Januari 2013       Van de staat New South Wales naar Tasmanië.

John giet met zijn glas in alle vier de windrichtingen een scheutje kostelijke champagne op het dek en doopt hiermee zijn schip in de nieuwe naam Two Poodles. Het is puur toeval dat we hier getuige van zijn. Vanochtend zijn we al kruisend de Parramatta River opgevaren door hartje Sydney naar een suburb waar we een noodzakelijke bootschap moeten doen. De batterij van de Epirb moet na zes jaar vernieuwd worden. Dit is een noodbaken dat onze actuele positie via de satelliet uitstuurt, zodra we het apparaat handmatig activeren. Hij hangt voor de grijp om mee te nemen mochten we ooit per reddingsvlot het zinkende schip moeten verlaten. Op de kaart hebben we aan de rivier een baaitje gevonden dat het dichtst bij het benodigde bedrijf ligt. Nog geen half uur nadat ons anker valt, roeit onze buurman langszij en nodigt deze verdwaalde buitenlanders prompt uit voor hun feestje. Een jaar geleden hebben John en Karen de boot, een catamaran, gekocht en opgeknapt. Het werk is klaar, tijd voor de officiële naamswijziging. Samen met John's zus Georgie en haar gezin beleven we een heuse ceremonie. Na de kennismaking over en weer rondom de tafel met heerlijke hapjes en koude drankjes worden we op het voordek verwacht. John schenkt ons allemaal een glas champagne in en begint: "For thousand of years, we have gone to sea. We have crafted vessels to carry us and we have called them by name. These ships will nurture and care for us through perilous seas, and so we affectionally call them 'she'. To them we toast, and ask to celebrate Two Poodles." Wij antwoorden gezamenlijk met "To the sailors of old...to Two Poodles." Daarna komt elke windrichting aan de beurt met begeleidende tekst gevolgd door een slok champagne, behalve John dan, die verspilt de boel op zijn dek. John pakt zijn ukelele en zingt een lied, onderwijl rennen hun twee poedels elkaar uitgelaten achterna. Dan gaan John en Karen gekleed te water en zwemmen een rondje om hun boot. Een maaltijd volgt met malse kippenpootjes, zalm, reuze garnalen, salade en vers stokbrood en we kletsen elkaar de oren van het hoofd. De volgende ochtend regelen we de nieuwe batterij en gaan op de terugweg op de koffie bij zus Georgie die vlakbij woont in een prachtig verbouwd, aangenaam koel huis. We mogen niet eerder weg dan dat we mee geluncht hebben. Rond één uur halen we ons anker omhoog en kruisen (natuurlijk is de wind gedraaid) op deze hete middag naar de uitgang van Sydney Harbour alwaar we na een nachtje slapen de big city voorgoed achter ons laten. Op de marifoon horen we dat Two Poodles ook net als wij onderweg is naar Port Hacking. In een baaitje hebben we ons laatste rendez-vous, wensen hen een mooie omzeiling van Australië, dat over een jaar op hun agenda staat, en nemen afscheid van deze twee spontane hartelijke mensen.

