk wel logisch is
vanwege de regelmatige neerslag. Onze strooptocht levert altijd wel wat op, deze
keer een paar mango's en wat papaya's. Het is hier weer echt dorps, overal waar
we mensen tegen komen, worden we vriendelijk toegezwaaid. Na twee dagen keren we
terug naar het dorp Fare bij de ingang van het rif, want daar kunnen we
internetten. Natuurlijk willen we Mem heel graag persoonlijk feliciteren met het
bereiken van deze fantastische leeftijd!!
Zondag 14 augustus 2011 Îles Raiatea - Tahaa -
Bora Bora - Maupiti - Mopelia en dat was dan Frans Polynesië
Midden in de nacht wordt Warren wakker van een akelige pijn in zijn
schouderpartij. Hij smeert er SRL gel op en probeert nog wat te slapen. In de
loop van de dag lijkt het alleen maar erger te worden, van zijn schouderblad tot
halverwege de bovenarm is het één groot pijnveld. De volgende nacht liggen we
zelfs apart, Warren op de bank amper slapend, ik royaal met de benen dwars
alleen in bed. Deze ontwikkeling gooit danig roet in het eten wat het ankeren
betreft. Uit nood geboren stort Warren zich voor de zoveelste keer op de kapotte
ankerlier. Die wordt wederom gedemonteerd en uit elkaar gehaald. Een hoop gedoe,
want de bedrading gaat onderdeks via onze slaapcabine door de kledingkast aan
het voeteneinde naar binnen. Nou ja, wordt daar ook maar eens gelucht, voor je
het weet heb je weer schimmel. Geluk bij een ongeluk is het niet Warren's
rechterschouder, zodat het sleutelen redelijk zonder pijn gaat. In Chili vorig
jaar in Puerto Montt hebben we nieuwe koolborstels in de ankerlier laten zetten.
Geen wonder dat dit geen lang leven beschoren is geweest, ze zijn er schots en
scheef ingelast, een regelrechte puinhoop. Warren probeert ze heel creatief
recht te krijgen wat best lukt. Maar ondanks alle inspanningen blijft 'ie stuk.
Als laatste optie ligt er nog ergens een noodhendel om het anker omhoog te
krikken, een onding, want het duurt 10 keer langer voordat het anker boven is.
Bij krik heen doet 'ie niks, bij krik weer pakt hij hooguit drie schakels van de
ketting en zo hebben we 50 meter ketting te gaan. Maar goed, we hebben geen
andere keus, Warren wil niet eens dat ik het met de hand probeer uit angst voor
mijn rug. Bij vertrek uit Huahine neemt Warren de tijd en na een half uur hangt
het anker op de boeg, operatie geslaagd en Warren is nog heel. Op het volgende
eiland Raiatea kiezen we voor een strategische, ondiepe ankerplek. Dan kan er
minder ketting gestoken worden, handiger voor het binnenhalen later. We liggen
tegenover de hoofdplaats Uturoa waar we makkelijk boodschappen bij de hand
hebben. Om de schouder rust te gunnen, liggen we lekker vier dagen op deze stek,
snorkelen wat en doen verder niks bijzonders. Met behulp van de nodige
spierverslappende poeders gaat het elke dag beter. Zo goed zelfs dat we een
scooter huren om het eiland over te crossen. We tuffen na het ontbijt rond acht
uur weg bij de lokale haven en gaan met de klok mee langs de oostkant naar het
zuiden. De weg slingert met de oevers mee rondom het eiland, zo'n honderd
kilometer in omtrek. Het is nog best fris in de wind en de zon schuilt vaak
achter de wolken. Na een uurtje stoppen we bij de eeuwenoude Marae Toputapuatea.
Marae zijn offerplaatsen uit de oudheid. We komen er veel tegen in heel
Polynesië, meestal een wat onbeduidende
verzameling stenen. Maar deze is heel belangrijk geweest, bovendien behoorlijk
compleet en interessant om wat langer te blijven kijken. Elke andere Marae
elders in Polynesië bevat een steen van
deze Marae om de verbondenheid uit te drukken. Op het bijgelegen strandje staan
wat tentjes van riet op een rij waar we een welkome kop koffie kunnen drinken.
We worden bediend door een lieflachende mahu, een jongen die als meisje is
opgevoed en er ook zeer vrouwelijk uitziet. Een mahu is niet per definitie een
homoseksueel. We zijn er al veel tegen het lijf gelopen, overal in de Pacific
hebben ze een andere naam, wij noemen ze kweenie. Verderop is de weg geblokkeerd
door een kleine aardverschuiving, dus rijden we een stuk terug tot bij de
(enige) afslag waar we door het bos en de bergen binnendoor aan de zuidkant
uitkomen. Van dorpje naar dorpje rijden we verder, een kerk, een lokaal
winkeltje in een schuurtje. En een handvol huisjes, kleine simpele bouwsels met
veelal een golfplaten dak. Geen glas in de ramen, maar open ramen in louvre
stijl waar de wind een welkome bries doorheen kan blazen. De honden en kippen
lopen over de weg, de was hangt over de schutting te drogen. En bijna iedereen
heeft de typische langwerpige brievenbus waar het stokbrood in past dat de
bakker 's ochtends vroeg langs brengt. Op de route ligt een heuse jachthaven met
een restaurant waar we, na eerst alle bootjes bekeken te hebben, onszelf
trakteren op steak met friet. Dit is de thuishaven voor een drietal
chartermaatschappijen en het ligt helemaal vol met de huurcatamarans die we te
pas en te onpas tegenkomen, al dan niet met (on)ervaren zeilers. Na deze leuke
dag gaan we weer verder, de schouder van Warren kan weer meewerken bij het anker
ophalen. De eilanden Raiatea en Tahaa liggen binnen
één groot omringend rif en
dus kunnen we makkelijk binnendoor zeilen. Ons doel is het dorpje Patio aan de
noordkant van Tahaa, want volgens zeggen is daar groot feest op 14 juli,
Bastille dag, het hoogtepunt van het Heiva Festival. We proberen dichtbij het
dorp een plek te vinden, maar overal is het dieper dan 20 meter of je ligt
gelijk op de ondiepe koraalbodem. Nog maar een stuk doorvaren dan naar de
westkant waar we bij een motu het anker op een sympathieke acht meter diepte
laten vallen. De volgende ochtend, de Franse Nationale feestdag, steken we met
Bromvlieg het brede stuk water over naar het dorpje Tapuamu, steken de duim
omhoog en vallen zo toch nog met de neus in het feestgedruis in Patio. Het hele
dorp is aanwezig en maar een handjevol toeristen. Overal eet- en drinktentjes,
het rad van fortuin en een grote open feesttent waar groepen kinderen van het
hele eiland om beurten hun ingestudeerde dansen showen. Erg vertederend zoals de
hele kleintjes, niet ouder dan drie jaar, de pasjes en bewegingen van de
groteren proberen bij te houden, telkens een fractie te laat. En alle kontjes
draaien even soepel om hun as, het zit gewoon in hun genen.
De hoge bergpieken van Bora Bora lonken naar ons. In ruim zes uur zeilen we met
de wind in de rug naar de westkant van het eiland waar de enige ingangspas zich
bevindt. Het ligt er stikvol kleine vissersbootjes die overal hun boeien hebben
gedropt. Slalommend met een harde aantrekkende wind die nu schuin van voren
komt, is het nog even hard werken in het laatste uur. Voor het dorp Vaitape
vinden we een wat ondieper stuk waar we ons anker laten vallen. Het is zaterdag
en vanavond hebben we het genoegen van de afsluitende avond van het Heiva
festival. Hier treedt om beurten een jong koppel op met hun eigen groep
muzikanten, allemaal fraai gekleed. De hele zandarena hebben ze voor zich alleen
en heupwiegend verleiden ze elkaar onder begeleiding van de opzwepende
trommelsessies. Wij worden hier niet echt opgewonden van, sterker nog, geen
enkele dans in Frans Polynesië
kan tippen aan wat wij op Paaseiland hebben
gezien. We zijn doodgewoon verwend. We wisselen nog vier keer van achtertuin,
waarbij de oostzijde van Bora Bora het meest oogverblindend is. De ondiepe
lagune blinkt uit in ongelofelijk mooie kleuren blauw, met de zon erop schijnend
lijkt het net licht te geven. Zelfs de witte vogels krijgen aan de onderkant van
hun vleugels een lichtblauwe weerkaatsing. Langs de motus ligt het vol met
vakantie resorts. Nadat we een net aangelegde kruisweg in de brandende zon
omhoog geklommen zijn, krijgen we bij het kruis op de top een mooi uitzicht op
de lagune. Nu zien we dat die resorts toch wel mooi gebouwd zijn. Er blijft
genoeg ruimte over voor de vele zeilboten, waarvan de meeste die huurcatamarans
zijn. Zij blijven overal maar 1 nachtje liggen, hun tijd is beperkt tot een paar
weken vakantie. We bezoeken met een volle tas de enige wasserette annex
internetcafé in het dorp waar we,
terwijl de was draait, gratis koffie met een half uur internet erbij
krijgen. Bovendien kunnen we er boeken omruilen, een erg slimme combinatie voor
zeilers. Daarna door naar de voorlopig laatste grote supermarkt voorhanden waar
we wat verse groenten, appels en een voorraadje kaas en koffie inslaan. In deze
warmte is het verse spul niet lang houdbaar, maar we hebben blikvoer zat, soms
zelfs nog met een Nederlands etiket. We klaren bij de Gendarmerie uit voor
Frans Polynesië, een simpel klusje
van tien minuten, kijken in onze portemonnee of er
nog voldoende contante Polynesische franken inzitten. De laatste twee Society
eilanden gaan we illegaal bezoeken en alleen op Maupiti zijn nog enkele
winkeltjes voor brood en zo. Maar zowel de creditcard als de bankpas is hier
onbruikbaar. Wederom een dagje met een lekker briesje in de rug zeilen we naar
Île Maupiti, voor ons de parel van alle eilanden. De nauwe ingangspas aan de
zuidkant kan heel lastig zijn bij foute wind en golven, maar in ons geval is het
een kalme pas waar wel aan beide kanten brekers staan. Daar hebben we geen last
van, alleen een knoop of wat stroming tegen. Moterend volgen we de goed beboeide
vaargeul die uiteindelijk bij het enige dorp, Vai'ea uitkomt. Een half uur
eerder is een catamaran ons voorgegaan en zo met twee boten voor anker is het
hier lekker rustig. De volgende dag lopen er nog twee binnen, net op tijd voor
het front dat over gaat komen. Donderdag blijven we dan ook de hele dag aan
boord, het waait hard uit het zuiden en het regent bijna onafgebroken. We kunnen
nog net een stukje van de pas zien waar een kleine ferryboot naar binnen
stuitert. Jee, het spookt daar nu echt, geen zeilboot die daar nu in of uit zou
willen. We krijgen een aangenaam gevoel bij dit eilandje, een leuk dorpje met
vriendelijke mensen die graag een praatje willen maken. Het erf bij de huizen
ziet er redelijk opgeruimd uit, wat je niet overal kan zeggen. Ook hier in veel
tuinen zien we de familiegraven waar ze gezellig bovenop een biertje zitten te
drinken. Waarschijnlijk blijft het eeuwig familie eigendom, maar bij eventuele
verkoop toch lastig, want wat doen we dan met oma? In ruim drie uur wandelen we
het eiland rond over de geasfalteerde weg. Overal is de lagune heel ondiep en
bezaaid met koraalrotsen wat weer hemelsblauwe kleurschakeringen oplevert. Langs
de kant van de weg staan de mangobomen bomvol vruchten die ongrijpbaar hoog
hangen en de overrijpe jongens liggen eronder als voer voor de kippen en de
vogels. We pikken er een paar onaangetaste uit, halen met het zakmes de stevige
dikke schil eraf, nemen een hap waarbij het gelige sap langs de kin druipt. We
beklimmen, soms met behulp van touwen die er hangen,
één van de twee bergpieken
in het midden van het eiland. Vanaf 380 meter hoogte kunnen we het hele rif,
behalve de noordwest kant, rondom met zijn motus zien, een prachtig plaatje. Aan
de westzijde ligt de langgerekte motu Auira dat bij laag water wadend tot het
middel te bereiken is. Een stuk of wat stekelroggen schieten in het heldere
water voor onze voeten over de zandbodem weg. Op de grotendeels onbewoonde motu
wandelen we een paar uur langs de waterkant over het strand, komen
één
verdwaalde toerist tegen, lopen terug via een weggetje dwars over de motu waar
een enkel huisje staat waar alleen de hond en de kippen ons opmerken. Samen met
de twee Franse buurboten snorkelen we bij het rif tussen de visjes en het
koraal, eten ons buikje vol aan de kokosnoten en drinken op de grootste boot
tegen de avond langdurige aperitiefjes met lekkere hapjes die we allemaal
meenemen. Geroosterde stokbroodsneetjes met tonijnsalade of geitenkaas, dippen
rauwe wortelreepjes in zelfgemaakte knoflooksaus. Na al dat gesmikkel slaan we
de avondboterham thuis maar over. Een lekker kopje koffie en een filmpje voor
het slapen gaan sluiten alweer een mooie dag af.
