Januari 2013
Van de staat New South Wales naar Tasmanië.
John giet met zijn glas in alle vier de windrichtingen een scheutje
kostelijke champagne op het dek en doopt hiermee zijn schip in de nieuwe naam
Two Poodles. Het is puur toeval dat we hier getuige van zijn. Vanochtend
zijn we al kruisend de Parramatta River opgevaren door hartje Sydney naar een
suburb waar we een noodzakelijke bootschap moeten doen. De batterij van de
Epirb moet na zes jaar vernieuwd worden. Dit is een noodbaken dat onze actuele
positie via de satelliet uitstuurt, zodra we het apparaat handmatig
activeren. Hij hangt voor de grijp om mee te nemen
mochten we ooit per reddingsvlot het zinkende schip moeten verlaten. Op de kaart
hebben we aan de rivier een baaitje gevonden dat het dichtst bij het benodigde
bedrijf ligt. Nog geen half uur nadat ons anker valt, roeit onze buurman
langszij en nodigt deze verdwaalde buitenlanders prompt uit voor hun feestje.
Een jaar geleden hebben John en Karen de boot, een catamaran, gekocht en
opgeknapt. Het werk is klaar, tijd voor de officiële naamswijziging. Samen met John's
zus Georgie en haar gezin beleven we een heuse ceremonie. Na de
kennismaking over en weer rondom de tafel met heerlijke hapjes en koude drankjes
worden we op het voordek verwacht. John schenkt ons allemaal een glas champagne
in en begint: "For thousand of years, we have gone to sea. We have crafted
vessels to carry us and we have called them by name. These ships will nurture
and care for us through perilous seas, and so we affectionally call them 'she'.
To them we toast, and ask to celebrate Two Poodles." Wij antwoorden
gezamenlijk met "To the sailors of old...to Two Poodles." Daarna komt elke
windrichting aan de beurt met begeleidende tekst gevolgd door een slok
champagne, behalve John dan, die verspilt de boel op zijn dek. John pakt zijn
ukelele en zingt een lied, onderwijl rennen hun twee poedels elkaar uitgelaten
achterna. Dan gaan John en Karen gekleed te water en zwemmen een rondje om hun
boot. Een maaltijd volgt met malse kippenpootjes, zalm, reuze garnalen,
salade en vers stokbrood en we kletsen elkaar de oren van het hoofd. De volgende
ochtend regelen we de nieuwe batterij en gaan op de terugweg op de koffie bij
zus Georgie die vlakbij woont in een prachtig verbouwd, aangenaam koel huis. We
mogen niet eerder weg dan dat we mee geluncht hebben. Rond één uur halen we ons
anker omhoog en kruisen (natuurlijk is de wind gedraaid) op deze hete middag
naar de uitgang van Sydney Harbour alwaar we na een nachtje slapen de big city
voorgoed achter ons laten. Op de marifoon horen we dat Two Poodles ook
net als wij onderweg is naar Port Hacking. In een baaitje hebben we ons laatste
rendez-vous, wensen hen een mooie omzeiling van Australië, dat over een jaar op
hun agenda staat, en nemen afscheid van deze twee spontane hartelijke mensen.
Grote donkere rookpluimen hangen boven de bergen, de gevreesde bosbranden
hebben weer toegeslagen. Na een voorbeeldige nacht zeilen op alleen een fokje
met 15-20 knopen uit het noorden draaien we Jervis Bay in en voelen om acht uur
's ochtends een harde, hete wind in ons gezicht. De thermometer stijgt gedurende
de dag tot boven de 40° Celcius, afmattend heet. We
pikken een boei op in de zuidelijke baai, Darling Road, en houden ons de rest
van de dag schuil in de boot. Buiten is het niet te harden, zodra ik me buiten
begeef, schroeien de haartjes op mijn vel weg, echt afschuwelijk heet. De
blushelikopters vliegen af en aan en vechten tegen een bierkaai. De brandweerlui
maken lange dagen. De lucht neemt
onheilspellende kleuren aan wanneer de zon door de rookwolken heen schijnt.
Alles is kurkdroog en op het nieuws zien we dat op veel plaatsen in NSW grote
bosbranden woeden, die hoogstwaarschijnlijk aangestoken zijn! Op het water
voelen we ons relatief veilig, maar wanneer rond acht uur 's avonds de wind
draait en er prompt zwarte schilfers en verbrande boomblaadjes op dek vallen,
voelt de brand opeens dichtbij. De wind draait verder door, het gevaar is
weer geweken. De ergste hitte is de volgende ochtend verdwenen, even de benen
strekken. Op een pad dat richting de oude vuurtoren gaat, komen we niemand tegen
behalve zeer irritante vliegen die brutaal op de mond landen. Aan de zeezijde
lopen we hoog boven de indrukwekkende eeuwenoude kliffen die prachtige creaties
van de tijd laten zien. Langzaam komen we in de buurt van ons baaitje en als we
het bospad uitlopen richting een parkeerplaats, wordt die verspert door een bord
waarop aan de andere kant de waarschuwingstekst staat 'Walking trails closed due
to extreme fire danger'. Tja, dat heeft alleen effect als er aan het begin ook
zo'n bord staat. Of zijn wij aan het einde gestart? Vanzelfsprekend hebben we
goed opgelet of de kust veilig was. Een kleine wallabie is zich ook van geen
gevaar bewust, rustig poetst hij zijn snuitje en hupt af en toe een stukje
verder zonder zich ook maar iets van ons aan te trekken.
Wij maken ook weer een hop verder zuidwaarts
opnieuw een heerlijke nacht doorzeilen naar Port Eden, de laatste stop aan de
oostkust in NSW. In de vissershaven zien we al snel de rode schuit Kingfisher
liggen, die we in Coffs Harbour tegenkwamen. David de eigenaar, bijgenaamd Bugzy,
gaf ons daar een paar dikke moten versgevangen zwaardvis vergezeld met zijn
telefoonnummer in Port Eden, zijn thuishaven. We gaan langszij en knopen aan hem
vast, de vissersboot is onbemand en op slot. We geven hem een belletje en melden
onszelf. Hij heeft de komende twee dagen geen plannen om uit te varen, we mogen
zolang naast hem blijven liggen. Al weer een tijdje geleden dat we zo aan de wal
konden stappen, af en toe erg prettig en praktisch met water en boodschappen
aanvoeren. Port Eden is een leuk plekje met aan de doorgaande weg alle winkels,
cafés en restaurantjes. Het walvissenmuseum is het bezoek waard en via 'Warrens
walk' lopen we terug naar de haven, waar we bij de Take Away fish & chips een
maaltje kopen. Met een koud biertje in de avondzon smullen we in de kuip van ons
diner. Bij westenwind klotsen we teveel tegen Kingfisher aan en verkassen
naar de overkant van Twofold Bay. Voor het strand van Boyd Town valt ons anker,
de naam doet vermoeden dat hier een dorpje is. Maar meer dan een camping, een
ruïne van een kerkje en een hotel is er niet meer. Bij de uitgang van de baai
staat nog een oude toren, oorspronkelijk bedoeld als vuurtoren en lang geleden
gebouwd door meneer Boyd voor privé gebruik van zijn walvisvloot. Dit werd niet
goedgekeurd door de lokale hoge heren en de toren kreeg de bestemming
uitkijktoren voor de walvissen, uiteraard ook alleen ten faveure van de vloot
van Boyd. Tegelijk met Nicone, een Zwitsers/Finse zeilboot die we eerder
tegenkwamen in de Pacific, vertrekken we met een mooi weersvooruitzicht van
noordoosten wind voor de oversteek van de Bass Strait naar Flinders Island.
Peter heeft zijn vrouw op het vliegveld afgezet voor een trip naar Europa en
zeilt nu met opstapper John naar Tasmanië. Het worden twee nachten met snelle voortgang,
een keer lezen we op de meter een snelheid over de grond van tien knopen zonder
enige stroming mee. We surfen de golven af met alleen de fok ervoor. Bij de
ondiepe ingang naar Flinders Island is de wind gezakt, maar hebben we drie knoop
stroming mee naar binnen, dat helpt ook lekker. Zowel Nicone als
Nightfly pikken een mooring op bij Lady Barron en vieren om 1 uur 's middags
op Nicone het 'verslaan' van de gevreesde Bass Strait met een wijntje en
een kaasje. 's Avonds eten we met zijn vieren op Nightfly van een
winterse zuurkoolschotel. Er wordt een fikse bak wind voorspelt uit het westen,
snel maar naar de lokale super voor wat boodschapjes. We werpen bij het passeren
een blik op de menukaart van de taverne en horen daar dat het vanavond
spitsavond wordt. Vrijdag zijn de meeste dorpsbewoners hier te vinden, tijd voor
ons uitje. Inmiddels rukt de wind aan onze hoeden en in de baai is het
wateroppervlak woest, schuimend wit geworden, oh oh, foute boel. Met de
bromvlieg zonder brommer hebben we gelukkig de wind mee, anders hadden we nooit
bij de boot terug kunnen komen. Nightfly en Nicone liggen te
steigeren aan de mooring, het waait ruim veertig knopen. Op de kleine werf
spraken we net een visser die zijn boot werkeloos aan het dok heeft liggen. Hij
vertelt ons dat onze boei absoluut niet voor boten bedoeld is, maar voor
viskorven. Heel fijn dat de Politieboot dat gisteren ons niet kwam melden toen
ze vriendelijk zwaaiend voorbij vaarden. De visser biedt aan om naast hem te
komen liggen, een aanbod waar we nu zo snel mogelijk gebruik van gaan maken. Om
Warren de boei los te kunnen laten gooien, moet ik de motor hard vooruit sturen,
vervolgens met volle kracht tegen de wind in naar de vissersboot toe. Het is
maar een klein stukje, maar wel spannend. Ik manoeuvreer met enigszins trillende
benen Nightfly dicht naast de visser, zodat Warren de voorste lijn vast
kan maken. Als we met voldoende extra lijnen veilig liggen, ga ik opgelucht
koffie zetten. De rest van de dag blijft het stormen. Via de marifoon
hebben we contact met Peter, we kunnen hem vertellen dat zijn boei volgens
lokale bronnen wel vertrouwd
is. Tegen de avond wordt het wat kalmer en wagen Peter en
John het om de boot alleen achter te laten en vergezellen ons in de taverne voor
een bordje eten. Terwijl we op hen wachten, schuiven Judy en Chris bij ons aan
tafel. Ze hebben vier jaar met een catamaran rondom Ozzie gezeild en wonen nu in
een nieuw gebouwd huis in het dorp, waar Chris geboren is. Judy nodigt ons voor
de volgende ochtend uit voor de koffie en ik moet direct maar m'n vuile was en
de douchespullen meenemen. Kijk, daar houd ik wel van, die doortastendheid.
Chris haalt ons om tien uur met zijn auto op en rijdt naar hun huis. Een
prachtig plekje met uitzicht op de Adelaide Bay en talrijke achterliggende
bergachtige eilandjes, een leeg wijds ruig natuurlandschap. Op het hele eiland
wonen slechts 800 mensen. Aan de muur in de kamer hangen kleurrijke Aboriginal
kunstwerken en in de moderne keuken genieten we al kletsend van een schuimige
cappuccino met zorg door Chris gemaakt. Als ik de eerste wasronde buiten aan de
lijn heb hangen, neemt Judy ons mee voor een klim de heuvels op, Chris gaat naar
de golfclub. Bij terugkomst kan de tweede was te drogen en ons bezwete lijf gaat
onder de douche. Het afdrogen met een zachte dikke handdoek is echt een genot,
aan boord gebruiken we onze praktische sneldrogende sporthanddoeken. Met een
frisruikende tas schone was, verse groenten uit eigen tuin én zelfgevangen
abeloni uit de vriezer inclusief bereidingstip brengt Judy ons terug naar de
werf. Voordat wij zondagmiddag met hoogwater vertrekken, varen Chris en Judy nog
even langs met hun motorbootje om gedag te zeggen, ze gaan een paar uurtjes
vissen.
In de Thunder & Lightning Bay bij Cape Barren
Island stoppen we voor de nacht. Enorme oranje, bruine en gele joekels van
stenen staan langs de kust als kunstwerkjes fier opgesteld, een lust voor het
oog. Minstens drie opeenvolgende ochtenden voel ik me als een prinses op een
cruiseboot. Die varen 's nachts zonder dat je het merkt en je word wakker
gemaakt op de volgende bestemming. Bij ons staat Warren rond vijf uur op, haalt
het anker op en vertrekt met de brommer aan, want de wind is even op pad. Een paar
uurtjes later wordt dit madammeke uitgerust wakker en zijn we aardig wat
mijltjes opgeschoten. Tasmanië ligt voor ons met aan de noordzijde de monding
van de River Tamar die zo'n dertig mijl landinwaarts kronkelt en uitkomt bij het
stadje Launceston. Op een tussenstop bij Beauty Point liggen we heel luxe aan
een steigertje waar ooit watertaxi's aanlegden. Bijbehorende Tamar Yachtclub,
een dependance van Launceston, heet ons welkom en wijst ons waar we kunnen
douchen. Onze kleindochter krijgt hier wel ruime aandacht, alleen wordt de naam
op z'n Engels uitgesproken als 'Temar'. Bijna alles heeft de toevoeging, Tamar
Valley, Tamar Island, Tamar street, Tamar scoutingclub enzovoorts. Het spreekt
voor zich dat ik een poloshirtje van de club koop, waar de naam ook op prijkt.
Op ons wandelingetje komen we op de stoep een dame tegen die zich na het
passeren omdraait en vraagt "Would you like some green beans?" om vervolgens
terug naar haar huis te lopen en ons een zak vol verse sperziebonen overhandigd
waar we zeker drie keer van kunnen eten. Langs de oevers van de rivier liggen tegen de
glooiende heuvels de strakke rijen van de druivenstruiken in de wijngaarden, een
lieflijk landschap in de zonneschijn. Launceston heeft zo'n 70.000 inwoners en
is van alle gemakken voorzien. In de winkelstraten zijn veel oude gevels en
historische panden intact gebleven waarvoor we regelmatig ons hoofd in een
spagaat draaien. Een originele snoepjesmaker is net bezig met een nieuwe
voorraad mentholsnoepjes te brouwen. Hij legt ons het hele proces uit terwijl
wij tranentrekkend toekijken, sterk spul hoor die menthol. Verderop staat een
oude molen met een bijzonder staartstuk, wat een leuk vraagstuk is voor mijn
twee oudste broers, vrijwillig molenaar in opleiding. Zoek de foto en vertel ons
wat voor molen dit ooit was, wij weten het niet. Bij de Tamar Yachtclub vlakbij
de brug krijg je het gevoel van oude jongens krentenbrood. Iedereen kletst tegen
je aan en alles ziet er wat verpauperd uit, behalve het clubgebouw. Wat jaartjes
terug hebben ze hier zo hoog water gehad dat alles onder water stond. Wij liggen
bij laag water met onze kont nota bene dik in de modder, dat moet wel een hele
hoge waterstand geweest zijn. Op de vooravond van Australian Day wordt er vanaf
een platte schuit vuurwerk afgeschoten. Het aansluitende weekend gaan wij met
onze gehuurde auto een vleugje Tassie lucht opsnuiven. In vogelvlucht maken we
een rondje van 900 kilometer over de oostelijke helft van het eiland, dat zeker
anderhalf keer zo groot is als Nederland. Op Tasmanië vind je 4 mensen per
vierkante kilometer, in NL iets van vierhonderd. In het havenplaatsje St.Helen
ligt Delphin, waar we nu echt afscheid van nemen, vanaf hier gaan zij
terug naar Nieuw Zeeland. Het is een heel kort bezoekje waar we even meekijken
naar de houthakkers wedstrijden ter ere van Australian Day. Daarna rijden we
door naar het zuiden, over 'The Break-me-back Hill' die we zonder kleerscheuren
achter ons laten, naar de hoofdstad Hobart, waar we een fantastische pizza eten
en in een hotelletje overnachten. Vanaf Mount Wellington op 1270 meter hebben we
tussen de mistige regenwolken door een aardig zicht op Hobarts wateren en Port
Arthur in de verte. We passeren gebieden waar onlangs fikse bosbranden hebben
gewoed, rijden langs de rand van Mount Field National Park, over ongeplaveide
wegen met stofwolken achter ons aan, langs blauwe meren met ontelbare
watervogels en snuffelende Echidna's (soort egel) in het gras. Zoveel wildlife
te zien hier, alleen zijn ze bijna allemaal plat gereden op de wegen. Om de kilometer
ligt er wel een kangaroo, wallaby, possum of wombat, een naar gezicht. In het
donker springen ze opeens de weg op en kun je ze amper ontwijken. Wij vermijden
daarom met opzet dat we na zonsondergang nog op de weg zijn. Maandagochtend
leveren we de auto ongeschonden in en zakken de River Tamar weer af richting
uitgang, nu met een voorraadje groente en aardappelen uit de tuin van onze
tijdelijke steigerbuurman John, voorheen landgenoot Jan de Boer. Je komt ze ook
overal tegen die Hollanders.
Februari 2013 The Great Australian Bight
We worden wat haastiger, in de verte ligt er een grote bocht te wenken. "Kom
kom, de juiste tijd is in aantocht. Neem mij op mijn best.", fluistert hij
vanuit het westen. The Great Australian Bight strekt zich uit over een afstand
van grofweg 700 mijl en begint in de staat South Australia en eindigt in Western
Australia. Tussen begin en eindpunt is geen enkele mogelijkheid om te stoppen of
te schuilen. Met de wetenschap dat de Bight een ruige reputatie heeft, zoek je
natuurlijk het meest gunstige seizoen én de kortste oversteek op. Heel prettig
dat velen van onze voorgangers dat al uitgedokterd hebben en we lezen hun
adviezen in de pilots aandachtig. Daar bovenop komt alle info van Paul en
Mariëtta op de Nije Faam
die dit traject een jaar geleden gevaren hebben
en waar wij dankbaar gebruik van maken! In de zuidelijke zomer zakken gedurende
de maanden februari en maart de hoge druk gebieden meer zuidelijk onder Ozzie
door en kunnen wij meeliften op de westgaande winden die dan regelmatig in de
bocht waaien. In tegenstelling tot het Noordelijk halfrond waar de hogedruk
isobaren met de klok meedraaien en de lagedruk tegen de klok in, gaat dat
bezuiden de evenaar precies omgekeerd. We zijn nu eind januari en er liggen nog
vele mijlen te gaan naar het startpunt in de noordoost hoek van de Bight in het
plaatsje Ceduna. Met een globaal gemaakte tijdslijn komen we op 20 februari als
streefdatum om in Ceduna te liggen. Oeps, dat zijn nog maar krap drie weken, gas
erop.
Stanley, aan de noordwest kant van Tasmanië, is een leuk dorpje met iets van
500 inwoners. Het oude treinstationnetje is creatief omgebouwd tot de lobby van
een motel. Straatjes met lieflijke, goed in de verf zittende cottages, veel
bloemen in de tuintjes, een compacte goed beschermd liggende vissershaven en een
behoorlijk opvallende, hoge vierkante berg genaamd The Nut. In de haven liggen
we aan een vissersschuit vastgeknoopt en klimmen de tweede dag de 152 meter hoge
Nut omhoog. De kuitspieren worden flink uitgerekt op het steile pad, bij sommige
stappen lukt het me nog net om de hak op de grond te krijgen. Boven ons hoofd
kruist een kabelbaantje ons pad, er zijn maar een paar stoeltjes bezet. Een
gevarieerde wandelroute van een kilometer lang loopt boven op de Nut. Onder de
stekelige struiken zijn de verstopte holen van de Shorttail Sheerwaters
verlaten, het broedseizoen is voorbij. De rondhuppende wallabies zijn
klaarblijkelijk gewend aan toeschouwers, ze gunnen ons geen blik als wij door
hun bos lopen. Het zit bijna tegen regenen aan waardoor het zicht niet zo helder
is, maar nog steeds de moeite van de klim waard. King Island komt er bekaaid af,
slechts één nachtje houdt ons anker de Nightfly in winderig Grassy
Harbour aan de zuidoost kant van het eiland. Wel een memorabele stop, want onze
buurboot is de Giebateau
van Paul en Carolien. De laatste keer zagen we
elkaar in Puerto Williams in het verre zuiden van Chili, nu vier jaar geleden.
De aanstichter tot dit afspraakje is een nieuwe vlotter voor de bilgepomp die
Paul en Carolien tijdens hun recente NL bezoek voor ons hebben mee genomen. Het
weerzien beperkt zich tot een kort, maar gezellig avondje. Zij hebben een eigen
druk programma en zijn hele dagen de boer op. Wij maken de volgende ochtend
gebruik van het openstaande weervenster dat voor de komende dagen nog steeds
wind uit het zuiden belooft. En dat maakt van Grassy Harbour een behoorlijk
hobbelige ankerplek, het waait er regelrecht in en bovendien vinden we het koud
hier. Terug naar het warme vaste land. In de tweede nacht lopen we de goed
verlichte haven van Portland binnen, een stadje aan de zuidkust van de staat
Victoria. Urenlang zijn de felle lichten van de aluminium smelterij een baken
geweest waar we op aan konden sturen. De warme zon verwelkomt ons na een paar
uurtjes slaap, tijd om de boel te verkennen. Alles wat we nodig hebben,
is op wandelafstand. Hier ronddwalen geeft me een prettig gevoel, Warren
helemaal als hij de Mac ontdekt, een must voor hun lekkere spotgoedkope soft ijsjes.
Het gebouwtje van de jachtclub blijft door de week gesloten, een warme
buitendouche bij het strand biedt uitkomst. Snel badkleding aan en soppen maar.
Eind van de middag zijn we wat aan het rommelen aan boord. "Nightfly,
Nightfly"
wordt er vanaf de pier geroepen, wie zou ons nou kennen hier? We zien een man
met een wit hoedje op zijn hoofd, een hand in de zak van zijn korte broek en de
andere zwaait naar ons. Warren roeit er
heen en maakt kennis met Ted. Samen met zijn vrouw Carmel heeft Ted jarenlang
rond gezeild en sinds ze weer landbenen hebben, maakt hij er een gewoonte van om
de sporadisch aanwezige buitenlandse boten uit te nodigen voor een wandeling.
Woensdagochtend is het vaste prik voor een groepje gepensioneerden van divers
allooi om een paar uurtjes de natuur in te trekken. Warren moet helaas verstek
laten gaan, hij heeft een mannetje aan boord die verstand heeft van hydrauliek
en hoopt samen met hem het probleem van de al wekenlang lawaaimakende en niet goed
functionerende stuurautomaat op te lossen. Op het afgesproken tijdstip staat Ted
met zijn auto aan de waterkant mij op te wachten en samen rijden we naar het ontmoetingspunt, waar
het elke week een verrassing is wie er opdagen. Als de groep compleet is, zouden
dat zo'n 20 personen zijn. Vandaag telt de opkomst vier mannen en twee vrouwen
incluis mezelf. Iedereen, behalve ik, is behangen met een verrekijker waarmee
menig vogeltje wordt gespot en bespied. Het is aangenaam koel in het bos, zodra
je uit de schaduw van de bomen komt, is het broeierig warm. Tussen de lage
struiken staan her en der roze orchideeën, ik leer van ze dat deze hyacintsoort
met en zonder streepjesuitvoering bestaan. Hoog in een eucalyptusboom ontdekken
we een Koala en op een open stuk grasland schiet een flinke vos weg. Vossen
schijnen nogal een plaag hier, ze zitten veel te dicht op de bewoonde gebieden.
Eind van de ochtend kom ik terug bij een balende Warren die nog niet eens tijd
voor koffie heeft gehad. Er blijft maar één oplossing over, de stuurautomaat
moet terug naar de leverancier in Frankrijk, niet zomaar even geregeld.
Voorlopig kunnen we nog niet zonder en hij doet het nog steeds met af en toe wat
kuren, we moeten een
moment gaan zoeken dat we hem een tijd kunnen missen.
Ted heeft zijn missie nog niet volbracht, hij heeft meer in petto voor ons.
Na zijn dagelijkse zwemuurtje pikt hij ons de volgende ochtend om 8 uur op en
stopt na een half uur rijden in het Nationaal
Park dat kilometers langs de kust een wandelroute bevat, The Great South West
Walk. Hij zet ons af en geeft
ons tot half twaalf de tijd om via de vuurtoren naar een parkeerplek te
wandelen, daar haalt hij ons weer op. Jagende wolken houden het bewolkt wat
perfect is voor deze activiteit en behalve een mountainbiker zien we niemand. De
hele route lopen we hoog boven de zuidelijke oceaan waarin rollende golven tegen
de steile kliffen onder ons stukslaan, een fantastisch schouwspel. Vrijdagavond
maken we ook kennis met zijn vrouw Carmel, we zijn alweer door Ted opgehaald om
bij hen thuis te komen eten en douchen. Hé, een eeltrasp, ik kan de verleiding
niet weerstaan en ik ros er eens flink mee langs m'n eeltige hakken,
ze voelen instant weer aan als poezelige zachte
vrouwenvoetjes. We genieten met volle teugen van hun gastvrijheid, het lekkere
eten en luisteren genoeglijk naar de verhalen die Ted en Carmel vertellen over
hun zeilreizen. Ze zijn veelvuldig in Europa geweest en weten veel van
Nederland. Megan, de dochter van Carmel komt ook even binnen wippen,
waardoor we niet de hele avond bootjespraat hebben. Ter afronding van onze
nieuwe vriendschap nemen ze ons de volgende middag mee voor een autorit in de
omgeving, over Grasstree Hill. "Vroeger werden deze bomen Black Boy genoemd.
Maar vanwege discriminerende gevoelens bij de Aboriginals is het sinds een aantal
jaren Grasstree geworden", vertelt Carmel me.
Ik vertel haar over onze verboden negerzoenen. We stoppen even bij de Bridgewater Lakes
en de Petrified Forest, de versteende bossen boven op Cape Bridgewater. "Ted,
tell them about......" spoort Carmel haar man telkens aan met haar zachte
bescheiden stem. En
dan komt er weer een uitgebreid verhaal, Ted is niet te stuiten. Als
tegenprestatie, die in het niet valt bij zoveel aandacht, vraag ik of ze
vanavond op de Nightfly mee willen eten. In mijn hoofd heb ik even snel
m'n receptenboek doorgebladerd. Carmel zegt dat het veel te lastig is en dat wij
ons op het vertrek, gepland voor de volgende ochtend, moeten voorbereiden. Ik
weet haar ervan te overtuigen dat het absoluut geen probleem is, ik sta erop dat
ze komen. Ook op deze laatste avond vliegen de verhalen over tafel, in bijzonder
aangenaam gezelschap. Ze mogen niet eerder weg voordat ze iets in ons boord
gastenboek hebben geschreven.
Na ruim twee dagen op alleen de fok zeilen we met achterlijke wind naar
Kangaroo Island. In de eerste nacht moet ik in mijn wacht zodanig ernstig uitwijken voor
een vrachtschip om aanvaring te voorkomen, dat het nu toch echt tijd wordt voor
de aanschaf van AIS (Automatic Identification System) waarmee de grote jongens
ons ook kunnen waarnemen op hun computers, want van hun eigen ogen moet je het
niet hebben. Met het overschrijden van de staatsgrens tussen Victoria en South
Australia hebben we ook weer een nieuwe tijdzone te pakken, deze keer gaat de
klok een half uur terug, lastig rekenen. Op advies van Ted varen we het ondiepe
smalle beboeide kanaaltje in dat ons bij de moorings van American River brengt,
een klein vissersdorpje tegen een heuvel gelegen en omgeven door bushland. Grote
delen van de lagoon vallen bij laag water droog, een paradijsje voor Glossy
Black Cockatoos, Cape Barren Goose, zwarte zwanen, Ibissen en de Pelikanen.