Grote donkere rookpluimen hangen boven de bergen, de gevreesde bosbranden hebben weer toegeslagen. Na een voorbeeldige nacht zeilen op alleen een fokje met 15-20 knopen uit het noorden draaien we Jervis Bay in en voelen om acht uur 's ochtends een harde, hete wind in ons gezicht. De thermometer stijgt gedurende de dag tot boven de 40° Celcius, afmattend heet. We pikken een boei op in de zuidelijke baai, Darling Road, en houden ons de rest van de dag schuil in de boot. Buiten is het niet te harden, zodra ik me buiten begeef, schroeien de haartjes op mijn vel weg, echt afschuwelijk heet. De blushelikopters vliegen af en aan en vechten tegen een bierkaai. De brandweerlui maken lange dagen. De lucht neemt onheilspellende kleuren aan wanneer de zon door de rookwolken heen schijnt. Alles is kurkdroog en op het nieuws zien we dat op veel plaatsen in NSW grote bosbranden woeden, die hoogstwaarschijnlijk aangestoken zijn! Op het water voelen we ons relatief veilig, maar wanneer rond acht uur 's avonds de wind draait en er prompt zwarte schilfers en verbrande boomblaadjes op dek vallen, voelt de brand opeens dichtbij. De wind draait verder door, het gevaar is weer geweken. De ergste hitte is de volgende ochtend verdwenen, even de benen strekken. Op een pad dat richting de oude vuurtoren gaat, komen we niemand tegen behalve zeer irritante vliegen die brutaal op de mond landen. Aan de zeezijde lopen we hoog boven de indrukwekkende eeuwenoude kliffen die prachtige creaties van de tijd laten zien. Langzaam komen we in de buurt van ons baaitje en als we het bospad uitlopen richting een parkeerplaats, wordt die verspert door een bord waarop aan de andere kant de waarschuwingstekst staat 'Walking trails closed due to extreme fire danger'. Tja, dat heeft alleen effect als er aan het begin ook zo'n bord staat. Of zijn wij aan het einde gestart? Vanzelfsprekend hebben we goed opgelet of de kust veilig was. Een kleine wallabie is zich ook van geen gevaar bewust, rustig poetst hij zijn snuitje en hupt af en toe een stukje verder zonder zich ook maar iets van ons aan te trekken.

Wij maken ook weer een hop verder zuidwaarts opnieuw een heerlijke nacht doorzeilen naar Port Eden, de laatste stop aan de oostkust in NSW. In de vissershaven zien we al snel de rode schuit Kingfisher liggen, die we in Coffs Harbour tegenkwamen. David de eigenaar, bijgenaamd Bugzy, gaf ons daar een paar dikke moten versgevangen zwaardvis vergezeld met zijn telefoonnummer in Port Eden, zijn thuishaven. We gaan langszij en knopen aan hem vast, de vissersboot is onbemand en op slot. We geven hem een belletje en melden onszelf. Hij heeft de komende twee dagen geen plannen om uit te varen, we mogen zolang naast hem blijven liggen. Al weer een tijdje geleden dat we zo aan de wal konden stappen, af en toe erg prettig en praktisch met water en boodschappen aanvoeren. Port Eden is een leuk plekje met aan de doorgaande weg alle winkels, cafés en restaurantjes. Het walvissenmuseum is het bezoek waard en via 'Warrens walk' lopen we terug naar de haven, waar we bij de Take Away fish & chips een maaltje kopen. Met een koud biertje in de avondzon smullen we in de kuip van ons diner. Bij westenwind klotsen we teveel tegen Kingfisher aan en verkassen naar de overkant van Twofold Bay. Voor het strand van Boyd Town valt ons anker, de naam doet vermoeden dat hier een dorpje is. Maar meer dan een camping, een ruïne van een kerkje en een hotel is er niet meer. Bij de uitgang van de baai staat nog een oude toren, oorspronkelijk bedoeld als vuurtoren en lang geleden gebouwd door meneer Boyd voor privé gebruik van zijn walvisvloot. Dit werd niet goedgekeurd door de lokale hoge heren en de toren kreeg de bestemming uitkijktoren voor de walvissen, uiteraard ook alleen ten faveure van de vloot van Boyd. Tegelijk met Nicone, een Zwitsers/Finse zeilboot die we eerder tegenkwamen in de Pacific, vertrekken we met een mooi weersvooruitzicht van noordoosten wind voor de oversteek van