Ik wil nog een dagje blijven, voornamelijk om foto's op de website te zetten,
Warren staat al in de vertrekstand. Soms lastig om elkaar tegemoet te komen,
deze keer loont de extra dag zeker de moeite! Van een nieuw binnengelopen
zeilboot horen we dat vlak voor de uitgang een soort van onderwater wasserette
is, maar dan voor de manta's. Elke ochtend komen op een vaste plek grote manta's boven wat
rotsen zwemmen om zich vervolgens door de schoonmaakvisjes te laten reinigen van
ongedierte. Tot nu toe hebben we rondom onze boot wat donkere schaduwen zien
bewegen, maar het water is meestal niet helder genoeg om ze goed te zien. Na de
extra dag koersen we naar de aangeduide plek waar een klein boeitje ligt voor de
toeristenbootjes, gooien vlakbij ons anker uit en wachten een klein buitje af.
De twee Franse buren zijn ieder in hun dinghy ook hierheen gekomen. Gewapend met
snorkelbril en zwemvliezen zwemmen we naar de rots die op zo'n 6 meter diepte
ligt. Al vrij snel komt de eerste grote manta aangezwommen. Wauw, wat een gaaf
moment. Majestueus beweegt hij of zij zich door het heldere water, van bovenaf
lijkt het net een hele grote vlinder of een vleermuis. Al duikend naar beneden
proberen we zo dichtbij mogelijk te komen. Daar komt nummer twee aan, drie en
vier volgen snel. Na een uur kijken en genieten begin ik te rillen, het lijf
koelt te veel af, het is mooi geweest. Als afscheid drinken we met zijn allen
bij ons aan boord een kop koffie om wat op te warmen, waarna wij door de pas met
drie knopen stroom mee naar buiten worden gespoeld. Op weg naar Île Mopelia,
alweer een compromis, waar ik eigenlijk niet heen wil maar Warren wel. Ook hier
krijgen we absoluut geen spijt van. Na een dag en nacht varen over een mooie zee
met lichte wind volgt de smalste pas ooit. Twee witte paaltjes aan weerskanten
geven aan waar de limit is, eenmaal in de slechts 27 meter brede pas kun je niet
meer omdraaien, want je kunt beide zijden, die boven water uitsteken, bijna
aanraken. Alweer zijn de goden ons gunstig gestemd, want het is superrustig
weer, geen brekers en maar 2 knoop stroming tegen, terwijl de pilot spreekt over
een uitgaande stroming van soms zes knopen. Deze wat ovaalvormige atol is
ongeveer 8 kilometer in omtrek waar in 1998 de cycloon Martin heeft gewoed. zo'n
75 procent van de bomen en vegetatie is vernietigd en alle huizen behalve een is
overeind gebleven. Alle bewoners zijn nadien vertrokken. In de noordoost hoek
waar wij voor anker liggen, vind je onder water een woud van her en der liggende
palmbomen, tussen de weer opgegroeide bomen en struiken komen we de funderingen
van de huizen tegen met wat achtergebleven huisraad. Een gietijzeren pan komt
goed van pas op het kampvuur dat we elke avond met onze Amerikaanse buren op het
strand maken. Hun gasfles is bijna leeg en zo kunnen ze toch simpele maaltijden
op het vuurtje maken. Dit gezin met drie meiden is onderweg naar Nieuw Zeeland
waar ze een nieuw leven gaan opbouwen. Emigreren per zeilboot, niet eens zo'n
gek idee, zelfs de kat is mee. De kinderen hebben het reuze naar hun zin op het
land, waar ze een complete hut bouwen. Eindeloos lopen wij langs het rif aan de
oostkant, ik om de meter stoppend om een schelp op te rapen, Warren
strandjuttend bij de aangespoelde visnetten en boeien, kijken of er nog wat
bruikbaars bij zit. Vlak voor de oever zwemmen kleine black tip haaitjes op zoek
naar hun prooi. Inmiddels wonen op de zuidkant van de langgerekte motu een paar
mensen, waarvan we horen dat de ene familie niet praat met de andere......tja,
wat moet je dan met het spreekwoord "beter een goede buur dan een verre vriend"?
Op het drukste moment zijn we met zes zeilboten. maar er is zoveel ruimte hier
dat het niet eens opvalt. Op het South Pacific Cruising net horen we elke dag
hoe druk het is op het Cook eiland Suvarrow, onze volgende bestemming. Daar
liggen minstens 25 boten, des te meer reden om hier nog even te genieten van het
zo goed als onbewoonde en verlaten eiland. Een van de andere boten heeft een
duikcompressor aan boord, dat betekent dat we kunnen duiken en onze fles weer
gevuld kan worden. Net buiten de pas is een geweldig mooie duikspot, er liggen
aardig wat overblijfselen van een schip op slechts 6-7 meter diepte. Een klein
stukje verder is een drop-off van honderden meters, waar je duidelijk kunt zien
dat dit een vulkaan eiland is. Heel veel vis zwemt er rond en het koraal is weer
redelijk gezond na de orkaan van 12 jaar geleden. Het allerprettigst is het
fantastische zicht, het water is zo helder, je kunt meer dan vijftig meter ver
kijken. Een ontspannen week beleven we op dit Adam en Eva eiland. Het is hier
werkelijk genieten met een hoofdletter G.
Zondag 20 augustus 2011
Motorpech
Whaaah, waarom moet de motor het net nu begeven!!! Voor ons links ligt het East
Reef en rechts het South Reef. Daar moeten we tussendoor, na het South Reef
kunnen we rechtsaf slaan richting de ankerplek. We hebben het grootste gedeelte
van de toegangspas achter ons liggen. De wind blaast met een dikke twintig
knopen op de kop, overal zie ik witte koppen op het water. Er moet gas bij om de
vaart erin te houden en niet door de stroming naar rechts te worden gezet. Na
een paar tellen begint de motor veel kabaal te maken om er daarna de geest aan
te geven, een onaangenaam herkenbaar moment van meer dan een jaar geleden ten
tijde van Patagonië,
toen er vuil in de dieselleiding zat. Warren heeft het ook
al gehoord en verlaat snel zijn uitkijkpost voor op de boeg. "Dit gaat fout
Warren, snel, het zeil op!".Verwoed probeert hij nog een keer de motor te
starten, maar dezelfde herrie vult de kuip. We worden steeds dichter naar het
South Reef gedreven, waar de golven op het koraal stuk slaan. Warren trekt
vervolgens gejaagd een puntje van de rolgenua tevoorschijn die meteen bol staat
van de wind. Ik probeer krampachtig richting het midden van de twee riffen te
sturen, maar dat lukt echt niet. De wind stuurt ons meedogenloos naar het rif
dat nog maar op enkele meters van ons af ligt. "Warren, ik red het niet, ik ga
vóór het rif langs naar rechts, we hebben geen andere keuze meer". Gelukkig
hebben we vooraf de kaarten goed bestudeerd en weten we dat er ook hier een
doorgang naar de ankerplaats is, weliswaar smaller en met ondiepe gedeeltes die
nu niet zijn waar te nemen door de turbulente beweging van het wateroppervlak.
Op goed geluk komen we hier ongeschonden door. Warren roept daarna via de
marifoon Dave op één
van de aanwezige boten op met de melding dat we niet kunnen
manoeuvreren en zeilend voor anker zullen moeten gaan. Dave organiseert direct
een viertal krachtige dinghys die ons gaan begeleiden als stootkussen mocht het
mis gaan. Dave wacht ons bij de plek op waar voldoende ruimte is om ons anker te
kunnen laten vallen, tussen de complete vloot op een redelijk ondiepe plek. Ik
zeil tussen de boten door wat prima lukt met een wind die daarvoor uit de juiste
richting komt. Het mocht alleen wel wat minder hard waaien als het aan mij ligt.
Warren staat voorop klaar om het anker te laten gaan. De mannen in de dinghys
die naast ons mee varen knikken me bemoedigend toe. Op het moment dat we bij
Dave zijn aangekomen, maak ik snel de schootlijn van de genua los zodat de druk
eruit is. Warren dropt het anker en laat de ketting lopen terwijl wij achteruit
worden geblazen. Het anker lijkt goed te houden, want we liggen op een gegeven
ogenblik stil. Met een zucht van verlichting bedank ik de dinghymannen
uitvoerig. Warren springt meteen overboord met flippers en snorkel en gaat onder
water checken of het anker wil ingraven. Het blijkt achter een koraalrots te
haken, weliswaar een grote, maar niet echt te vertrouwen mocht de wind gaan
draaien. Als we losraken, kunnen we helemaal niets uitvoeren en zullen dan zeker
een van de achter ons liggende boten gaan rammen. We brengen een tweede anker
uit voor de zekerheid die Warren ook gaat checken. Bingo, deze haakt achter een
andere koraalkop, hoe krijg je het voor mekaar. Dan vindt Warren vlak voor onze
boot op de bodem een oude mooring met een verroeste ketting met daaraan een
dikke lijn. Hij neemt de lijn mee naar boven die we op onze boot beleggen. Nou,
drie verschillende "ankers" dat moet toch voldoende zijn. Ik kijk om me heen en
tel het aantal boten dat er ligt, oeps, wij zijn nummer dertien.....! We pakken
elkaar lekker vast en zijn blij dat we deze onverwachte klus zo goed geklaard
hebben. Na een voorbeeldige zeilreis van zes dagen waarbij we
slechts één dag
hebben liggen dobberen op een vlakke Pacific, zijn we aangekomen op Atol
Suwarrow, welkom op Nieuw Zeelandse bodem.
Dinsdag 6 september 2011 Via
Cook Island Suwarrow naar Samoa waar het smoorheet is
quot;An Island to Oneself", het verhaal dat Tom Neale schreef over zijn verblijf
op Atol Suwarrow tussen 1952 en 1977 gaat allang niet meer op. Steeds meer boten
nemen dit eiland op in hun route door de South Pacific. Dit jaar een record van
tot nu toe 86 boten, veelal Amerikanen die hun volgende stop plannen op American
Samoa. De rangers John en James vertellen dat bij hun aankomst in mei ze reeds
werden opgewacht door de eerste paar zeilboten die er al voor anker lagen.
Daarna zijn ze geen dag meer alleen geweest. Ze blijven tot half november om dan
terug te keren naar Rarotonga waar hun gezin woont. Elk jaar is er een lijst van
zo'n tachtig gegadigden die solliciteren naar deze job. James is er voor het 2e
jaar, voor John is alles nieuw. Ze zijn niet echt vrienden van elkaar, knap
lastig als je het samen een half jaar moet uithouden. Gelukkig is er genoeg
afleiding door de bezoekende zeilers die ook voor de nodige afwisseling in de
dagelijkse kost zorgen. Op zich een merkwaardige zaak als de regering zo'n
eiland wil laten controleren door hun mensen, maar ze minimaal voorziet van
etenswaren en andere zaken zoals marifoon of radio. Vorig jaar waren er nog twee
mobiele sets voor de marifoon, nu maar eentje en zodra John buiten het rif gaat
vissen met zijn aluminium open bootje, heeft hij geen mogelijkheid om contact op
te nemen mocht hij in de problemen raken. Suwarrow is
één groot Nationaal Park, het enige van de Cook
eilanden, dat gedurende het cycloon seizoen van november tot mei verboden gebied
is voor iedereen. Er broeden enorm veel vogels, schildpadden en walvissen met
hun kroost vinden hier hun thuishaven. Voor de Nightfly is het eiland
voor tien dagen haar thuishonk. Elke ochtend om half negen houdt James zijn
radionetje via de marifoon, vertelt welke dag het is (erg handig, we hebben vaak
geen idee) en wanneer er bijzondere activiteiten te verwachten zijn. Een van de
aanwezige boten geeft uitgebreid het weerbericht en verder worden er spontane
"workshops" georganiseerd op de wat grotere catamarans. We zijn net een klein
sociaal dorpje met zijn allen dat regelmatig van samenstelling wijzigt. De
eerste ochtend wordt er door een groepje mannen wijs gesproken over
dieselmotoren, een andere keer over koelkasten aan boord. Een ieder legt zijn
kennis op tafel, waarmee vragen en problemen vanzelf opgeroepen worden. Ons
motorprobleem behoeft niet opgeroepen te worden, het is overduidelijk aanwezig.