Spontane vriendelijkheid is echt nog lang niet uitgestorven. Glenn, groot, stevig
gebouwd en een rossig hoofd met sproeten komt in zijn dinghy langszij
voor een praatje en biedt al snel zijn auto aan. Hier heeft de
lokale zeilclub om de week op woensdag een vaste afspraak om te gaan zeilen in
de omgeving, wie kan die komt. "Grab my car, the keys are in it". Een uurtje
later rijden wij in een oud rammelend pick-upje naar de hoofdplaats van het
eiland, Kingscote. Dat valt wat tegen, maar de supermarkt is altijd een bezoekje
waard. En zo rondrijdend krijgen we een aardig beeld van het eiland. Veel
verdroogd grasland afgewisseld met heidevelden en glooiende heuvels, geen
kangaroo te zien behalve de aangereden exemplaren. We klimmen de 512 tellende
treden van een trap op die boven op Prospect Hill uitkomt. Mijlenver kunnen we
van ons af kijken, ten zuiden ligt de blauwe deinende oceaan, ten oosten zien we
het vaste land, noordwaarts de uitgestrekte Pelican Lagoon en verder richting
waar Adelaide moet liggen en westelijk het heuvellandschap van het eiland. Met
een volle tank en een flesje wijn zetten we de auto terug op zijn plek. Een
tijdje later komen de zeilers ook terug en worden we uitgenodigd voor de BYO (bring
your own) afterparty, eenieder zet wat lekkere snacks en zijn eigen
drankje op tafel. Een leuke club mensen bij elkaar waarvan we maar met een paar kunnen
kletsen. Glenn en zijn Colombiaanse vrouw Judy blijken een zomerhuis in Jakarta
te hebben, waarbij Glenn aanbiedt dat wij daar welkom zijn, mochten we ooit in
de buurt zijn. Al deze spontane ontmoetingen zijn gewoon goud waard!
Tijdens het laatste stuk naar Kangaroo Island hebben we proefondervindelijk
ontdekt dat de elektronische kaart van Australië, die we in de kaartplotter
gebruiken voor de navigatie, tot aan de grens van Victoria loopt. Hmmm lastig,
we hebben de hele westkust ook nog voor de boeg. In de Pacific hebben we twee
jaar geleden met
andere zeilers aan ruilhandel gedaan. Heb jij voor mij de kaartjes van Nieuw
Zeeland en Australië, dan krijg jij van mij Zuid Amerika en Europa, deal. In de
veronderstelling dat heel Australië er op zou staan. Uitzoeken waar en hoe snel
we een kaart van het hele land kunnen bemachtigen. Internet staat ons bij in
moeilijke tijden, online bestellen en betalen we bij Arnold's Shop
en die stuurt het voor ons naar Port Lincoln. Via de beheerder van de jachtclub
aldaar hebben we telefonisch het adres van de commodore gekregen als
verzendadres. Koers zetten naar Port Lincoln, voordat de wind er
helemaal mee ophoudt. Met behulp van de radar en de lichtenlijnen scharrelen we
midden in de nacht tussen eilandjes en rotsen door. Gelukkig hebben we voor de
navigatie de hulp van Maxsea op de boordcomputer, onze back-up. De zeegang is
minimaal waardoor we bij hoge uitzondering gewoon voor in bed kunnen liggen, een
kussen in de rug, eentje in mijn buikholte, dan ligt het aardig stabiel. In een
moordende hitte pikken we vrijdagmiddag een clubmooring op en roeien naar het
strand. Damian, de beheerder, wijst ons waar we de commodore kunnen vinden en
boven verwachting ligt daar al het pakketje op ons te wachten. Nog een paar
reserve oliefilters opsnorren en de gasfles vullen en alle noodzakelijke
bootschappen kunnen worden afgevinkt. Dit weekend is het feest op de club, de
jaarlijkse regatta van Adelaide naar Port Lincoln finisht zaterdag. Nou, met
pijn en moeite dan, er komt druppelsgewijs een boot over de finishlijn met
flapperende zeilen. De wind is compleet verdwenen en het water is blak. Veel
boten dobberen urenlang in de bloedhitte op dezelfde plek. Een aantal houdt het
voor gezien, trekt zich terug uit de wedstrijd en start opgelucht maar ook
gefrustreerd de motor.
Zondagmiddag worden de winnaars gehuldigd en is het van twaalf tot laat in de avond
feest met muziek, drank en eten, wij zijn ook van de partij. Een paar dames zijn
erg nieuwsgierig hoe ons bootje er van binnen uitziet. Ik neem ze mee in de
dinghy, ook al spannend, en geef een grande tour over en in ons huis, waarvan ze
verrast zijn over de ruimte binnen. Waar heb ik nou wat gemist? Het is de
hele dag een drukte op het strand, zwemmers, joggers en racende paarden. Voor
dag en dauw wordt het strand als trainingsveld gebruikt voor de paarden. Jockeys
jagen ineengedoken op de rug van hun paard heen en weer om daarna de bezwete
dieren een verdiend koel bad te geven. Een zwemrondje in zee achter een
roeibootje aan, komisch.
Met noordenwind zeilen we op de fok uit Port Lincoln weg langs de kust van
Peninsula Eyre. Op het moment dat we de hoek om komen bij Cape Catastrophe, wordt
er een bak wind op ons dak gegooid. Phuh, die kaap probeert zijn naam zeker waar
te maken. Wij zijn voor de duvel niet bang en rollen gewoon ons fokje een stuk
in. Wel een goede indicatie trouwens die namen, betekent extra opletten
geblazen. Avoid Bay gaan we dan ook met een grote boog omheen. Zoals
voorspelt draait de wind van noord via west door naar zuid en wij wenden de boeg
van zuid via west naar noord. Tot zover gaat alles volgens plan. Want wij hebben
als twee weerkundige oude zeerotten lustig erop los geredeneerd en uitgelegd
zoals wij het graag zouden zien. Jammer dan, een front met donkere luchten komt
over de gehele horizon op ons af en is niet met een paar uur over ons heen
getrokken, zoals gehoopt. De wind neemt snel toe tot boven de dertig knopen en
de golven bouwen razendsnel op tot 3-4 meter. Geen comfortabel kalm tochtje,
maar een wilde weliswaar snelle nachtrit. De wind huilt door de verstaging, het
stadium van zingen allang achter zich gelaten. Als we rond elf uur de volgende
ochtend bij onze bestemming aankomen, Pierson Island, zien we al direct dat dit
hem niet gaat worden. bij alle winden lig je hier goed, behalve bij zuidoost en
wat hebben wij? Zuidoost 25-30 knopen nog steeds. Heel jammer, want een klim de
berg op zou volgens Ted uit Portland een spectaculair uitzicht bieden. Ik baal
echt en moet de knop omzetten, nu moeten we nóg een nacht door. Uit chagrijn heb
ik geen zin om moeite te doen voor de warme hap op zo'n stampend schip. We
stellen ons tevreden met een kop soep en een tosti, ook warm. Elk nadeel hep
gelukkig ook
zijn voordeel, nu zijn we sneller dan gedacht in Ceduna, de springplank voor de
Bight. Een hoge, lege, meterslange houten jetty staat helemaal tot onze
beschikking. Hij blijkt net drie weken geleden opgeknapt te zijn. We liggen er
niet heel rustig, want de chop (korte golfslag) veroorzaakt door de stevige wind
rukt aan onze lijnen. Via de verticaal hangende aluminiumladder klimmen we de
jetty op waar druk gevist wordt op de blauwe krab. Als ze te klein zijn volgens
de officiële richtlijnen, moet je ze terug gooien. Word je gecontroleerd met de
foute maat, dan heb je een boete aan je broek hangen. Het dorp Ceduna is droog,
erg droog. Sinds vorig jaar oktober heeft het niet meer geregend, men is zuinig
met water gebruik. Voor een douche op de camping moet vijf dollar per persoon
betaald worden. In het Aboriginal Art Centre hangen mooie kunstwerken, maar niet
iets waar we door gepakt worden. Nog niet eerder hebben we zoveel Aboriginals
gezien in een dorp of stad, dan hier. Luidruchtig maken ze gebruik van de
openbare elektrische barbecues die door heel Australië veelvuldig te vinden
zijn. Het National Trust Museum is geweldig, een uitzonderlijke verzameling van
voorwerpen en zaken uit de vroege jaren van de eerste nederzettingen van de
Engelsen. Ik zal Cednua er vast te kort mee doen, maar hiermee houdt het voor
mij eigenlijk wel op. Ik krijg een wat neerslachtig gevoel van de verlatenheid
van het dorp. Het voelt echt als einde van de bewoonde wereld voor je over land
westwaarts gaat naar de Nullarbor Plains, de grens over naar Western Australia.
Er zijn zelfs twee quarantaine checkpoints op de route, groenten, fruit en
andere organische zaken worden niet toegelaten over en weer. Op zee worden we
niet gecontroleerd! Intussen zien wij tot onze vreugde dat er een prachtig
weervenster op komst is. Een groot hoge druk gebied komt deze kant op en lijkt
voor zeker een week lang oost tot zuidoosten wind in de Bight te voorspellen.
Dan kunnen we zaterdagochtend al vertrekken, dat is mooi. Warren zet de route in
de computer. Van Ceduna naar Cape Arid, de eerste mogelijkheid om bij oostenwind
te ankeren, telt zo'n 550 mijl wat bij een gemiddelde snelheid van vier mijl per
uur ruim vijf dagen zeilen is. In de loop van donderdag kunnen we dan aankomen,
ruim binnen het window. Vrijdagochtend halen we de verse weerberichten en
gribfiles binnen. Ten noordwesten van Australië zit een venijnig Laag in de
planning en wordt al bestempeld als een tropische cycloon in ontwikkeling. Waar
gaat die heen en hoe snel? De (echte) weermannen verwachten dat 'ie over land
met een dag of 5-6 richting de Bight komt en dan veel wind meebrengt. Daar
hebben we niet veel trek in om daarin terecht te komen, wat is wijsheid, moeten
we nu wachten of niet? 's Avonds nog maar eens checken en zaterdagochtend om
vijf uur opstaan en opnieuw beoordelen. Met z'n tweeën nemen we de beslissing om
te vertrekken, het lijkt minder snel onze kant op te komen. Een vette
muggenplaag is in de kajuit neergestreken en we weten niet hoe snel we hier weg
moeten, het water op. Zes uur, trossen los, Great Bight, here we come!
Het wordt een fantastische rit. Oostenwind tussen de tien en twintig knopen
schuin van achter inkomend, gemiddeld varen we vijf knopen per uur en heel
verrassend staat er weinig zeegang. De nachten verlopen soepel en rustig waarin
we goed slapen. En als bonus hangt er een verlichte wegwijzer boven ons hoofd.
Het maanlicht glinstert met een zilveren gloed op het water, heerlijk om rond
volle maan op zee te zijn. Het maakt de eenzame nachtwachten een stuk
aangenamer. Op de weerfaxen zien we dat de cycloon zelfs een naam heeft
gekregen, maar "Rusty" gaat het ons niet moeilijk maken, ze is niet zo snel als
eerst gedacht. Na de vierde nacht ziet Warren bij het opstaan van de zon in de
verte de eerste eilandjes van de Recherche Archipel opdoemen. De wind neemt wat
toe en we zetten de eindsprint in om voor het donker achter Cape Arid te
geraken. Een kwartier voordat ik ons middagmaal uit wat potjes en blikjes in
mekaar wil flansen, vangt Warren een mooie grote tonijn, wat een timing. Verser
op tafel kan echt niet. De eilandjes worden steeds groter, indrukwekkende
rotsblokken en grote ronde granieten stenen worden door opstuivende golven
overspoeld en zeeleeuwen liggen lui in de zon op hun privé terreintjes. We halen
het net. Om zeven uur draaien we bij Arid Island de kaap om en zeilen Arid Bay
in, een oase van rust. Na twee keer ankeren liggen we vast, het ankeralarm
zetten we voor de gemoedsrust op scherp. In de ondergaande zon toasten we met
een koud biertje op een geslaagde, snelle oversteek in slechts vier-eneenhalve
dag van de gevreesde Great Australian Bight en liggen we nietig en alleen in een
omgeving zó puur natuur dat het ontzag inboezemt.
Hot News Hot News
Hiep hiep hoera, ons 4e kleinkind is geboren. Op donderdag 4 april 2013
hebben Sandra en Jaap een gezonde dochter gekregen. Het zusje van Roel heet
Alfina Janouk, roepnaam Alfina, een Friese naam. Wij zijn weer supertrots op
afstand.
Maart 2013
Western Australia, we ronden Kaap Leeuwin
Uitgerekend nu ligt het klaargelegde fototoestel nog op de kaartentafel in de
boot. Teruggaan doen we niet, het ritje met de Bromvlieg in de opstuivende
golven en de landing op het strand heeft ons al nat genoeg gemaakt. Het maakt
het rondwandelen wel een stuk relaxter, met camera stop ik bij wijze van spreken
bij elke steen om die voor eeuwig vast te leggen. Maar ik krijg nooit meer
zoveel spijt dat we hem vergeten zijn te pakken. Door de verrekijker zagen we al
het witte lege strand van Arid Bay, de eerste voetstappen zijn een sensatie. Het
knispert als lopen we in de sneeuw, maar zonder afdrukken achter te laten, zo
stevig en hard is het zand. Een sliertje gedroogd zeewier steekt uit het zand,
wordt urenlang door de wind heen en weer gezwiept waardoor er om zich heen
langzaam enkele millimeters diep een halve cirkel uitgesleten wordt, een klein
stilleven. Glanzende schelpjes worden door de branding telkens weer nat
gespoeld, waarna de zon de opdroging voor zijn rekening neemt. Een paar
bijzondere exemplaren leggen we bij elkaar, die pikken we op de terugweg wel op.
Dikke horzels met een groen lijfje blijven een aanval doen op onze blote
onderbenen, ze steken gemeen. Al meppend en wapperend met de handen jagen we ze
weg, wat weinig effect heeft. Op het in zee stekende landtongetje liggen grote
ronde, ovale, hoekige, platte stenen en rotsen waar we makkelijk over heen
klimmen de waterlijn volgend. Vanaf de boot zagen we hier om de hoek een nog
veel witter strand, daar willen we heen. Tussen het stekelige struikgewas de
heuvel over, wat ongetwijfeld een kortere route is, wagen we ons niet, daarvoor
moet je een lange broek dragen. Maar bovenal kunnen we daar slangen verwachten.
En als we ergens van griezelen, zijn het krokodillen én slangen. Maar slangen
vinden het ook heerlijk om op de stenen in de zon op te warmen, dus stampen we
extra hard met onze voeten om ze te waarschuwen. Op de hoger gelegen rotsen
liggen kapotte schelpen op hoopjes. We verdenken de vogels ervan de schelpen uit
hun bek te laten vallen, zodat bij het neerkomen de bewoners zich bloot moeten
geven. Dan hebben zij een makkelijk maaltje, in plaats van met zo'n tang die
slakken eruit te prutsen. Gekko's schrikken op van ons geluid, springen op hoge
achterpoten en het voorlijf laag houdend overeind en schieten onder smalle
richeltjes uit het zicht. De sterke wind rukt aan onze hoeden, het stevig onder
de kin vastgetrokken koordje heeft er moeite mee. Het is toch nog verder lopen
dan we dachten, maar we redden het helemaal over de rotsen. Want dat strand
lonkt echt! Wauw, de vorige sensatie wordt overtroffen. Gewoonweg verblindend,
onder een hemelsblauwe wolkenloze lucht dit zilverwitte zand, zo fijn als heel
fijn keukenzout. Vlak voor een duinpan ontdekt Warren onze eerste Emu. Ondanks
de nog grote afstand én het feit dat we tegen de wind in lopen, heeft het beest
rap in de smiezen dat hij niet meer alleen is. De kleine spits toelopende kop op
de dunne lange nek draait alert in de rondte en al snel verdwijnt hij tussen de
duinen. Diepe brede bandensporen met een grof profiel lopen kris kras over het
strand. Ze verstoren onze illusie van een ongerept en verlaten gebied. Van
onbekende vogelgeluiden proberen we de eigenaar te ontdekken. We sjokken een
eind de, nog steeds maagdelijk witte duinen door, heuvel op heuvel af. Behalve
een familie gans zien we geen andere levende wezens. Onze diepe voetsporen zijn
al weer vol gewaaid met zand als we terug lopen. In verwondering blijf ik om me
heen kijken, dit is geloof ik één van de mooist bijzondere plekjes die ik ken.
En dat zonder fototoestel!
Harde wind en dreigende donkere wolken zorgen ervoor dat de volgende dag onze
voorgenomen wandeling de, aan de linkerkant gelegen, hoge stenen heuvel over met
uitzicht op de Bight niet doorgaat. Het duurt niet lang of het regent en dat
blijft zo tot de volgende dag. De derde dag moeten we kiezen, of een paar dagen
wachten in wind en regen, of met een stormwaarschuwing vertrekken. We wagen het
erop, zodra het licht is rollen we de fok een stukje uit en worden we vanzelf de
baai uitgewaaid met de wind in de rug. Er staan pittige golven en het blaast dik
vijfendertig knopen. We gaan lekker snel, dat moet ook, want het is meer dan
zestig mijl naar Esperance. Zoals voorspeld duurt dit onaardige weer tot
halverwege de middag, waarna de storm uitgeraasd is en de wind compleet wegvalt,
ook nog nooit meegemaakt op één dag. Jammer dat we al die vele eilandjes van de
Recherche Archipel niet kunnen zien, het zicht is de hele dag minimaal. De
laatste uren motoren we in een miezerige regen die nog even overgaat in een paar
minuten durende stortbui. Door deze super wasbeurt spoelt al het zout van de
zeilen en het
dek af en vaart Nightfly lekker schoon de baai van Esperance binnen, waar
we de enige clubmooring oppikken. Het blijkt een extra lang weekend te zijn voor
de Ozzies, zondag en maandag zijn alle winkels gesloten. Op de parkeerplaats
wordt een zeilbootje opgetuigd, Roger gaat met zijn kinderen en neef Douglas het
water op. Voor Douglas de eerst keer, hij heeft een grote graanboerderij 300
kilometer oostelijk van Perth. We krijgen zijn email adres en telefoonnummer,
want een bezoekje aan zijn bedrijf mogen we niet overslaan. We kunnen er zelfs
een nachtje blijven slapen, een leuke uitnodiging voor als we later bij Perth
zijn. Terug bij de boot peddelt Mark en zijn zoon in een kano langs om een
babbeltje te maken. En ook nu weer wordt ons een auto aangeboden, hij heeft er
eentje ongebruikt staan. Na een frisse ochtendduik staan we maandagochtend op het punt om naar
de kant te gaan, negen uur hebben we met Mark afgesproken. Een geagiteerd
roepende man komt met zijn zeilboot aanvaren en vraagt of wij wel toestemming
hebben om aan die boei te liggen. We leggen uit dat er door het feestweekend
niemand op de club is, maar dat we dinsdagochtend ons pas kunnen melden. Willen
wij dan zo vriendelijk zijn om onmiddellijk de boei te verlaten, want hij is
clublid en heeft dringend de boei een weeklang nodig...? Binnensmonds
mopperend kiezen we eieren voor ons geld, we hebben geen zin in geargumenteer,
bovendien zijn wij maar gasten. Natuurlijk wil het anker niet meteen goed
houden, straks maar opnieuw, eerst gaat Warren naar de kant om de auto in
ontvangst te nemen. Ik snap er na twee uur wachten niks meer van, is Warren soms
alleen op pad gegaan? Buiten is het snikheet en ik lees binnen wat om de tijd te
doden. Ik hoor eindelijk het gepruttel van de Bromvlieg waarin Warren mét Mark
komt aanzetten. Blijkt dat de mannen eerst een nieuwe accu in de auto hebben
moeten zetten, tank volgooien en vervolgens heeft Mark na ons wegjaag verhaal
kunnen regelen dat we in het clubhaventje de tijdelijk vrije ligplaats van ene
Sue mogen gebruiken. De financiële kant kunnen we morgen op de club regelen. Als
de Nightfly veilig ligt afgemeerd, stappen wij in een oververhitte auto
die moeizaam aanslaat op de zo goed als lege nieuwe accu. Voorlopig maar niet
stoppen, eerst wat opladen.
We volgen de Great Ocean Drive die ons langs
oogstrelend mooie baaitjes en witte stranden voert, een azuurblauwe zee met
tientallen grote en kleine eilandjes, allemaal behorend tot de Recherche
Archipel. Heel in de verte kunnen we onze volgende stop zien liggen, Figure of
Eight Island. Warren wacht met draaiende motor als ik uitstap om foto's te
maken. De weg buigt landinwaarts en komt langs Pink Lake en Lake Warden,
beiden uitgevoerd in de kleur roze veroorzaakt door algengroei. Een wandeling
door de Kepwari Wetland stellen we uit tot de volgende ochtend, nu vallen zelfs
de mussen van het dak, zo heet. In plaats daarvan gaan we terug naar de boot
voor een siësta en daarna buurten we op een ander bootje. Zes uur de volgende
dag staan we op en na het ontbijt rijden we naar Woody Lake waar we de houten
boardwalk volgen langs het meer tussen uitbundig groeiende Banksia bomen,
Grasstrees, begroeide duinen en vogelkijkhutten. Zo vroeg op de dag is het
heerlijk stil en nog redelijk koel. We benutten de auto en rijden met een volle
wastas naar de wasserette en halen een voorraadje eten en drinken in huis. In
het Gemeentelijk Museum bewonderen we ondermeer brokstukken van het in 1979
ter aarde neergestorte Skylab, het eerste ruimtestation van de Amerikanen. In
plaats van een landing in de Atlantische Oceaan viel hij boven de Indische
Oceaan in twintig grote en kleine onderdelen uiteen. Rondom Esperance werden
dagenlang door bewoners stukken ontdekt en uiteindelijk aan het museum gegeven.
's Avonds brengen we de auto naar Mark en lopen in een zwoel windje terug naar
huis.
In vliegende vaart zeilen we naar Figure of Eight Island, waar aan de
noordzijde een mooi beschutte maar smalle koof ons plekje wordt. Door het
heldere water zwemt zalm en op de rotsen liggen een paar zeeleeuwen te snurken.
Ook het volgende eiland met de naam Investigator wordt bewoond door zeeleeuwen,
waar we veel jonkies bij ontdekken. Een grote platte rots lijkt de enige
mogelijkheid om aan wal te kunnen komen. De oever rondom de baai ligt bezaaid
met grote en kleine, scherppuntige ongelijke rotsen en stenen waar continu de
branding overheen spoelt. Niet erg aantrekkelijk voor ons opblaas bromvliegje,
maar ook niet voor ons eigen onderstel. We roeien erheen en als we naast de rots
liggen, stapt Warren er bovenop. Ik volg en samen trekken we Bromvlieg uit het
water en parkeren hem daar, wij nog steeds met droge voeten. Met een lang touw
vastgebonden om een naastliggende rots gaat die nergens heen. Hup, hup, met een
paar grote stappen staat Warren opeens vijf rotsen verder. Inmiddels stroomt het
water met regelmaat over de rotsen die voor me liggen. "Wat sta je daar nou te
treuzelen"! Veel te voorzichtig zet ik één voet op de glibbergladde
eerstvolgende steen en voel meteen mijn schoen al glijden. Dan staan beide
voeten naast elkaar en durf ik niet meer voor of achteruit. Doodsbenauwd ben ik
om onderuit te gaan, maar stokstijf blijven staan is ook geen optie. Het water
trekt krachtig aan mijn benen en als ik niet verder ga, lig ik zo dadelijk
tussen de rotsen te janken. Warren is weer terug gekomen en helpt me de kant op.
Trillend op mijn benen sta ik te kijken naar de rotsen die nu continu overspoeld
worden en wat voor ons de enige weg terug is naar ons bootje. Met dat
vooruitzicht is mijn plezier al vergald om zeeleeuwen te gaan bekijken, die
kijken ondertussen allang naar ons. Ik wil gewoon direct terug, veilig in ons
bijbootje. Hup hup en opeens sta ik al op de platte steen. Warren helpt me om
Bromvlieg in het water te laten glijden en gaat alleen op onderzoek uit. Ik roei
opgelucht terug naar Nightfly en een uurtje later haal ik Warren op. De
foto's die hij gemaakt heeft, geven mij een prima rondleiding over het eiland,
zonder uit te glijden.
In het weekend komt er een regenfrontje over. Die laten we over ons heen
regenen, liggend aan een vissersboei in het kleine haventje in Bremer Bay.
Binnen ruikt het naar vers gebakken brood. Buiten vervangt Warren het slangetje
dat de korte golf antennedraad beschermt, na zes jaar keihard geworden door de
weersinvloeden. Die antennedraad zit aan de achterstag boven de isolator vast
geschroefd. Bij het losmaken van de bouten, voelt Warren tot zijn ongenoegen een
paar losse tieren in de achterstag. Nader onderzoek wijst uit dat vijf van de
negentien draden stuk zijn, hoog tijd voor vervanging dus. Zoiets ligt niet in
ons kastje met reserve onderdelen, kijken waar we dit kunnen vernieuwen. Niet in
Albany, daar verdient alleen de supermarkt wat aan onze boodschappen. Het regent
en de komende dagen blijft het regenen, na een nacht aan een mooring gaan we
meteen door richting Kaap Leeuwin. Alweer zo'n naam omringd met spannende
verhalen, je moet er niet wezen bij verkeerde weersomstandigheden. De weergoden
zijn ons goed gezind, na een winderige start met hoge golven wordt het steeds
kalmer en droger naarmate we de kaap naderen. Nog net voor zonsondergang zien we
in de verte de vuurtoren en ronden onze tweede beroemde kaap in deze
wereldomzeiling. En zeilen we in de Indische Oceaan, ook een nieuwe naam op ons
lijstje. De volgende ochtend voorbij Cape Naturaliste komen we in Geographe Bay
waar prachtig helder water het speelveld is voor de Bottlenose dolfijnen. Even
twee dagen relaxen aan een mooring, de zon schijnt volop, heerlijk zwem en
wandelweer. We zeilen de hele baai rond, via Busselton komen we in Bunbury aan,
een leuk stadje waar we voor het strand ons anker op de zandbodem laten vallen.
Direct op zoek naar een nieuwe achterstag, op de Sailingclub vinden we een
mannetje die ons kan helpen. Een week later kunnen we hem ophalen en samen
plaatsen we de nieuwe achterstag. Bij controle van de zijstagen vindt Warren ook
daar twee stukke exemplaren, gaat lekker zo. Daarna krijgt de laptop een plens
water op zijn kop en is het beeldscherm helemaal gevlekt, erg irritant. Per
toeval ontmoeten we Iain die weer een ander mannetje kent voor verstaging, want
de prijs van de achterstag was toch behoorlijk aan de hoge kant. Daarvoor moeten
we wel naar Mandurah komen. Voordat we zover zijn, loopt Warren alle elektra
zaakjes af voor bedrading en aansluitingen voor de via internet bestelde AIS
apparatuur, die we onszelf beloofd hadden.