de Bass Strait naar Flinders Island. Peter heeft zijn vrouw op het vliegveld afgezet voor een trip naar Europa en zeilt nu met opstapper John naar Tasmanië. Het worden twee nachten met snelle voortgang, een keer lezen we op de meter een snelheid over de grond van tien knopen zonder enige stroming mee. We surfen de golven af met alleen de fok ervoor. Bij de ondiepe ingang naar Flinders Island is de wind gezakt, maar hebben we drie knoop stroming mee naar binnen, dat helpt ook lekker. Zowel Nicone als Nightfly pikken een mooring op bij Lady Barron en vieren om 1 uur 's middags op Nicone het 'verslaan' van de gevreesde Bass Strait met een wijntje en een kaasje. 's Avonds eten we met zijn vieren op Nightfly van een winterse zuurkoolschotel. Er wordt een fikse bak wind voorspelt uit het westen, snel maar naar de lokale super voor wat boodschapjes. We werpen bij het passeren een blik op de menukaart van de taverne en horen daar dat het vanavond spitsavond wordt. Vrijdag zijn de meeste dorpsbewoners hier te vinden, tijd voor ons uitje. Inmiddels rukt de wind aan onze hoeden en in de baai is het wateroppervlak woest, schuimend wit geworden, oh oh, foute boel. Met de bromvlieg zonder brommer hebben we gelukkig de wind mee, anders hadden we nooit bij de boot terug kunnen komen. Nightfly en Nicone liggen te steigeren aan de mooring, het waait ruim veertig knopen. Op de kleine werf spraken we net een visser die zijn boot werkeloos aan het dok heeft liggen. Hij vertelt ons dat onze boei absoluut niet voor boten bedoeld is, maar voor viskorven. Heel fijn dat de Politieboot dat gisteren ons niet kwam melden toen ze vriendelijk zwaaiend voorbij vaarden. De visser biedt aan om naast hem te komen liggen, een aanbod waar we nu zo snel mogelijk gebruik van gaan maken. Om Warren de boei los te kunnen laten gooien, moet ik de motor hard vooruit sturen, vervolgens met volle kracht tegen de wind in naar de vissersboot toe. Het is maar een klein stukje, maar wel spannend. Ik manoeuvreer met enigszins trillende benen Nightfly dicht naast de visser, zodat Warren de voorste lijn vast kan maken. Als we met voldoende extra lijnen veilig liggen, ga ik opgelucht koffie zetten.  De rest van de dag blijft het stormen. Via de marifoon hebben we contact met Peter, we kunnen hem vertellen dat zijn boei volgens lokale bronnen wel vertrouwd is. Tegen de avond wordt het wat kalmer en wagen Peter en John het om de boot alleen achter te laten en vergezellen ons in de taverne voor een bordje eten. Terwijl we op hen wachten, schuiven Judy en Chris bij ons aan tafel. Ze hebben vier jaar met een catamaran rondom Ozzie gezeild en wonen nu in een nieuw gebouwd huis in het dorp, waar Chris geboren is. Judy nodigt ons voor de volgende ochtend uit voor de koffie en ik moet direct maar m'n vuile was en de douchespullen meenemen. Kijk, daar houd ik wel van, die doortastendheid. Chris haalt ons om tien uur met zijn auto op en rijdt naar hun huis. Een prachtig plekje met uitzicht op de Adelaide Bay en talrijke achterliggende bergachtige eilandjes, een leeg wijds ruig natuurlandschap. Op het hele eiland wonen slechts 800 mensen. Aan de muur in de kamer hangen kleurrijke Aboriginal kunstwerken en in de moderne keuken genieten we al kletsend van een schuimige cappuccino met zorg door Chris gemaakt. Als ik de eerste wasronde buiten aan de lijn heb hangen, neemt Judy ons mee voor een klim de heuvels op, Chris gaat naar de golfclub. Bij terugkomst kan de tweede was te drogen en ons bezwete lijf gaat onder de douche. Het afdrogen met een zachte dikke handdoek is echt een genot, aan boord gebruiken we onze praktische sneldrogende sporthanddoeken. Met een frisruikende tas schone was, verse groenten uit eigen tuin én zelfgevangen abeloni uit de vriezer inclusief bereidingstip brengt Judy ons terug naar de werf. Voordat wij zondagmiddag met hoogwater vertrekken, varen Chris en Judy nog even langs met hun motorbootje om gedag te zeggen, ze gaan een paar uurtjes vissen.