We verwachten dat het euvel hetzelfde zal zijn als
in Patagonië, namelijk
bio-organisme in de tank ofwel slijmerige viezigheid die de dieselleiding
blokkeert. Warren komt terug van de workshop met een uitgeleende dieselpomp met
filter en een aantal lege jerrycans. Deze worden in de kuip opgesteld, de
dieselpomp is aangesloten en met grote snelheid pompt hij diesel uit onze
hoofdtank over in de eerste jerrycan. 'stop, shit, het spuit de achterkajuit
in!!!!", roept Warren gealarmeerd. Blijkt er een stiekeme scheur in de jerrycan
van John te zitten, die precies richting het open raampje van de achterkajuit
loert, waar we net toevallig het canvasdoek aan de buitenkant hebben weggehaald
voor de nodige doorluchtigheid. In de kuip is het een grote glibberige
dieselbende, in de achterhut blijkt het gelukkig mee te vallen. Een rugzakje en
een andere tas hebben het meeste geabsorbeerd, maar het stinkt er als de hel.
Nadat de ergste zooi is opgeruimd en Warren wel tien keer de overige jerrycans
heeft gecheckt op scheuren, kan hij opnieuw beginnen. Ik laat hem verder alleen
aanmodderen, want James heeft een kookles om half elf op het programma gezet.
Met vijf vrouwen en een man leren we hoe we kokosnootpannenkoekjes kunnen maken.
Eerst op zoek naar de juiste kokosnoot, hij mag beslist niet meer dan drie
uitlopers hebben. Zitten er meer aan, dan is de kokos anders van structuur en
smaak. Zodra we er ieder twee hebben gevonden, gaat James ze kraken. Daarna
slaat hij de binnenschil eraf en houden we een witte sponzige bol over die we
raspen in een grote kom. Vervolgens gaan we in ganzenpas achter James aan naar
de "open" keuken. Uit de losse hand gooit hij ongeveer evenveel meel als
de hoeveelheid kokosrasp erbij. Een handvol suiker volgt en met de fluitketel giet hij
afgekoeld gekookt water over het geheel heen. Met een grote lepel omroeren tot
het een dikke pap is die als een stevige flats van de lepel afglijdt. Die
flatsen bakt James later op de middag in een 10 centimeter dikke laag hete olie
en klaar is kees (geen klusje voor op open zee....). We kunnen helaas
nog niet proeven, want ze zijn bedoeld voor de pot-luck die we 's avonds hebben.
John is uit vissen geweest met een van de cruisers, heeft een goede vangst gehad
en maakt onder anderen een heerlijke poisson-cru met rauwe tonijn. De overige
vis is voor de frituur. Warren is er in geslaagd om de boosdoeners in de
dieseltank te elimineren. Als bewijs zijn er foto's van gemaakt, waarop
duidelijk de slijmjurken te zien zijn. Inmiddels is alle diesel twee keer
gefilterd alvorens hij schoon terug is gepompt in de tank. Met nieuwe filters in
de motor wordt er proefgedraaid en alles werkt weer naar behoren.
Sinds twee dagen is de wind flink toegenomen en komt
meer uit het zuiden, erg ongunstig voor ons allemaal. De lagune is groot, zeker
nog een mijl of acht zuidwaarts, waardoor de golven zich kunnen opbouwen en er
de oorzaak van zijn dat we behoorlijk liggen te hobbelen. Op twee na zijn alle
zestien boten present voor het gezamenlijk eten.
Eén van die twee ontdekt op het
moment dat ze naar de wal willen gaan, dat het anker krabt. Ze besluiten anker
op te gaan en een nieuw plekje te zoeken. Tot grote ontsteltenis komt alleen de
schacht van het anker omhoog, de rest van het anker ligt nog op de bodem, finaal
afgebroken. Met hun enige andere anker en hulp van een paar extra mannen laten
ze wat verderop dit anker vallen. Uiteraard durven ze geen stap meer buiten de
boot te zetten, totdat het weer wat gaat kalmeren. Het had tenslotte maar vijf
minuten gescheeld en ze hadden hun schip gedag kunnen zeggen. Die was
onherroepelijk op het rif geëindigd.
Wij lenen ons vierde reserve anker aan hun
uit, die krijgen we wel retour in Nieuw Zeeland.
De pot-luck is een groot succes. Iedereen heeft
zich uitgesloofd en er staan verrassende lekkernijen op de grote tafel in de
open huiskamer van de rangers. Veel etenswaren die op de Nightfly al
langer uitverkocht zijn, zoals Franse kaasjes op toast en kaas en worst gewoon voor de hap. Iemand heeft
vishapjes gefrituurd, er liggen rolletjes van rijstvellen gevuld met reepjes kool en
wortel. Het eerste uur snoepen we de schalen met deze verrukkelijke appetizers
leeg. Nadat James aan de oceaanzijde het visafval aan de haaien heeft gevoerd,
wat door ons enigszins met argusogen wordt bekeken, neemt hij het woord,
heet iedereen welkom, spreekt een dankwoord uit
en wenst iedereen smakelijk eten. Aangezien we met ruim dertig man zijn, mogen
eerst de kinderen het "warme" buffet langs, dan de dames gevolgd door de heren.
Een schaal met stukjes gebarbecuede kipfilet (de grotere boten hebben veelal
een vriezer aan boord), natuurlijk de vis en de kokospannenkoekjes van de rangers,
allerlei verschillende salades. Mijn aandeel is een pan mie met taugé
uit blik, mijn laatste kwart kooltje, worteltje, uitje en sojavlees. Van het gft
afval van de boten ( waarbij de T uiteraard ontbreekt) maken de rangers compost
en gebruiken dit om wat groenten te kweken. De oorspronkelijke grond is te arm
hiervoor. Resultaat is een grote schaal met zelfgekweekte knisperende jonge
groene slablaadjes, heerlijk! Er is echt onnoemelijk veel en lekker eten, tot
groot genoegen natuurlijk van John en James. Dit zijn voor hun de krenten uit de
pap. Nagenoeg alles gaat op, voor de twee afwezige boten worden borden
opgeschept en aan boord bezorgd. Als iedereen zijn eigen drankflesjes leeg
heeft, is het laat genoeg om naar huis te gaan. Net op tijd, want het begint te
hozen en nog meer golven maken er een onrustige nacht van. Bij iedereen staat
het ankeralarm op scherp. De rangers zijn heel blij met de neerslag, het is hun
enige bron die de ondergrondse watertank weer kan aanvullen. Het duurt zeker een
week voor de wind terugdraait naar het oosten en we eindelijk beschutting hebben
van Anchorage Island. Normaal gesproken zoek je een andere, meer veilige
ankerplek bij foute wind, maar op Suwarrow is daar geen sprake van. Omdat het
een Nationaal Park is, mogen we niet vrij in de lagune varen ter bescherming van
het koraal en de dieren. Alleen onder begeleiding van John of James kunnen
andere eilandjes bezocht worden. Zaterdagochtend half elf verzamelen we ons op
het strand en gaat James ons voor naar het vogeleiland. Vanaf Anchorage Island
kunnen we over het rif naar het Bird Island lopen. Niet al te makkelijk, want
het is net hoog water geweest, op stukken komt het water tot mijn kont. En er
staat veel stroming, waardoor je uit je evenwicht wordt gehaald en bovendien is
de onregelmatige bodem slecht te zien. Je denkt op een vlak stuk rif te stappen,
maar het ligt net iets dieper dan je kunt inschatten. Voorzichtig lopen dus en
ondanks de teva sandalen glij ik soms wat uit. Op het laatste stuk blijft mijn
hiel achter een stuk koraal steken, wat een pijnlijke jaap oplevert die
rijkelijk bloedt. Net als op Mopelia maken de vogels een oorverdovend geluid.
James waakt ervoor dat we niet te dicht bij de nesten komen, maar je ziet
duidelijk dat ze toch verstoord worden. Ze vliegen boven onze 25 hoofden en
draaien hun koppies schuin omlaag, wat is dit voor invasie!
Voor wie er zin in heeft, is er een happy hour
of sundowner at the beach, zoals de Amerikanen het noemen. Als het beestje maar
een naam heeft, de drank inname blijft hetzelfde. Ieder neemt zijn eigen
favoriet met glas mee plus iets lekkers te knabbelen. Ook hier weer is er zo
veel, dat we 's avonds niets meer hoeven te eten. Dit zijn de momenten dat de
temperatuur aangenaam wordt. De ondergaande zon met een zwoel briesje, de voeten
in het zand, een koud biertje in de hand en een gezellige klets. Toch valt het
ons op dat de contacten met de Amerikanen niet verder gaan dan enkeldiep. Ze
zijn veelvuldig zelf aan het woord en denken dat ze de wereld hebben
uitgevonden. Na de eerste kennismaking worden direct visitekaartjes aangereikt,
voor ons hangt het er ook van af of het klikt met elkaar. Vanzelfsprekend zijn
hier uitzonderingen op, maar die hebben we meer gevonden in de koude wateren van
Zuid Amerika. Net of je de echtheid van het contact daar eerder boven water
krijgt. Snorkelen is aan de orde van de dag voor de noodzakelijke verkoeling.
Zolang James weet waar je heen gaat, is het geen probleem. Dichtbij is weer een
spot waar de grote manta's hun schoonheidssalon bezoeken. De helderheid van het
water laat wat te wensen over als wij er vier stuks in het vizier krijgen. Een
dag later gaan een paar anderen waar we foto's van zien die ongelofelijk scherp
zijn. Vanaf Tahiti maken we bijna dagelijks een schoonmaakrondje om onze eigen
boot. Het zeewater heeft een behoorlijke tropische waarde gekregen wat een
weelde aan aangroei op het onderwaterschip tot gevolg heeft. Hoe langer je het
laat zitten, hoe lastiger het wordt om te verwijderen, bovendien heeft het een
nadelige invloed op de snelheid van de boot. Hier zwemmen we meestal in
gezelschap van een paar haaien.
Ze variëren van een halve tot een hele meter,
het blijft een onaangenaam gevoel met die jongens in de buurt. Opeens hebben we
genoeg van Suwarrow. Het is net of we opgesloten zitten door de beperkte
bewegingsvrijheid die hier geldt. Vooral na Mopelia, waar we zo vrij als een
vogeltje waren, we dáár wel het idee hadden dat we het eiland voor onszelf
hadden, het veel aangenamer weer was met twee compleet windstille dagen en
spiegelglad water waar we zo op 8 meter diep de vissen om ons anker zagen
zwemmen. Mooi, de zee is gekalmeerd, de golven en de wind zijn weer afgezakt
naar normale waarden, dus we kunnen vertrekken. Na ons vertrek liggen er nog
slechts zes boten in de baai. De zeiltocht naar Samoa is er een om door een
ringetje te halen. Eindelijk zien en voelen we die noordoost passaat, de golven
zijn amper een meter hoog en de wind waait tussen de vier en de veertien knopen.
Eigenlijk een beetje te zacht, we doen er een dag langer over dan berekend en de
laatste twee etmalen staat de vrolijk gekleurde genaker ervoor om niet stil te
komen te liggen. En....niet te vergeten, we vangen een echte grote vis! De
allereerste tonijn in onze hele zeilcarrière, we hadden de moed al opgegeven.
Het is wel een bloederige bende nadat 'ie gefileerd in de koelkast ligt, maar
niets te klagen, we eten er ruim vier dagen van. In de ochtend van de zesde dag
lopen we de baai van Apia binnen, de hoofdplaats van het eiland Upolu. Er is
sinds een paar jaar een echte marina waar ruimte is voor zo'n vijftig boten. Nu
liggen er een stuk of vijftien. De jongens van de marina wijzen ons een plek aan
waar we moeten wachten op de autoriteiten die ons komen inklaren. De gele
quarantaine vlag wappert onder de zelfgemaakte Samoaanse vlag. Binnen twee uur
zijn ze allemaal langs geweest, customs, health, immigratie en Port captain,
allemaal op flipflops en de traditionele lavalava omgeknoopt, een soort
wikkelrok die bij de mannen over de korte broek wordt gedragen. Nadat we
verklaard hebben dat er geen rare beestjes aan boord zijn en er niemand onderweg
is overleden, mag de gele vlag worden gestreken en zijn we welkom om voet aan
land te zetten. De allereerste indruk is verpletterend, heet heet smoorheet
weer!
Vrijdag 16 september 2011 Samoa, eiland Upolu
Mooi op tijd binnen om mijn verjaardag buiten de
deur te vieren. Toevallig is het elke woensdagavond vaste prik voor een lokale
dansgroep om op te treden in restaurant Aggie Grey, genaamd fiafia. Na
afloop staat er een uitgebreid buffet klaar. Deze dame Aggie is tijdens de
tweede wereldoorlog een tentje begonnen door hamburgers voor de Amerikaanse
soldaten te bakken. Een groot succes, dat inmiddels is uitgegroeid tot meerdere
grote hotels met restaurant en zwembad, waar een wereld aan personeel rondloopt
in speciale Aggie Grey kleding. Ook nu weer scoort de dansshow op ons lijstje
niet zo hoog. Ook al gutst het zweet van de lijven van vooral de mannen, het
echte vuur lijkt te ontbreken. Bij het buffet heeft het daar vast ook aan
geschort, want de meeste gerechten zijn lauw. Maar buiten dat smaakt het prima.