Vers van de pers nieuws...........Het allernieuwste nieuws.........
Maandag 13 mei 2013 Tien minuten geleden is ons
vijfde kleinkind geboren. Wendy en Jan-Durk hebben een gezonde dochter met de
namen Lauren Sandra op de wereld gezet. Lauren is het zusje van Tamar en Viggo.
We zitten aan de andere kant van de wereld, maar hebben de primeur dankzij
Skype. Van harte gefeliciteerd Heit en Mem!!!!!!!!!!!
April 2013 Een uitstapje naar de wheatbelt,
de graanschuur van West Australië
Paaszondag, de koffie met een Hollands speculaasje erbij smaakt heerlijk op
het zonnige terras aan het water bij Iain & Jill. Hun huis staat langs een van
de vele Venetiaans aandoend kanaaltjes die de plaats Mandurah rijk is. Nagenoeg
elk huis heeft een al dan niet grote boot voor de deur afgemeerd, zo ook ons
koffieadres en wel een door Iain zelfgebouwde trimaran Sunbird III. Onze
Bromvlieg ligt er nietig naast geparkeerd, vanaf de ankerbaai buiten zijn we de
rivier opgebromd en na twee keer rechts afslaan arriveren we bij Iain en Jill.
Ze vertellen enthousiast dat ze Groningen goed kennen. Een paar jaar terug
hebben ze daar een bark gekocht, opgeknapt en ingericht voor de kanalen. Ze
proberen elk jaar een paar maanden in Europa te varen. Met een afspraakje voor
een barbecue de volgende avond nemen we afscheid en gaan op advies van Iain de
Nightfly verplaatsen van de hobbelige baai buiten naar de rivier waar we
prima kunnen ankeren. Bij de openbare jetty kunnen we met de bijboot aan land
waar het winkelcentrum is. Warren en Iain meten de benodigde zaken op voor de te
vervangen verstaging en Iain gaat een prijsopgave regelen bij een zaak in
Fremantle. Elke dag is het één grote werkplaats aan boord. We trekken nieuwe
kabels voor de installatie van de bestelde AIS die eind van de week binnen komt.
Daarvoor moet de grote bakskist, de toiletkastjes en de kaartentafelkast
ontruimd worden. Het is niet even een draadje trekken, soms gaat het vergezeld
met ondersteunende krachttermen en geschaafde knokkels, maar vooral veel geduld.
Als de werkuurtjes erop zitten, nemen we een lekkere duik in de rivier waar we
dagelijks Bottlenose dolfijnen spotten. Ik zie Warren opeens rondjes draaien met
een meedraaiende boven water uitstekende vin. Hij zwemt oog in oog met een
dolfijn voor zijn neus. Beiden zijn even nieuwsgierig als voorzichtig, terwijl
ze elkaar bekijken. Voordat ik de kans krijg met mijn snorkelbril in het water
te liggen, is meneer of mevrouw dolfijn al vertrokken. Warren zijn dag kan niet
meer stuk, het begon al met het mooie nieuws uit Nederland dat Alfina, ons
vierde kleinkind geboren was. Intussen blijkt de buurman van Iain bij de
jachthaven geregeld te hebben dat wij daar tegen een sterk gereduceerd tarief
mogen liggen. Ontzettend fijn, want we gaan drie dagen met een huurauto op pad.
Dan is het erg prettig dat ons huis veilig ligt.
We gaan de uitnodiging van graanboer Douglas, die we in Esperance ontmoetten,
verzilveren. Via Perth rijden we zo'n driehonderd kilometer oostwaarts de
wheatbelt in. Een verrassend glooiend landschap in plaats van uitgestrekte
vlaktes die wij in gedachten hadden. De komende week stijgt de thermometer boven
de 35 graden uit, we zijn heel blij met de airco in de auto. Rond twee uur
namiddag rijden we een rode zandweg af en vinden aan de linkerkant het
familiebedrijf McGinnis. Douglas staat ons in een open schuur op te wachten en
stelt ons voor aan zijn vader. Het zijn voornamelijk onderhoudswerkzaamheden aan
gereedschap en machines waar ze nu druk mee zijn. Het is bijna zaaitijd, eerst
moet er nog wat regen vallen, zodat de start voor de ontkieming van het graan
goed is. Een glanzend rode tractor met daarachter een in de breedte uitklapbare
zaai/pootmachine staat imponerend in de gloeiende zon. De vliegen zoemen om ons
hoofd en zitten continu op je ogen, neus en mond te kriebelen. Douglas moet
vanmiddag samen met een seizoenswerker nog een klus afwerken. Van de vorige
oogst liggen stroken met oude zaadjes opgehoopt die buiten de dorsmachine zijn
gevallen. Deze worden erg milieubewust in de brand gezet...Een tank met
brandstof staat op een aanhanger, uit de tank steekt een
vloeistof lekt, daar omheen een katoenen kous die aangestoken wordt. Terwijl de
auto met aanhanger stapvoets over de te verbranden strook rijdt, valt er met
regelmaat een dot brandende vloeistof die zo, heel gecontroleerd, de oude
zaadjes in vlammen zet. In de hele wheatbelt zien we overal om ons heen rokende
velden. Wij zitten bij Douglas in de auto die achter de pyromaan auto aan rijdt.
Indien nodig blust hij met water uit een tank achterin de truck de ongehoorzame
vlammen. Dit moet op alle velden gebeuren. Op een kaart kruist hij aan welke
stukken grond van hun bedrijf zijn. Zodra de oogsttijd zich aandient, hebben ze
een aantal backpackers overal vandaan die bij hen seizoenswerk doen. Bij de
diverse velden staan huizen die dienen als verblijf. Tegen vijven rijden we naar
hun huis, waar we zijn vrouw Vanessa, dochter Isabelle (10) en zoontjes Sam (8)
en John (5) ontmoeten. Leuke kids die absoluut niet verlegen zijn. Isabelle
haalt een wereldbol voor de dag, ze wil van alles weten over onze reis. Zoals
elke avond na de maaltijd komen de hoogtepunten van de dag op tafel, een leuke
gewoonte! Om beurten vertellen we wat vandaag het beste moment is geweest. Voor
de kinderen zijn het gebeurtenissen op school. Ik ben als laatste en neem de
vrijheid om er twee te noemen. De warme douche vanochtend op de club voor
vertrek was een genot. En uiteraard zijn we erg vereerd hier bij hen aan tafel
te zitten en te genieten van hun gastvrijheid. Na het
avondeten en een douche die alle stof en vliegenpoep wegspoelt, neemt Douglas
ons in het donker even mee met de auto, kangaroos spotten. In de lichtbundel van
de koplampen zien we een paar schichtige en vooral grote beesten die snel de
benen nemen. Met gemak springen ze over de hoge omheining heen. Enige overlast
is er wel, het zijn gewoon teveel kangaroos en allemaal lusten ze graan. In de
logeerkamer staat een heerlijk groot tweepersoons bed op ons te wachten.
Na het ontbijt de volgende ochtend stopt de schoolbus voor de schuur en haalt
de kinderen op, eind van de middag worden ze weer thuis gebracht. Ze wonen een
aardig stuk van het dorp Merredin af. De afstanden zijn hier overal enorm om
ergens te komen, schoolbussen zijn dan ook een normaal straatbeeld. We kletsen
nog wat na met Vanessa en vlak voor we vertrekken wipt Douglas nog even binnen
voor een kop koffie. Hij was al om vier uur uit de veren. We zijn erg blij dat
we bij hen een persoonlijk kijkje mochten nemen in de graanschuur van West
Australië. Een hartelijk afscheid volgt met een tip om een stuk noordwaarts
eerst te stoppen bij Eaglerock en bijgelegen Lake Brown, een groot zoutmeer. Dit
blijkt inderdaad de moeite waard ondanks de hittedeken en vliegenplaag die ons
omgeeft tijdens de wandeling. De kleuren van de granieten rotsheuvel zijn
prachtig, oranje, roestbruin en geel met op de voorgrond een immens witte
zoutvlakte waar de zon op schittert tot het zeer doet aan je ogen. De kopietjes
van wat wegenkaarten van Vanessa in combinatie met mijn stem dienen prima als
tom-tom. Zo mijden we de drukke doorgaande route en rijden door dorpjes met
onuitspreekbare namen zoals Wyalkatchem, over gravelwegen waarlangs bovengronds
een dikke pijpleiding loopt voor de watertoevoer. Dit water komt helemaal vanuit
Perth om het binnenland van voldoende drinkwater te voorzien. Het opgevangen
regenwater dient voor de dorstige landbouw en overig gebruik. Na de lunch,
gegeten bij een truckerscafé, tanken we voordat we droog staan in het
uitgestrekte niets en boent Warren de voorruit schoon die dik onder de
stukgevlogen sprinkhanen zit. Hele zwermen kwamen ons tegemoet met dodelijk
afloop, het nummerbord van de auto is niet meer te lezen. Mijlenver om ons heen
zien we geel glooiende heuvels afgewisseld met kleine bebossing en rokende
velden, daarboven een felblauwe lucht met plukken witte bewolking. Het kleine
plaatsje New Norcia heeft een prachtig oude Spaanse abdij uit 1846 waar nog
altijd monniken wonen. Er omheen staan grote gebouwen waar vroeger een meisjes
en jongensschool in gehuisvest waren. En vanzelfsprekend een klein zandkleurig
kerkje omzoomd door groene bomen. We moeten de sokken erin houden willen we op
tijd aan de kust in Cervantes zijn. Daar ligt het Nambung National Park
bestaande uit zandduinen die ver in land liggen met de Pinnacles, een opvallende
verzameling kalkstenen pilaren. Het mooiste moment van de dag is tegen
zonsondergang, de pilaren baden in het gouden zonlicht met achter zich lange
schaduwen die naarmate de zon zakt alsmaar langer worden. Na de oh's en ah's en
ontelbare foto's gaan we op zoek naar een overnachting die we in het dorp vinden
op de camping. Autodag nummer drie is aangebroken. Vlak buiten Cervantes bevindt
zich Lake Thetis waar het oudste leven van de aarde te bewonderen is, organismen
die stromatolites genoemd zijn. Nu nog zeer zeldzaam te vinden op aarde. Voor
ons lijkt het meer op een kluitje modder dat net boven water uit steekt. We
volgen de kustroute zuidwaarts waar uit het niets, ook ver van zee, een enorm
groot en hoog spierwit zandduin de kop opsteekt, een bizar gezicht. In Fremantle
halen we de nieuwe verstaging op die voor ons klaar ligt. Bij thuiskomst is er
nog één vervelend akkefietje af te handelen, net voor ons auto toertje heeft de
laptop het begeven. Absoluut onwenselijk, vooral nu we onze nieuwe kleindochter
Alfina via Skype zo vaak mogelijk willen bewonderen. In Mandurah zit een
pandzaakje waar ook 2e hands computers aangeboden worden. We sluiten een goede
deal voor weinig geld, hier kunnen we voorlopig weer even mee vooruit. Rest
Warren nog om alle programma's weer te installeren wat veel tijd vraagt.
Gelukkig hebben we die!
Nederlandse en Engelse historie in overvloed
Overal langs de kust van Oost naar West zijn de plaatsen ontstaan daar waar
de Engelsen een paar eeuwen geleden hun boeven en ander ongewenst gespuis
gedumpt hebben. Eerst werd er, door de gevangenen zelf, een gevangenis gebouwd.
Daar omheen de huizen voor de oppassers met hun familie en langzaam groeiden er
dorpen en steden in het grote Australië. Bijster origineel waren ze niet met de
plaatsnamen. We wanen ons in Engeland als we namen tegen komen zoals Aberdeen,
Sussex, NewCastle, Windsor en Liverpool (echt waar Tom!). Gelukkig zijn ook in
overvloed de van oorsprong Aboriginal namen intact gebleven. Voor ons erg
ongewone namen, Murrumburrah, Tumbarumba, Kurrikurri, Goondiwindi, je kunt er zo
een rijmpje mee maken. In Zuid en West Australië zien we meer van de Aboriginal
bevolking dan in de overige staten het geval was. We weten niet zo goed wat we
er van vinden, zonder te willen oordelen. De indruk die ze op mij maken, is niet
erg positief, ik krijg een ongemakkelijk gevoel bij ze. Met een duister kijkende
blik lopen ze onverschillig en onverzorgd op straat, van jong tot oud, de
meesten werkeloos. Ik kan me indenken dat het een moeilijke situatie is in de
algehele samenleving. Het onderwerp komt regelmatig ter sprake tijdens onze
Ozzie ontmoetingen en ook dan zijn de meningen verdeeld. Wij krijgen maar een
kleine inkijk, bovenal ontbreekt het ons aan informatie om alles in een juist
perspectief te zien. De Ozzies zelf voelen zich nog altijd nauw verbonden met
hun moederland Engeland inclusief het Koningshuis. Alles wat met de familie op
Buckingham Pallace te maken heeft, wordt enthousiast gevolgd, met name de
pikante details rondom prins William en zijn inmiddels zwangere bruidje Kate.
De dagen dat we nog aan de steiger in Mandurah liggen, voeren we
achterstallige klussen uit. Met onbeperkt stroom en water gebruik van de wal
worden bepaalde werkzaamheden opeens veel aantrekkelijker om te doen. Het
elektrisch bedieningspaneel bij de kaartentafel wordt aangepast, de binnen
kaartplotter gaat naar buiten vanwege de AIS, de buitenplotter komt in onze
slaaphut. Raamhorren krijgen een fikse poetsbeurt en het kaal geworden
windvaanblad een aantal nieuwe vernislagen. Tijdens een gezamenlijk etentje op
de club nemen we afscheid van Jill en Iain (zonder hen hadden we Mandurah nooit
aangedaan) en hun buren Rick en Theresa. Met vernieuwde verstaging en een
werkend AIS systeem zeilen we verder noord naar Fremantle. Drie dagen mogen we
gratis liggen, daarna gewoon dokken. Aangezien we aan de bezoekerssteiger
liggen, komt nagenoeg iedereen langs op weg naar zijn eigen boot. Het valt echt
op hoe vaak men stil blijft staan om deze vreemde eend in de bijt te bekijken en
vooral te bewonderen. Warren vindt het prachtig, beantwoordt vragen en neemt
trots alle complimenten in ontvangst. In ons online gastenboek lezen we een
berichtje van Frans en Ning. Ze wonen in Fremantle, hebben zelf ook zeilplannen
en landgenoot Frans blijkt onze site een tijdje te volgen. 's Avonds zitten ze
al bij ons aan boord en tot laat zijn we aan de praat. Thaise Ning is
ongelofelijk vrolijk en spontaan. Ze twijfelt nog aan haar zeilcapaciteiten. We
vertellen over onze ervaringen en na nog een avondje kletsen zegt ze dat we haar
enorm geholpen hebben. Frans chauffeurt ons naar de supermarkt waar we weer een
voorraad inslaan. In Fremantle staat het Shipwreck Gallerie Museum op ons
program, waar ondermeer een gedeelte van het oorspronkelijke wrakhout van het
VOC schip de Batavia is tentoongesteld. Verder veel Nederlandse historie
over en vondsten van de VOC schepen die langs de Australische westkust omhoog op
weg naar Nederlands-Indië op diverse klippen zijn gelopen. In het centrum staan
prachtige gebouwen, de oude overdekte markt, gezellige terrasjes, overal
bedrijvigheid in een gemoedelijke sfeer. De vele restaurantjes in de
vissershaven schreeuwen stuk voor stuk met borden dat ze de beste fish & chips
serveren. Aan de waterkant ligt de replica van VOC schip Duyfken (16e
eeuw) afgemeerd ter bezichtiging. De Leeuwin verderop aan de Victoria
Quay is het grootste zeil training Tall Ship van Australië. Bij het Western
Australian Museum lezen we uitspraken van de eerste immigranten. Het is moeilijk
voor te stellen hoe hier in 1829 de eerste 400 settlers uit het koude natte
Engeland arriveerden, mannen, vrouwen, kinderen en gevangenen en er was
he-le-maal niets. Nu een bruisende stad, voor ons vele malen interessanter dan
de grote stad Perth waar een dag rondlopen voldoende is. Als we moe in de benen
worden van het slenteren, nemen we de gratis citybus terug naar de club.
Inmiddels is de papierwinkel voor Indonesië, onze volgende bestemming, in
gang gezet. Via een agent in Jakarta vragen we per email onze CAIT aan, de
vaarvergunning, met daarbij een sponsorletter. Deze laatste hebben we nodig om
ons visum bij het Indonesisch Consulaat in Perth aan te kunnen vragen. De agent
heeft vier weken nodig om alles te regelen, eerder kunnen we niet verder met het
visum. In de laatste week van april zeilen we in twee uurtjes naar Rottnest, een
eiland 19 kilometer uit de kust van Fremantle. Nederlander William de Vlamingh
ontdekt in 1696 dit eiland waar hij veel ratten ziet rondlopen en noemt het Rats
nest, vertaald in Rottnest. Het waren alleen geen ratten die hij zag, maar de
kleinste soort kangaroo, de Quokka. Nog steeds wordt het eiland bewoond door
deze grappige beestjes. Het eiland leeft alleen van het toerisme, zonder het
betalen van een landingsfee ben je niet welkom. Alle baaien liggen bezaaid met
moorings die een vermogen kosten om te huren. Een paar hoekjes mogen bij Gods
gratie gebruikt worden om op eigen anker te liggen. We wurmen ons er wel tussen.
In het enige dorpje
op het eiland zijn wat terrasjes, een bakker, supermarkt en een museumpje.
Rondom staan ontelbare vakantiehuisjes en een legioen aan huurfietsen. Het doet
me denken aan onze Waddeneilanden, waar ik kort geleden nog een virtueel
bezoekje heb afgelegd bij mijn broers en zussen, die het jaarlijkse
brussenweekend op Terschelling doorbrachten. We maken een vijf uur durende
wandeling over het eiland. "Don't move!!", donderwolkt Warren's stem naast me.
Ik sta stokstijf bevroren, uitgezonderd mijn oogbollen die spiedend heen en weer
schieten. Behalve dooie takjes ontdek ik niks bijzonders om bij stil te staan.
"Goeie oefening, je bent geslaagd.", zegt 'ie en loopt grijnzend verder. Nog
altijd is ons de onaangename verrassing van slangen bespaard gebleven, dat
willen we graag zo houden. Bij terugkomst op de Nightfly ligt er een
briefje in de kuip. We worden ervan beschuldigd de landingsfee niet betaald te hebben en moeten
ons direct op kantoor melden met dreiging van een boete. Tsjonge, dat is nog
eens een warm welkom. De volgende ochtend tuigen wij, best wel opgefokt, met ons
bewijs van de online betaling naar kantoor. Blijkt hun computersysteem achter te
lopen en gaan ze er gemakshalve maar van uit dat er niet betaald is. We laten
duidelijk worden dat dit niet de meest toeristvriendelijke manier van benadering
is, gelukkig geven ze dit toe. Bij een borrel op een buurboot blijkt de vrouw
van de schipper in Renkum geboren te zijn, wat een kleine wereld. Als de borrel
uitgebreid wordt met diner en daarna gevolgd door koffie geef ik me gewonnen.
"We move in" deel ik Warren lachend mee. Een koffiestop op de catamaran van Brad
en Sally levert ons een contactadres op voor het verder noordelijk gelegen
Carnarvon waar de zus van Sally woont. Tussen de rondzwevende roggen nemen we
een verfrissende laatste duik en halen daarna ons anker op. Over een paar dagen
is er noord westen wind op komst, voor die tijd willen we de Abrolhos eilanden
bereiken.
Twee nachten hebben we nodig die we onder volle maan en met een bakstag wind
vlot doorhalen. Met genot gebruiken we de AIS. Precies op onze koerslijn liggen
mijlen verderop twee seismografische schepen die heel langzaam varen. Hun
bewegingen zijn goed te volgen op ons scherm. Belangrijker, zij hebben ons ook
gespot dankzij het signaal dat we uitzenden met AIS. We worden verzocht om koers
te wijzigen, ze slepen vijf mijl lange kabels over een breedte van drie mijl
achter hen aan en er moet een hele wijde cirkel rondom vrij blijven. We geven
vanzelfsprekend gehoor aan hun verzoek. Pas als we nog maar een paar mijl van de
zuidelijke groep eilanden verwijderd zijn, zien we ze ook door de verrekijker.
Abrolhos, Portugees voor "open je ogen". Midden in de Indische oceaan komen
opeens een aantal riffen boven water steken, een gevaarlijk terrein zonder goede
zeekaarten. Frederik Houtman aan boord van de Dordrecht ontdekte in 1619
deze eilanden en noemde ze Houtman Abrolhos. Hier geschiedde op 4 juni 1629 het
drama voor de Batavia, het loopt aan de grond op het Morning Reef.
Terwijl kapitein Francisco Pelsaert met 46 man in een sloep op zoek gaat naar
water en vaste land (dat uiteindelijk pas op Java gevonden wordt), leidt
koopmans officier Jeronimus Cornelisz een muiterij waarbij veel lui verkracht en
vermoord worden. Drie maanden later komt kapitein Pelsaert wederom en worden de
oproerkraaiers terechtgesteld, gemarteld en uiteindelijk opgehangen, al met al
een bloedig verhaal. Her en der zijn nog graven te vinden en overblijfselen van
het wrak van de Batavia liggen hier op de zeebodem. De eerste nacht liggen we
aan een mooring op de Pelsaert groep. De kroning van onze nieuwe koning Willem
gaat spijtig genoeg geheel langs ons heen. Op 30 april zijn wij ver van internet
verbinding verwijderd, ik trek de driekleur zelf maar aan en bouwen we een
feestje. Bea bedankt, leve de Koning, hoera hoera hoera !!!
Mei 2013 Onze laatste maand in Australië,
van Abrolhos naar Dampier.
Voorzichtig strek ik mijn armen en vingers voor me uit en drijf in hun
richting. Eén van het stel komt naar me toe en snuffelt behoedzaam aan mijn
uitgestoken handen, whoa, zijn lange dikke snorharen prikken. Ik joel in mezelf
en kijk hoe de andere zeeleeuw aan de zwemvliezen van Warren begint te
knabbelen. Dit is gaaf! Vanaf de boot hebben we de kudde zeeleeuwen door de
verrekijker geobserveerd en zodra een mannetje zich tussen de vrouwtjes begaf,
is het een gebrul en geboer en bijten ze van zich af. Redelijk agressief te
noemen, kunnen we ons daar wel tussen mengen? Het is maar een klein eilandje,
White Bank, honderd bij twintig meter en het ligt er aardig vol. We vallen dus
wel op. Aan de mooring verderop is net een boot aangekomen en twee jonge mannen
zijn met hun dinghy op weg naar het eilandje. Zodra ze het water inlopen, worden
ze door twee jonge leeuwtjes gevolgd. Dat is onze kans, in een mum van tijd
liggen wij in het water en zijn we ook in beeld bij de zeeleeuwen. Ik zwem
een stukje van de mannen weg en word direct achterna gezwommen door een
nieuwsgierig aagje. Ze zijn ontzettend speels, draaien gracieus om ons heen en
prachtig grote ronde ogen kijken ons aan. Na een klein uurtje krijg ik het koud,
de lucht betrekt en de wind is aangetrokken tot een stevige bries. Achter een
heuveltje ontdekt Warren een moeder die haar baby zoogt, we laten ze maar met
rust. Op donderdag zeilen we via Good Friday Bay van de Eastern Group naar de
Wallabi Group, de derde van de vier eilanden groepen samen vormend de Abrolhos
Archipelago. Turtle Bay aan de noordkant van East Wallabi Island heeft de vorm
van een halve maan, voor alle winden beschermd behalve noord, in deze periode
vrij zeldzaam. Om het koraal en de zeegrasbodem zoveel mogelijk te beschermen,
heeft de DPI op een aantal plekken moorings gemaakt. Zee-egels, zeekomkommers,
vele vissen, zeekoeien, schelpdieren en schilpadden vullen daar hun magen. Een
rood stoffige landingsbaan waar twee kleine twee-motorige vliegtuigjes net
geland zijn, doet sterk denken aan een scene uit Flying Doctors. Behalve dat hier
geen nurse Kate of dokter Geoff uitstappen, maar een groepje toeristen dat vanuit Geraldton
aan de kust hier een dagje strand komen doen! In de verte weerkaatst de zon op
de kleine, dicht op elkaar gepropte, gekleurde blikken vissershuisjes. Gebouwd
op piepkleine eilandjes, waar rondom geen ruimte over is om te lopen. Er zijn
totaal 22 eilandjes waarop 200 vissers met hun familie wonen gedurende het
veertien weken durende kreeftenseizoen, half maart tot eind juni. Ik kan niet
zeggen dat het strelend voor het oog is, op afstand lijken het net
krottenwijkjes. Op ons strand wordt de verzameling schelpen aan boord weer
aangevuld met een paar bijzonder gave exemplaren.
Ontsnapt aan een wisse dood!
Na twee nachten op zee naderen we Shark Bay waar ten zuiden de kustlijn
bestaat uit roestrode 170 meter hoge steile kliffen genaamd Zuytdorp Cliffs.
Gathaagdu is de traditionele naam voor Shark Bay, vertaald als "twee waters",
eeuwenlang het thuis voor drie Aboriginal groepen, de Malgana, Nhanda en de
Inggarda. Ene Dirk Hartog was de eerste blanke die voet zette in Australië op 25
oktober 1616, 152 jaar voor de welbekende reis van Captain Cook. Onze Dirk,
kapitein op een handelsschip, kreeg voor deze gelegenheid een herdenkingsplaat
met zijn naam erop, op een paaltje gespijkerd en in de grond gestoken bij Cape
Inscription. Eenentachtig jaar later komt landgenoot Willem de Vlamingh (op de
loop voor die ratten) en vervangt eigengereid de naam van Dirk voor de zijne. De
originele plaat gaat mee terug naar Nederland en prijkt nu in het Rijksmuseum.
Weer wat jaartjes later is er een Franse kaper voor de kust, haalt Vlaminghs
plaatje weg en timmert zijn naam op een rots, wat een kwajongens. Maar het
eiland waar wij nu op uitkijken, heeft toch mooi de naam gekregen van Dirkie,
lekker puh. Bij Steep Point, de meest westelijke punt van het continent, varen
we Shark Bay binnen, welbekend als een van werelds meest succesvolle spots om te
vissen. Ter bevestiging, langs het strand wemelt het van de tentenkampjes, op
het water talloze kleine motorboten met fanatiek vissende mannen. Daar valt vast
wat te scoren. Aan het eind van de middag maken we een rondje over het strand
waar de vangst van deze dag wordt schoongemaakt. Ongelofelijk wat een
hoeveelheden, op een met bloed en ingewanden besmeurde geïmproviseerde tafel
fileren ze vis na vis waar flinke, voor ons onbekende knapen tussen zitten. De
mannen zijn niet allemaal even kundig en ook zijn niet alle messen scherp
genoeg, dat kan ik zelfs zien. Sommige vissen worden echt toegetakeld. Dit kamp
is van een visclub die hier elk jaar met een enorme solide tent op het strand
neerstrijken, compleet met een goed uitgeruste keukenunit waar ik jaloers op
ben, koelkasten, vriezers, een lange tafel met daarom heen zo'n twintig plastic
tuinstoelen. Eén man verpakt de aangeleverde filets in plastic vacuüm zakken,
die daarna in de koeling gaan. Buiten staan grote compressoren, water en
brandstof tanks, een toilettent en diverse slaaptenten. Robuuste 4WD auto's
staan her en der geparkeerd. Deze mannen betalen een flinke duit om een weekje
te mogen vissen. Helaas voor ons, het levert geen avondmaaltje op. Een ander
klein groepje verderop is net aan het opruimen. Ze sjouwen de spullen in een
dinghy die bij een vrij luxe uitziend voor anker gelegen motorjacht hoort. We
maken een praatje met John, de eigenaar en hij gaat, evenals wijzelf de volgende
ochtend, verkassen voor de komende noordwest storm. We zoeken dekking aan de
oostkant van het langgerekte Dirk Hartog Island. Onderweg erheen doen we zelf
maar weer eens een poging om vis te vangen. Het geluk is met ons, vrij snel
ratelt de lijn als een gek en haalt Warren een wild spartelende jongen binnen.