In de Thunder & Lightning Bay bij Cape Barren Island stoppen we voor de nacht. Enorme oranje, bruine en gele joekels van stenen staan langs de kust als kunstwerkjes fier opgesteld, een lust voor het oog. Minstens drie opeenvolgende ochtenden voel ik me als een prinses op een cruiseboot. Die varen 's nachts zonder dat je het merkt en je word wakker gemaakt op de volgende bestemming. Bij ons staat Warren rond vijf uur op, haalt het anker op en vertrekt met de brommer aan, want de wind is even op pad. Een paar uurtjes later wordt dit madammeke uitgerust wakker en zijn we aardig wat mijltjes opgeschoten. Tasmanië ligt voor ons met aan de noordzijde de monding van de River Tamar die zo'n dertig mijl landinwaarts kronkelt en uitkomt bij het stadje Launceston. Op een tussenstop bij Beauty Point liggen we heel luxe aan een steigertje waar ooit watertaxi's aanlegden. Bijbehorende Tamar Yachtclub, een dependance van Launceston, heet ons welkom en wijst ons waar we kunnen douchen. Onze kleindochter krijgt hier wel ruime aandacht, alleen wordt de naam op z'n Engels uitgesproken als 'Temar'. Bijna alles heeft de toevoeging, Tamar Valley, Tamar Island, Tamar street, Tamar scoutingclub enzovoorts. Het spreekt voor zich dat ik een poloshirtje van de club koop, waar de naam ook op prijkt. Op ons wandelingetje komen we op de stoep een dame tegen die zich na het passeren omdraait en vraagt "Would you like some green beans?" om vervolgens terug naar haar huis te lopen en ons een zak vol verse sperziebonen overhandigd waar we zeker drie keer van kunnen eten. Langs de oevers van de rivier liggen tegen de glooiende heuvels de strakke rijen van de druivenstruiken in de wijngaarden, een lieflijk landschap in de zonneschijn. Launceston heeft zo'n 70.000 inwoners en is van alle gemakken voorzien. In de winkelstraten zijn veel oude gevels en historische panden intact gebleven waarvoor we regelmatig ons hoofd in een spagaat draaien. Een originele snoepjesmaker is net bezig met een nieuwe voorraad mentholsnoepjes te brouwen. Hij legt ons het hele proces uit terwijl wij tranentrekkend toekijken, sterk spul hoor die menthol. Verderop staat een oude molen met een bijzonder staartstuk, wat een leuk vraagstuk is voor mijn twee oudste broers, vrijwillig molenaar in opleiding. Zoek de foto en vertel ons wat voor molen dit ooit was, wij weten het niet. Bij de Tamar Yachtclub vlakbij de brug krijg je het gevoel van oude jongens krentenbrood. Iedereen kletst tegen je aan en alles ziet er wat verpauperd uit, behalve het clubgebouw. Wat jaartjes terug hebben ze hier zo hoog water gehad dat alles onder water stond. Wij liggen bij laag water met onze kont nota bene dik in de modder, dat moet wel een hele hoge waterstand geweest zijn. Op de vooravond van Australian Day wordt er vanaf een platte schuit vuurwerk afgeschoten. Het aansluitende weekend gaan wij met onze gehuurde auto een vleugje Tassie lucht opsnuiven. In vogelvlucht maken we een rondje van 900 kilometer over de oostelijke helft van het eiland, dat zeker anderhalf keer zo groot is als Nederland. Op