Voor het jaarlijkse Teuila Festival piesen we naast het potje, ook al vermeldt
de info kalender op het toeristenbureau dat het deze week zou plaatsvinden. Ze
hebben het een week vroeger gevierd, jammer jammer. Het is een genot dat we hier
met ons Engels terecht kunnen, de meeste mensen spreken het redelijk goed.
Gelukkig maar, want van de lokale taal begrijpen wij helemaal niets. Iedereen
zegt vriendelijk gedag als we de wandeling naar het centrum maken. Als eerste
zijn we op zoek naar een geldautomaat voor de lokale munt tala, vervolgens naar
een computerzaak, want op weg naar Samoa heeft de harde schijf van onze 1 jaar
oude laptop het begeven. Warren heeft geprobeerd om data te redden, maar zonder
succes. Er zijn meerdere zaakjes, maar iemand van de zeilers heeft ervaring met
één ervan, dus gokken wij daar
ook op. Warren brengt de volgende ochtend de
laptop en na drie uur komt hij terug met twee nieuwe harde schijven en een klein
gedeelte van onze data. Blij zijn we met alle email die de man eraf heeft kunnen
halen, maar we missen veel foto's, een aantal documenten en de complete bewerkte
bibliotheek Engelse en Nederlandse boeken waar Warren dagenlang aan heeft
gewerkt. Vaker back-ups maken, ja, we weten het wel! Van Graham en Avril op
Dream Away krijgen we weer wat foto's van Suwarrow terug die zij van ons
gekopieerd hadden. Van Eden hopen we straks in Tonga het bestand met de
Engelse boeken weer terug te kunnen
kopiëren. Toch handig als je zo wat info met
elkaar uitwisselt. Wat lastiger wordt het om elkaar weer te treffen, ieder heeft
zo zijn eigen route en tijdschema. Na een aantal dagen prutsen en zwoegen heeft
Warren met veel ups en downs alle programma's opnieuw geïnstalleerd, hij krijgt
er vierkante ogen van. Tussendoor hebben we de linker watertank schoongemaakt,
de rechter is op Suwarrow al gedaan. Het water was soms wat bruinig door alle
sediment dat onder in de tank blijft liggen. Na wat turbulente nachten was alles
flink door elkaar geschud en niet meer drinkbaar. Hier in de marina een
makkelijk klusje, want de waterslang hangt naast de boot om hem weer te vullen.
Op Suwarrow kregen we van verschillende boten vers water van hun watermaker. Als
we onze eigen watermaker daarvoor moeten gebruiken, zouden we dagen bezig zijn
om de tanks weer te vullen. Tijd voor wat anders. Dream Away heeft een
weeklang een auto gehuurd en wij gaan een dagje met hun op pad. In Samoa wordt
sinds twee jaar links gereden, onze Engelse chauffeur Graham voelt zich als een
vis in het water. Zodra we de hoofdplaats Apia uit zijn, vloeit het ene dorpje
over in het andere. Langs de noordkant van Upolu zakken we via de westkust af
naar het zuiden. Elk dorp bestaat uit een aantal grote families waar de matai,
gekozen door alle volwassenen van de groep, aan het hoofd staat en de familie
vertegenwoordigt bij het dorpsberaad waar de hoogste chief de scepter zwaait. De
chiefs van de dorpen communiceren op hun beurt met de nationale regering. Elke
familie heeft naast het huis een fale, een soort tuinhuis, maar dan
compleet open, het dak wordt ondersteund door houten palen. De ene fale
staat mukvol met huisraad, een andere is helemaal leeg afgezien van wat pandanus
matten, waarop de mannen hun dagelijkse kava ritueel houden. De wortel van de
kavaplant wordt helemaal fijn gemalen (vroeger kauwden de vrouwen erop net
zolang tot het moes was), water wordt toegevoegd en dan heb je een grijsbruinige
brij die vanuit een grote ronde schaal in een halve kokosnoot bast wordt
geschonken. Het schijnt speciale effecten te hebben, zoals gevoelloosheid van je
lippen, dubbelzien en een algehele prettige versuftheid. Bovenal schijnt het een
hele smerige smaak te hebben, maar als het je wordt aangeboden, mag je niet
weigeren anders beledig je hun gastvrijheid. Tot nog toe hebben we mazzel gehad!
Als we ergens een strandje willen bezoeken, worden we geacht eerst toestemming
te vragen, want het is altijd eigendom van een dan de families, waarvoor ze een kleine
geldelijke bijdrage vragen. En wat we in heel Polynesië tegenkomen, gaat ook
hier op. In elk dorp staan zoveel verschillende kerken dat we met gemak alle
vier telkens een eigen kerk kunnen kiezen. De missionarissen hebben goed hun
best gedaan om te integreren of beter gezegd ordinaire zieltjes winnerij.
Een korte wandeling door het tropische regenwoud wordt zweetwerk, maar het eindpunt
is prachtig, een joekel van een boom met wortels als muren, hoger dan drie
meter. Een kleine kink in de kabel als we bij de auto (met airco, heerlijk)
terugkomen, een lekker achterband. Gelukkig is alles aanwezig om een band te
verwisselen en na een kwartiertje kunnen we dankbaar afkoelen in de auto. De
waterval in het midden van het eiland, de Papapatai-uta waterval, is bedroevend
droog, te weinig regenval de laatste tijd. Zodra we terug zijn in de marina,
nemen we al sissend een douche op de steiger met de waterslang. Dit is een genot
waar we zo vaak op een dag we willen, onszelf op trakteren. Zoveel makkelijker
dan de douche op de club, waar het water veel kouder is dan onze
privé
buitendouche. Het water in de slang wordt door de zon zo ver opgewarmd, dat het
soms echt te heet is. Wel weer handig voor mijn handwasjes. Het is werkelijk
smerig benauwd weer, waarbij we overdag zoveel mogelijk de koperen ploert
vermijden om niet in een plasje gesmolten water te eindigen. Zelfs in onze boot
is het meestal aangenamer dan buiten in de beschaduwde kuip, ondanks dat de
binnentemperatuur al maanden tussen de 27 en 30 graden Celsius schommelt, dag en
nacht. Op het dakraam van de voorpiek hebben we een windhapper staan die de
weinige wind die er is binnendoor de kajuit van voor naar achter blaast en over de
giek hebben we een extra zonnekleed gespannen om nog meer
schaduw te creëren.
Met hulp van Avril en haar naaimachine komt er eindelijk overal een zoom, mijn
handwerk wilde niet echt opschieten. En met een paar smalle spanbanden over de
lengte erop, blijft hij beter op zijn plaats. We zijn deze verlammende hitte zo
zat, dat we besluiten om het volgende Samoaanse eiland Savaii 60 mijl verderop,
over te slaan. We voeren niks uit, elke activiteit is te veel bij dit weer. De
enige frisse wandeling maken we zondagochtend om zes uur naar de vismarkt. Grote
glimmende vissenlijven kijken ons met uitpuilende ogen aan, een sticker op hun
kleurige lijf vertelt wat hun prijs is. Jak, op de vroege ochtend is het altijd
wennen aan hun odeur. De vissen wisselen van eigenaar, waarna de meeste mensen
zich snel naar de kerk begeven. Zowel de mannen als de vrouwen dragen de
lavalava over hun gewone kleding, een omslag wikkelrok tot over
de knieën. Voor
we uitchecken, halen we met onze laatste Samoaanse tala's op de Fugalei markt
verse groenten en fruit bij de boeren die er hun waar elke dag uitstallen. Nee,
dat is niet helemaal waar. Als de dag voorbij is, wordt bij veel kramen een
groot kleed over de spullen gelegd om de volgende ochtend zo weer te kunnen
starten. Frisgroene kolen, tomaten, komkommers, aubergines, pompoenen, joekels
van watermeloenen, papaya's, mango's, bananen. Veel te veel om lang goed te
houden op de boot. De versvlees afdeling is door de weeïge geur die er hangt een
plek om over te slaan, dan liever wat uit de koeling bij de supermarkt. De
ingeslagen pakken wijn uit Chili zijn nog lang niet op, maar het bier wel. We
slaan een voorraadje in bij een speciale winkel waar dat met een formulier van
de customs belastingvrij kan en het scheelt echt veel in prijs. Zo kan 'ie wel
weer, bij het havenkantoor betalen we ons liggeld en de zoveelste stempel wordt
door immigratie in ons paspoort gezet. Op naar Tonga, de volgende en laatste
bestemming voor we de oversteek gaan maken naar Nieuw Zeeland, waar we het
cycloon seizoen zullen uitzingen.
Maandag 26 september 2011 Het
koninkrijk Tonga bestaat uit 171 eilanden verspreid liggend in vier
verschillende groepen over 362.000 vierkante kilometer en waarvan er slechts een
kleine veertig bewoond worden.
Hoe zit het nou ook alweer? Vandaag hebben we zaterdag 17 september, dan is
het morgen zondag de 18e toch???? Maar helaas voor vriendin Petra die de 18e
Sara viert, is ze op onze lokale kalender niet jarig. Net op dit moment passeren
we de internationale datumlijn. Lopen we vandaag nog elf uur achter op UTC tijd,
morgen hebben we een voorschot van dertien uur op UTC. Samen opgeteld zijn we
dan een heel etmaal verder en is het opeens maandag 19 september, onze klok
blijft gelijk, maar de datum niet. De datumlijn ligt niet kaarsrecht van noord
naar zuid en ook niet precies op de helft van de wereldbol bij 180º
oost/west, maar heeft een kronkel van jewelste. Tonga ligt nog op de westelijke
helft, maar doet op eigen verzoek mee met de oostelijke helft, zodat ze dezelfde
dag hebben als Nieuw Zeeland en
Australië, wat economisch en praktisch beter
uitkomt. Zelfs Samoa is bezig om de datumlijn naar zich toe te trekken. Bij
Greenwich in Engeland ligt de nul meridiaan waar UTC 0.00 uur is. Elke vijftien
graden westelijk is het een uur vroeger, net zolang door tot je op de helft van
de wereld uitkomt bij 180º waar het precies 12 uur vroeger is aan de westelijke
kant en 12 uur later aan de oostkant van die lijn. Voor Tonga is er een speciale
tijdzone bedacht, omdat ze nog aan de westkant van de tijdlijn liggen, maar
meedoen met de oostkant, vandaar UTC +13. Terwijl het roodgele
achterwerk van de ondergaande zon bij ons 's avonds rond 19.00 uur het einde van
de dag betekent, kondigt dezelfde zon op hetzelfde moment om 07.00 uur
(wintertijd) van deze zelfde dag het begin van de dag in Nederland aan door in
het oosten boven de horizon uit te piepen. Zo zit het nou ongeveer.
En zo zijn we op vrijdag uit Samoa vertrokken en komen na twee kalme etmalen
op maandagochtend aan bij de Noordelijke groep Niuas bij het eiland Niuatoputapu.
Vlak voor het eiland zien we een paar walvissen hun stoom afblazen waarna de
staart onder water verdwijnt. Maar we hebben niet echt de tijd om te kijken. Het
gastenvlaggetje blijkt nog niet helemaal klaar te zijn en er moet nog snel
genaaid worden. Samen met de quarantainevlag hijst Warren ze daarna in het want
omhoog. De ingangspas is opletten en zoeken naar de lichtenlijn. De twee
markeerpunten die op de wal staan, moeten precies boven elkaar in positie zijn,
dan heb je exact de enige goede koers om zonder brokken naar binnen te varen.
Uitwijkruimte is er niet, dan lig je op het rif. Telkens nadat we de
autoriteiten proberen te bereiken via kanaal zestien op de marifoon, moeten we
eerst onze tong uit de knoop halen. Pas aan het einde van de dag reageert Sia,
die parttime bij de immigratie werkt. Nu horen we hoe we de naam moeten
uitspreken en na wat oefenen komt Noewah-tȯpoe-tápoe
er vlotjes uit. Als je maar weet waar de klemtoon ligt. Het is al vijf
uur geweest, einde werkdag voor de autoriteiten. Sia meldt ons dat het inklaren
tot morgen zal moeten wachten, voor ons geen probleem. Officieel mogen we nog
niet aan land komen, maar een broodnodige afkoelende duik in het water is
hopelijk niet verboden. We liggen ver genoeg van de kant om geen aanstoot te
geven met onze zwemkleding. Tonga is daar volgens de boekjes behoorlijk streng
in, meestal gaan ze in hun kleren zwemmen. Nadat dezelfde middag drie boten
vertrekken, liggen we moederziel alleen in de ruime baai. Negen kilometer
noordelijk kijken we naar het 650 meter hoge vulkaaneiland Tafahi, waar rond de
eeuwwisseling op de top veel toeristen het allereerste daglicht van het nieuwe
millennium aanschouwden. Tonga, where time begins. Er wonen een man of
vijftig en het schoenvormige Niuatoputapu heeft rond de achthonderd inwoners.