Deze hebben we nog nooit gevangen, wat zou het zijn? Ik sta met het visnet
klaar, waar Warren de gespikkelde, amechtig blazende vis in laat zakken. Met een
blok hout krijgt 'ie sterretjes voor de ogen en kan de haak verwijderd worden.
Voordat hij opengesneden wordt, maak ik een foto voor het nageslacht. Warren
haalt er prachtig stevige witte filets uit die direct de koelkast in gaan, naast
de witte wijn, lekker voor vanavond! Eenmaal voor anker begint de wind steeds
meer op te bouwen, zodra hij doordraait naar de verwachte noordwest richting,
liggen we hier uitstekend beschut. Dat denkt ook John van het luxe jacht, want
een paar uurtjes later parkeert hij zijn boot vlak bij ons.
Noem het stom toeval, mazzel of het lot dat we nog niet getrokken hebben. In de dinghy komt
hij naar ons toe en nodigt ons uit voor een borrel bij hen aan boord. John stelt
ons voor aan zijn vrouw Paula, haar zus Christine en echtgenoot Scott, de vader
van Scott en twee pubermeiden, de dochters, allemaal verwoed vissers. Na een
tijdje kletsen haalt Warren onze camera uit zijn zak en laat onze vangst zien
"Wat is dit voor vis?". Iedereen herkent onmiddellijk de Blowfish of Pufferfish,
bij ons bekend als de koffervis, maar deze is een ons onbekende uitvoering. Scott
voegt eraan toe, "De enige en hoogst giftige vis van West Australië". Helemaal
verbijsterd reageer ik, "Echt waar?? De filetjes liggen in de koelkast te
wachten om gebakken te worden. Als we jullie dus niet ontmoet hadden, dan......ehh...".
"Dodelijk en wel binnen 24 uur", zegt John zonder twijfel. We zien er blijkbaar
zo ontdaan uit dat we spontaan mogen mee eten. Natuurlijk versgevangen vis, door
John en Scott kundig gepaneerd en gebakken. Het is pikkedonker als na de koffie
de wind begint te loeien en er een onweersbui losbarst die met de lichtflitsen
de hele omgeving kortstondig fel verlicht. Flits, ja ons bootje ligt er ook nog.
Tijd om naar huis te gaan. Als het even droog wordt, brengt John ons terug.
Precies op tijd, want hierna gaan de sluizen pas echt open en roffelt de regen
de hele nacht op het dek. De noordwester storm is gearriveerd. Voor we gaan slapen
gooi ik eerst de zak met vis uit de koelkast in de kuip, de gluiperd. Het duurt
nog 24 uur voor we ons weer buiten wagen en we afscheid nemen van onze redders!
Twee mooie zeildagen later valt ons anker voor de steenrode kliffen van Peron
Peninsula. Op het strand vinden we een enorm grote schildpad van anderhalve
meter lang half bedolven onder het zand. Er zit geen leven meer in, wat zonde.
Voor de zoveelste keer probeert Warren het zoveelste lek in de bodem van onze
Bromvlieg op te sporen, zonder succes. Er staat teveel branding om de
luchtbubbeltjes te ontdekken. Aan boord met wat sopwater werkt onmiddellijk, een
mooie groenblauwige luchtbel ontpopt zich uiteraard op een naad waar je bijna
geen plakker op krijgt. Met dikke lagen tweecomponenten lijm hopen we maar dat
het voorlopig houdt. Een laatste hop met een dikke dertig knopen wind blaast ons
naar Carnarvon. Overal in Shark Bay is het water niet dieper dan twintig meter,
meestal minder. Het lijkt alsof we op het IJsselmeer zeilen, nare korte hoge
golven slaan geregeld over de boot, een natte bedoening. Na de middag wordt het
rustiger en eenmaal bij het kanaaltje dat ons naar binnen loodst, varen we op de
motor naar de vissershaven waar we geen havenmeester maar wel een lege box
vinden. Prima getimed weer binnen internet bereik, want de volgende ochtend
krijgen we nota bene als eersten te horen dat ons vijfde kleinkind ter wereld is
gekomen. De trotse vader belt ons met skype, "Het is een dochter, Lauren Sandra,
gezond en wel een half uur geleden geboren!". In Nederland is het midden in de
nacht, wij lopen zes uur voor, een voordeel wat nu ontzettend leuk voelt. Zelfs
de nors kijkende havenmeesteres die ons een belachelijk hoog tarief in de maag
splitst om aan een gammel steigertje te liggen en zonder enige sanitaire
voorzieningen in de haven, kan onze dag niet meer bederven. We hebben ook geen
keus, want buiten de haven is het simpelweg overal te ondiep voor ons. We boeken
direct een week wat weer een korting oplevert. Er zijn nog wat zaken te regelen
hier.
Dinsdagochtend staat Paul op de stoep. We hadden een berichtje ingesproken op
de voicemail met de boodschap dat we op Rottnest Island hun telefoonnummer mee
hebben gekregen van de zus van Susie, Paul zijn vrouw. Joviaal biedt hij gebruik
van auto, twee fietsen en de wasmachine aan plus een uitnodiging voor een
barbecue bij hen thuis. Ons geluk kan niet op. De fietsen met bijbehorende
helmpjes en een slot komen heel goed van pas, we mogen ze zolang we in Carnarvon
zijn gebruiken. Whitlock en Cabbage Island, voor een wandeling vanaf de haven
veel te ver gegrepen, nu een eitje op het fietsje, heerlijk om de spieren weer
eens anders te laten werken. Een ritje naar het dorp voor wat boodschappen is
puur ontspanning en de fietsmand achterop kan heel veel bergen. Zelfs de volle
tas met wasgoed past erin. Terwijl Warren de watermaker onder handen neemt, het
apparaat bezorgt werkelijk elke cruiser kopzorgen, gaat altijd stuk, zoek ik
Paul op de werf op waar hij met zijn boot bezig is. Er is niemand thuis, zonder
aarzeling krijg ik de huissleutel mee met aanwijzingen waar ik de wasmachine en
drooglijnen met knijpers kan vinden. Vreemd gevoel om in andermans huis rond te
lopen waar ik nooit eerder geweest en nu helemaal alleen ben. Ik snak naar een
douche om mijn vettige haren te wassen en ben heel brutaal. Dat had niet veel
later moeten zijn, want dan was de inmiddels binnen gekomen schoonmaakster mij
tegen het blote lijf gelopen. De schone was hangt drie kwartier later aan de
waslijnen in de tuin te wapperen, ik stap op mijn fietsje naar huis want ik heb
zin in een bakje koffie. Voordat we 's avonds naar de bbq gaan, zien we onze
nieuwe kleindochter met Wendy op skype, een heerlijk moment. Geen twijfel
mogelijk, ze lijkt sprekend op haar grote zus Tamar, behalve de haarkleur, die
heeft ze van haar Mem, prachtig rood.
Wel gehoopt, maar niet verwacht, krijgen we de volgende dag de email uit
Indonesië binnen met de felbegeerde en noodzakelijke CAIT met bijbehorende
sponsorletter waarmee we nu onze visa kunnen aanvragen. De hele papierwinkel
inclusief onze paspoorten en een gefrankeerde retour enveloppe gericht aan het
postkantoor in Dampier (op het laatste moment veranderd in Karratha, 30
kilometer verderop, want Dampier is onlangs gesloten, je moet het maar weten!)
gaat aangetekend met een cheque voor de kosten naar het Indonesisch Consulaat in Perth.
We kruisen onze vingers dat er niks kwijt raakt. Met de auto van Paul
wordt onze periferie weer groter. Een eindje buiten het dorp bezoeken we het
Space museum waar de dertig meter wijde satelliet schotel staat,
de OTC, die het eerste tv programma vanuit Engeland in Australië uitzond en die
in 1969 een belangrijke rol speelde toen de eerste mens voet op de maan zette.
Daarna stoppen we bij een overdreven groot parkeerterrein, de Road Train
Assembly. Dagelijks druk bezocht door gemiddeld vijftien Roadtrains, oversized
vrachtwagens die alleen in Australië bestaan bij mijn weten. Uit Darwin,
noordoost Australië en uit Perth, precies diagonaal gelegen in het zuidwesten,
hier verzamelt het zich, koppelt en ontkoppelt aanhangers, wisselen van vracht
en gaan weer on the road. We hoeven niet lang te wachten om bingo te roepen.
Bill, een oversized stevige jonge vent, stapt op teenslippers uit zijn
imponerende cabine met daarachter twee lange zwaarbeladen aanhangers. Zijn
totale lengte is 45 meter, niet eens de maximale lengte die 53 meter toestaat.
Terwijl Bill vertelt dat hij zo'n honderd uur per week werkt, drieduizend dollar
per week verdient, er gemiddeld twee ongelukken per week zijn, en als hij vast
komt te zitten in the middle of nowhere hij eerst alle aanhangers moet
ontkoppelen om ze daarna één voor een uit de dikke vette modder te moeten
trekken zonder hoop op enige hulp in honderden kilometers omtrek, mag ik een
kijkje nemen in zijn domein. Een netjes opgemaakt bed met allerlei
tierelantijntjes, een koelkastje, een dashboard met allerlei meters en een
heerlijk verende bestuurdersstoel, bijna een luizenbaantje te noemen. Maar ik
neem mijn petje af voor deze jongens om met zo'n gevaarte vaak wekenlang over
onherbergzame, verlaten stoffige of modderige, afhankelijk van het seizoen, vol
kuilen zittende wegen te moeten manoeuvreren. Het is niet overal zo mooi
geasfalteerd als hier.
Grote verwachtingen schept de beschrijving in de toeristenfolders over Coral
Bay. We gaan zwemmen met de walvishaai, manta roggen, zeekoeien, schildpadden en
dolfijnen, het wordt druk. Zeggen en schrijven zien we één schildpad zwemmen en
een niet vermelde zeeslang, even over reclameren. Zelfs het Customs vliegtuig
dat boven ons hoofd scheert en ons oproept om onze gegevens te checken, ziet in
de verste verte geen walvishaaien als Warren ze ernaar vraagt. Het dikke touw
van de mooring waar we aan liggen laat een nare bijsmaak achter. Wind tegen
stroom schuurt de door scherpe mosselen aangegroeide lijn langs onze romp en
kiel en veroorzaakt grote, compleet tot op het staal kale plekken waar tot voor
kort een aantal lagen antifouling verf zat. Wegwezen hier. Zodra we Cape West
omzeilen, is het gedaan met de meegaande winden. Tot aan ons eindpunt in Dampier
moeten we elke mijl opkruisen tegen niet mis te verstane wind, daarboven op ook
nog stroming tegen, wat een lol. Dit is weer eens echt zeilen, zelfs de zon laat
het helemaal afweten, grijs, koud, regen, een natte bende aan boord. Alleen de
laatste mijlen naar Dampier staat er geen zuchtje wind, olieglad water waar de
zon in weerspiegelt, motoren we een totaal andere omgeving binnen. Tientallen
immense tankers en sleepboten liggen aan grote meerboeien te wachten tot ze aan
de beurt zijn. IJzererts en zout wordt hier in de laadruimtes verscheept,
allemaal richting China. We vinden een plekje voor ons eigen anker tussen alle
lokale aan moorings gelegen bootjes in de baai bij het dorp. Lang geleden dat
het zo druk was. Dampier telt een handvol straten, een klein supermarktje, wat
kroegen en een gesloten postkantoor. Ha, dat wisten we gelukkig al. Openbaar
vervoer biedt geen soelaas, het is woensdag en de bus naar Karratha rijdt alleen
op dinsdag en in het weekend. We lopen Matt tegen het lijf die voor zijn werk
met de auto naar Karratha moet en hij geeft ons een lift heen en terug. Op
internet hebben we de aan ons gerichte enveloppe van het Consulaat naar hier
kunnen volgen en als het goed is, ligt hij reeds in het postkantoor op ons te
wachten. Een grote opluchting als we onze paspoorten met daarin het visum voor
Indonesië in ontvangst nemen. Dan denk je dat je klaar bent voor vertrek,
behalve het afwachten van de zuidooster storm in het weekend. Nou, dan gebruiken
we die tijd maar voor het regelen van alweer een nieuwe stag, dit keer is de
babystag stuk. In de verre omtrek niet aan te komen, we bestellen hem in
Fremantle en op de dag van ons vertrek wordt die bij de Sailingclub bezorgt,
pfjoe. De watermaker loopt inmiddels zo heet dat hij de zekering eruit gooit.
Als tijdelijk alternatief schaffen we een koolstoffilter aan waarmee we straks
het onbetrouwbare drinkwater in Indonesië kunnen filteren, voordat het de
watertank in mag. Nog één keer het beddengoed in de wasmachine van de club, een
lading boodschappen in Karratha halen met een geleende auto, een lekkere laatste
ongezonde snack bij de Mac en we zijn er helemaal klaar voor! Twee mannen van de
Customs komen aan boord om ons uit te checken en met het clearance formulier in
ons bezit kunnen we op weg.
Vijf juni laten we dit indrukwekkend grote, ongelofelijk divers en
interessante continent achter ons. We hebben prachtige dingen gezien, maar ook
veel van niks gezien. Dat is een beetje het nadeel van Australië. Het is zo
ontzettend groot dat je zulke enorme afstanden af moeten leggen om ergens te
komen waar wél wat te zien is. Wat dat betreft heeft Nieuw Zeeland een groot
voordeel ten opzichte van zijn buurland, alles is veel makkelijker bereisbaar.
Contact met de mensen kwam in Australië weer spontaner en intenser tot stand.
Zeiltechnisch gezien kun je beter in Australië zijn en het klimaat algemeen
heeft het zeker gewonnen van Nieuw Zeeland, overdag heerlijk warm
(uitzonderingen daar gelaten) en 's nachts lekker koel. Dat wordt nog wat als we
ooit weer moeten wennen aan ons Hollandse klimaat......
Juni 2013 Via Ashmore Reef naar
West Timor, de start van onze Indonesië reis westwaarts.
Moeilijk voor te stellen, nog geen week geleden zaten we op een woelige
Indische Oceaan tegen 25 knopen wind in te stampen. Vervelende botsingen met
hoge golven die de slaapuurtjes stelselmatig ruw verstoorden. Na de eerste drie
dagen grijs en bewolkt weer zakt de wind en stijgt de temperatuur zowel binnen
als buiten tot tropische kwalificatie. Binnen komt de thermometer niet meer
onder de 29 graden. Zodra ik in de achterhut op bed lig, start er een spontaan
smeltingsproces op. Kleine plasjes water vormen zich in het kuiltje van mijn
hals, tussen de borsten, in mijn navel, klotsende oksels. Mijn god, dit hou ik
niet vol, er kan nog steeds geen raampje open. In deze omstandigheden zijn de
nachtwachten echt een genot, de enige uren van de dag dat het koeler is, zo'n 26
graden. Ik geniet van de zwoele wind die de verhitting uit mijn lijf verdrijft.
En nu, na acht dagen zeilen, liggen we in een paradijsje, het Australische
Ashmore Reef, dat zijn hoofd midden op de oceaan boven water steekt. Een
rifgebied met een omtrek van 750 vierkante kilometer waarbinnen drie piepkleine
zandeilandjes liggen in een azuurblauwe lagune waar we veilig voor wind en
golven liggen. Nog veel onwaarschijnlijker is het idee dat afgelopen week hier
een boot met zeventig niet meer in leven zijnde vluchtelingen is aangekomen. Om
de paar dagen komen boten vol met vluchtelingen uit Azië die proberen zo
Australië binnen te komen. Maar liefst drie schepen van Customs zijn permanent
aanwezig om dit te controleren, daarnaast wordt vanuit de lucht met vliegtuigen
elk schip opgeroepen om zich te melden. Tot voor kort werden alle vluchtelingen
naar Christmas Island overgebracht, daar is het inmiddels te vol en is Darwin de
voorlopige eindbestemming, tot de rechter een besluit neemt. Een groot probleem
voor de Australische regering waar we afgelopen maanden regelmatig debatten van
op televisie gevolgd hebben. Wij krijgen ook een bezoekje van de mannen (we gaan
gelukkig voor hen de goede kant op...), blijkt dat we de eerste zeilboot van dit
seizoen zijn. Ze gaan ons voor in een snelle RIB en leiden ons door de ondiepe
lagune naar het enige te bezoeken eilandje, West Island, waar een aantal
mooringen liggen. Het grootste gedeelte van Ashmore reef is beschermd gebied.
Als eerste gaat de windhapper op het voorste dekluik om de hitte van voor naar
achter uit de boot te blazen. Zolang het niet regent, blijft deze dag en nacht
hangen, onontbeerlijk! Daarna volgt de langverwachte duik in het warme water
waar we onder de boot zien dat we reeds geadopteerd zijn door twee identieke
vissen die daar blijven hangen tot ons vertrek. We zijn op het juiste moment
hier, de tijd voor de schildpadden om hun eieren te leggen.
Bij de eerste streep licht aan de horizon zitten wij de volgende ochtend in onze bromvlieg
en brommen naar het eilandje. Het is laag water en laten het bootje met een klein ankertje
achter op de prachtig geribbelde, drooggevallen zandbodem. Al snel vinden we
verse sporen van schildpadden waarbij goed te zien is wie de beste timing heeft
gehad. Zodra de nood tot leggen gekomen is, moeten ze de eieren kwijt, zo'n
honderd per leg. Met hoog water kunnen ze het dichtst bij het strand komen
waarna ze maar een kort stukje hoeven te zwoegen om vervolgens een enorme kuil
in het zand te graven waarin de eieren diep gelegd worden. Intussen is het water
al gezakt en volgt een langere, moeizame weg terug naar zee, want ze zijn echt
uitgeput na deze actie. Twee schildpadden hebben het tij niet goed berekend, ze
zijn te laat en liggen nu op de drooggevallen zeebodem, wachtend op het volgende
opkomende tij. Het gebeurt ook dat ze het strand niet eens halen om daar te
leggen. Dan graven ze een kuil op de plek waar ze uitkomen, droppen hun eieren
die vervolgens gedoemd zijn te verdrinken bij hoog water. Van de honderd eieren
die wel op het droge strand gelegd worden, overleeft slechts tien procent van de
jonggeboren schildpadjes. Op de derde dag tijdens onze vaste ochtendwandeling
rondom het eilandje hebben we het geluk dat we twee piepkleine, net uit het ei
gekropen baby'tjes zien worstelen om de ondoenlijk lange gevaarlijke weg naar
het ver weg gelegen diepe water te vinden. Ze zijn nog maar net begonnen en het
eerste obstakel ligt al voor ze, een klim en valpartij over het drooggevallen
rif. Daarna volgt zeker een mijl over de droge zandbodem waar ze een hele
makkelijke prooi zijn voor de vogels die al in de lucht cirkelen. Tussen duim en
wijsvinger pakt Warren ze allebei op, zet ze in een gevonden plastic bakje en
loopt ermee naar het diepe water om ze daar hun eerste echte zwempartij te laten
beleven. Zo, weer een procentje geholpen. Voor ons vertrek haalt Warren bij één
van de Customs boten de aangeboden liters drinkwater, waarbij hij door de
kapitein een rondleiding over het grote schip krijgt. Dan scheidt ons nog een
nacht zeilen van de Indonesische wateren.
Inklaren
Twee dagen na de officiële ingangsdatum van de CAIT, de vaarvergunning voor
Nightfly, laten we ons anker vallen op de rede van Kupang, de hoofdplaats
van West Timor. Er liggen nog zo'n tien jachten, aan de grote sticker op de boeg
te zien allemaal deelnemers van de jaarlijkse Fremantle-Bali race die vorige
maand plaats vond. Zij zijn op de terugweg naar Australië en de meesten checken
hier weer uit. We wachten tot morgen om in te klaren, de gele quarantaine vlag
wappert in het want, de windhapper wappert op het voordek. Wij duiken tussen het
drijvende plastic in het relatief schone water en vergaren wat info bij Bart, de
schipper op de dichtstbijzijnde boot. Hierna volgt de gebruikelijke beloning na
een zeiltocht, een zalig koud biertje met een toastje lekkers. Op internet lazen
we allerlei (spook) verhalen en waarschuwingen, ga niet naar Timor, corrupte
autoriteiten die geld willen zien. Wij zijn eigenwijs. Timor ligt voor ons
ideaal als startpunt voor de reis westwaarts, we hebben alle benodigde papieren
in orde en positieve verhalen zijn ook vast te vinden. Nu nog
uitvinden waar we moeten zijn, dat is andere koek. Kupang is een grote stad,
veel groter dan ik dacht, met meer dan 350.000 inwoners. Dat zoekwerk wordt ons
al snel uit handen genomen, big business voor de lokale handige mannetjes. Zodra
we één voet op het strand hebben staan, worden we door een paar toesnellende
mannen geholpen om de dinghy op het droge te sjouwen. Tussen allerlei troep en
glasscherven door over het zwarte korrelige zand gaat het allemaal goed op onze
blote voeten. Zolang de eigenaren aan wal zijn, 'passen' zij op de bijbootjes en
vragen daar wat geld voor. Ze zijn met z'n drieën en verdelen het geld
gezamenlijk. Onze bootboy, Onki, moet een stevige onderhandeling met mij
ondergaan, want hij vraagt in gebrekkig Engels eerst 20.000 Rupiah per dag. Dan
verschijnt Michael, die uitstekend Engels spreekt en vertaald dat de prijs
40.000 is, wat alle anderen ook betalen en wijst de baai in. Onki is spontaan
zijn eerste aanbod vergeten, maar wij weten inmiddels beter van Bart en ik sleep
er met veel glimlach een tussenprijs uit. Met een handdruk bevestigen we, beiden
tevreden, het resultaat van 30.000 Rph ( 10.000 is iets minder dan een euro!).
Michael heeft zijn positie inmiddels verstevigd door zich aan te bieden als
"agent" voor de inklaringsprocedure. In zo'n grote stad zelf op onderzoek zonder
de taal te spreken, zien we niet zitten en nemen hem in dienst voor 300.000 Rph.
De taxi heeft hij ook bij de hand, ongetwijfeld bevriend, voor 50.000 Rph per
uur. Nou, eerst maar eens een miljoentje Rupiaatjes pinnen. De geldautomaat
spuugt een dikke stapel van vijftigduizendjes uit waarmee onze portemonnee bol
gevuld wordt. Warren gaat Onki vast zijn eerste daggeld betalen en daar gaan we
in de bekende fout van onbekend geld. In plaats van dertigduizend krijgt Onki de
dag van zijn leven als Warren zes briefjes van 50.000 in zijn handen stopt,
denkende dat het zes maal 5000 is. Onki zegt wijselijk niks en wij komen hier
pas later op de dag achter. De taxi brengt ons eerst naar Tenau, een havenplaats
westelijk van Kupang waar we zelf notabene langs gevaren zijn. We moeten ons
melden bij Quarantaine/health en daarna naar het kantoor van de Customs.
Quarantaine heeft twee glimlachende moslims dames voor ons, bij Customs zit een
hele batterij serieus kijkende mannen in uniform. We mogen op een oude kapotte
bank plaatsnemen tegenover een rijtje oude aftandse bureaus waarachter elk een
mannetje niks zit te doen. Beetje kijken naar ons, lachen met elkaar en wij
lachen terug. Achter een deur in een ander kantoor worden onze papieren bekeken
en blijft het uitklaringdocument van de Australische Customs achter. Daarvoor in
de plaats gaan wij het inklaringsdocument van Indonesië krijgen. Maar net als
Quarantaine/health willen ook zij eerst de boot checken. Dus hup, weer een half
uur met de taxi terug naar Kupang waar ze met zijn vijven al op ons staan te
wachten, ze zijn sneller met de brommer dan wij met de auto. Warren vaart twee
keer heen en weer om iedereen aan boord te krijgen. Met zijn allen in de kuip
eerst op de foto, daarna willen ze allemaal naar binnen, lekker vol en heet. We
liggen een beetje op de swell te rollen en een dame blijft buiten waar ze al
heel snel misselijk is. De andere dame, Cynthia, bekijkt onze toilet, keuken en
kamer met één blik en is tevreden. De Customs man, Pieter, is brutaal en trekt
een kastje open, "I want chocolate" zegt íe. Hij heeft precies onze snoepkast
gekozen, maar ziet onze laatste reep chocola niet liggen. Warren deelt een
handvol snoepjes uit waar ze verrukt op reageren. Meneer Health wil de
medicijnenlijst plus medicijnen zien. Ik geef hem één blad van de drietal
pagina's en een klein doosje met onze dagelijks bij de hand voorraad medicijnen.
De grote waterdichte ton nog altijd vol sinds vertrek uit Nederland ligt onder
ons bed en dat weten ze niet. Nooit teveel geven, is ons motto. Met aandacht
leest hij het Nederlandse lijstje en vindt triomfantelijk een tube zalf die over
datum is. Ik kijk schuldbewust en vindt een vermanende blik in zijn ogen. Buiten
hangt er iemand misselijk over de reling en opeens zijn er meer niet lekker, ze
willen acuut van boord. Warren en ik kijken elkaar even aan en denken hetzelfde,
"Goed getimed die golfslag". De hele bups weer terug naar het strand en wij
verder met de taxi naar Immigratie, helemaal aan de andere kant van de stad.
Links in de hal zitten een aantal mensen op stoelen te wachten, wij moeten naar
rechts en zijn meteen aan de beurt. Een nors kijkende dame neemt de paspoorten
en overig papierwerk in ontvangst, ze wil ook nog drie exemplaren van onze
bemanningslijst. Ze kijkt ontstemd naar de halve A viertjes en vraagt waarom we
zo'n klein formulier hebben. Warren heeft een hele logische verklaring waar ze
geen weerwoord op heeft. "We zijn maar met zijn tweeën, dat past prima op dit
papiertje". Achter een oude typemachine vult ze onze gegevens in en wil dan
kopietjes van de paspoorten. "Die heb ik niet", zeg ik verontschuldigend en ze
begint hevig te zuchten. Hoe moet dat nou! Warren herinnert zich wel kopieën en
vist twee blaadjes uit de map waar we op A vier formaat naar de lens kijken.