Tasmanië vind je 4 mensen per vierkante kilometer, in NL iets van vierhonderd. In het havenplaatsje St.Helen ligt Delphin, waar we nu echt afscheid van nemen, vanaf hier gaan zij terug naar Nieuw Zeeland. Het is een heel kort bezoekje waar we even meekijken naar de houthakkers wedstrijden ter ere van Australian Day. Daarna rijden we door naar het zuiden, over 'The Break-me-back Hill' die we zonder kleerscheuren achter ons laten, naar de hoofdstad Hobart, waar we een fantastische pizza eten en in een hotelletje overnachten. Vanaf Mount Wellington op 1270 meter hebben we tussen de mistige regenwolken door een aardig zicht op Hobarts wateren en Port Arthur in de verte. We passeren gebieden waar onlangs fikse bosbranden hebben gewoed, rijden langs de rand van Mount Field National Park, over ongeplaveide wegen met stofwolken achter ons aan, langs blauwe meren met ontelbare watervogels en snuffelende Echidna's (soort egel) in het gras. Zoveel wildlife te zien hier, alleen zijn ze bijna allemaal plat gereden op de wegen. Om de kilometer ligt er wel een kangaroo, wallaby, possum of wombat, een naar gezicht. In het donker springen ze opeens de weg op en kun je ze amper ontwijken. Wij vermijden daarom met opzet dat we na zonsondergang nog op de weg zijn. Maandagochtend leveren we de auto ongeschonden in en zakken de River Tamar weer af richting uitgang, nu met een voorraadje groente en aardappelen uit de tuin van onze tijdelijke steigerbuurman John, voorheen landgenoot Jan de Boer. Je komt ze ook overal tegen die Hollanders.

Februari 2013    The Great Australian Bight

We worden wat haastiger, in de verte ligt er een grote bocht te wenken. "Kom kom, de juiste tijd is in aantocht. Neem mij op mijn best.", fluistert hij vanuit het westen. The Great Australian Bight strekt zich uit over een afstand van grofweg 700 mijl en begint in de staat South Australia en eindigt in Western Australia. Tussen begin en eindpunt is geen enkele mogelijkheid om te stoppen of te schuilen. Met de wetenschap dat de Bight een ruige reputatie heeft, zoek je natuurlijk het meest gunstige seizoen én de kortste oversteek op. Heel prettig dat velen van onze voorgangers dat al uitgedokterd hebben en we lezen hun adviezen in de pilots aandachtig. Daar bovenop komt alle info van Paul en Mariëtta op de Nije Faam die dit traject een jaar geleden gevaren hebben en waar wij dankbaar gebruik van maken! In de zuidelijke zomer zakken gedurende de maanden februari en maart de hoge druk gebieden meer zuidelijk onder Ozzie door en kunnen wij meeliften op de westgaande winden die dan regelmatig in de bocht waaien. In tegenstelling tot het Noordelijk halfrond waar de hogedruk isobaren met de klok meedraaien en de lagedruk tegen de klok in, gaat dat bezuiden de evenaar precies omgekeerd. We zijn nu eind januari en er liggen nog vele mijlen te gaan naar het startpunt in de noordoost hoek van de Bight in het plaatsje Ceduna. Met een globaal gemaakte tijdslijn komen we op 20 februari als streefdatum om in Ceduna te liggen. Oeps, dat zijn nog maar krap drie weken, gas erop.