Normaal gesproken komt het hele rijtje autoriteiten aan boord, maar dinsdag is
er een speciale voorstelling bij de school waar we voor uitgenodigd worden en
waar tevens de kantoortjes van de immigratie, customs en de bank staan. Alleen
Daniele van het Ministerie van Landbouw en Quarantine wil eerst aan boord kijken
of hij iets verdachts ziet. Hij werpt een blik in de koelkast waar wat verse
groenten in liggen, de fruitmand wordt gekeurd en verder lijkt hij vooral
nieuwsgierig naar wat we zo in het algemeen hebben. In de verklaring die ik moet
ondertekenen staat dat we geen afval aan wal mogen brengen. Het eerste bordje
dat we aan het einde van de pier tegenkomen, verwelkomt alle yachties en een
grote pijl naar links wijst de plek waar we het afval kunnen dumpen.......de
rondlopende varkens zorgen voor een snelle afbraak. We maken Daniele blij met
een pakje sigaretten wat we reeds op de Canarische eilanden hebben gekocht. We
zijn goedgekeurd om aan wal te komen en rijden met zijn rammelauto naar het
middelste dorpje Vaipoa waar we eerst wat euro's gaan wisselen. Bank is een
groot woord voor de houten, grotendeels lege barak waar een jonge man en een
vrouw tegenover elkaar zitten. Hij telt een stapeltje Tongaanse pa"anga dat door
een elastiekje bij elkaar gehouden wordt. Zij verlegt wat documenten van de ene
op de andere stapel. Tussen ons in staat een houten balie waar we ons geld op
leggen. De dame pleegt een telefoontje om de actuele wisselkoers te achterhalen,
waarna de jongen een reçu uitschrijft en de transactie afhandelt. Geen kluis te
zien, alles ligt open en bloot op zijn bureau. Ze dragen allebei de traditionele
pandanus mat over hun kleding. Bij de jongen ziet het eruit alsof het vreselijk
oncomfortabel en warm zit, een stugge geweven mat tot op zijn
knieën is om zijn
middel gewikkeld, wordt door een riem aangesnoerd en geeft van geen kanten
soepel mee. De vrouwen zijn beter af, om hun middel hebben ze een band waaraan
geweven pandanus stroken naar beneden hangen. Die strips zien er bij elke vrouw
anders uit, smal, breed, gevlochten, geknoopt, met of zonder kralen, bijzonder
creatief. Het naast gelegen kantoor van de immigratie/customs is nog gesloten.
Daniele dirigeert ons naar de townhall naast de school, waar vandaag een dag van
gezondheidsbewustwording wordt gehouden. Op het podium staat een juf met haar
klasje kinderen tussen zes en tien jaar klaar. De voorste helft van de hal wordt
gevuld door de ouderen studenten, op de vloer in kleermakerszit. Links alle
jongens in schooluniform, blauwe blouse en wikkelrok met daar overheen de
pandanusmat, rechts de meisjes in witte blouse en paarse jurkschort en allemaal
hebben ze hun pikzwarte haar in twee identieke vlechten waaraan een geel lintje
is gestrikt. De jonge meisjes van de lagere school hebben rode jurkschortjes aan
en een rood lint aan hun vlechtjes gebonden. In de achterste helft van de zaal
staan stoelen opgesteld waar een aantal ouders zitten en waar ook wij
uitgenodigd worden plaats te nemen. Hier en daar hoor je fluisteren "Palangi,
palangi". Het is overduidelijk dat ons bleke uiterlijk een westerse afkomst
heeft, ook al zijn we bruin gebrand. Op het podium wordt inmiddels gezongen en
toneel gespeeld door afwisselend de oudere en de jongere kinderen. De boodschap
is: roken, drinken, drugs en vet eten is slecht voor de gezondheid. De zaal ligt
helemaal plat van het lachen als een groepje van het lokale ziekenhuis hun
verhaal uitbeelden. Eén van de vrouwen is verslaafd
aan roken en is er slecht aan toe. Ze begint amechtig te hijgen en naar adem te
snakken, ze heeft medische hulp nodig. Ze speelt haar rol zo overtuigd
overdreven dat de hulpverleners om haar heen ook dubbel liggen van de pret en
tranen uit hun ogen vegen. Alle teksten gaan in de lokale taal, maar dit behoeft
zelfs voor ons geen vertaling. Hierna zingt een drietal volwassenen een lied
speciaal voor ons, deze keer in het Engels. Met een kriebel in mijn keel besef
ik dat dit zo'n spaarzaam moment is waarbij we echt een stukje in hun cultuur
worden ondergedompeld. Opeens wordt ons een bordje met wat eten in de handen geduwd.
Een paar stukjes sandwich en wat gesneden fruit en een kokosnoot waarin die
heerlijk verfrissende drank zit dat onze dorst lest. Aan het einde van alle
optredens volgen een paar aerobic oefeningen die we met de hele zaal uitvoeren.
Stoelen worden aan de kant geschoven, armen en benen zwaaien door de lucht onder
veel gelach. Daniele vertelt dat we bij de dame van immigratie en customs
terecht kunnen om officieel in te klaren. Ik geloof dat ik wel vijf
verschillende formulieren moet invullen. Hier maken we ook kennis met Sia, die
als enige op het eiland een marifoon heeft om contact te maken met de
binnenkomende zeilboten. Sia is een stevige tante met lang zwart haar en een
aantal gouden tanden in haar breedlachende mond. Ze rijdt ons voorbij op haar
brommer als wij in de brandende zon naar het lokale ziekenhuisje lopen voor de
laatste formaliteit. Als we in het kantoortje van de verpleegster zitten, begint
het zweet te gutsen en worden we aangevallen door een legertje muggen. Acuut
verschijnen er bij mij dikke bulten en ik word helemaal naar van die stekende
beesten. Ze laat haar dochter een potje met wierook aansteken, maar daar trekken
de muggen zich weinig van aan. Als ze ons de vraag stelt "Hebben jullie de
zwijnenziekte?" beginnen we beiden overtuigd nee te knorren. Hou zouden we dat
moeten weten, ze onderzoekt ons nergens op, maar voor een paar vragen op een
A-viertje moeten we honderd pa"anga neertellen, ongeveer 50 euro. Voorheen kwam
ze op de boten met datzelfde papiertje, moest er maar liefst het dubbele betaald
worden, bovendien werd verlangd dat je haar ophaalde met je eigen dinghy, want
die hebben de autoriteiten hier zelf niet. Op eigen initiatief heeft ze bepaald
dat ze niet meer naar de boten gaat, prijzenswaardige ondeugd.
Sia heeft ons uitgenodigd voor een pot-luck bij
haar thuis, deze zeilers term is ook hier ingeburgerd. Na zonsondergang lopen we
met een pan macaroni en een pak wijn onder de arm over de weg langs het water op
zoek naar haar huis. Overal branden vuurtjes waar op gekookt wordt, iedereen
leeft buiten, binnen wordt slechts geslapen op simpele matjes. Twee kleine
kindjes rennen nieuwsgierig op ons af, de jongen heeft een brandende fakkel in
zijn hand waarmee hij bijna zijn zusje in lichterlaaie zet als hij even niet
oplet. Zijn moeder roept hem tot de orde en wijst ons vervolgens het huis van
Sia aan, ze zijn buren. Samen met Nico haar man, drie zonen, twee broers met hun
vrouwen woont ze op een erf. Twee varkens hebben pas geleden een klein elftal
biggetjes afgeleverd die tussen de honden door de modder banjeren. Voorlopig is
hun vleesvoorraad weer veiliggesteld. De kippen worden ook voor dat doel
gehouden, de eieren komen uit Nieuw Zeeland. Twee jaar geleden heeft een tsunami
alle huizen in dit hele dorp weggevaagd. De simpele houten huisjes die er nu
staan, zijn door het Australische Rode Kruis geschonken. Behalve een bezoek van
de koning heeft Tonga zelf weinig gedaan na de ramp, vertelt Sia gelaten.
Nico heeft wrakhout verzameld en daar een huisje voor Sia en hemzelf van
getimmerd waar ze in slapen. De brommer is hun vervoermiddel en net als iedereen
verbouwen ze bananen, broodvrucht, papaja's, mango's en taro op een stuk
plantage aan de zuidkant van het eiland. Op het vulkaaneiland Tafahi waar Nico
geboren is, heeft hij wat velden met de kavaplant waar hij om de zoveel tijd een
paar dagen heen gaat. Sia heeft zoete aardappel gemaakt, kip, varkensvlees en
gebakken banaan die als een droge aardappel smaakt. Na het eten neemt Nico ons
in het pikkedonker mee over een graspaadje naar een huis waar een kluit mensen
buiten in de tuin staan en door een raam naar binnen kijken waar een televisie
aanstaat. De WK rugby is bezig en Tonga speelt vanavond tegen Japan. Het hele
dorp is twee televisies rijk en bij deze hoef je niet te betalen, vertelt Nico,
die een matje heeft meegenomen waar we op kunnen zitten. Maar er zijn zoveel
mensen die willen kijken, dat we niemand in de weg willen zitten en we terug
gaan naar onze boot. Met weemoed denk ik terug aan mijn eigen jeugd toen we bij
onze buren televisie gingen kijken, omdat we er zelf nog geen hadden. In veel
opzichten leven de mensen hier zoals het jaren geleden er toeging, simpel en
eenvoudig in de
basis met wat de natuur hun biedt. Geen openbaar elektriciteitsnet, de meesten
hebben hun eigen generator, betaald werk is er niet behalve de enkeling die voor
de overheid werkt. Zodra de man volwassen wordt, gaat hij naar de nobel die hem
1 are mag geven om een huis op te bouwen en 4 are om voedsel op te verbouwen.
Daarvoor betaalt hij per jaar 23 pa'anga cent, maar dat kan ook in natura
betaald worden. Met een paar papaja's ben je zo een paar jaar verder. De dag
wordt gevuld met het werken op de plantage, vissen in de baai, het maken van
pandanusmatten, kleden, hoeden, waaiers en de kavaplant wordt behalve voor eigen
gebruik ook verbouwd voor verkoop in andere delen van Tonga, gedroogd en gemalen
levert het 25 pa"anga per kilo op. De pandanusbladeren hebben een lange weg te
gaan voor ze geschikt zijn om mee te vlechten. In de schaduw van een grote boom
zitten twee vrouwen met een berg bladeren waar eerst de scherpe stekels vanaf
worden gesneden, daarna worden ze een week in het zeewater in de baai gelegd om
zacht en bleek te worden. Vervolgens hangen ze tussen de onderbroeken en
shirtjes aan de waslijn te drogen in de zon. Bij een wandeling door het dorp
lopen we langs een laag open gebouwtje met een bladeren dak waar drie vrouwen op
de grond zitten. We bukken om door de deuropening naar binnen te kunnen en
trekken onze schoenen uit. Voor een andere uitgang liggen een paar kokosnoten
rokend te branden om de muggen weg te houden. Een van de vrouwen kent een paar
woorden Engels en nodigt ons lachend uit om te kijken. Overal op de grond liggen
opgerolde gedroogde pandanus bladeren die met een stukje scherp blik in gelijke
stroken wordt gesneden. Met die stroken maken de twee andere vrouwen grote
gevlochten kleden. Een erg arbeidsintensief werk met een prachtig resultaat.
Later in de week ligt bij Sia het huis ook vol met droge pandanusbladeren en is
ze een groot vloerkleed aan het versieren met piepkleine schelpjes. Als we naar
de zuidkant van het eiland willen, volgen we een pad door de groene plantages.
Overal ligt afval tussen het groen, veelal lege blikjes, kapotte accu's,
verroeste auto's, met deze zaken uit de moderne westerse wereld weten ze nog
geen raad. Een mooi wit fijn zandstrand ligt tussen de plantage en het rif.