Helemaal verguld met deze onverwachte wending lacht de dame breed naar Warren en
maakt het papierwerk af. De bemanningslijsten worden op de achterzijde
gestempeld en getekend, die moeten we nog inleveren bij Customs en de
havenmeester.
Samen met Michael stappen we in de wachtende taxi en rijden in een uur terug
naar Tenau. Het is tevens een sightseeing, we kijken en wijzen om ons heen. Het
verkeer is erg chaotisch waarbij voor elk in de weg zittende bromfiets of
voetganger luid geclaxonneerd wordt door elke auto of bus. En het wemelt van de
bromfietsen die overal dienst voor kunnen doen. Bij de één hangt aan beide
kanten van de zitting een tros kippen aan de poten opgebonden, een ander met
trossen gasflessen. Een enorme baal rijst ligt los op een zitting, een
vijfkoppige familie past ook prima, kind-vader-kind-moeder-kind. Hele toko's
passen achter de bestuurder waarmee ze hier en daar stoppen om hun waar aan de
man te brengen. Er wordt een complete maaltijd uit het mobiele restaurant
geserveerd waarvoor gretig aftrek bestaat. En uiteraard wordt de brommer ook als
taxi in de strijd geworpen, er valt altijd wel geld mee te verdienen. Om de paar
meter kunnen ze de tank bijvullen bij de toko's langs de weg die in literflessen
ook brandstof te koop hebben. Tussen alles in rijden nog de Bemo's, kleine
taxibusjes waarvan de zijschuifdeur al lang gesloopt is. Daar hangt een jongen
uit die de bestemming luidkeels over straat roept, wat niet meevalt, want in de
bus dreunt een muziekinstallatie waarbij praten met elkaar onmogelijk is. En ook
hier geldt het motto, er kunnen er altijd meer in dan je denkt. Terug bij het
kantoor van Quarantaine ontvangen we van Cynthia na betaling van de reguliere
300.000 Rph een officieel uitziend groengekleurd Ship's Health Book waarin
certificaten met goedkeuring over schip en bemanning zijn geniet. Een drietal
suggesties staan achterin geschreven; 1. Houdt het schip schoon, 2. Zorg ervoor
dat er geen ratten aan boord kunnen komen, 3. Houdt de medicijnen op orde. Bij
Customs krijgen we het inklaringsdocument. Rest ons een bezoek aan het
havenkantoor waarbij Michael ons op het hart drukt vooral niets te betalen.
Wederom een groot vertrek met op schoolbanken lijkende rijen lege bureaus waar
een man of zes en één vrouw niks zitten te doen. Er hangt een walm
sigarettenrook tegen het plafond en aan de wand hangt een televisie waar een
Indonesisch kookprogramma wordt uitgezonden. De Port Captain, een jong macho
ventje, kijkt gewichtig en wil alle originele papieren zien. Als ik er eentje
niet zo snel kan vinden, heeft hij al half mijn map afgepakt om zelf te zoeken.
Ho ho, meneertje, niet aan mijn spullen komen en trek het uit zijn handen weg.
Dat staat hem duidelijk niet aan en hij kijkt me minachtend aan. Ik vind wat hij
vraagt, hij bekijkt alles langdurig, wil dan van alles kopietjes hebben die wij
bewust niet op voorraad hebben. Maak ze lekker zelf. Een sluwe blik op ons,
maakt intussen flauwe grapjes met de andere mannen en giechelt vervolgens als
een grietje. Vraagt dan autoritair om het originele uitklaringsformulier van
Australië dat, zoals het hoort, nu in handen is van de Indonesische Customs. Híj
moet hem hebben, niemand anders. "Dan haal ik het wel even op", zegt Warren niet
in het minst uit het veld geslagen en wandelt een paar kantoren terug.
Vanzelfsprekend krijgt Warren de originele niet mee van de Customs, maar een
kopie is geen probleem. Hiermee komt hij na een stief kwartiertje binnenlopen en
overhandigt het aan onze macho. "Alsjeblieft, het origineel", en meneer is
tevreden! In de tussentijd heeft hij mij vragen gesteld over alcohol en
sigaretten aan boord waar hij op aast, maar wat een pech, we zijn opeens
geheelonthouders. Ruim een uur later en naar rook stinkend stappen we met
clearance papieren naar buiten en vertellen een verbaasde Michael dat er niet
eens om geld gevraagd is. Voor deze hele toestand kun je ook een agent inhuren
die alles voor jou afhandelt. Hoef je nergens heen, ze komen niet aan boord, je
betaalt ietsje meer. Maar ach, dit hoort ook bij onze manier van reizen. En
corrupt in Kupang, echt niet!
Hongerig en uitgedroogd zijn we vijf uur later terug bij ons startpunt van de
dag. Bij het afrekenen met de taxichauffeur en Michael komen we achter onze
beginnersfout. Onki ontkent in alle staten en laat demonstratief al het geld
zien dat in zijn broekzakken zit. Hij blijkt nu toch meer Engels te kunnen nu
hij zich verdedigen moet. Dat wordt zijn nekslag, want hierna 'smeek' ik hem om
alsjeblieft eerlijk te zijn met ons. Na heel veel "Please please, be honest" en
Michael op de achtergrond belooft Onki dat hij morgen alvast een deel terug zal
geven. Het geld blijkt allang verdeeld onder de groep boatboys en dat moet hij
nu weer zien terug te krijgen. Uiteindelijk betaalt hij de helft terug en de
rest beschouwen wij als vooruitbetaling voor de hele week voor de dinghy. Nu
eerst eten. Vlakbij zit een restaurant waar vooral zeilers en buitenlandse
toeristen komen en dat wordt ons vaste plekje. Eindelijk een echte nasi goreng
mét gebakken eitje erbij.
Wiwin
Donderdagavond hebben we net een heerlijke maaltijd achter de kiezen als
Wiwin bij onze tafel stopt. Ze studeert aan een toerisme opleiding en vraagt of
ze ons mag interviewen voor school. Wiwin is twintig jaar, spreekt goed
Engels en is niet op haar mondje gevallen. Na wat algemene vragen zoals wat we
van Timor vinden en wat we al gezien hebben (het straatleven en al zijn chaos),
nodigt ze ons uit voor zaterdag. Er is een speciale dag van haar klas op de
campus met zang en dans volgens de tradities van de diverse eilanden waar de
leerlingen oorspronkelijk vandaan komen. En er worden voor de klas onderling situaties gespeeld
met 'toeristen'. We willen graag mee en ze is helemaal door het dolle heen. Nu
kan zij haar nieuwe vrienden showen die ook nog eens echte toeristen zijn. Dat
heeft niemand en ze zegt wel een keer of vier, "Oh, I am so happy that you will
come". Ze wacht ons op het strand op en met zo'n lawaaierige Bemo tuffen we
richting school. Het regent voor de verandering en naast de weg wordt het meteen
een modderbaan. Trots loopt ze voorop naar haar klas waar de lerares achter een
lessenaar zit en ons welkom heet. Een paar studenten zijn al bezig in het Engels
met een oefening toerist-reisleider, we zijn duidelijk te laat. Wiwin stelt ons
aan wat medestudenten voor en haar beste vriendin Emma komt naast me zitten.
Diverse groepjes doen daarna precies eenzelfde situatie en het lijkt allemaal
woord voor woord uit het hoofd geleerd. Leerlingen lopen continu in en uit, er
wordt doorheen gekletst, erg chaotisch allemaal. Het stoort de lerares niet.
Hierna wordt er omgekleed en een aantal meiden en jongens komen terug in
prachtige outfit. Ieder heeft de traditionele kleding aan van zijn of haar
eiland, Wiwin komt van Flores, een aantal van Bali, Rote, Sumba en natuurlijk
Timor zelf. Om beurten wordt er gedanst, in lokale taal gezongen en gitaar
gespeeld. Wiwin begeleidt haarzelf met gitaar terwijl ze een prachtig lied
zingt. Speciaal voor ons vertellen ze na hun optreden de betekenis. En uiteraard
worden we voor de klas gehaald om mee te dansen.
Waarom weet ik niet, maar Wiwin hoeft niet in actie te komen met haar echte
toeristen. Aanwezig zijn is blijkbaar al voldoende! Na afloop worden we
tientallen keren op de foto gezet, iedereen wil met ons worden vastgelegd voor
thuis. We zijn vereerd als Wiwin ons hierna meeneemt om haar dormitori te laten
zien. Voor de stoep is het na de fikse regenbui modderig geworden, waar we onze
schoenen uittrekken. Een vierkant vertrek met een dun matrasje op de grond,
een bultje kleren, een krukje waarop een grote cilinderfles drinkwater staat en
een spiritusbrandertje. In een ander hoekje liggen de schoolspullen en haar
gitaar. Haar familie woont ver weg op Flores en ze moet hier voor zichzelf
zorgen, zoals de meeste studenten. Haar oudere broer stuurt af en toe geld en
als ze straks zelf een baan heeft, stuurt zij op haar beurt geld naar haar
jongere zusje om te kunnen studeren. De kleding wast ze met de hand. Als ik
vraag waar haar toilet is, wijst ze vaag naar buiten waar ik alleen een berg
afval zie. "En douchen dan, je hebt zulk mooi lang haar, hoe doe je dat?".
Daarvoor bestaat poeder om de vettigheid weg te werken. Ik vraag niet verder
door, ze lijkt een beetje beschaamd. Ondanks alles ziet ze er echt schoon en
fris uit. Haar vriendin Emma loopt ook met ons mee. Ze vertelt aan Warren dat
haar kamer nog kleiner is. En als ze niet genoeg geld heeft, eet ze een paar
dagen niets. We trakteren hen op de lunch bij een eettentje langs de weg. Lang
hoef je daar niet naar te zoeken, want het lijkt of iedereen een Warung heeft.
Een grote pan met stomende witte rijst waarbij je kunt kiezen uit een aantal
toevoegingen, vis, kipstukjes, groentemixen en allemaal even pittig. Met z'n
vieren eten en drinken we voor minder dan tien euro! Het blijkt dat Kupang ook
een museum heeft. Je zou denken, als student toerisme ben je daar zéker geweest.
Maar nee, beide meiden zien het ook voor het eerst. Het lijkt gesloten, maar
Wiwin praat ons naar binnen en we hebben een soort privé bezoek. Een suppoost
doet de lichten weer uit zodra we naar buiten gaan. Bij het afscheid nemen hangt
Wiwin een sjaaltje om mijn nek. Het is een onderdeel van de traditionele kleding
van Flores.
Tot zover spreekt onze omgeving behoorlijk Engels. Zodra we zelf door de stad
gaan struinen, voelen we ons analfabeet. Behalve door werkelijk iedereen die ons
ziet aangeroepen te worden met "Hey Mister, what's your name?", verstaan we geen
woord. Langzaam aan lukt het om gedag en dank je wel te zeggen. Bij de 'salon'
valt de conversatie stil bij mijn binnenkomst. Een meisje is een klant het haar
aan het ontkrullen, de ander is zonder klant. Met wijzen en een foto van mezelf
als voorbeeld word ik giechelend onder handen genomen en ga met een kort koppie
weer naar buiten. Het kost me net zoveel als een tros bananen die we bij een
vrouwtje op de stoep kopen. De wasserette snapt ook wat we willen en het ruikt
aan boord nog dagenlang naar waspoeder. Terwijl de wind lekker langs ons heen
waait, zitten we ieder achter op een brommertaxi op weg naar Flobamora, een
shoppingmall. Een ontluistering, het is één grote schoenen en kleding shop en
waarachtig een supermarkt waar niet veel bijzonders te koop is. Geen vlees,
zelfs niet in blik, geen zuivel en een beetje groente en fruit. Dat laatste is
vele malen beter op straat te koop. We zijn heel blij met onze vier kilo
ingeslagen kaas en elke paar dagen bakken we vers bruin brood. Voor de rest moet
ik steeds creatiever te werk gaan met koken. Mijn voorkeur gaat uit naar eten
buiten de deur indien mogelijk, lekker, lekker makkelijk en erg goedkoop. In
langzaam tempo wandelen we de heuvel op naar een oud Nederlands kerkhof. In de
moordende hitte bekijken we de overwoekerde grafstenen van Stien, Anna en ene
Frederik. De foto's maken we voor niets, evenals van de kleurrijke markt en
zwemmende kinderen, want onze digitale camera verdwijnt spoorloos. We vermoeden
dat we hem op de laatste avond in het restaurant hebben laten liggen. De baai is
inmiddels op ons en de boot van Bart en vader Kees na, waar we nieuwe olie voor
onze watermaker van krijgen, leeg. Warren heeft olie in de elektromotor ontdekt,
de lekkende seal en de olie vervangen en nu werkt hij weer, ongelofelijk. Warren
is de aanhouder, die wint! Als ook Bart vertrokken is, zijn we weer alleen en
dat blijft zo ongeveer de hele route in Indonesië.
Sumba, (Sandelhouteiland in vroegere dagen) een ongerept,
traditioneel eiland waar een handjevol toeristen te vinden zijn.
Voornamelijk motoren, dat zijn de meeste ervaringen van medezeilers. We zoeken
zoveel mogelijk de wind op en blijven ten zuiden van Flores. In een heerlijk
relaxte wind zeilen we in twee nachten naar het eiland Sumba. Nog net voor het
helemaal donker is, lopen we een baaitje binnen aan de noordoost kant van het
eiland. Bij deze temperaturen zijn we vroeg wakker en roeien tussen vissende
mannen door naar het strand. De zon brandt bijna een gat in onze hoeden, zo heet,
het zweet loopt in straaltjes over de rug. Een vrouw, een paar mannen en wat
kinderen kijken ons nieuwsgierig aan, we groeten ze en vragen gebrekkig waar het
dorp is. Er volgt een woordenvloed in Bahasa en we voelen ons erg ongelukkig dat
we ze niet verstaan. Over een modderig pad wandelen we verder waarlangs mannen
en vrouwen tot de enkels in de natte rijstvelden staan te werken. Een man
demonstreert ons het ingenieuze systeem dat zorgt voor de bewatering hetgeen
vanuit de bergen komt. Bij een huis spreekt een vrouw ons in het Engels aan en
nodigt ons in haar huis uit. Binnen is het lekker koel, haar man en zijn broer
zitten op de bank en vragen of we koffie lusten. Achter het huis is de halve
familie op hun rijstveld bezig en op blote voeten lopen we even later achter de twee
broers
aan. Voor de volgende oogst worden nieuwe rijstplantjes gepoot en broer Victor
legt ons het hele proces uit. De modder zit tot aan onze knieën en de teennagels
zijn nog dagen zwart, goede kwaliteit. Victor is evangelist en neemt ons mee
voor een ritje in de omgeving. Ik zit bij Warren achter op een brommer, Victor
rijdt naast ons en lacht de hele weg zijn tanden bloot. Iedereen kent hem,
zwaait en roept naar ons. Een aantal kilometers verderop stoppen we bij zijn opa
waar een paar kokosnoten uit de boom wordt gekapt. We lessen onze dorst in de
schaduw van een grote boom. Victor laat een stuk grond zien dat te koop is voor
vijf miljoen rupiah, in onze westerse beleving een belachelijk lage prijs, maar
het koopje laten we toch maar aan ons voorbij gaan. De kleine lage huisjes
vlakbij het strand zijn gebouwd van bamboe en gevlochten palmbladeren, dat
proces duurt een maand en na vijf jaar moeten ze opnieuw beginnen. Ze zijn
simpel, twee slaapvertrekjes met een gordijn ervoor en een open leefruimte onder
het puntige dak waarin een lage, langgerekte bamboetafel tevens als zitplek
dient. Met een bijna zinkende bijboot van de gekregen kokosnoten roeien we al
zwaaiend terug naar ons huisje.
Onder veel bekijks leggen we de boot tegen de hoge betonnen kade aan in de
ferryhaven van Waingapu, de hoofdplaats van Oost-Sumba. Elke handeling wordt
door zo'n dertig paar ogen van bovenaf aandachtig gevolgd met hier en daar wat
opmerkingen die we wederom niet verstaan. Na het opruimen van de zeilen ga ik in
de kuip zitten en beland bijna op schoot van de uit het niets verschenen
havenmeester. Hij is brutaal aan boord gestapt en vraagt naar onze papieren.
Natuurlijk wenst hij kopietjes die we niet hebben, dus ik stap bij hem achterop
zijn brommer en tuffen naar het havenkantoor, een paar honderd meter
verderop. Als zijn dossier ook weer gevuld is met onze gegevens, brengt hij me
keurig terug. De nieuwsgierige kijkers wisselen elkaar af, zitten op hun hurken
en eentje vraagt of we ook bier hebben. Na een paar uur zijn we dat stoïcijns
bekeken worden zat en lopen naar het havenkantoor waar we vragen of er nog meer
mogelijkheden zijn om onze Nightfly neer te leggen. Vlakbij is de haven
voor de vrachtboten waar we voor anker kunnen. We vertrekken direct, het water
is aan het zakken en Nightfly zakt onder de kade weg. Met mijn korte benen kan
ik me langs de verstaging nog net op de maststeunen laten zakken, een uurtje
later was me dat niet meer gelukt. Blij dat we van dat geloer af zijn, zwaaien
we op ons nieuwe plekje vrolijk naar de bemanningen op de, op een afstandje
liggende, afgemeerde vrachtboten. Hier kunnen we tenminste een duik nemen zonder
aanstoot te geven. Niet ver van ons af wordt het snel ondiep, tot de borst in
het water staand werpen mannen hun visnetten uit. Kano's peddelen af en aan
waarin simpel met een touwtje en een haakje op en neer halend gevist wordt.
Warren zit om zes uur met zijn kopje thee in de kuip wakker te worden als een
uitvarende vissersschuit abrupt stopt en een zestal mannen driftig een groot net
uitgooien. Langzaam halen ze het net daarna binnen waar een flinke grote vis in
zit. Het kalme, vlakke water heeft de vis zijn positie prijsgegeven, waar de
vissers profijt van trekken. Na de buit binnen gehaald te hebben, zetten ze
koers naar zee, er moet nog meer brood op de plank komen. Op de kade ontmoet
Warren twee jonge leraren, Ady (24) en Danny (35). Beiden geven les op een
middelbare school in Malang op Oost-Java. Danny komt van oorsprong van het eiland Rote,
de familie van Ady woont hier op Sumba. Ze hebben vakantie en logeren bij
de ouders van Ady. Deze dagen worden de paardenrennen
in Waingapu gehouden en daar willen ze ons mee naar toe nemen. De volgende
ochtend halen ze ons op bij de haven, Warren bij Ady achterop en ik bij Danny.
Eerst bij het huis van Ady's ouders stoppen we en worden we hartelijk ontvangen.
De jongens zorgen met hun uitstekende Engels ervoor dat we elkaar over en weer
kunnen verstaan. Ze wonen in een traditioneel Sumba huis met zijn typische dak, in het midden als
een dikke schoorsteen omhoogstekende kegel. Binnen in huis is dat opengelaten,
zodat de geesten en spirits vrij spel hebben. Veel Sumbanezen combineren hun
Christen zijn met de traditionele godsdienst, Marapu. Het belangrijkste element
is het in stand houden van een vreedzame relatie met de geesten van voorouders.
Bij een begrafenis moet iedereen die komt gevoed worden, een kostbare zaak, want
dat kunnen wel honderden familieleden zijn. Als daarvoor niet voldoende geld is,
wordt de overledene in huis bewaard, totdat er genoeg gespaard is. De
begrafenis, de overgang van de zichtbare naar de onzichtbare geesten wereld, is
de belangrijkste dag in het leven van een Sumbanees. Voor de grafstenen worden
enorme blokken steen uitgehakt en versleept naar het dorp. Vooral belangrijke en
wat rijkere mensen krijgen zo’n grafsteen. De gemiddelde steen weegt zes ton en
een grote steen weegt meer dan twintig ton. Tegenwoordig worden deze stenen van
beton gemaakt. Aan de overkant van de straat is de megalitische (mega=groot,
litos=steen) graftombe van de koning van hun dorp, bijzonder indrukwekkend om te
zien. De hele straat wordt bewoond door één familie, opa's oma's, ooms, tantes,
kinderen, in meerdere huizen. Ze zijn op palen gebouwd en de ruimte eronder
wordt o.a. benut om te werken, een heerlijk koele plek. We maken kennis met het
oudste familielid, oma van 96 en de jongste telg van twee maanden.
Zodra we binnen zijn, laten ze ons de handgemaakte, karakteristieke hinggi
ikat zien. De patronen worden verkregen door de scheringdraden te verven
voordat ze met de weef- of inslagdraden worden samengeweven. Dat verven neemt
meerdere maanden in beslag. De scheringdraden worden op een geraamte gespannen
en vervolgens samengebonden met verf-resistente vezels om het patroon te maken.
De draden worden daarna ondergedompeld in verfbaden en gedroogd in de zon.
Het uiteindelijke ontwerp komt tot stand door opeenvolgende nieuwe
samenbindingen en nieuwe
verfbaden. Dan ontstaan de typerende blauwe en rode banen met daarop figuren van
mensen en dieren allen met een eigen betekenis. We zien prachtige, na een jaar
werk verkregen, eindresultaten en besluiten er een te kopen. Veel leuker dan op
een marktje waarbij je niet weet of het echt handgemaakt is, hier zien we het
met eigen ogen. Met heel veel enthousiasme krijgen we een zorgvuldige
metamorfose, vader en moeder kleden ons in de traditionele Sumba kleding. Daarna
worden ook Ady, Danny en zijzelf aangekleed en gaan we met zijn allen op de
foto. Ze zijn bijzonder trots op Ady en zijn tweelingbroer Edy die beiden leraar geworden
zijn, niet voor iedereen
weggelegd hier op Sumba. De kamer hangt vol met foto's van de
diploma-uitreiking. Achter het huis staan een paar Sandelhout paardjes, een
soort statussymbool. Bij heel veel mensen staan er een of meerdere paardjes
naast hun huizen. Deze zelfde dieren worden gebruikt bij de paardenrennen waar
we naartoe wandelen. De jockeys zijn hele jonge jochies die zonder zadels op de
rug van de paarden over het circuit racen. Wederom op de brommers gaan we de
heuvels op buiten Waingapu, vanwaar we een goed uitzicht hebben op de stad en
het achterland. Gezamenlijk lunchen we onderweg en ter afsluiting gaan ze even
mee aan boord om ons huisje te zien. In korte tijd hebben we een bijzonder
contact opgebouwd en ze nodigen ons uit om op Java bij hen op school te komen
kijken. Dan kunnen we tevens Danny's vrouw Esther en dochtertje Kim ontmoeten.
Java ligt op onze route, maar we moeten wel een plek voor de boot vinden. We
beloven ons uiterste best te doen.
Juli 2013 Rinca, Komodo, Sumbawa,
Lombok in vogelvlucht
Harde wind en natte hoge golven jagen ons noordwaarts. Dit soort winden
schuin op de kont is nog wel te pruimen, het garandeert vooral een snelle
oversteek. Soms surfen we een golf af met tien knopen, yeah. Normaal gesproken
kun je vanaf Sumba de hoge spitse pieken van Flores en Rinca duidelijk zien,
vandaag is het grijs en bewolkt. Pas als we vlakbij zijn, ontwaren we vage
contouren van de eilanden voor ons. Aan de westkant van Rinca varen we een grote
baai binnen en ankeren voor een strandje. Volgens de overlevering van zeilers
wemelt het hier van de Komodo varanen, dé reden waarom Warren hier graag heen
wil. Die kolossale, lelijk en gevaarlijke monsters met eigen ogen zien. Ik heb
het er niet zo op, ben momenteel te aantrekkelijk voor ze met mijn maandelijkse
ongemak. Warren laat me vast wennen aan de aanblik van die beesten en flitst
zijn tong de hele dag in mijn richting. Vanzelfsprekend wagen we ons niet op het
eiland, je moet het ook niet uitlokken. Zeggen en schrijven wandelt er één
exemplaar van zo'n anderhalve meter langs de waterlijn en verdwijnt tussen de
hoge in de wind wuivende grashalmen. Het parkopzichtersstation verzorgt
wandelingen, maar ligt aan de andere kant van het eiland, te ver weg. We
verhuizen naar het eiland Komodo. Dat gaat moeizamer dan gedacht. Tussen de vele
eilanden staat een loeistroom en wij gaan natuurlijk net tegen de ebstroom in.
De eerste uren maken we nog wel voortgang dankzij de 25 knopen wind, maar de
doorgang wordt steeds nauwer en het is vechten tegen de bierkaai. Dik zeven
knopen stroom neemt de boot mee en de boven water uit stekende rotsen komen
angstvallig dichtbij. Warren stuurt naar links en hup, in no time zitten we
bijna aan de andere kant van de doorgang, ook niet de bedoeling. We willen
vooruit, niet opzij of achteruit. Ik zet de motor aan en op volle toeren vechten we ons
metertje voor metertje, nog steeds met vol tuig zeilend, een weg door deze
kolkende whirlpool.
Eenmaal uit de gevarenzone stop ik met een zucht de motor en kunnen we de
laatste mijlen normaal afleggen.
Het is vroeg in de middag, Nightfly gaat
voor anker en er is nog tijd voor een
rondwandeling. We krijgen een eigen gids mee die ter bescherming een lange stok
met v-vork in zijn handen heeft. Mochten we een hongerig exemplaar tegenkomen,
dan zetten ze de vork in de nek achter de kop en kan het beest geen kant meer
op. Tenminste dat hopen we dan maar. In het kamp, waar een klein restaurantje en
een aantal verblijfshutten voor toeristen staan, lopen een paar varanen. De
kleinere is een vrouwtje, verderop ligt een mannetje voor pampus. Deze meet ruim
drie meter en is de oudste op het eiland. Ze kunnen een leeftijd bereiken van
meer dan dertig jaar en die in en uit flitsende gele gevorkte tong is hun
reukorgaan. Op vijf tot tien kilometer afstand ruiken ze bloed......ik sta al in
de startblokken. Maar er gebeurt niets, de gids dirigeert ons achter de varaan
en maakt een paar foto's. Warren neemt voor de zekerheid de stok mee. De
wandeling wordt vervolgd over een bruggetje een beekje over waarna een pad
tussen struiken doorslingert, uiteindelijk een heuvel op. We zien veel herten,
maar geen Komodovaranen, blijkbaar is er elders op het eiland meer te eten voor ze.
Een beetje actie en spanning hoort bij dit eiland, maar nu dus even niet.
Enigszins teleurgesteld troosten we onszelf met een koud biertje op het
overdekte terras.