Stanley, aan de noordwest kant van Tasmanië, is een leuk dorpje met iets van 500 inwoners. Het oude treinstationnetje is creatief omgebouwd tot de lobby van een motel. Straatjes met lieflijke, goed in de verf zittende cottages, veel bloemen in de tuintjes, een compacte goed beschermd liggende vissershaven en een behoorlijk opvallende, hoge vierkante berg genaamd The Nut. In de haven liggen we aan een vissersschuit vastgeknoopt en klimmen de tweede dag de 152 meter hoge Nut omhoog. De kuitspieren worden flink uitgerekt op het steile pad, bij sommige stappen lukt het me nog net om de hak op de grond te krijgen. Boven ons hoofd kruist een kabelbaantje ons pad, er zijn maar een paar stoeltjes bezet. Een gevarieerde wandelroute van een kilometer lang loopt boven op de Nut. Onder de stekelige struiken zijn de verstopte holen van de Shorttail Sheerwaters verlaten, het broedseizoen is voorbij. De rondhuppende wallabies zijn klaarblijkelijk gewend aan toeschouwers, ze gunnen ons geen blik als wij door hun bos lopen. Het zit bijna tegen regenen aan waardoor het zicht niet zo helder is, maar nog steeds de moeite van de klim waard. King Island komt er bekaaid af, slechts één nachtje houdt ons anker de Nightfly in winderig Grassy Harbour aan de zuidoost kant van het eiland. Wel een memorabele stop, want onze buurboot is de Giebateau van Paul en Carolien. De laatste keer zagen we elkaar in Puerto Williams in het verre zuiden van Chili, nu vier jaar geleden. De aanstichter tot dit afspraakje is een nieuwe vlotter voor de bilgepomp die Paul en Carolien tijdens hun recente NL bezoek voor ons hebben mee genomen. Het weerzien beperkt zich tot een kort, maar gezellig avondje. Zij hebben een eigen druk programma en zijn hele dagen de boer op. Wij maken de volgende ochtend gebruik van het openstaande weervenster dat voor de komende dagen nog steeds wind uit het zuiden belooft. En dat maakt van Grassy Harbour een behoorlijk hobbelige ankerplek, het waait er regelrecht in en bovendien vinden we het koud hier. Terug naar het warme vaste land. In de tweede nacht lopen we de goed verlichte haven van Portland binnen, een stadje aan de zuidkust van de staat Victoria. Urenlang zijn de felle lichten van de aluminium smelterij een baken geweest waar we op aan konden sturen. De warme zon verwelkomt ons na een paar uurtjes slaap, tijd om de boel te verkennen. Alles wat we nodig hebben, is op wandelafstand. Hier ronddwalen geeft me een prettig gevoel, Warren helemaal als hij de Mac ontdekt, een must voor hun lekkere spotgoedkope soft ijsjes. Het gebouwtje van de jachtclub blijft door de week gesloten, een warme buitendouche bij het strand biedt uitkomst. Snel badkleding aan en soppen maar. Eind van de middag zijn we wat aan het rommelen aan boord. "Nightfly, Nightfly" wordt er vanaf de pier geroepen, wie zou ons nou kennen hier? We zien een man met een wit hoedje op zijn hoofd, een hand in de zak van zijn korte broek en de andere zwaait naar ons. Warren roeit er heen en maakt kennis met Ted. Samen met zijn vrouw Carmel heeft Ted jarenlang rond gezeild en sinds ze weer landbenen hebben, maakt hij er een gewoonte van om de sporadisch aanwezige buitenlandse boten uit te nodigen voor een wandeling. Woensdagochtend is het vaste prik voor een groepje gepensioneerden van divers allooi om een paar uurtjes de natuur in te trekken. Warren moet helaas verstek laten gaan, hij heeft een mannetje aan boord die verstand heeft van hydrauliek en hoopt samen met hem het probleem van de al wekenlang lawaaimakende en niet goed functionerende stuurautomaat op te lossen. Op het afgesproken tijdstip staat Ted met zijn auto aan de waterkant mij op te wachten en samen rijden we naar het ontmoetingspunt, waar het elke week een verrassing is wie er opdagen. Als de groep compleet is, zouden dat zo'n 20 personen zijn. Vandaag telt de opkomst vier mannen en twee vrouwen incluis mezelf. Iedereen, behalve ik, is behangen met een verrekijker waarmee menig vogeltje wordt gespot en bespied. Het is aangenaam koel in het bos, zodra je uit de schaduw van de bomen komt, is het broeierig warm. Tussen de lage struiken staan her en der roze orchideeën, ik leer van ze dat deze hyacintsoort met en zonder streepjesuitvoering bestaan. Hoog in een eucalyptusboom ontdekken we een Koala en op een open stuk grasland schiet een flinke vos weg. Vossen schijnen nogal een plaag hier, ze zitten veel te dicht op de bewoonde gebieden. Eind van de ochtend kom ik terug bij een balende Warren die nog niet eens tijd voor koffie heeft gehad. Er blijft maar één oplossing over, de stuurautomaat moet terug naar de leverancier in Frankrijk, niet zomaar even geregeld. Voorlopig kunnen we nog niet zonder en hij doet het nog steeds met af en toe wat kuren, we moeten een moment gaan zoeken dat we hem een tijd kunnen missen.