Buiten het rif wordt weer stoom afgeblazen, twee grote walvissen met een jong
steken regelmatig hun staart boven water om met een dikke plons onder water te
verdwijnen. Het derde en meest westelijk gelegen dorpje heet Hihifo en wordt de
Capital genoemd. Voor de tsunami waren hier de bank, de school en de
autoriteiten, de enige winkel op het eiland bevindt zich ook hier ergens. De
politie en een postkantoortje, de nodige kerken en een klein vliegveldje en
verder houten huisjes op palen. Iedereen zwaait, vraagt naar onze naam en wil
weten waar we heen gaan. Met een lange stok worden de rijpe mango's uit een boom
gepord waarvan wij er een paar krijgen. We lopen Fahia tegen het lijf, een
moeder met drie kinderen die fruit aan de zeilers levert in ruil voor kleding of
wat je maar hebt. We spreken af dat ze maandag op de pier zal staan met haar
kleine vrachtwagentje. Ook nodigt ze ons uit voor de zondagslunch, maar die
moeten we afslaan, want Sia verwacht ons. Er zijn weer twee boten bijgekomen en
ze organiseert een welkomstlunch met aan het einde van de middag de kerkdienst
in de katholieke kerk voor de liefhebbers. De hele ochtend regent het
pijpenstelen die de lunch buiten in het water laat vallen. Maar Sia heeft een
kamer ontruimd waarin houten bankjes zijn gezet waar het eten op klaar staat. In
de ondergrondse umu heeft ze kip en vis in tarobladeren klaargestoomd, smaakt
als spinazie, heerlijk. Zoete aardappel, yam en gebakken banaan. Zelf eten ze
met de vingers, voor ons staan bordjes met plastic vorken klaar. Voor dessert
heeft ze de zeilers gevraagd om vooral zoete dingen mee te brengen. Bij voorkeur
een chocolade cake, iets wat zijzelf nooit kunnen maken. De Amerikaanse boot
heeft een bananencake gemaakt, de Japanse boot brengt kleine soesjes mee en mijn
chocolademousse smaakt daar heel goed bij. Voor de kerkdienst trekken ze de
zondagskleren aan, de mannen de traditionele pandanusmat over hun lavalava, de
vrouwen prachtig gekleed in jurken met daarover de band met de pandanusstroken.
We kennen Sia bijna niet terug, zo mooi ziet ze eruit. De eerste drie banken
worden door een zwerm kinderen bezet, vervolgens worden wij daarachter
gedirigeerd. Eigenlijk veel te ver vooraan, want nu kan ik niet ongegeneerd om
me heen kijken zonder pontificaal om te moeten draaien. En er is genoeg om naar
te kijken, de mooie kleding, het toegewijde zingen dat bij elk lied wordt
aangezet door een mondorgeltje. De pastoor kan me niet zo boeien, die heeft het
vooral erg warm met zijn pij aan. Maar er lopen continu vrouwen die een deel van
de dienst op zich nemen en een handvol misdienaartjes die ingespannen hun taak
uitvoeren. Hier hoeven ze geen leden voor een koor te zoeken, iedereen is het
koor, zingt even mooi en het klinkt als een klok.
Onze klok tikt ook door en we willen nog meer
zien van Tonga. Maandagochtend maken we de wandeling naar het kantoortje om ons
vertrek te melden. We krijgen een mooi papier waarmee we ons moeten melden bij
de customs in Neiafu in de Vava"u groep. Op weg naar de boot lopen we bij Sia
binnen om in haar gastenboek een stukje te schrijven. Ze vraagt of ik een cake
wil bakken voor de 16e verjaardag van haar zoon die hij de volgende dag viert.
Helaas ben ik door de eieren heen, maar dat lost ze op door mij zes grote
exemplaren te geven. Wat het is weet ik niet, maar bij mij zijn de cakes nog
nooit groot, goudgeel en smeuïg geworden. Ook deze keer wordt het een zielig
geval, we proeven wel even voor door aan beide kanten de korst eraf te snijden.
Gelukkig, hij smaakt goed. Op verzoek van Sia lever ik er een kaarsje bij. Of
zoonlief ervan gecharmeerd is, kom ik nooit te weten. De hele week zit hij op
school met examens en Nico gaat de cake op de brommer brengen. Fahia staat 's
middags om vijf uur op de pier met haar autootje en zoontjes. We ruilen een
grote zak bananen, papaja's en mango's tegen een vier seizoenen dekbed, een warm
vest en een t-shirtje. Ze had verteld dat ze ook hier koude dagen hebben, zeg
maar onder de 25 graden. Moeilijk in te schatten of ze er nou heel blij mee is,
ze kijkt nogal onverschillig. Maar met een beetje doorpraten merken we dat ze
het wel waardeert. Op de valreep vraagt ze of ik ook sokken heb, aan het einde
van de week wordt de tsunami van twee jaar geleden herdacht met een netbal
wedstrijd waar zij en haar zus aan meedoen. Als we de volgende dag de cake bij
Sia afleveren, staat Fahia ook te wachten op haar sokken. Als ze dan ook nog
vraagt of ik schoenen voor haar heb, moet ik ze toch echt teleurstellen. Zowel
Sia als Fahia geven we een aantal paracetamol tabletten, iets waar we hopelijk
niets verkeerds mee doen. De dikke stronk bananen barst van de beestjes die we
angstvallig buiten hangen onder het zonnepaneel. De rest van het fruit hebben we
schoongespoeld. Zodra we de nauwe pas uit zijn, staan er behoorlijke golven waar
we tegen in moeten voor we de bocht onderlangs het eiland kunnen maken. Tegen de
tijd dat we halve wind kunnen varen en minder heftig bewegen, zijn de onderste
bananen helemaal tot moes geslagen en zit de moes overal. Gedurende de twee
nachten naar Neiafu waait het veel harder dan voorspelt, gaan we dus weer te
snel en om niet in het donker aan te komen, gaan we vijf mijl buiten Vava'u de
laatste nacht drie uur bijliggen. Om zes uur is het licht en zetten we weer
zeil. Als ik wakker wordt, zeilen we al binnen de vele eilandjes en is Warren
een vers gevangen tonijn aan het fileren. Een half uur nadat we bij Neiafu voor
anker liggen, komt Blue Dame aangevaren. Na de kerst die we samen hebben
gevierd in Chili, hebben we afscheid genomen in de veronderstelling dat zij via
het Panamakanaal terug naar de Atlantische kant zouden gaan. Plannen wijzigen zo
vaak, vandaar dat we nu een feestelijk weerzien vieren met Jan, Monica en
dochter Kristina die weer een paar weken met hun meezeilt. Het voelt als
familie, zo warm.
Maandag 24 oktober 2011 Vervolg
Tonga; Vava'u Groep en Ha'apai Groep
Bob heeft een leuke job. Elk jaar in oktober
vliegt hij van Nieuw Zeeland naar Tonga om zoveel
mogelijk zeilers warm te maken voor de Marina in Opua. Nu is hij een paar weken
in Neiafu en geeft in Aquarius Café
een aantal info bijeenkomsten o.a. over de
inklaringsprocedure die NZ hanteert. Dat komt nogal nauw, uiterlijk 48 uur voor
aankomst moet je je gegevens en aankomstdag/tijd aanleveren, dat kan ook per
email. Vervolgens zorgt iedereen ervoor dat zijn boot redelijk verschoond is van
aangroei, spoelt de zolen van zijn wandelschoenen schoon, verstopt alle gevonden
verzamelde schelpen, eet zijn boot zo goed als leeg, want er zijn allerlei
producten en zaken die je niet mag invoeren en zullen in beslag worden genomen.
Het verse spul zal tegen die tijd zeker op zijn en mocht je nog eieren over
hebben, snel even koken, dan is dat geen probleem. Ze zijn doodsbenauwd voor
vreemde beestjes, enge grassprietjes of wilde zaadjes. Bob houdt een informatief
verhaal met erachter aan de promotie van Opua Marina in de Bay of Islands. Het
terras zit vol met aandachtig luisterende en schrijvende zeilers van allerlei
pluimage. Voor de meesten wordt het kiezen tussen Opua en het wat zuidelijker
gelegen Whangarei, de concurrentiestad voor Bob. Na de bijeenkomst eten we snel
een stukje brood en gaan anker op. Alle baaien hebben een nummer, zodat je geen
moeilijke namen hoeft te onthouden. Ze zijn helemaal op de zeilers ingesteld, in
Neiafu heeft de hoofdstraat een keur aan restaurantjes en
cafés en in diverse
baaien heeft de horeca ook een plekje veroverd. Zo hebben ze ook een ochtendnet
op kanaal 26 opgezet die ze om beurten bemannen. Nadat het weerbericht en de
zeilers vragen achter de rug zijn, komen de commercials
door de café en
restaurant eigenaren, vergezeld van het nummer van de ankerbaai zodat ze
makkelijk te vinden zijn voor de zeilers. Het valt op dat de horeca voornamelijk
door Nieuw-Zeelanders wordt gerund. Wij schieten in de namiddag tussen
allerlei eilanden door naar baai nummer elf, met voorbedachte rade. Eden
ligt er voor anker en we hebben met Adam en Eve afgesproken dat we onze digitale
bibliotheek graag komen kopiëren
vanwege onze computercrash. Zodra het anker op
de bodem ligt, gaat de motor uit en horen we prachtige vogeltjes zingen. Het is
een fantastisch stille baai waar in de hoek 's avonds een groepje mensen hun
motorbootje op het kleine stukje strand leggen. De hele huisraad wordt aan wal
gesjouwd in de vorm van grote geruite plastic boodschappentassen waar kleren en
kookgerei uitkomt. Een blauw stuk landbouwplastic wordt over een paar in de
grond gestoken palen gespannen, met wat touw vastgebonden en voila, hun huis is
klaar. Overdag liggen de drie mannen met een snorkel continu in het water, een
plastic zak drijft achter hun aan waarin ze verzamelen wat ze gevangen hebben.
Het lijkt of ze zeekomkommers zoeken. Van tijd tot tijd tuft een van de vrouwen
met het bootje naar ze toe en worden de volle zakken geleegd in de boot.
Op de kant wordt driftig kleding in de zee gewassen die even later op de
struiken liggen te drogen. In een hoekje is een vuurtje gemaakt waar een
gevangen visje op wordt klaar gemaakt. Fascinerend om naar te kijken, ik voel me
wel decadent met in de ene hand een biertje en de verrekijker in de andere. Na
drie dagen verzamelen ze alles weer in de tassen, het dak wordt opgevouwen en
gaan ze naar een andere stek. Nadat we bij Adam en Eve onze data hebben
uitgewisseld, zij hadden nog wat afleveringen van de serie "Lost" voor ons,
motoren we onder een zonovergoten hemel naar het eilandje Mounu waar rondom een
goudgeel strand ligt dat van verre opvalt. Natuurlijk is ook dit paradijsje
bezet door een restaurant met vier huisjes die ieder een eigen stukje strand
voor de deur hebben. We mogen gerust rond lopen, als we de gasten maar niet
storen. Na een kwartiertje zijn we al terug, zo groot is het eiland, en duiken
we met snorkel en flippers in het verkoelende water. Een grote zwarte vlek
beweegt zich heel langzaam op 100 meter van de kant af.
We gaan erop af en komen terecht in een enorme school
sardientjes. Verbaasd zien we dat ze zilvergrijs van kleur zijn, de grote
hoeveelheid samen zorgt ervoor dat ze van bovenaf zwart lijken. Als we in het
midden van de school zwemmen, sluiten de gelederen zich en maken ze rondjes om
ons heen, erg grappig. Ankerbaai nummer 16 staat bekend om zijn koraalriffen
waar je prachtig kunt snorkelen. Met laag water liggen we met onze buik zo goed
als op het koraal tot het echt te ondiep wordt. Het laatste stuk lopen we heel
ongelukkig achteruit op onze flippers over het scherpe dode koraal. Bij mij duurt dat
altijd langer, ik ben een pietlut die doodsbenauwd is om te vallen. Warren wacht
ongeduldig tot ik bij hem ben en laat zien hoe hij zich over de rand van het rif
met een golf mee laat trekken het diepe gedeelte in. Zonder kleerscheuren in
mijn shortie kom ik ook aan de diepe kant en wordt verrast door het heldere
water waar een grote diversiteit aan koraal en vissen te zien is. Na een half
uur komen we bij een stuk uit waar de oversteek terug het rif op niet zo breed
is. Met een kleine winkelhaak op mijn kont bereik ik het ondiepe gedeelte en
kunnen we het laatste eindje over een zandstrand terug lopen. Nog een afspraak
met Blue Dame volgt een baai verderop waarna we elkaar voorlopig niet
zien. Zij gaan via Fiji naar NZ en daar komen we elkaar wel weer tegen. Met een
fles Chileense wijn, bewaard voor speciale momenten, roeien we naar hun boot
waar een heerlijke geur uit de keuken komt. Kristina heeft pasta op het menu.