Alweer speelt de sterke stroming ons parten. Zodra we zuid van Komodo
stuurboord uit gaan, zet de zuidgaande stroming ons weg. Terwijl de stuurkoers
pal noord wijst, gaat de boot zijwaarts naar het westen. Het tij keert gelukkig
en we kunnen het kanaal tussen Sumbawa en Nusa Kelapa nog net insteken voordat
we onderlangs Sumbawa terechtkomen. De dieselvoorraad slinkt, de portemonnee is
bijna leeg, net als het groente en fruitnet. Vanuit Sape, aan de oostkant van
Sumbawa gelegen, vertrekken ferryboten naar andere eilanden. We gaan langszij
een vissersboot waarvan de bemanning enthousiast onze lijnen aanneemt. Als we ze
duidelijk maken dat we een paar uur nodig hebben voor boodschappen, bootsen ze
hoge golven na en wijzen naar de baai. Beter om voor anker te gaan en met de
bijboot naar de wal. Ze zullen het wel weten, aldus geschiedt. Natuurlijk lopen
wij weer op het heetste moment van de dag zeker vier kilometer zwetend uit alle
poriën alvorens we bij het centrum komen. Langs heerlijk ruikende toko's met
eten, maar we durven nog geen cent te verbrassen voordat we een geldautomaat
hebben gevonden. En dat duurt verrekte lang, we hebben de hoop al opgegeven als
we tot grote opluchting een bordje ATM zien hangen. Langer dan noodzakelijk
blijven we in het hokje hangen, heerlijk die airconditioning. Op de markt kopen
we met hulp van een jongeman wat fruit en groente. Hij spreekt een beetje Engels en
ziet ons hakkelen. Als we bij de appels afdingen, maar niet tot overeenstemming
lijken te komen, wil hij de betwiste 5000 rupiah uit eigen zak bijleggen. Zover
laten we het niet komen. Na een hapje rijst met saté in een Warung langs de weg,
nemen we een BenHur taxi terug. Het paardje krijgt er behoorlijk van langs door
de menner, met een zweepje hitst hij het beestje op tot meer snelheid. Eenmaal
bij de boot volgt nog een verhitte wandeling met lege jerrycans op de
boodschappentrolley naar het benzinestation en vol weer terug. Bij elke toko
kijken we of ze ook bier verkopen, het lijkt een verloren zaak want we zijn op
een moslim eiland. En die drinken geen alcohol, zeker niet tijdens de Ramadan
die binnenkort begint. Ergens onder een toonbank komen zes grote flessen
tevoorschijn, het is ook overal hetzelfde, nee zeggen en ja doen. Na een koud
biertje in het uitgedroogde lijf gegooid te hebben, anker op en zodra we een
eindje van het dorp af zijn, even achter de boot in het water hangen om af te
koelen, heerlijk! Een voorbeeldige nacht zeilen, we kunnen zelfs voorin slapen,
komt zelden voor. Eind van de zondagmiddag draaien we een hoek om en ankeren
dicht voor een zwart strand bij een dorpje waar onmiddellijk tumult ontstaat. Er
wordt geroepen en gezwaaid, twee houten kano's met jonge jochies peddelen rap
naar ons toe en zijn niet meer weg te slaan. "Hey mister", "Hello", waarna er
voor ons onverstaanbaar Indonesisch volgt. Ze hangen met hun handjes aan de
voetrail van de boot en willen aan boord klimmen. Daar beginnen we maar niet
aan, want dan hebben we zo het hele dorp op de Nightfly zitten. Nee
zeggen is voor het moment voldoende, maar met ondeugende blikken blijven ze het
proberen. We leren ze wat meer Engelse woorden en ik maak ze duidelijk dat ik
zeker geen mister ben, maar misses Maria. Ze giechelen eerst, maar knopen het
goed in hun oren, blijkt wel. De volgende morgen is het druk op het strand, de
een na de ander heeft hoge nood, het lijkt erop dat ze hier geen toiletten
hebben. Hmmm, daar gaan wij straks met onze dinghy landen.
De kano's liggen al vroeg bij de Nightfly en als we naar het strand roeien,
maken we er een grote optocht van. Dan zijn de meisjes aan de beurt, springend
en huppelend wachten ze ons op en zijn door het dolle heen. Meteen worden onze
handen geclaimd, aan iedere kant een meisje dat niemand anders toelaat en ons
niet meer loslaat. Een wat ouder meisje laat zich niet uit het veld slaan en
tijdens de hele wandeling houdt ze Warren's bovenarm vast. De rest van de
kinderen lopen achter ons aan. Mijn nieuwe vriendinnetje aan de rechterkant
trekt me continu aan de hand en wijst naar dingen, ik vertel hoe het in het
Nederlands heet, zij in haar taal en ze glimlacht tevreden. Een Moslima op een
brommer heeft een wasteil met verse vis achterop en we kopen een visje die één
van de meisjes bij zich houdt tot we weer bij het strand zijn. Onder de schaduw
van een bruggetje boenen vrouwen de was in de rivier op grote keien. Verderop
doet een jongetje een grote boodschap. Zodra we onze Indonesische begroeting
laten horen, volgt overal een grote glimlach. Elk huis heeft een eigen waterput
waaruit Warren een paar emmers voor onze douche meekrijgt. De meute kinderen
zwaait ons enthousiast uit als we terug roeien. We worden standvastig gevolgd
door de kano's met daarin blote bruine jongetjes waarvan er eentje rap onder de
railingdraad door kruipt en stilletjes in het gangboord gaat zitten. Zogenaamd
streng kijkend stuurt Mister Warren hem terug naar zijn eigen kano. Al
spetterend en elkaar uit de kano duwend roeien ze naar het strand, "Goodbye
mister, goodbye misses Maria". Kananga, een bijzonder vredig dorpje waar de tijd
een aantal jaren heeft stil gestaan.
15 juli 2013, zes jaar onderweg........(en Lydia gefeliciteerd).
Na Sumbawa zeilen we in lichte wind, soms moterend bovenlangs Lombok, vaak
het eiland met de duizend moskeeën genoemd. Door de verrekijker ontdekken we om
de paar kilometer het goudkleurig, mosgroen of felblauw glimmende dak van een
moskee. Ze vallen echt wel op evenals de muezzin, de oproep tot het gebed
die van alle kanten tegelijk vijf keer per dag over het water galmt. Ook de 3726
meter hoge vulkaan Gunung Rinjani valt op. Majestueus rijst hij tussen
nevelwolken omhoog en als de opkomende zon hem beschijnt, wordt het zicht steeds
helderder. Het eiland laten we zonder te bezoeken links liggen, alleen een
ankerstop gevolgd door een verschrikkelijk rollerige nacht. Nooit waait hier in
deze tijd noordenwind, maar wel als wij er liggen. En dan ontdekken we een lek
in onze dieseltank. Onder de vloer glimt het van de diesel en het stinkt als de
hel. Alsof dat nog niet genoeg is, lekt ook de waterpomp van de motor, een
gevolg van het op vol vermogen motoren tegen de stroming in van een paar dagen
geleden. Elk uur is de bak die we onder de drup zetten, vol water. Gaat lekker
zo. Noordwest van Lombok liggen een drietal kleine toeristeneilandjes en bij de
onderste, Gili Air, blijven we een paar dagen aan een mooring liggen. Tijd en
rust om de boel eerst eens grondig schoon te maken en analyseren hoe die
diesellek is ontstaan, maar dat weten we pas als we het lek kunnen vinden. De
HPDE tank is keurig op maat ingebouwd en daarna heeft Warren er van alles op- en
omheen getimmerd. Dat wordt slopen, maar nu nog niet. We pompen zoveel mogelijk
diesel uit de hoofdtank in jerrycans in de hoop dat het lekken stopt, maar geen
succes. Het blijkt een drup-lek te zijn, die we met keukenrol doekjes redelijk
op kunnen vangen. Voorlopig kunnen we niks meer doen, want eerst moet de hele
tank leeg zijn. Dan maar doen alsof we toerist zijn en een beetje vakantie
vieren, dat lukt goed. Het eilandje staat vol met romantische vakantiebungalows,
duikscholen, prullariawinkeltjes en restaurantjes, waar we heerlijk 'happy hour'
bier drinken en lekker eten voor weinig geld. Daarna een duik in het warme water
en een dutje op de bank in een hete boot. Op de dag dat we zes jaar van huis
zijn, steken we in stevige wind en stroming mee in vier uurtjes de Selat Lombok
over naar Bali. Vandaag begint ook de Ramadan, de vastenperiode voor de moslims.
Op advies van de Franse eigenaar van een van de duikscholen op Gili Air gaan we
niet naar Benoa in het zuidoosten. Het is daar druk, veel verkeer en vervuild
water. Bovendien heb je forse stroming tegen als je weer vertrekt en daar hebben
we al twee keer kennis mee gemaakt. Halverwege de noordkust ligt Lovina, een
verzamelnaam voor een aantal dorpen. Bij Kalibukbuk is een grote opening in het
rif tot aan het zwarte zandstrand en daar kun je in dit jaargetijde prima
ankeren. In een outrigger met een ronkende grasmaaimachine motor komt Benny ons
tegemoet. Hij wijst dat we hem moeten volgen en hij leidt ons door de ingang van
het rif. Op de plek waar we het anker moeten laten vallen, legt hij zijn bootje
stil. Een mooie egale zandbodem met hier en daar een geelbruin gestipte zeester
geeft ons anker goede grip. We bedanken Benny met een pakje sigaretten. Mochten
we behoefte hebben aan diesel, water, wasserette of een auto met chauffeur, hij
kan overal voor zorgen. We vragen of hij de volgende ochtend de taxichauffeur
mee wil brengen, we willen graag een tweedaagse tour over Bali maken. Voor de
zekerheid gooien we ons tweede anker uit, we willen geen zorgen hebben als we de
hort op zijn. Een wandeling door Kalibukbuk is wat teleurstellend, erg op
toeristen ingesteld met een overdaad aan hotels en restaurantjes en natuurlijk
reisbureautjes. Daar informeren we naar de prijs voor een 2-daagse binnenland
trip in een auto met chauffeur, dat geeft vast een indicatie voor onze
onderhandeling morgen. We kiezen een eenvoudig tentje uit en eten een
voortreffelijke pizza. Boven mijn hoofd op een zwart schoolbord wordt een Balinese
'ristaffel' voor twee
personen aangeprezen, we weten meteen waar en wat we morgen eten.
Bali uitstapje
Made, onze chauffeur, rijdt ons twee dagen rond, al toeterend naar alles wat
in de weg zit. Langs terrasrijstvelden en blauwe hortensiavelden, door kleine
aaneengeregen dorpjes over smalle weggetjes waarlangs kleden met tabak te drogen
liggen en toko's waarbij iedereen hetzelfde verkoopt als zijn buurman. In een
van de dorpjes stuiten we op een begrafenis ceremonie. Eerst een rijtje vrouwen
in mooie sarongs achter elkaar met op hun hoofden bakjes met wierook, bloemen en
fruit. Een groepje traditioneel geklede mannen volgt muziekmakend met de gamelan
instrumenten. Voor de goede geesten worden gewijde offers dagelijks neergezet op
hoge offerblokken die je overal langs de straten vindt, vergezeld van stokjes
wierook die ervoor zorgen dat ze naar de hemel opstijgen. Voor de boze geesten
of demonen worden ze op de grond gelegd en na verloop van tijd vanzelf vertrapt.
We zagen diverse keren dat ze inderdaad voor de ingang van een restaurant werden
neergezet, nu snappen we waarom. We stoppen bij een grote Boeddhisten tempel waar we eerst onze
sarong omknopen voor we naar binnen mogen. Ik wil een blouse met lange mouwen
over mijn hemdje aantrekken, maar Made schudt zijn hoofd. Blijkbaar houdt
Boeddha wel van blote vrouwenschouders. Halverwege de ochtend zijn we bij de
Heilige Hot Springs waar we een half uur lekker in het water spelen. Daar zijn
we niet de enige toeristen, langs het weggetje erheen staat het vol met rekken
kleding, vooral sarongs, en worden we elke meter gesmeekt om alsjeblieft iets te
kopen. Steeds hoger rijden we de bergen in, rijstvelden maken plaats voor
mozaïeken van akkers. Vele soorten groenten worden verbouwd en bevloeid met het
water van de bergmeren. Het wordt merkbaar frisser en als we bij de tempel van
de aanbeden godin van het meer Danau Bratan zijn, regent het gestaag. Goed voor
de groei, maar wij hebben daar natuurlijk niet op gerekend en zitten snel weer
bij Made in de auto, de godin komt er bekaaid af. Bij een proeverij van koffie
en thee kunnen we hele speciale koffie proberen, Luac genaamd. Het gelijknamige
nachtdier eet koffiebonen en fruit, poept dat uit en zijn gedroogde keutels worden
vermalen tot koffie. Alle proefjes zijn gratis, maar voor een minikopje Luac
koffie betaal je dik geld, dat stinkt toch? Overal waar we de auto maar even
parkeren, zijn mannetjes te vinden die parkeergeld innen, ook voor de brommers.
Voor het eerst zien we hoe een cacaovrucht groeit en eruit ziet, er is een gele
en een rode uitvoering. En vanillebomen waar een heerlijke geur omheen hangt.
Tegen hoge bomen staat hier en daar een ladder gemaakt van één dikke meterslange
bamboestok met daarin dwarsgestoken korte bamboestokjes als traptreden. Made
vertelt dat ze daarboven tabakbladeren plukken. Tientallen aapjes klauteren en
klimmen in bomen en over muurtjes langs de weg. We gaan ook even aapjes kijken,
dat blijft leuk. Vooral als er kleintjes bij zijn en er bananen gegeten worden,
top voor de fotograaf. De eerste dag eindigt in Ubud, waar in de jaren 20 van de
20e eeuw nogal wat Europese kunstenaars neergestreken zijn. Inmiddels is het één
grote toeristenplaats vol hotels afgewisseld met restaurants, kleding en
souvenirwinkeltjes, kunstgalerijen en massagesalons.
Elke tien meter worden we gevraagd of we een taxi willen of een massage. Made brengt ons bij een
prima hotel met in de achterliggende tuin diverse bungalowkamers en een zwembad.
's Avonds genieten we in de open lucht van een Kecak Fire & Trance Dance. Kecak
is een speciale dans waarbij de "muziek" wordt gemaakt met de stemmen van een
grote groep mannen. Ramayana, de bijbehorende vertelling afkomstig van het
hindoeïsme gaat over prins Rama en zijn vrouw Sita die door de koning verbannen
zijn naar het bos. Daar wordt Sita door wellustige demoon Rahwana gekidnapt en
uiteindelijk door Prins Rama en zijn broers gered en bevrijd. Prachtige kostuums
en brandende fakkels geven het een mystieke entourage waarbij de alsmaar
klakkende en sissende mannenstemmen de aandacht vasthouden. Bijzondere
indrukwekkende voorstelling. Midden in de nacht gaat het fout, krampen in mijn
maag en uiteindelijk acute diarree. Het heerlijk uitziende ontbijt is niet aan
mij besteed en als Made ons ophaalt, vraag ik of hij ons naar een dokter kan
brengen. Warren vindt het overdreven, het zal best gewone buikgriep zijn. Mijn
avondeten was niet hetzelfde als wat hij heeft gegeten, maar ik wil zeker weten
dat het geen malaria is. De symptomen lijken er op en ik heb geen zin in
gedonder. Bij een kliniek word ik direct door een vrouwelijke dokter geholpen en
onderzocht. Vooralsnog heeft ze geen vrees voor malaria, maar alleen een bloedtest
geeft uitsluitsel. Met achterlating van twee buisjes bloed en medeneming van
medicijnen tegen de diaree en de vermoedelijke darminfectie stap ik nog steeds
beroerd in de auto. De route gaat terug naar het noorden langs het kratermeer Danau Batur.
Het meer ligt aan de voet van Gunung Batur, een 1717 meter hoge
actieve vulkaan. Vanaf het terras voor de koffiestop in Penelokan hebben we een
spectaculair uitzicht. Mijn koffie bestaat uit thee en ik loop zeker drie keer
naar het toilet. Made rijdt prima, maar de vele bochten en het vaak hobbelige wegdek
maken het mij behoorlijk lastig achterin. Jammer, we korten het programma in om
snel thuis te zijn. Bij de lunch in een warung langs de weg eten Warren en Made
smakelijk van rijst met pittig gekruid vet varkensvlees, voor mij alleen de
rijst met wat ketjap. 's Avonds krijg ik per email de uitslag van de bloedtest,
geen malaria. Het duurt nog een paar dagen voor mijn maag normaal eten kan
verdragen. Warren koopt twee nieuwe jerrycans erbij, zodat we alle diesel uit de
hoofdtank kunnen halen. We proberen zo te achterhalen waar ongeveer het lek moet
zitten. Maar pas als hij helemaal leeg is, stopt de lekkage. Conclusie, hij moet
er echt uit gesloopt gaan worden. Tijdens ons uitstapje heeft de vrouw van Benny onze was met de hand
gedaan, veel beter en veel schoner zegt Benny. Het drogen gaat buiten op
kleerhangers, overal zie je rijen hangers hangen bij iedereen. Mijn degelijke Hema
onderbroeken oké, maar de wat frivolere slipjes hebben misschien wat verder
naar achteren gehangen.
Java, ruim 3,5 keer zo groot als Nederland
Verschrikkelijk, wat een nacht. We rollen heen en weer in bed, geen moment
rust. Klets, een opspattende golf spoelt over het voordek bij ons dakraam naar
binnen op bed. Mijn humeur zakt beneden peil en ik stampvoet naar de kajuit waar
ik zwetend van de hitte op de bank ga liggen. Warren zijn plek is nagenoeg droog
gebleven. De wind doet natuurlijk weer anders dan was voorspeld. Nu liggen we
aan lager wal in 15 knopen noordoosten wind te hobbelen, maar we hebben geen
andere keus. Voor ons ligt de brug van Surabaya, we weten nog niet of we er
onderdoor passen, het water er naartoe is bijzonder ondiep en staat bomvol met visvlaggen
en stokken. Volgens de kaart is er een vaargeul met lichtboeien aangegeven, maar
wij zien er geen een. Niet aan te raden in het donker, dus wachten we lijdzaam
de nacht af. We hebben nog een nieuw kaartje
dat we tijdens het
ontbijt activeren. Het duurt lang voor we eindelijk kunnen vinden dat de
doorvaarhoogte ruim dertig meter is, we hoeven gelukkig niet terug! We varen
door een enorm groot parkeerveld van container en vrachtschepen op zoek naar een
plek waar we Nightfly veilig voor een paar nachten achter kunnen laten.
De twee leraren Danny en Ady, die we op Sumba ontmoet hebben en ons uitgenodigd
hebben, wonen en werken in Malang, twee uur bussen vanaf Surabaya. De hoge kades waar de grote jongens
afgemeerd liggen zijn geen partij voor ons, verder achterin zien we kleinere
bootjes aan een betonnen kade. Er wordt druk gewezen, ja daar ja daar kunnen
jullie wel naast liggen. Direct wordt er geld gevraagd voor het aannemen van
onze lijnen, huh? We bekijken de boel eens kritisch, worden na verloop van tijd
door nieuw aangekomen bootjes steeds verder naar buiten geduwd totdat we bijna
geen water meer onder de kiel hebben. En het water gaat nog verder zakken,
wegwezen. Uiteindelijk na twee andere plekken ook af te keuren, mogen we naast
een duwschuit liggen, een rustig plekje. Er komt een jongen van de bewaking vragen of hij ons kan
helpen. Hij spreekt goed Engels, wat een zegen. We willen graag iets eten.
Hij begeleidt ons naar de kantine, waar alle werklui van de scheepswerf
eten. Daarna opperen we dat we graag zouden douchen, halleluja dat gaat hij ook
regelen. In een soort badhuis staat een groot bassin gevuld met water, Warren
wil er al inklimmen. Maar op de rand staan twee plastic steelpannetjes waarmee
je jezelf nat gooit. Het is een van de zaligste douches die ik me kan
herinneren, na zo'n snikhete plakdag werkelijk een genot. We blijven pannetjes
over ons hoofd gieten. Terug op de boot
blijkt de hel losgebarsten te zijn. Nog geen vijftig meter achter ons ligt een
oude ferryboot die gerenoveerd wordt. Omdat het vastentijd is, werken de mannen
niet overdag maar 's nachts. De verf moet eraf en die wordt er met hamers
afgeslagen, geen leuk ritme of allemaal gezellig tegelijk, nee. Lekker door elkaar en dan
lijkt het even stil, benggg benggg doiiiiing hamert de collega tegen het ijzer. Tot
overmaat van ramp word ik helemaal lek gestoken door een leger muggen ondanks de
horren voor alle openingen. Ik sla er zeker een vijftig stuks dood met gevolg
overal bloedvlekken, en op mijn lijf dikke muggenbulten. De tweede nacht op rij
dat ik geen oog dicht doe. We zijn het de volgende ochtend snel eens, dit is absoluut geen haven om
ons dierbare huisje alleen achter te laten. Spijtig mailen we de jongens dat ons
bezoek niet doorgaat.
We willen wel wat meer zien dan alleen de kustlijn van Java. Halverwege het
eiland ligt aan de zuidkant de historische stad Yogyakarta en het beroemde
Boeddhisten monument de Borobudur, gebouwd tussen 778 en 856. Voor deze
binnenlandse reis lijkt ons de havenplaats Semarang een goed uitgangspunt,
wederom afhankelijk of we een veilige plek voor onze boot kunnen vinden. Een
paar dagen kalmpjes zeilen bij een pufje wind blijven we dicht bij de
kust om wat te zien. Het water is ondiep en prachtig groenblauw en ligt vol met
lokale vissersbootjes die hun netten uitgooien. Vrijdagmiddag constateren we dat
we het niet meer gaan halen naar Semarang voor donker. Op de kaart vinden we een
klein eilandje waar we achter kunnen kruipen voor de nacht. Dichterbij gekomen
zien we op land een enorm gebouw in de vorm van een schildpad. Ernaast ontdekken
we een baai met pier waar een ferry en wat vrachtscheepjes afgemeerd liggen. We
gooien ons anker uit en zien heel tevreden dat er een veel betere beschutting
voor de wind is hier. Aan de betonnen kade ligt een Penisi boot, een houten
schoener die op Sulawesi gebouwd wordt. Er wordt druk getimmerd aan dek en een
klein mannetje heeft de leiding. Hij (Roberto) nodigt ons uit aan boord te
klimmen en stelt ons voor aan de eigenaresse, Javaanse Cindy, een knappe vrouw
met prachtig ravenzwart lang haar en een slank figuur. In perfect Engels vertelt
ze haar plannen, ze wil haar eigen land ontdekken per schip en gaat dat al
charterend met gasten doen. Hier in Jepara is het centrum van de timmer
handwerklieden, meubelfabriekjes rij op rij en straten vol met uitgestalde
stoelen, tafels, grote olifanten, giraffen, bedenk het maar, alles van teakhout
gemaakt. Voor Cindy dé plek om haar boot af te laten timmeren tot
woon/charterboot. Als we haar onze plannen vertellen die in het water gevallen
zijn, vraagt ze waarom we niet vanaf hier naar Malang gaan. Met de bus uiteraard
langer onderweg, maar prima te doen. Als ze daarna aanbiedt om Nightfly
langszij haar boot te leggen, waar ook 's nachts twee jongens aan boord zijn in
verband met de veiligheid, is het niet moeilijk meer. Met toestemming van de
havenmeester die Cindy met haar mooie glimlach inpakt, knopen we maandagochtend
ons bootje vast aan de KLM Carpe Diem. De vrouw van Roberto kan ons
haarfijn de busverbindingen vertellen van Jepara naar Surabaya (!), overstappen
en dan twee uur naar Malang in de bergen. Gisteren toen we nog voor anker lagen,
kwam er opeens een zeilende trimaran voorbij en worden we in het Nederlands
gedag gezegd. Ho stop, kom maar eens gezellig aan boord. Met een toegeworpen
lijntje kan het zeilbootje achter ons hangen en Joost zwemt naar ons toe.
Druipend in de kuip vertelt hij dat hij verderop in de baai woont, een aantal
jaren terug hier een meubelfabriek is gestart waarbij hij voornamelijk naar
Europa meubels exporteert. Na een biertje zeilt hij naar huis, haalt ons op met
zijn auto, lunchen we op de lokale zeilclub met een paar biertjes, douchen bij
hem thuis, drinken nog een paar biertjes, eten 's avonds in een restaurantje en
worden we keurig weer thuis gebracht. Heerlijke dag met onafgebroken geklets
waarbij Warren en Joost aardig op één lijn zitten. Eind van de week vliegt hij
naar Bali waar zijn vrouw en twee kinderen wonen. Doordat wij zo snel onze
busreis maken, zien we Joost niet meer. We zouden de fabriek nog gaan bekijken
en we waren nog lang niet uitgepraat, heel spijtig. Met een email leggen we hem
uit waarom we geen gedag meer kunnen zeggen. Eind deze week eindigt ook de
Ramadan, de vastenperiode voor de moslims. Daarna volgt het Suikerfeest en twee
weken vakantie waarbij de halve bevolking de weg opgaat om de familie te
bezoeken. Het wordt een gekkenhuis op de wegen en we worden geadviseerd om dan
weer terug te zijn. Dus maandagmiddag op de nachtbus naar Surabaya waar we koud
geworden van de airco om één uur 's nachts aankomen, ruim drie uur eerder dan
ons verteld is. Overstappen op de bus naar Malang waar we midden in de nacht om
drie uur op het busstation uitstappen. En nu??? We kunnen onmogelijk Danny
bellen dat we er al zijn, we zouden pas om zeven uur arriveren. Hij weet nog
maar sinds gistermiddag dat we toch komen, een hopelijk aangename verrassing. Na
een kop drab koffie en een uurtje verder wagen we het erop. Met een geleende
telefoon bellen we Danny uit zijn bed en vrolijk meldt hij dat hij eraan komt.
Hij heeft alleen een brommer, maar belt zijn broer wakker die met de auto ook
naar het busstation komt. Vervolgens gaat broer Pieter met de brommer weer naar
huis en wij met de auto naar de stad. Bij de Mac stoppen we voor een ontbijt
waarna Danny ons bij zijn moeder aflevert waar een bed voor ons klaar staat.
Zijn moeder wacht ons prachtig gekleed op, ze spreekt een paar woordjes Engels
en ontvangt ons hartelijk alsof het de normaalste zaak van de wereld is, gasten
om zes uur dinsdagochtend! Danny gaat even zo vrolijk naar school om les te
geven. Behoorlijk geradbraakt vallen we voor een paar uurtjes in slaap. Pieter
en zijn moeder hebben naast hun huis een seminarie waar Pieter les geeft. Moeder
is tevens dominee en elke zondag verzorgt ze bij hen thuis een dienst voor een
kleine groep familie. De overburen zijn moslims en hebben protest aangetekend
tegen het seminarie waar nog altijd geen dak op ligt. Ze zijn bang dat er een
kerk komt!
In de pauze halen Danny en Ady ons met hun brommers op en gaan we lunchen in
de schoolkantine. Daarna hebben beide jongens de gymlessen op het rooster staan.
Danny geeft les aan 15-16 jarigen, Ady heeft de jongste groep van 11-12 jarigen.
Tussen twee lessen in mag Warren ons verhaal vertellen. Danny hoopt hiermee dat de
reislust bij de jongeren wordt opgewekt. Er wordt vooral geluisterd, niet zoveel
gevraagd. Het is een goed georganiseerde school en alles ziet er bijzonder
verzorgd uit. We maken kennis met de tweelingbroer van Ady en Danny's vrouw
Esther, beiden ook werkzaam op deze school. Na schooltijd brengt Danny ons bij
een tante van hem. Tante Nita is geboren in Indonesië, maar heeft een
Nederlandse moeder die bij hen inwoont. Oma is 90 jaar en beide dames spreken
perfect, zelfs enigszins geaffecteerd Nederlands. Niemand in hun familie spreekt
de taal, ondanks dat praten ze onderling in een mengelmoes van Bahasa en
Nederlands. De kamer staat mudvol tierelantijntjes waarbij veel Hollandse
beeldjes en schilderijtjes. Heel geanimeerd kletsen we een uurtje, terwijl Danny
erbij zit en foto's maakt. Inmiddels is Pieter gearriveerd met de auto en neemt
ons hierna mee naar huis. Dag twee wordt zo niet nog bijzonderder. Aangezien
Danny en Ady gewoon moeten werken, neemt Pieter ons een dagje op sleeptouw. Zijn
vriendin Veronique gaat mee en we halen haar thuis op. In een smal straatje met
huisjes op en naast elkaar, Malang is een stad met ruim 300.000 inwoners,
stappen we bij een voordeur binnen waarachter ons een verrassing wacht. Een
grote hal loopt over in een enorme brede vierkante ruimte met in het midden een
soort biljarttafel op een verhoging, aan de wanden prachtige schilderijen en
tekeningen van voorouders in Indonesische uniforms met statige uitdrukkingen.
Oude originele sabels, speren en krissen die goud waard zijn staan zorgvuldig afgedekt met een
beschermhoes en in een aangrenzende kamer zit een grijze dame in een wijde jurk
met een brilletje op haar neus. In onze eigen taal worden we welkom geheten en
vraagt ze of we het niet erg vinden "dat ze nog niet gebadderd heeft". Voor ons
zit de 76 jarige oma van Veronique, de weduwe van de sultan van Solo, Kraton Pakubuwono 9. Oma heeft in haar kinderjaren op een Nederlandse school gezeten op
Java en heeft de taal nooit verleerd. Het ongelofelijke toeval is het volgende.
Oma's schoonvader was Kraton nummer 8 en overleden in 1948. De ouders van Warren
hebben in die tijd ook een aantal jaren op Java gewoond. Warren's vader was militair
en heeft de begrafenis van deze sultan bezocht uit hoofde van eerbetoon. In die
tijd hadden de sultans meer aanzien dan tegenwoordig, nu hebben ze zuiver een
ceremoniële functie en is een oom van Veronique de huidige Sultan nummer 10. Bij
feestelijkheden en begrafenissen komt in bijbehorende koninklijke kledij de hele
familie samen in het paleis in Solo. Eigenlijk kunnen we wel de hele ochtend
vol kletsen, maar Pieter wil ons meer van de omgeving laten zien, zoals Selekta, een openlucht zwembadencomplex dat al in de jaren dertig gebouwd is.
Pas eind van de middag komen we moe thuis, waar Danny klaar met school ons
uitnodigt voor de avond maaltijd, die Esther en haar moeder klaarmaken. Deze
laatste nacht slapen we in Danny's huis. Ook Ady eet gezellig mee en als
afsluiting drinken we op het dakterras van Café 'Houten Hand' de lekkerste
koffie van Indonesië. Toch wat geëmotioneerd nemen we de volgende ochtend, na
een rijstontbijt, afscheid van deze nieuwe vrienden. Zonder enige aarzeling is
ons ad hoc bezoek fantastisch georganiseerd en zijn we door iedereen bijzonder
hartelijk ontvangen, Indonesische gastvrijheid ten top!
Augustus 2013 Yogyakarta en de Borobudur.
Dwi zit naast me in het busje. Ze snikt nog wat na en vertelt dat ze afscheid
heeft moeten nemen van haar vrienden. Ze heeft een maand intern gezeten op Oost
Java voor een cursus Engels en is nu voor het eerst alleen op reis naar familie
in Yogyakarta. Een zwarte hoofddoek zit strak om het smalle meisjesgezicht
waarin twee heldere bruine ogen ons nieuwsgierig opnemen. Ze is twintig jaar en
woont op Sulawesi. Helemaal opgewonden dat ze naast twee buitenlandse toeristen
zit, belt ze haar vader op die ons vervolgens de groeten doet. Als eind van de
middag de klok het sein geeft dat het einde vastentijd is voor vandaag, deelt ze
haar koekjes met ons. Met babyolie smeert ze mijn handen in en knoopt een
armbandje om mijn pols dat van de Toradja's af komt, een volk levend op
Midden-Sulawesi. Ze stapt als eerste de bus uit, wij worden bij het hotel
gebracht dat we online geboekt hebben. Vermoeid van de ruim twaalf uur durende
busreis gaan we een uurtje plat, eerst even een schorpioen uit de douche laten
verwijderen, om daarna nog een hapje te eten. Yogyakarta is ongelofelijk
toeristisch, we zoeken bewust de zijstraatjes op. We zijn net te laat om het
paleis van de sultan te bekijken, gesloten op vrijdagmiddag vanwege de Ramadan.
Taman Sari gaat wel lukken, ooit een koninklijk lusthof toentertijd door de
Nederlanders 'het waterkasteel' genoemd. Het bestond uit een groot kunstmatig
meer, gangen onder de grond en onder water, verzonken baden, sauna's. Drie
prachtig gerestaureerde baden waarbij het middelste bestemd was voor
koninginnen, concubines en prinsessen. Het rechtse bad was voor de kinderen en
links het verhoogde bad waarin de sultan naar zijn vrouwen lag te kijken om er
eentje voor die dag uit te kiezen. Er is ook een ondergrondse moskee met een nis
naar het oosten gericht, hoe kun je anders weten of de gebeden de goede richting
op gaan. De volgende ochtend vertrekken we om vijf uur naar de Borobudur, een
bijzondere tempel die je moet zien als je toch in de buurt bent. Deze enorme
stoepa, het grootste boeddhistische monument ter wereld, is gebouwd tussen 778
en 856. Eeuwenlang onopgemerkt tot de herontdekking in 1814 en de uiteindelijke
restauratie is voltooid in 1984. We brengen er een paar uurtjes door. Met lokale
bussen reizen we terug naar Jepara waar een onaangename verrassing wacht, we
hebben bezoek aan boord gehad. De muggenhor in het keukenraampje vertoont een
gat. We maken onszelf eerst wijs dat het stukgeslagen is door een loshangende
haak. Maar als we wat later een uitgeplozen uit het cellofaanpapiertje
gepeuterde tampon vinden (kun je heel fijn nestjes mee bouwen, we hebben
duidelijk met een kenner te maken..), een aangevreten
boek en het ultieme bewijs namelijk keutels, kunnen we er niet onderuit, dit is
het werk van een rat! Er van uitgaande dat meneer of mevrouw nog aanwezig is,
halen we 's avonds in het donker de hele achterhut leeg, griezelend voor het
moment dat 'ie tevoorschijn zal komen. Behalve een open gevreten pak meel en melkpoeder
en nog meer keutels vinden we niks. Een grondige zoektocht door de hele boot
levert niets op, het beest lijkt hetzelfde gat in de hor gebruikt te hebben om
te verdwijnen. Onze oppassende buurjongens vertellen even later dat ze wel een
keer een rat hebben zien vluchten, hopen maar dat het de onze was. Voor de
zekerheid zetten we een rattenval, hier gebruiken ze er speciale lijm voor (met in het
midden een stukje van onze kostbare slinkende kaasvoorraad) die we van de
jongens krijgen. We vangen niets.
Jakarta, hoofdstad van
Indonesië, heeft meer dan 15 miljoen inwoners!
Na een douche bij Cindy thuis neemt ze ons mee naar een restaurantje waar ze
ons trakteert op een etentje. Op de dag van ons vertrek geeft Warren haar nog
wat adviezen over de aan te leggen elektra op de boot. Hij zou zo bij haar aan
het werk kunnen. Samen met bemanningslid Sala, een schat van een jongen van 15
jaar en meegekomen vanaf Sulawesi, zwaait Cindy ons uit. Vlakbij waar we naar
buiten varen, is het zo ondiep dat vissers tot hun middel in het water staan te
vissen, sigaret in de mond en een helm op hun kop. Iedereen heeft zo'n ding, dus
kun je hem net zo goed als zonnehoed gebruiken. Op de derde dag
onderweg naar Jakarta lopen de lagers van de waterpomp vast. Een oorverdovend
lawaai maakt een einde aan het voorlopige gebruik van de motor. Terwijl Warren
wederom zwarte handen krijgt, steekt de wind wat op. Ik rol de genua uit en we
gaan zowaar vooruit. We hebben maar één reserve lager en we blijken er twee
nodig te hebben. Inmiddels bevinden we ons te midden van olieboorplatforms,
waar je absoluut niet te dicht bij in de buurt wil en mag komen. Het gaat heel langzaam
en als het 's nachts afgezwakt is tot dobberen, pakt Warren een peddel
en probeert daarmee naast de boot te roeien, geen succes. Dag nummer vier
laveren we tussen de tientallen geankerde tankers door richting ons doel. We
redden het helemaal zeilend tot voor Batavia Marina waar we buiten voor anker
gaan. Met de Bromvlieg tuffen we naar het kantoor waar we een sleepje naar
binnen regelen. Wat aangenaam om na maanden weer eens in een heuse marina te
liggen, aan een steiger waarvan je zo de wal op kunt stappen, spoelwater kunt
pakken, douchen en in de bar een ijskoud biertje te drinken. Het clubgebouw is
belachelijk groot, door een rijke stinkerd neergezet, vijf verdiepingen hoog
waarvan er vier nagenoeg nooit gebruikt worden. Maar een plaatje voor het oog,
volledig gekoeld en bijzonder aardig personeel. Direct de volgende ochtend nemen
we een taxi naar de oude buurt waar Warren zijn ouders gewoond hebben. Op zoek
naar...tja dat is moeilijk. Zijn moeder weet nog wel dat de buurt 'Meester
Cornelis' heette, later veranderd in de Indonesische naam 'Jatinegara'. Eind
jaren veertig was het een buitenwijk van Jakarta, het vroegere Batavia, nu een
drukke volkswijk compleet omgeven door hoge flatgebouwen en zijn de stadsgrenzen
vele kilometers zuidelijker gelegen. Snorrende naaimachientjes bediend door
ijverige kleermakers moeten we op de stoep ontwijken. Naaiklusjes worden
uitgevoerd en zijn klaar terwijl je wacht. Het oude station lijkt nog een
oorspronkelijk gebouw uit die tijd. Hier en daar vragen we aan wat oudere mensen
of de naam 'Meester Cornelis' ze iets zegt. Een meneer weet dat de Pasar, de
markt, nog altijd zo heet. Tussen nauwe straatjes door vinden we een marktje
zoals ze overal te vinden zijn. Kleine kraampjes met veelal chips en
snoepzakjes, wat fruit en die ongelofelijk ruftende piepkleine gedroogde visjes,
veel eetkraampjes en afval. Nog niet eerder hebben we een land zo vervuild
gezien. Indonesië heeft zoveel moois van nature, maar wat wordt er onzorgvuldig
mee omgegaan. In de bergen gaat alle afval genadeloos met het rivier en
regenwater mee naar beneden, de velden worden ermee besproeit, men wast zich er
in, ze poepen en piesen er in. Een rioollucht komt je neusgaten vergassen
vermengd met de nodige eetluchtjes. Tijdens onze wandelingen worden we er
telkens weer triest van, maar vooral lopen we te huiveren van de viezigheid om
ons heen.
Het is een verademing als we midden in deze miljoenenstad het
militaire ereveld Menteng Pulo, omzoomd door wolkenkrabbers, oplopen en een
serene rust voelen. Het stads lawaai is gereduceerd tot een vaag achtergrond
geluid, het spierwitte grind knerpt onder onze voeten en de weerkaatsing in het
felle zonlicht doet pijn aan mijn ogen. Een soldaat brengt ons naar een graf
waar Warren's ouders jaren geleden ook gestaan hebben ten tijde van de
begrafenis, raar idee. Hier liggen slachtoffers uit de Japanse kampen en
Nederlandse militairen die om het leven kwamen in de periode van de politionele
acties 1945-1949. In het wit gepleisterde bakstenen kerkje staat het uit
spoorbielzen gemaakte Birma kruis ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de
aanleg van de Birma spoorweg. Als we Mem later aan de telefoon vertellen dat we
in haar oude buurtje zijn geweest, is ze helemaal ontroerd en begint allerlei
herinneringen op te halen. Heerlijk om haar zo te horen kletsen. Met een taxi laten we ons naar het Vrijheidsplein
brengen waar Monas staat, het Nationale Monument, een 137 meter hoge marmeren
obelisk. Vanwege het einde van de Ramadan en de daaropvolgende vakantie is het
overal een drukte van jewelste. Spelende kinderen, picknickende families,
straatvermaak, geurende sateetjes klaargemaakt op houtskool vuurtjes en sissende
wokken waarin kroepoek, loempiaatjes en pisang (banaan) worden gefrituurd. Plots
staat een wildvreemde naast me en wordt er een foto van ons gemaakt, daar kun
je tenminste mee thuis komen. Vandaar slenteren we terug via de Chinese wijk en
het oude centrum van Batavia, Kota, dat in de jaren twintig van de 17e eeuw
ontstaan is als een kleine ommuurde stad naar het voorbeeld van Amsterdam. Er is
weinig over van die tijd, behalve een paar koloniale gebouwen zoals het oude
stadshuis, nu museum, een rode ijzeren verroeste ophaalbrug, een Nederlandse
uitkijktoren en een twee verdiepingen tellend pakhuis uit de tijd van de VOC
voor de opslag van koffie, thee en Indiase stoffen. De grachten van weleer zijn
ongelofelijk vervuild. De route naar de marina
loopt langs stinkend zwart water waar kinderen onbezorgd spelen en magere katten
(of zijn het ratten) zoeken naar eten. Zodra we de poort van de marina passeren,
zijn we in een andere wereld, schoon, fris en verzorgd. Een douche spoelt het
stadsvuil van ons af.
Werk aan de winkel
Het zweet gutst van zijn lijf. Warren zwoegt in de achterhut en verbouwt de
halve boot. Beter gezegd, sloopt de halve boot, uit nood. De dieseltank is
destijds door Warren mooi passend ingebouwd, nu een rotklus om hem eruit te
krijgen, zeker bij deze tropische temperaturen. Met zijn tweeën trekken we de
tank uit zijn hol, maar dan. We willen hem buiten de boot hebben, maar dat gaat
echt niet lukken. Het houtwerk rondom het ingangsluik is er bij de bouw pas in
getimmerd nadat de dieseltank de boot is ingekomen. Met geen mogelijkheid
past het gevaarte er door, in welke positie we het ook proberen. We zijn zo
doorweekt van het zweet, dat we op moeten passen dat de tank niet uit onze
handen glijdt. Zoals altijd denkt Warren in oplossingen, niet in problemen. Met
kunst en vliegwerk hangt hij de tank met banden boven het fornuis en aanrecht
zodat de bodem enigszins vlak hangt. Hij pompt er diesel in en ik kijk of er
ergens wat door gaat lekken. Al na een paar tellen zie ik een vochtig plekje
ontstaan onderaan in de hoek. Warren wurmt zich onder de tank door om te komen
kijken. Ja, hij is het met me eens dat dit de boosdoener moet zijn, slechts een
scheurtje van maar één centimeter. De oorzaak zoeken we in het feit dat met de
extremere warmte van de laatste maanden de tank en het omliggende houtwerk tegen
elkaar zijn gaan uitzetten, onvoldoende ruimte dus frictie met dit lek als
resultaat. Ergens in de boot ligt nog een stuk van hetzelfde materiaal, HDPE,
waar Warren wat vanaf raspt. Hij steekt een verhitte soldeerbout op de scheur
waardoor die dichtsmelt. Met een stuk heet ijzer "smeert" hij de geraspte
vlokjes HDPE in het smeltgat, maakt het egaal en moet het afkoelen. Een paar uur
later testen we of het lek echt dicht is en jawel, operatie geslaagd! Met
hetzelfde enthousiasme vervangt hij de lagers van de waterpomp en de motor loopt
weer zoals we gewend zijn. Het geeft Warren een kick dat hij alles zelf heeft
kunnen oplossen en ik ben beretrots op mijn lief.
Bijna twee maanden in Indonesië, ons visum moet verlengd worden. Zo onhandig
dat dit niet samenloopt met de driemaands visum voor de boot, tja regeltjes.
Maandagochtend met de taxi naar het immigratiekantoor. Het is duidelijk merkbaar
dat het vakantie periode is, nergens last van de normaal gesproken kilometers
lange files in het centrum. De benedenverdieping zit vol met wachtende mensen.
Wij worden naar de 4e verdieping gestuurd, opgelucht lopen we de trap omhoog. En
het wordt steeds stiller naarmate we hoger komen. 'Onze' wachtruimte ligt er
verlaten bij, evenals de balies. Na enige minuten verschijnt er een bars
kijkende man die onze papieren bekijkt. We denken alles compleet te hebben, maar
de oorspronkelijke sponsorbrief van binnenkomst wordt niet geaccepteerd, ondanks
dat hij nog een maand geldig is. Meneer wil een brief die gericht is aan zijn
kantoor in Jakarta, niet die van Kupang op Timor. Terug op de boot mailen we
onze agent en een aantal uren later stuurt ze een nieuwe sponsorbrief voor
meneer Imigrasi Jakarta. Dinsdagochtend met de taxi naar het immigratiekantoor.
We lopen een andere weg om een taxi te vinden en krijgen daar snel spijt van.
Een smerige wijk waar het vuil hoog opgestapeld langs de weg ligt, een sloeber
op teenslippers staat in die berg te graven en gooit alles wat onbruikbaar is
achter zich wat weer op de weg terecht komt. Ik doe mijn best om niet te ademen,
kokhalzend proberen we de maden onder onze voeten te ontwijken. Gatverdamme, ik
ben in staat om meteen Jakarta en daarmee Indonesië voorgoed te verlaten. Na een
eindeloze wandeling zijn we eindelijk de wijk uit en houden de eerste de beste
taxi aan. Maar goed dat we zelf inmiddels een beetje de weg in het centrum
weten, want deze chauffeur gaat de hele verkeerde kant uit. Op de kaart laten we
hem zien waar we wezen moeten. Het is al wat later, dus 'onze' wachtruimte is
niet meer leeg. Dezelfde norse man zit er weer en herkent ons zowaar. We missen
nu nog het juiste visum formulier, maar dat kunnen we beneden verkrijgen en
invullen plus de nodige kopieën laten maken. Als alles ingeleverd is, gecheckt
en betaald bij weer een andere balie, meldt meneer dat we morgenmiddag ons visum
op kunnen halen. Een meevaller, want een bord aan de wand vermeldt dat het drie
werkdagen duurt. Nou ja, alles bij elkaar zijn wij nu ook drie dagen zoet, dus
klopt het weer. Met een bajai, een gemotoriseerde overdekte driewieler,
gaan we naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum waar we een bakje koffie
drinken. Het is ook wel tijd voor een knipbeurt en op goed geluk loop ik
een kapsalon binnen, terwijl Warren een beetje rond gaat struinen. Mijn haar
wordt maar liefst vijf keer gewassen, drie keer vóór het knippen, twee keer
erna. De kapper gaat zwierig te werk en heeft er plezier in. Dat wassen na het
knippen is fantastisch, alle losse haartjes raak je kwijt. Ik ben erg tevreden
met het resultaat en hoef slechts vijf euro af te rekenen. Hij vraagt wat we in
Nederland voor een kapper betalen en als ik een bedrag in achtvoud noem, kijkt
hij me vol ongeloof aan. "Maar dan krijg ik maar één wasbeurt", zeg ik.
Aan onze steiger ligt een eindje verderop een Australisch echtpaar met hun
boot. Libby heeft een elektrische wastobbe die ik van haar mag lenen. In één dag
werk ik een berg was erdoor, tijdens de vakantieperiode zijn ook de wasserettes
gesloten. Aan de lijn is het wasgoed na een uurtje al bijna droog. Libby en haar
man Gary gaan hun agent opzoeken die tevens adviseur van het ministerie van
Toerisme is. Deze man, Raymond, heeft gevraagd of wij ook mee willen komen. Hij
inventariseert alle problemen waar zeilers in zijn land tegenaan lopen, om zo
zijn vuist hard te kunnen maken in de hoop de regels aan te kunnen passen. Maar
dat kost enorm veel tijd. Wij kunnen hem wel helpen aan wat problemen. Als we
zijn kantoor weer verlaten, verbazen we ons over de enorme stapels dozen en
dossiers die we op, onder en naast bureaus zien. We zijn benieuwd wanneer en
waar het dossier van Raymond ooit aan de beurt zal zijn. Bijna elke avond
drinken we met z'n vieren een biertje in de bar waar het heerlijk koel is. Waar
een goede buur nog meer goed voor is....Net als we een hapje gegeten hebben en
het restaurant uit lopen, begint het te stortregenen. Erg is het niet om nat te
worden in deze temperatuur, maar wel erg is dat alle luiken en ramen van de boot
wagenwijd open staan. In gedachten zie ik het water gutsen op ons bed. Tot op de
draad nat komen we na een half uurtje lopen thuis, om te constateren dat iemand
onze luiken dicht heeft gedaan. Gary had gezien dat de boel open stond en heeft
ons gered van een nat bed en de rest. Maar dat gaat niet op als twee avonden
later we gezamenlijk in de bar zitten te luisteren naar live muziek en we
absoluut niet in de gaten hebben dat er wederom een tropische bui zich boven
Jakarta ontlaat. Nu hebben we echt een doorweekt bed en deze nacht slapen we
apart ieder op een bank in de kajuit, hardleers hè.
Alle dringende klusjes zijn gedaan, we hebben nog een maand de tijd om de
ruim vijfhonderd resterende mijlen noordwaarts af te leggen. Op de valreep maken
we nog een feestje mee. In het clubgebouw is zondag een bruiloft en we ontdekken
een foto van het bruidspaar waarop ze de Nederlandse driekleur op hun wangen
hebben geschilderd, landgenoten dus. Spontaan lopen we naar binnen, feliciteren ze
met hun huwelijk en vertellen dat we hier in de marina liggen. De Indonesische
moeder van de mooie bruid komt op ons af en nodigt ons enthousiast uit voor de
avond. Wij zijn altijd in voor een feestje. De korte broek verruil ik voor een
rokje, Warren in een lange broek, dan vallen we wat minder uit de toon.
Uitgezonderd
de vader van de bruidegom, een ander bevriend stel en wij zijn er alleen maar
Indonesische gasten. Door de hele zaal en in de tuin staan buffetjes opgesteld
en we smullen van diverse Indonesische specialiteiten waarvan de meesten
behoorlijk pittig gekruid zijn. Voor het bruidspaar lijkt het me een vermoeiende
avond, iedereen wil met hen op de foto, geen tijd om zelf te eten. En dan te
bedenken dat ze in Nederland ook al een groot feest achter de rug hebben, hier
wordt het nog eens dunnetjes over gedaan.
Weerzien met vrienden.
Het eiland Belitung, uit te spreken als Blitung, heeft aan de noordzijde een
aardige baai die ons aangeraden is. Dat lijkt ons een mooie plek om onze Noorse
vrienden op de Jenny weer te zien. We hebben elkaar ontmoet in Chili
in het voorjaar van 2010, een geweldige kerst in 2011 in Nieuw Zeeland gevierd
waarna onze wegen weer scheidden. Jan en Eli zijn nu van Singapore onderweg naar Bali en kruisen onze vaarwegen
zich op óns laatste stukje Indonesië. Wat een
kans. Wij zijn er eerder dan zij. Aan het strand liggen een aantal simpele
restaurantjes die klaarblijkelijk veel toeristen verwachten, rijen tafels met
stoelen staan ons leeg aan te kijken. We zoeken het tentje van ene Rusdy en zijn
vrouw Mona, ook aangeraden door collega zeilers, zo gaat dat onderling. We
proberen de kookkunsten vast uit en daarin worden we niet teleurgesteld. Voor de
volgende dag biedt Rusdy zijn bromfiets te leen aan en tuffen we naar de
hoofdplaats van het eiland, Tanjung Pandan, zo'n dertig kilometer verderop. Het
is beduidend schoner op dit eiland, propere huisjes met kleurige gordijnen en
onderhouden tuintjes. De schoonheidscommissie is hier weliswaar heel tolerant,
want alle mogelijke stijlen staan door en naast elkaar. Dat we beiden een helm
op hebben, maakt niet uit, we worden direct herkend als buitenlanders, men roept
en zwaait enthousiast naar ons. Het is een aardig stadje, veel goudwinkels waar
de sieraden op de weegschaal gaan om de prijs te bepalen. Een grote markt met
verswaar, maar als ik de stukken rauwe kip in de verzengende zon zie liggen
voorbakken, weet ik niet hoe vers dit op je bord terecht komt. Op de hoek van de
straat eten we een sateetje waarvan we ook niet weten hoe lang het heeft gelegen
voordat het geroosterd werd. Ze komen gloeiend heet van het rooster, we nemen
maar aan dat de bacteriën intussen dood zijn. En anders bouwen we gewoon wat
extra weerstand op. Zondag arriveert de Jenny die nog een opstapper aan
boord heeft. Met een gekoelde fles witte bubbeltjeswijn roeien we naar ze toe en
omarmen elkaar hartelijk. Eli heeft een simpele lunch klaar en we kletsen tot
laat in de middag om 's avonds op het terras van Rusdy verder te gaan met eten,
drinken en kletsen. De volgende ochtend snorkelen we met z'n allen in de baai
wat niet spectaculair blijkt. Maar de lunch van Eli is wel spectaculair. Ze
hebben in Singapore de boot volgestouwd met lekkere dingen en ze pakt uit met
versgebakken broodjes, zalm, salami, Hollandse en Franse kaas, rookvlees,
lekkernijen die al tijden niet meer voorkomen op de Nightfly, simpel
omdat ze niet te vinden waren. We halen herinneringen op en hopen elkaar ooit
weer te zien, wie weet in Noorwegen. Jan en Eli zijn op weg naar huis waar ze in
2014 plannen aan te komen. Met een extra stuk kaas en salami roeien we terug
naar ons bootje. Dinsdagochtend toeteren ze ons uit, we zwaaien en wensen elkaar
een behouden vaart. Dag lieve vrienden.
September 2013 Tweede ontmoeting met Neptunus
"Kom eens kijken, wat hangt er nou achter aan de boot?". Warren is nog een
beetje suf van zijn dutje en loopt naar het achterdek. "Zeker Neptunus",
reageert ie
droog en draait zich om, om vervolgens een emmer zeewater over zijn hoofd te
krijgen. " Neptunus
is trots op je, voor de tweede keer heb je de evenaar gekruist en hij voelt zich
zo vereerd dat hij spontaan in tranen is uitgebarsten". Het is rond vier uur in
de middag en we scharrelen richting een baai ten noorden van Pulau Kentar. Het
voelt lekker, we zijn weer op onze eigen helft van de aardbol, zowel oost als ook
noord nu. Opletten dat we onze posities juist blijven noteren, anders leggen we bizarre
dagafstanden af. Voor we de baai inzeilen, hangt er nog een vis te spartelen aan
de vislijn. Een dunne lange vis die vol met graten blijkt te zitten, het zit ons
niet mee. Het is een
mager dineetje met veel spugen vanavond, maar ach, 't is vers. De koffie is net
klaar als we bezoek krijgen van drie jongens in een vissersbootje. Ze lusten wel
een bakkie en zitten wat verlegen in de kuip. We spreken weer eens niet elkaars
taal, behalve die paar woorden. Met behulp van ons woordenboekje komen we
elkaars leeftijden te weten, maar mijn vraag of ze een vriendinnetje hebben,
blijft onbegrepen. Ze duiden aan dat zij vrienden zijn. Bij het weggaan zegt de stilste jongen in vloeiend Engels
"Nice to meet you". Waar komt dat nou opeens vandaan? Met een slinger wordt de
motor aangezwengeld, een dikke pluim zwarte rook komt omhoog en met een
knetterend geluid varen ze terug naar hun dorp. De huisjes staan op palen langs
de waterkant met in hun midden de immer aanwezige moskee. De wateren rondom de Riau Archipel liggen bezaaid met viseilandjes, een bamboehutje gebouwd op
bamboepalen hoog uitstekend boven het water. Onder het huisje hangt een groot
visnet dat ze in het water laten zakken tijdens de maanloze nachten, een
verblindende lamp trekt de vissen aan en lokt ze in het net, bingo. Maar we
zien even zo vele verzakte en verlaten eilandjes waarvan soms alleen nog een
paar verrotte staken boven water uitpiepen, oppassen geblazen. Onbegrijpelijk
waarom ze dat niet opruimen, zelf moeten ze ook zigzaggend ertussen door. Niet
bij donker aan te raden!