Waha komt aangepeddeld in zijn 25 jaar
geleden zelfgebouwde houten outrigger kano. Een uitgeholde boomstam van zo'n
dertig centimeter breed en twee en een halve meter lang heeft een smal plankje
overdwars waar hij op zit en aan de zijkant een uitbouw van een dunnere boom die
voor de stabiliteit zorgt. In zijn kano liggen op de bodem in een laagje water
wat zakken met fruit van zijn plantage die hij wel wil ruilen tegen etenswaren,
bij voorkeur corned beef en biscuits. De bananen die we van hem "kopen", zijn de
lekkerste die we ooit hebben gegeten. In zijn rugzakje heeft hij nog meer in de
aanbieding, daarvoor wil hij graag aan boord komen. Op de kuipbank stalt hij
sieraden uit die hij zelf gemaakt heeft van de schild van een schildpad. Warren
kiest een mooie hanger uit waarnaar hij al een tijdje op zoek is. Waha spreekt
verrassend goed Engels en met een kopje koffie babbelen we over de koning, de
nobels en over zijn leven. Hij is vroeger botenbouwer geweest en nu op zijn oude
dag houdt hij het bij vissen en de plantage. Als hij na een uurtje weer in zijn
kano stapt, vraag ik of hij er wel eens uitgevallen is, het ziet er zo smal en
wiebelig uit. Een beetje verwonderd over de vraag antwoordt hij ontkennend. Min
of meer opgegroeid op en rond het water, waar hij van leeft, dan ken je de
kneepjes van het vak wel. Op zijn gemak peddelt hij naar de overkant van de baai
waar nog een paar zeilboten voor anker liggen. Wij motoren met Bromvliegje naar
een kleine pier waar je via een steile weg omhoog bij het dorpje van Waha
uitkomt. Dit is de enige weg van beton waarover ze met een tractor de
aangeleverde spullen naar boven brengen. Verder zien we alleen maar graspaadjes
die tussen de huisjes door lopen. We kiezen een wat breder pad (de dorpsstraat?)
dat richting de school gaat. Nieuwsgierig worden we bekeken en zoals overal
vragen de kinderen naar onze naam en hoe oud we zijn, Daarna houdt hun kennis
van Engels zo ongeveer op. Dikke biggen rollen door de modder, gevolgd door
kleine roze of zwart-wit gevlekte piepjonge biggetjes. Jochies zitten elkaar
achterop en mannen kletsen in de verkoelende schaduw van een grote boom. Haast
is hier een onbekend begrip. Behalve krakkemikkige huisjes van verroeste
golfplaten en stevig getimmerde kerken ontdekken we geen enkel winkeltje. En
toch wonen hier in Hunga zo'n vijfhonderd mensen. De enige verbinding met Neiafu
gaat per boot. Ze eten voornamelijk van hun eigen plantage. Logisch dat Waha op
zoek gaat naar zeilersvoedsel ter aanvulling. Vlak voor we de steile weg willen
afdalen terug naar de pier stapt een vrouw haar huisje uit, loopt op ons af en
begint in het Engels te kletsen. Mochten we zondag nog hier zijn, dan zijn we
van harte uitgenodigd voor de lunch en de kerkdienst. En oja, ze heeft zo'n last
hoofdpijn, of wij niet iets hebben. We beloven de volgende dag wat paracetamol
te brengen, maar voor zondag moeten we de uitnodiging helaas afslaan. Dan zijn
we weer terug in Neiafu. Met een groepje zeilers kijken we in de serre van een
restaurant de halve finale WK Rugby vooraf gegaan door een lekkere maaltijd.
Maandag regelen we het papierwerk, we zijn alweer bijna een maand in Tonga en
ons visum moet verlengd worden. De grote wasspullen gaan naar de wasserette, de
groente en fruitmarkt krijgt een bezoekje om wat lekkere komkommers, tomaten,
aubergines en een sappige watermeloen mee te nemen.
De tocht naar de Ha'apai groep is ongeveer 70
mijl, teveel voor een dag, dus wordt het een nachttrip. Voor de aftrap stoppen
we een half uurtje bij Swallows Cave. Terwijl Warren de boot varende houdt, het
is er te diep om te ankeren, spring ik in het water en snorkel erheen. Een
donkere hoge grot zwem ik binnen waar het zonlicht van bovenaf op sommige
plekken naar binnen piept, kleine vogeltjes vliegen langs het plafond en onder
water is het prachtig helder waar hele scholen kleine visjes heen en weer
schieten. Warren gaat ook een kijkje nemen zodra ik weer aan boord ben. De
volgende tussenstop is een half uurtje verder bij Mariners Cave. Die is
moeilijker te vinden, deze grot is alleen bereikbaar door een onderwater gang.
Maar we hebben een waypoint en op de rotsen vinden we een rode pijl die naar
beneden wijst. Hier laat ik de eer aan Warren om te gaan onderzoeken. Hij verdwijnt
onder water en terwijl ik wacht op zijn terugkomst bedenk ik wat ik zal doen als
er niemand terug komt. Dit horror scenario blijft me bespaard, na een paar
minuten is Warren terug en klinkt niet bijzonder enthousiast. Een donker hol,
meer niet. In ankerbaai 14 wachten we tot het einde van de middag, eten een vol
bord spaghetti en buiken even uit met de ogen dicht om daarna in vliegende vaart
naar het eerste eilandje Ha'ano van de Ha'apai groep te zeilen. Alweer treffen
we veel meer wind dan voorspelt, we zijn genoodzaakt om langzamer te gaan. We
hebben drie riffen in het grootzeil en van de genua staat nog maar een puntje,
het schip ligt nu minder stabiel met deze wind en golven waardoor we wat
vervelend heen en weer geschud worden. Toch uitgeslapen varen we de
volgende ochtend richting de aangegeven ankerplek. Plots zie ik stoomwolkjes,
het teken dat er walvissen zijn. Het blijken er maar liefst vier te zijn, drie
volwassenen met een jong kalf waar we vrij dichtbij kunnen komen. Ze zijn aan
het foerageren en dan laten ze weinig van zichzelf zien. Net als er een staart
boven water uitsteekt, ben ik natuurlijk te laat voor een foto. Na een heerlijke
snorkeltocht boven een groot koraalveld willen we nog een stukje lopen. De weg
naar het dorpje loopt door de plantage waar we chief William op zijn fiets
tegenkomen. We krijgen van hem vrij spel om kokosnoten en papaya te plukken als
we die willen. Ook dit plaatsje bezit alleen wegen van gras. Duidelijk is te
zien hoe een wegenpatroon gaat ontstaan, mocht hier ooit geasfalteerd worden. De
meest gebruikte paden zijn wat breder en die onhandige bocht later komt door een
enorme dikke boom die er nu staat. Van een man die op zijn plantage aan het werk
is, krijgen we een vers gesneden papaya. Jammer dat hij niet zo goed Engels
spreekt, een praatje wordt lastig. Voor de rugby finale zeilen we naar de
hoofdplaats Pangai op het eiland Lifuka. Hier rijden auto's over verharde wegen
waar lantaarnpalen langs staan, er zijn zelfs twee benzinestations. Sinds lange
tijd spotten we prullenbakken, ze puilen uit van de lege blikjes, of er een
reinigingsdienst is valt te betwijfelen, veel afval ligt langs de berm. Een stuk
of zeven supermarktjes hebben allemaal hetzelfde op de planken staan. De
exploitatie hiervan is in heel Tonga in handen van Chinezen. Het lijkt alsof de
oorspronkelijke bewoners nergens aan mee doen. Zondag hoeven we alweer niet naar
de kerk, luid en duidelijk is het gezang urenlang op de boot te horen. Bij het
enige aanwezige café
gaat vandaag speciaal de deur open voor de rugbyfinale. Na
een broodje hamburger zit iedereen pontificaal opgesteld te wachten, maar
helaas, de tv wil niet op gang komen. We worden doorverwezen naar een
nabijgelegen kavahuis. Buiten staan voor elk raam drommen mannen, binnen zit
nagenoeg de hele vloer vol ook met mannen en jonge jongens. Ergens tussenin
staat de kavaschaal met die bruine modderachtige drank en sigarettenrook
kringelt omhoog. Zodra ze ons, Palangi, in de smiezen krijgen, worden we
dringend uitgenodigd binnen te gaan zitten. Een beetje gegeneerd lopen we langs
de buitenwacht het huis in, niet meer dan een buitenmuur met ramen, een dak en
een deurgat, binnen een plankenvloer met overal gaten. Naast een oudere man is
nog net een plekje waar onze konten passen, de benen vouwen we in de nek en na
een kwartier heb ik al kramp in mijn billen. Op een plank in de hoek staat een
mini tv toestel, kan me haast niet voorstellen dat ze buiten meer zien dan
alleen maar bewegende zwarte (NZ) en witte (FR) vlekken tegen een groene
achtergrond. Inmiddels snappen we wat van de spelregels, maar de wedstrijd is
teleurstellend tam, vooral van de All Blacks hadden we meer vuur verwacht. Wij
zijn natuurlijk wel voor Nieuw Zeeland, onze thuishaven voor de komende maanden.
Ze winnen uiteindelijk maar met een punt voorsprong van Frankrijk.
We krijgen last van de Nieuw Zeeland koorts. Er
blijkt tot onze verrassing behalve de Customs ook een Immigratiekantoor in het
dorp te zijn, naast elkaar. Dan kunnen we hier mooi uitchecken voor Tonga, in
plaats van nog een nachttrip naar Nukualofa op Tongatapu, waar niks bijzonders
te zien is. We slaan onze voorgenomen
audiëntie bij de King of Tonga, Siaosi
Tupou de Vijfde, spijtig over, maar het scheelt ons aanzienlijk tijd nu we
direct buitenom koers kunnen zetten naar NZ. We zijn wel klaar met het steeds
weer ontdekken van nieuwe baaitjes, dorpjes verkennen en koraalriffen ontwijken.
Het beloofde land roept ons. Daar kunnen we eindelijk onze mankementen
aanpakken, is alles verkrijgbaar, zodat de tekorten aangevuld kunnen worden. Dat
geldt voor bootonderdelen, voor supermarkten met een niet aflatende keuze. Bij
de gedachte aan een mals biefstukje loopt het water uit mijn mond. Maar bovenal
belangrijk zijn de te verwachten bezoekjes uit Nederland die de broodnodige
familiewarmte komen aanvullen!
Woensdag 2 november 2011
Oversteek Tonga - Nieuw Zeeland in krap negen dagen, een supersnelle voor ons doen
In de derde nacht stuiven we Minerva Reef in volle vaart voorbij. We hoeven
en willen er niet stoppen, want het weerbericht lijkt nog steeds gunstig. Ook een of
andere weergoeroe in NZ verkondigt al sinds vorige week dat dit een pracht van
een window is voor de ruim 1200 Mijl oversteek. Er ligt een dijk van een hogedruk gebied tussen
Tonga en NZ dat een wind uit het oost-zuidoosten betekent. Intussen ondergaat
het weer een metamorfose die er bij ons aardig in hakt na maandenlang
tropenweer. Prompt hebben we allebei last van onze
keel en trekt Warren steeds vaker zijn snotterende neus op. Ik kan me niet meer
heugen wanneer wij verkouden zijn geweest. Moeten we straks ook in
quarantaine samen met de honden en katten in een kooitje.
De lange broek en een trui komen uit de kast. Waar een week geleden
de lakenzak nog te veel was, ligt nu een warm dekentje er overheen. De zon trekt
een grijs gordijn over zijn hoofd en begint aan een verlate winterslaap. De
wolken pakken samen tot één sombere donkere hemel,
de wind blaast stevig door en de dansende golven worden steeds grilliger en
hoger. De richting van zowel wind als golven komen
beiden uit het oosten, onze koers ligt zuid, dus
kunnen we halve wind varen. Met deze combinatie halen we voor ons doen
spectaculaire snelheden van zes soms zeven knoop over de grond. Ons normale
gemiddelde ligt op vier knopen per uur. Na een wachtwissel 's ochtends om 6 uur
ontdekt Warren twee scheuren in het achterlijk van de rolgenua. Om erger te
voorkomen, moet 'ie er af. Met een plan de campagne gaan we aan de slag.
Gelukkig is het al licht en lijkt de wind even wat kalmer. We trekken het grote
lap zeil naar beneden waar we behoorlijk kracht voor nodig hebben, de wind
blijft erin blazen. De high aspect komt ervoor in de plaats. Terwijl ik het zeil
invoer op de gleuf, trekt Warren met de val het zeil omhoog. Ik krijg kramp in
mijn handen en ben blij dat ik mijn zeilhandschoenen heb aangetrokken, dat geeft
wat meer houvast. Nat van de stampende golven komen we weer in de kuip, ik mag
nog een paar uurtjes slapen. Het blijft continu tussen de 20 en 30 knopen
waaien, genoeg om de zee op te laten bouwen. Inmiddels heeft het grootzeil ook
drie riffen, maar worden we nog regelmatig uit het lood geslagen. Ons bootje
gaat om de haverklap een gevecht aan met de aanstormende golven. Die proberen
Nightfly met man en macht omver te duwen, met veel gebrul en gespetter. Ze
gedraagt zich precies zoals een motorcoureur die in de bocht bijna over het
asfalt schuurt met zijn knieën,
zorgvuldig balancerend op de zijkant van de
banden om daarna op het rechte eind weer overeind te komen en verder te racen.