Een loodgrijze lucht breidt zich steeds verder voor ons uit, totdat we er
compleet door omgeven worden. Het is overal niet dieper dan tien meter, we laten
het anker vallen om de bui af te wachten. Ik smeer een paar boterhammen en bak
een eitje voor de lunch. De geplande ankerbaai ligt nog maar een paar mijl
noordoostelijk van ons, we denken over een uurtje weer verder te kunnen gaan.
Die bui van een uurtje blijkt de rest van de dag te duren, de wind is gedraaid
naar het noordwesten waardoor we in die ankerbaai aan lager wal zullen liggen.
Nieuw plan maken dus. Opeens horen we op de marifoon een zeilboot die een andere
boot probeert op te roepen, maar deze reageert niet. Krijg nou wat, komen we
wekenlang alleen maar lokale vissers tegen, varen er nu maar liefst twee andere
zeilboten spontaan in onze buurt. Warren is zo nieuwsgierig dat hij zich meldt
en vraagt waar ze heen gaan. Het duurt niet lang of we zien in de verte een
catamaran ten
zuiden van ons verschijnen. Een kleine zes mijl noordelijk weten zij een
beschutte plek tussen wat eilanden in, wij volgen hun voorbeeld zodra de heftige
wind afgezwakt is. We ankeren achter de catamaran waar een Australische vlag
wappert. Een uitnodiging voor een drankje volgt en we roeien naar ze toe.
Gezellig om weer eens nieuwe mensen te ontmoeten. De volgende ochtend vertrekken
zij al vroeg. Het miezert en we blijven lekker een dagje liggen. Regelmatig
varen er vissersboten tussen de mangrove eilandjes. Twee mannen sturen in onze
richting tot ze naast ons liggen. Warren staat in de kuip om ze gedag te zeggen.
Een van de twee wijst naar zijn maat die een duikbril omhoog houdt. Het wordt
duidelijk dat ze er nog wel eentje kunnen gebruiken. Al jaren ligt er een extra
bril aan boord voor eventuele logees te gebruiken. Tot nu toe nog maar één keer
van pas gekomen. Warren maakt de mannen er helemaal blij mee, ze blijven
eindeloos zwaaien ook al zijn we bijna uit beeld. Een andere ankerplek komen
hele families langszij, er wordt veel gewezen en vooral gelachen. Jammer genoeg
hebben ze geen vis gevangen, anders hadden ze wel een klantje gehad.
Ons dieptepunt in
vervuild Indonesië valt op mijn verjaardag
Geen gekookt eitje bij mijn verjaardagsontbijt, alle verse zaken zijn op.
Tijd om boodschappen te doen, nog beter, gewoon lekker uit eten op deze
feestdag. We zeilen met de stroom op de kont naar de havenplaats Tanjung Pinang
op het eiland Bintan. In de toeristengids wordt het omschreven als een bruisende
stad, dat moet goed komen. We ankeren tussen grote werkboten in, geen zwemwater
hier, bruin ondoorzichtig water vergeven van plastic afval stroomt langs de romp. Met een natte washand en
een deoroller maken we ons fris voor een bruisend uitstapje. Enorm
gedesillusioneerd roeien we eind van de middag terug naar ons propere, zeker
weten altijd bruisende huisje! Onze ogen ontmoeten bergen rottend afval,
overvolle piepkleine naar mottenballen ruikende winkeltjes, een stinkende markt
waar we snel een paar eieren, appels en knoflook kopen. In de verwachting dat er
toch zeker ruime keuze zou zijn in eethuisjes, zien wij alleen maar eetstalletjes
langs de straten waar je op een krukje gezeten iets kunt eten waarbij
voedselvergiftiging een gratis toegift is, ondertussen de uitlaatgassen van de
ontelbare brommers en auto's opsnuivend. Nog altijd zoekende lopen we een straat
in dichtbij het water waar de huizen op palen zijn gebouwd. Het water is
zakkende en onder alle woningen is het werkelijk één grote ongelofelijk stinkende
vuilnisbelt die alsmaar groeit, want er is niks makkelijker dan je afval gewoon
uit het raam te gooien. Als het hoog water wordt, drijft het vanzelf naar de
buurman. Ik knijp m'n ogen dicht en haal diep adem, "Warren, ik wil hier wég uit
deze straat, nú!". Soms vindt Warren mij wel een aanstelster en gelijk heeft ie,
maar nu is hij het roerend met me eens. De weg terug doen we snelwandelend, gaan
naar een fel verlichte fastfoodtent die we al gespot hadden, bestellen gefrituurde
kip en friet wat mij nog enige schijnveiligheid geeft. De nekslag
krijgen we zodra we ons Bromvliegje zien. Was ze vastgeketend aan een paal
dobberend door ons achtergelaten, nu ligt ze kermend in de diepte op een vettige
bult rotzooi dat boven water steekt bij laag water. Vele meters verwijderd van
een miezerig laagje goor zwart borrelend modderwater dat nog altijd zakkende is.
Terwijl ik een visioen heb van twee, tot hun middel gezakt in de modder,
ploeterende zeezeilers uitglijdend en zwoegend voor elke meter om water te
bereiken, klimt Warren vastberaden de kadetrap af en kan nog net springend in de
boot komen. Met één peddel duwt hij zich af tegen de ijzeren paal waar we aan
vast lagen. Het duurt even voor er enige beweging komt in de vastgezogen bodem.
Centimeter voor centimeter verroert de boot zich achteruit over de bult afval en
met de peddel al stekend in de modder ontstaat er langzaam een glijdend effect.
Vooral de vaart erin houden en evenwicht bewaren, als je in deze smerige bende valt, kun
je meteen een tetanusspuit gaan halen, als je het daar al mee redt. Ik ben
opgelucht als Warren in een weer drijvende Bromvlieg mij een eind verder langs
de kade oppikt. Hij kijkt zo vies uit zijn ogen, hij is er helemaal klaar mee.
De peddels zijn zwart en zo zal de bodem van Bromvliegje er ook uitzien. Voordat
we die aan boord hijsen, laten we hem een tijdje schoonweken en Warren schrobt
eindeloos zijn handen. Binnen in onze fris ruikende kajuit sluiten we de boze
buitenwereld buiten, draaien een knop om en drinken eindelijk die
verjaardagsborrel. Godzijdank is de internetverbinding aardig goed, komen er
felicitaties via mail en Skype binnen, wordt er vrolijk voor mij gezongen door
de kleinkinderen en kunnen we ons hart meteen luchten. "Heb je er foto's van
gemaakt?". Geen seconde heb ik aan het fototoestel gedacht. Nog een weekje en
dan is onze tijd om in Indonesië, we zijn er niet treurig om.
Haperende motor op de snelweg
Uitklaren is een eitje. We geven onze papieren en paspoorten aan de balie van
de jachtclub af en de volgende ochtend is alles geregeld. Nongsa Point Marina op
het eiland Batam is ons vertrekpunt naar Maleisië. Al wijzend zien we Singapore
op armafstand aan de overkant van het kanaal liggen. Een skyline van
wolkenkrabbers waarvan er één overduidelijk in het oog springt. Drie hoge
flatgebouwen met daarboven op horizontaal een bouwsel in de vorm van een schip.
Singapore is nog maar een jong land, ooit behorende tot Maleisië. Voor iedereen
die Singapore bezoekt en er later weer eens terug komt, zullen er telkens
veranderingen zijn. Er wordt volop gebouwd en dat blijft maar doorgaan,
uiteraard voornamelijk in de hoogte. In de breedte wordt lastig, want het is een
eiland, ook al doen ze wel aan landje vergroten door zandwinning. Het water
Indonesië van Singapore scheidt, is minder dan acht mijl breed, en de drukst
bevaren straat ter wereld. Het AIS scherm laat honderden boten zien, waarvan het
gros voor anker ligt, dat valt reuze mee. Enorme container- en vrachtschepen volgen van
oost naar west en omgekeerd de shipping lane, de snelweg voor de boten en
die wij als zeilboten alleen maar dwars mogen oversteken op de twee aangegeven
plekken. Goed uitkienen wanneer de start ingezet wordt, want eenmaal begonnen
dan moet je doorgaan. Vlak achter een van links komend containerschip zeilen we het
zebrapad op, we moeten prompt wegduiken achter de buiskap.
Grote hekgolven
zoeken een weg om en ook over de Nightfly heen. De hele ochtend hebben we
een mooie wind om mee te zeilen die ons nu ook meezit. "Denk jij dat we die
grote rode monsterschuit nog voor kunnen blijven met onze snelheid? Of zullen we
de motor maar standby zetten...". De eerste helft van de oversteek ging prima,
alleen de van rechts aanstormende schepen zijn groter in aantal en die rooie
komt echt sneller dichterbij dan gedacht. Warren draait het sleuteltje van de
motor om, er gebeurt niks. Nog een keer, akelige stilte........., nog eens, niks nada
noppes. Ja, een klein lullig tikje, maar daar loopt een motor niet mee. Warren
duikt in de kajuit, trekt het motorluik weg, meet wel spanning, wat is hier aan
de hand! Ik hou angstvallig het verkeer buiten in de gaten, maar meer dan hopen
dat de wind niet nog verder inkakt zit er niet in. Blijkbaar zitten die
stuurmannen op die grote boten toch uit hun doppen te kijken, want ik zie dat ze
hun koers enigszins wijzigen om ons de ruimte te geven. Dank u dames en heren.
We redden het zonder kleerscheuren naar de overkant van de snelweg waar we buiten hun
vaarbaan blijvend in dezelfde richting meevaren. De wind komt nu beter in de
zeilen, dus kunnen we genoeg vooruitkomen. Ondertussen proberen we op alle
manieren in contact te komen met onze handyman thuis, de onmisbare Hans. Het
lukt om ons probleem te droppen, maar Hans is een dag op cursus, dus moeten we
geduld hebben. Net voor de schemering overgaat in het donker, valt al zeilend ons
anker achter een eilandje in de Johor Strait, het water dat Singapore weer van
Maleisië scheidt. Onze bestemming ligt een eind stroomopwaarts, dat bewaren
we voor morgen. Van Hans komt er een mailtje binnen met een aantal checkpunten
die Warren, voor zover nog niet gedaan, alsnog uitvoert. Het leidt niet tot een
startende motor, er is blijkbaar iets essentieels gewoon stuk. We staan vroeg
op, kunnen op een pufje wind zeilend anker op, houden het een uurtje vol, maar
dan vallen we stil. Nee, we gaan zelfs achteruit. Met de dinghy naast
Nightfly gebonden zwoegt het buitenboord motortje van 5 PK met één mijl per uur
in de goede richting. Tot aan de Marina is het nog zo'n elf mijl, dat wordt een
latertje vanavond. Ware het niet dat Warren wel een oplossing ziet. In de verte
komt een zandschuit ons achterop en Warren gaat in het gangboord klaar staan met
een lijntje in de hand, zo doen die Friezen dat. Als ze bijna ter
hoogte van ons varen, houdt hij de lijn omhoog en ook hier snappen ze de
bedoeling. Ik stuur zo dicht mogelijk naar de schuit die nog een
behoorlijke snelheid heeft. Één van de jongens vangt de toegeworpen lijn en moet
bijna hardlopend naar achteren om daar de lijn snel vast te zetten. We scheuren
mee achter de schuit die zijn snelheid weer opvoert en ons een aardige hekgolf
laat veroorzaken. Nu zijn we er over een paar uurtjes, prachtig! In een plastic
zak stoppen we een paar pakjes sigaretten ooit gekocht in Gran Canaria, die zijn
vast nog wel te pruimen. Vlak voor ze ons losgooien, hangt Warren de tas aan de
pikhaak en geeft dat vanaf de boeg over. De man pakt de pakjes eruit en gooit
achteloos de plastic zak overboord. Het laatste stukje doet Bromvliegje het werk
en gelukkig staat er amper wind zodat het parkeren in de box geen problemen
geeft. Het kantoor van de jachtclub Danga Bay Marina zorgt voor de inklaring,
wij kunnen even relaxen. We vallen met de neus in de boter. 's Avonds is er een
cruisers feestje en maken we meteen kennis met de meeste zeilers die hier
liggen. Het is vrijdag de dertiende vandaag, hoezo ongeluksdag?
Het voordeel van veel cruisers bij elkaar is dat er altijd wel iemand meer
weet dan jijzelf. De volgende ochtend wordt er van drie verschillende kanten
naar ons motorprobleem gekeken om uiteindelijk tot een duidelijke conclusie te
komen. De startaccu is kapot, geen schande na een leven van ruim zeven jaar.
Makkelijk op te lossen. Tijdens deze inspectie wordt ontdekt dat de V-snaar op
knappen staat, ook simpel op te lossen. Na het weekend gaat Warren op pad met
een koopadvies van Hans op zak, vindt de benodigde zaken, installeert de boel en
's middags loopt de motor weer als een zonnetje! We moeten ontzettend wennen aan
de klamme hitte, van elke beweging word je drijfnat. Gevolg is dat de
productiviteit ver beneden peil komt te liggen, we voeren bijna geen klap uit.
De nachten slaap ik slecht, muggen houden van de warmte en van mij. Heerlijk om
vaak koffie te drinken op boten waar ze airco hebben, dat wil ik ook wel!
Één van die boten is erg aanlokkelijk, vooral voor Warren. Er hangt een Fries
vlaggetje in het want en Lies op de Isis serveert koffie met een dikke
klodder slagroom, bij elk kopje! Warren kan weer lekker in het Fries kletsen met
Sjoerd en Lies die al een aantal jaren in deze contreien rondzeilen. Ik haal
Warren over om ook een airco aan te schaffen, zolang we in een marina aan de
walstroom liggen, kan dat apparaat ons leven een stuk plezieriger maken. Het
grote onding krijgt een plek op dek boven het luik van de voorkajuit. Warren
bouwt met karton een muurtje erom heen, plastic erover, de bijboot erboven, geen
spatje regen kan hem deren. Binnen loopt in no-time de luchtvochtigheid van dik
zeventig procent terug naar vijftig. In de nacht gaat de stand op zachtjes,
anders blaast hij ons verstand eruit. We liggen er pal onder. Inmiddels ben ik
wel verkouden, maar je kunt ook niet alles hebben. Zodra we dit zeilgebied
zullen verlaten, gaat die airco als eerste in de verkoop, te groot om aan boord
te houden. Zaterdagavond brengen we tot
de late uurtjes in de kroeg door samen met nog een Nederlands stel, Hans en
José. Er is live muziek en we zingen en ouwehoeren er lustig op los. Ondanks de kater zijn we
om tien uur de volgende ochtend present. We gaan met Wilson, een Chinees en Terrence, de manager van de Marina, naar een Dim Sum ontbijt. De bediening van
het restaurant komt met dienbladen langs met daarop allerlei schaaltjes waarin
dingen liggen die wij niet kennen. Maar goed dat Wilson voor ons die keuze kan
maken. Deeghapjes met diverse vullingen, gefrituurde kipstukjes, kommetje rijst,
eetstokjes
en Chinese thee erbij, heerlijk allemaal. Met de bus kunnen we vanaf de club
alle kanten op, shoppingcentra, supermarkten, het stadscentrum van Johor Bahru en
vanaf het busstation door naar Singapore. Duizenden mensen pendelen elke dag op
en neer tussen hun huis aan deze kant in Maleisië (vele malen goedkoper) naar hun werk aan de overkant
in Singapore (veel meer verdienen). We volgen de grote meute en komen als vanzelf aan een paar nieuwe
stempels in ons paspoort. Voor een paar dubbeltjes belanden we midden in
het centrum. Met een plattegrond vinden we vrij gemakkelijk
onze weg in Singapore waar het 's ochtends plenst en de rest van de dag bewolkt
blijft. De Grand Prix Formule 1 races zijn afgelopen zondag geweest, iets wat Warren dolgraag aan
den lijve had willen meemaken. Maar een kaartje van zeshonderd dollar voor een
plekje langs de route was hem toch te gek, in een paar seconden racen de auto's
voor je neus langs. Als je net moet niezen, heb je ze gemist. Hij heeft het
onderuit gezakt op de bank gevolgd op de televisie op de club. Met een tas vol inkopen keren we moe terug naar huis.
Een leuke daginvulling die voor herhaling vatbaar is.
Oktober 2013 De tijd vliegt voorbij, zullen wij ook even vliegen?
De bootklussen, groot en klein, worden langzaam afgewerkt. Eentje per dag is
genoeg in dit klimaat. En als er thuis niets belangrijks wacht, is er altijd wel
een buurboot waar wat te klussen valt. Dankbare 'klanten' zijn behalve de Isis vooral onze nieuwe buren, Jan en Monica op
Blue Dame. Een bijzonder aangenaam
weerzien met onze Zweedse zeilvrienden, want dit zat oorspronkelijk niet meer in
hun planning. Maar zoals dat gaat met wereldzeilers, plannen worden continu
bijgesteld om welke reden dan ook. Dat maakt je erg flexibel. Gezellig met
elkaar eten en vooral bijkletsen, we hebben veel nieuwtjes uit te wisselen na
ruim anderhalf jaar.
Op deze frequentie zal de komende tijd radiostilte heersen, we knijpen er een
aantal weken tussen uit voor familiebezoek. De recente familie uitbreidingen
moeten toch echt van dichtbij besnuffeld worden. Tot later!
31 December 2013 Afscheid in het quadraat
Wat heerlijk om zo af en toe weer in Nederland te zijn. Een warm onthaal,
onverwacht door het vroege uur, op
Schiphol zet de toon voor de rest van onze tijd
in het vaderland. Nog geen 24 uur geleden liep ik te puffen van de hitte op ons
bootje, nu fiets ik zwetend van de voor mij ongewone inspanning samen met mijn
zus door het Veluwse bos. Het geurt heerlijk naar de herfst, bomen met hun
oranje roestbruin vallende bladerpracht. Nog een stukje door, over de hei,
onderwijl honderduit kletsen wat we o zo gemist hebben. Op een terrasje in de
Dorpsstraat zitten we in de warme laatste zonnestralen van deze mooie oktoberdag. 's
Avonds worden we nogmaals verrast door mijn, bijna voltallig aanwezige, familie die deze
keer iets nieuws bedacht hebben. Voor negen dagen hebben ze een vakantiehuisje voor ons
gehuurd, waar zij om beurten een nachtje bij ons komen logeren, een geweldig
idee!
"Mag ik al naar boven?". Op de wekker is het zeven uur, buiten nog donker,
Tamar is klaarwakker en in de startblokken om naar Pake en Oma te rennen. Wendy
stelt het nog een half uurtje uit, maar dan staat ze enthousiast naast ons bed.
Boekjes lezen is nog altijd favoriet, maar waarin ze nu zelf al verschillende letters kan
aanwijzen. Na een paar dagen durft ook Viggo het aan, stapt achter zijn zus
binnen met zijn speelgoed boormachine in de aanslag. Tijd om te klussen. Even
later komt het hele arsenaal onze kant op, schroevendraaier, hamer en de zaag.
Bij Pake wordt zonder pardon een been geamputeerd, maar bij Oma zegt Viggo "Ik
doe het héél zachtjes", en aait poeslief met de zaag over mijn arm. Hij snapt
het gelukkig al vroeg, lief zijn voor de meisjes. Hierna is het elke ochtend
raak, keten bij Pake en Oma, tentje bouwen onder het dekbed en vooral
verstoppertje spelen als Wendy ze komt halen voor het ontbijt, het is
schooltijd.
In de Brabantse bossen maken we heerlijke wandelingen met onze logees, de
samenstelling wisselt om de dag. Voor ons beiden wordt de looproute steeds bekender,
maar dat drukt de pret niet. En telkens als begin, tussen of eindstop (of allemaal) plannen
we de knusse Herberg 'In den Bockenreijder' voor een warm bakje koffie of een
schuimige pint. In ons tijdelijke huisje koken we simpele maaltijden en praten
de tijd makkelijk vol. Familieverhalen en herinneringen komen langs en ik geniet
met volle teugen. Live is zoveel leuker en zeker zonder storingen of
haperingen die tijdens de skype gesprekken op afstand zo irritant kunnen zijn.
Mem installeert zich voor de televisie, zodanig dat ze met haar slechte ogen
optimaal zicht heeft op het scherm. Met onze laptop aangesloten op de tv kunnen
we de foto's, die we voor haar op Java hebben gemaakt, indien nodig extra
vergroten. Ze herkent vooral de oude VOC gebouwen in Jakarta en diept
onmiddellijk oude verhalen op uit haar Indonesische rugzak. Met een warm gevoel
zie ik haar ogen oplichten. Zo vaak we in de buurt zijn, lopen we bij haar
binnen en zitten gezellig met haar om de tafel. Warren's zus vraagt of we Mem
met het kerstdiner
willen vergezellen, dat voor haar afdeling op de donderdagmiddag vóór Kerst is
gepland. Jazeker willen we dat, graag zelfs. Ik heb waarachtig nog nooit met Mem
aan een kerstdiner gezeten en nu hoef ik zelf ook niet eens te koken! Een
uitgebreid vijf-gangen diner wordt geserveerd en ook Mem neemt een lekker
glaasje witte wijn erbij. De zaal is stemmig versierd en de sfeer is goed.
Tussen de diverse gangen in zingen we met zijn allen kerstliedjes. In mijn jeugd
zongen we thuis bij de kerstboom op de knietjes ervoor en in de kerk natuurlijk,
maar de laatste vier decennia toch zeker niet meer. Ik krijg er nostalgische
gedachten bij en zing volborstig mee. Ter afsluiting gaat het licht uit en
brengen de koks ijstaarten met daarop brandende sterretjes binnen. Onze buikjes
zitten genoegzaam na te knorren als we nog een kopje koffie bij Mem op haar
kamer drinken.
Kon Roel een jaar geleden net zijn eerste pasjes zetten, nu rent hij op zijn
klompen achter Pake aan die in de tuin aan het klussen gaat. Zijn mond staat
geen seconde stil, niet dat Pake alles verstaat. Hij wil even naar de konijntjes
en de geitjes, die zijn net terug van vakantie, vertelt Roel. Over een aantal
weken komen er babygeitjes. Ook deze ondeugd klimt 's ochtends voor dag en dauw
de trap op naar zolder. Daar liggen immers nooit mensen te slapen en nu opeens
wel, interessant. Het kwartje zit al in de gleuf en hij praat Pake het bed uit,
"Kom mee, naar beneden". Alsof hij aanvoelt dat Oma nog lang niet wakker is,
laat hij mij met rust om een tijdje later terug te komen. Nu is het toch echt
wel genoeg, "Kom Oma, eten!". Twee dagdelen in de week gaat hij naar
school en ik heb de eer om als eerste van zijn grootouders Roel in zijn klasje
te brengen. Hij trekt me mee naar de glijbaan en joelt van plezier. Als de juf
vraagt wie hij vandaag mee heeft genomen, kijkt 'ie nog even bedenkelijk. Je
ziet hem denken, hoe heet ze ook al weer die nieuwe vrouw in zijn leven. Maar
dan weet hij het feilloos, "Oma"!
De veroorzakers van dit bezoek aan Nederland stelen voor altijd ons hart. Alfina met haar
schattige lach en prachtig grote kijkers en Lauren, een pareltje met een mooie
rode kuif en heerlijk zachte wangetjes, allebei om dood te knuffelen. Deze
dametjes komen absoluut geen liefde te kort, want de broers en zus laten geen
kans onbenut om hun kleine lieve zusje en nichtje te zoenen, aaien en een
kroepke (Fries voor knuffel) te geven. Lauren heeft al pret voor tien alleen bij
het kijken naar haar broer en zus die een drukte van jewelste kunnen maken. Pake
loopt er tussendoor met vliegtuigje spelen, terwijl bij Oma paardje wordt
gereden. Met zijn allen gaan we Sinterklaas inhalen die met de boot in Burgum
aankomt, de kids verkleed als Pietjes. Het is barstens koud, maar wat een
heerlijke tijd om hier te zijn, die verhitte gezichtjes met een rotsvast geloof
in de Sint. 's Avonds zetten we allemaal de schoen en zingen vol hoop dat er
morgen wat in mag zitten. Op 5 december ontstaat grote hilariteit bij de school
van Tamar. Iedereen wacht vol ongeduld op de Sint die uiteindelijk na vele
liedjes in een oude Amerikaanse politieauto wordt gebracht en door maar één
Zwarte Piet wordt vergezeld. Tot grote spijt moet hij vertellen dat hij de
andere Piet is kwijtgeraakt, maar hoopt dat deze zelf de weg naar school kan
vinden. Na een paar minuten komt er een brommertje aangereden waar de tweede
Piet achterop zit, gelukkig. Het feest kan beginnen!
We doen ons best om zoveel mogelijk vrienden te ontmoeten. Het blijft een
lastige opgave, we moeten keuzes maken omwille van de ons beschikbare tijd. En
zo maken we een leuk 50 jaars dansfeestje mee, 20 jaar in dienst etentje, oud
collega's Korenmarktfeestje en gewone gezellige kletsavonden met lieve mensen
waarmee heel normaal de draad van de vorige keer wordt opgepakt. Bezoekjes aan
ex-cruisers zoals Nije Faam en Pacific Blue, die inmiddels hun
wereldomzeiling hebben volbracht, zijn feestjes van herkenning en gezamenlijke
herinneringen. Beide dochters van
Warren (ik zat ook stiekem in het complot) verrassen een verbaasde Warren met
een feestje voor zijn verjaardag. De complete familie en een aantal vrienden
bezorgen hem vochtige ogen die hij naarstig droog knippert.
We begonnen in de herfstvakantie en eindigen in de kerstvakantie. Na een
supergezellig familiekerstdiner met sjoelcompetitie en een dagje dierentuin in
Emmen komt het einde in zicht. Met grote vanzelfsprekendheid zijn we door onze
kinderen in hun dagelijkse leven opgenomen. Zomaar 24 uur per dag een aantal
weken opeens twee oudjes in je huis, dat vraagt om inlevering van privacy, voor
beide partijen We zijn enorm blij dat we onze kleinkinderen een stukje beter
hebben kunnen leren kennen en omgekeerd. Dank jullie wel, het was genieten met
een grote G.......zucht...... Wat zullen we die kindersnoetjes gaan missen!!
We wensen iedereen een fantastisch mooi en gezond 2014 toe!
|