Eén extra golf op de
eerste en we liggen om, dat is niet moeilijk om te
bedenken. In mijn eerste wacht van de zesde avond heb ik geen rust. Veel herrie
buiten, de boot schudt heen en weer, de wind neemt toe tot ruim boven de dertig
knopen. Ik zit in de kajuitingang. In een flits zie ik vanuit mijn ooghoeken het
monster. Naast het bakboord zijraam van de buiskap hangt een muur van water en
ik zeg tegen mezelf vol afgrijzen "Oh God, daar gaan we weer!". En deze keer is
serieuzer. De minstens vier meter hoge golf breekt op de Nightfly en
gooit haar zonder pardon plat. Het zeewater kolkt over de kuipbanken onder het
ingangskleed door, baant zich een weg onder de buiskap omhoog waar de meters
zitten. Waar nog nooit een spatje zout water heeft gelegen, zwemt alles nu in
het water. Via de trap loopt minimaal water naar binnen, wederom vorm ik de
barrière. Het duurt een paar seconden en dan richt Nightfly zich weer op.
Binnen is het een puinhoop. Warren lag dubbelgevouwen klem in zijn bed en loopt
nu kopjes en glazen die uit het keukenkastje zijn ontsnapt van de vloer te
rapen. Het deurtje hangt te zwiepen. Door de luchthappers op dek is het nodige
zeewater naar binnen geperst en heeft de bank en de vloer bereikt. Op het
toilet is het op zijn natst. Onder de buiskap zit het ventilatierooster en daar
is een kleine stortvloed naar binnen gekomen zodat we nu voorgesopt toiletpapier
hebben. Jassen en handdoeken zijn doorweekt, evenals de stukke genua die we
zolang daar geparkeerd hadden. Met veel geluk heeft de kaartentafel met alle
elektronische zaken het zo goed als droog gehouden. Buiten zijn aan beide kanten
de spatkleedjes van de reling losgescheurd, de pikhaak hangt nog net binnen
boord. Wonder boven wonder heeft het zonnedakje niets geleden op een getornde
naad en een verschoven poot na. Het windvaanblad heeft het niet overleefd,
afgebroken verdwijnt de driekleur in zee. Mazzel dat we op de elektrische
autopilot varen, Nightfly blijft keurig op koers terwijl wij de schade
opnemen. De windmeter geeft 38 knopen aan en loopt later nog verder op tot 42
knopen. We halen het grootzeil helemaal naar beneden, zodat we niet meer zo
sterk oploeven in de hoge golven. Alleen op het voorzeil is het een stuk
rustiger om de nachtwachten uit te zitten. Het duurt nog een dag voordat we
enigszins wat kunnen luchten, de zon komt heel voorzichtig uit zijn holletje.
Inmiddels hangt er een muffe geur op het toilet door alle natte spullen. Nog
even doorzetten. In de negende nacht lopen we de Bay of Islands binnen en valt
de wind bij de laatste mijlen weg. Een beetje jammer om in het donker aan te
komen, het zien van nieuw land is telkens een overwinning en opwindend. Gelukkig
ruiken we wel dat we de bewoonde wereld weer binnen varen, heerlijke landgeuren,
gemaaid gras, koeienstront, zoete bloemen, een fijn gevoel. Deze prettige
stemming is snel verdwenen zodra ik mijn stuurkunsten op de motor moet
aanspreken. Het quarantaine dok waar we moeten aanleggen, ziet er als een makkie
uit, ware het niet dat de sterke stroming roet in het eten gooit. Alles wat ik
geleerd heb, lijkt verdwenen te zijn. Ik maak er een grote puinhoop van, Warren
staat inmiddels op het dok uit alle macht de achterste landvast vast te houden,
terwijl ik gas geef.....Ik ben blij dat er geen pottenkijkers zijn op dit uur
van de nacht. We gaan nog een paar uurtjes slapen en voordat de autoriteiten op
negen uur op de stoep staan, gooi ik de laatste eieren in de pan voor ons
ontbijt. Het inklaren gaat heel gemoedelijk. Alle "verboden" etenswaren heb ik
uitgestald op tafel en in een grote zwarte vuilniszak neemt de MAF alles mee,
ook ons overgebleven kladje macaroni van de vorige dag. De zon schijnt
uitbundig, de grote schoonmaak kan beginnen. Een beetje opschieten, want over
twee dagen verwachten we Fer en George, mijn broers, met hun camper en gaan we
een paar dagen samen op pad.
Zondag
25 december 2011 Merry Christmas
Kerstochtend zitten we al om zeven uur in de
auto, half verdoofd en de buik nog vol van een overheerlijk traditioneel Noors
diner op kerstavond. We gaan "even" op en neer naar het vliegveld in
Auckland om mijn twee broers uit te zwaaien. Zij hebben per camper een soort van
vooronderzoek van twee maanden uitgevoerd wat wij allemaal niet mogen missen in
dit prachtige land van de lange witte wolk. Drie dagen na onze landfall begin
november in Opua staan ze op de stoepsteiger en worden er warme knuffels
uitgedeeld. Vier dagen gaan we samen op pad in hun 2-persoons camper
.
"Duiken!", roepen Warren en Fer zodra ze een politieauto spotten. George en ik vliegen
achterin op de grond tot de kust weer veilig is. De eerste nacht slapen manlief
en ik in een vijf-persoons cabin, de volgende nachten verblijven we op
afgelegen, direct aan zee gelegen DOC sites waar niks te huur is. Waar onze
boodschappen op het toilet in een groot gat samenkomen en waar alleen met koud
water gedoucht kan worden. Dat laat ik aan die twee bikkels over. Het bed in de
camper is breed genoeg voor drie personen, aan mij de eer om tussen mijn broers
in te liggen. Warren offert zich op en slaapt ondergeschoven op de vloer, alleen
zijn hoofd steekt nog onder ons bed uit. Als er 's nachts één moet plassen, gaat
de rest solidair mee. In het Gumdiggers Park wordt een tipje van de sluier
opgelicht over de verdwenen Kauribossen en hoe men vroeger gestolde harsklompen
van die eeuwenoude bomen uit de grond haalden. Eenmaal versteend tot Kauri Copal
zijn het goudkleurige amberstenen, prachtige sieraden liggen in de vitrine. De
gom (hars) van de bomen was ook een gewilde grondstof voor de productie van
vernis. Een vermoedelijk 100- tot 150.000 jaren oude Kauri boom is nog niet zo
lang geleden opgegraven en ligt kolossaal zichzelf tentoon te stellen. De
volgende dag rijden we tot de noordelijkste kustlijn van Nieuw Zeeland en
overnachten in de Spirits Bay. De broers gaan te voet richting Cape Reinga waar
wij ze halverwege de middag opwachten op de DOC site waar de laatste nacht wordt
doorgebracht. Helaas hangen de wolken zo laag dat we bij Cape Reinga geen
uitzicht op de oceaan hebben. Het zijn erg gezellige dagen waarin onafgebroken
wordt gekletst, gereden, cappuccino's gedronken, gewandeld, gegeten, gelachen en
genoten van elkaars gezelschap. Voor de jongens tijd om verder af te
zakken op het Noorder eiland en de tweede helft van hun reis het Zuider eiland
te ontdekken. Voor ons tijd om aan het werk te gaan. Warren's hersenen maken
overuren om te berekenen en uit te zoeken wat er allemaal moet gebeuren om de
nieuwe ankerlier te plaatsen. Van voor tot achter komt nieuwe bedrading, nieuwe
gaten in het voordek boren, een hele operatie waarbij binnen alles overhoop moet
om erbij te kunnen. Twee nieuwe accu's worden besteld, alle stukke zaken worden
ter reparatie weggebracht. Kortom, in een maand tijd geven we al het -niet in de
Pacific- bestede geld ruimschoots uit. Vooruit, we kopen dan ook maar een auto,
het geeft ons de vrijheid om overal te komen waarheen en wanneer we dat willen.
Straks, als we verder zuidwaarts gaan zeilen, wordt het even organiseren om de
auto ook daar te krijgen, hij past net niet op het voordek. Na een maand luxe
aan de steiger in Opua Marina te hebben gelegen, kriebelt het weer om te willen
zeilen en op eigen anker te liggen. The Bay of Islands is een geliefd zeilgebied
en ligt nu nog niet vol met vakantievierende Kiwi's. Via het mooie oude plaatsje
Russell, waar we een optreden zien van het lokale, bijzonder enthousiaste
ukelele orkest, zeilen we naar een paar verschillende baaien bij nagenoeg
onbewoonde eilandjes. Vervolgens zakken we buitenom af langs de oostkust en
overnachten in Whangaruru en in Tutukaka. Inmiddels is het weer omgeslagen en
zijn de dagen grijs en regenachtig. Mijn rug blijft zolang als we al in NZ zijn
roet in het eten gooien. De beste remedie is wandelen en dat kan fantastisch in
NZ. Overal zijn tracks uitgezet, afwisselend stijgend en dalend, door bos en
weilanden met mooie uitkijkpunten. Ruim tien mijl moeten we de rivier opvaren
die ons midden in Whangarei brengt. Het tij is opgaand, maar we zijn nog te
vroeg en na een stukje met nul onder de kiel door de modder een nieuw kanaaltje te hebben
gegraven,
lopen we echt vast en wachten we tot het water verder opkomt. Precies op tijd
liggen we in Town Basin om de kerstworkshop op de Noorse "Jenny" op te
vrolijken. Met vier boten die elkaar al meer dan een jaar van de Chileense
scheren kennen (Jenny, Blue Dame, Restless en Nightfly), wordt het
een hilarische avond. Eli, onze gastvrouw, heeft de dag ervoor verschillende
deegsoorten voorbereid, waarvan we gember koekjes, marsepeinrepen en speculaas
bakken. De mannen mogen de onderdelen voor een peperkoekhuis maken en in elkaar
zetten. Als 'ie klaar is, versierd met gekleurde zoetigheid, lijkt het verdomd
veel op het huisje van Hans en Grietje.
De fundatie voor de schoorsteen is een
beetje mislukt, waardoor het dak langzaam inzakt. In een kakofonie van Zweeds,
Noors, Engels en Nederlands en een fles Aquavit is het een oergezellige avond.
Dat belooft wat te worden voor de Kerst die we gezamenlijk gaan vieren op de
Jenny.
Voordat alle zaken gesloten zijn tussen Kerst en de eerste week van januari,
gaan we nog wat geld uitgeven. Alles past onder het mom van decembermaand,
cadeaumaand, nietwaar! Er komt een nieuw dekbed met kussens, alle kajuitlampjes
worden vervangen door led verlichting, aluminium gasfles, nieuwe kuipkussens
bestellen, UV strook op en reparatie van de Genua, putsemmer, keukenartikelen en
een waslijst aan kleine onbenullig lijkende, maar onontbeerlijke schroefjes,
filters en wat al niet meer. Als de gaten spontaan in de kleding vallen, wordt
het ook daarvoor de hoogste tijd om wat nieuws aan te schaffen. Heerlijk om
midden in de stad te liggen, een roeitochtje van 50 meter en twee keer
oversteken bij de stoplichten en we zijn in Luilekkerland. Veel winkels hebben
uitverkoop en dat past goed in ons straatje. Tweedehands kledingzaken hebben
spul dat er als nieuw uitziet en voor de verjaardag van Warren worden eindelijk
een nieuwe windstopper en sandalen naar wens gevonden. Een aantal keren heen en
weer roeien en de verjaardagsvisite zit gezellig in onze kuip, met een taart van
Blue Dame. Het is hier hoogzomer, maar de temperatuur blijft hangen rond
de 20 graden en altijd wind. We hebben veel genot van de wintertent die
over de kuip staat en kunnen zonder kleumen "buiten" zitten. Op Kerstavond is het bij de
Noren traditie om het Kerstdiner te nuttigen, wij zijn allemaal van harte
uitgenodigd. Met een zak vol cadeautjes, kerstmuziek, flessen wijn en in
feestelijke kleding monsteren we aan op de Jenny. Het ruikt er
veelbelovend. Verse zalm met dille saus vooraf, gerookt schapen vlees met
zuurkool en koolraappuree als hoofdgerecht. Een toetje met drie verschillende
zoetigheden zorgen voor een overvolle maag. Daarna is het tijd om de cadeautjes
uit te pakken. Het geeft een warm gevoel om met deze mensen samen Kerst te
vieren. Het is al ruim na middernacht als ons hoofd het kussen voelt. Tijdens de
rit naar Auckland de volgende morgen drinken we een hele pot thee leeg om de
dorst te lessen. Voor een boterham is nog steeds geen ruimte. Met open armen
vangen we mijn broers op als ze met de binnenlandse vlucht vanuit Christchurch
aankomen. We hebben ruim twee uur om vol te kletsen voordat we ze weer
uitzwaaien bij de terminal voor internationale vluchten. Als ze weglopen, vraagt
George wanneer we elkaar weer gaan zien. Ik heb ze voor de gek gehouden, want
bij alle cadeautjes die Warren en ik elkaar hebben gegeven, pasten nog net twee
vliegtickets naar Nederland die we in juni 2012 gaan verzilveren. Nederland zit
weer drie maanden met ons opgescheept!
|