Ted heeft zijn missie nog niet volbracht, hij heeft meer in petto voor ons. Na zijn dagelijkse zwemuurtje pikt hij ons de volgende ochtend om 8 uur op en stopt na een half uur rijden in het Nationaal Park dat kilometers langs de kust een wandelroute bevat, The Great South West Walk. Hij zet ons af en geeft ons tot half twaalf de tijd om via de vuurtoren naar een parkeerplek te wandelen, daar haalt hij ons weer op. Jagende wolken houden het bewolkt wat perfect is voor deze activiteit en behalve een mountainbiker zien we niemand. De hele route lopen we hoog boven de zuidelijke oceaan waarin rollende golven tegen de steile kliffen onder ons stukslaan, een fantastisch schouwspel. Vrijdagavond maken we ook kennis met zijn vrouw Carmel, we zijn alweer door Ted opgehaald om bij hen thuis te komen eten en douchen. Hé, een eeltrasp, ik kan de verleiding niet weerstaan en ik ros er eens flink mee langs m'n eeltige hakken, ze voelen instant weer aan als poezelige zachte vrouwenvoetjes. We genieten met volle teugen van hun gastvrijheid, het lekkere eten en luisteren genoeglijk naar de verhalen die Ted en Carmel vertellen over hun zeilreizen. Ze zijn veelvuldig in Europa geweest en weten veel van Nederland. Megan, de dochter van Carmel komt ook even binnen wippen, waardoor we niet de hele avond bootjespraat hebben. Ter afronding van onze nieuwe vriendschap nemen ze ons de volgende middag mee voor een autorit in de omgeving, over Grasstree Hill. "Vroeger werden deze bomen Black Boy genoemd. Maar vanwege discriminerende gevoelens bij de Aboriginals is het sinds een aantal jaren Grasstree geworden", vertelt Carmel me. Ik vertel haar over onze verboden negerzoenen. We stoppen even bij de Bridgewater Lakes en de Petrified Forest, de versteende bossen boven op Cape Bridgewater. "Ted, tell them about......" spoort Carmel haar man telkens aan met haar zachte bescheiden stem. En dan komt er weer een uitgebreid verhaal, Ted is niet te stuiten. Als tegenprestatie, die in het niet valt bij zoveel aandacht, vraag ik of ze vanavond op de Nightfly mee willen eten. In mijn hoofd heb ik even snel m'n receptenboek doorgebladerd. Carmel zegt dat het veel te lastig is en dat wij ons op het vertrek, gepland voor de volgende ochtend, moeten voorbereiden. Ik weet haar ervan te overtuigen dat het absoluut geen probleem is, ik sta erop dat ze komen. Ook op deze laatste avond vliegen de verhalen over tafel, in bijzonder aangenaam gezelschap. Ze mogen niet eerder weg voordat ze iets in ons boord gastenboek hebben geschreven.

Na ruim twee dagen op alleen de fok zeilen we met achterlijke wind naar Kangaroo Island. In de eerste nacht moet ik in mijn wacht zodanig ernstig uitwijken voor een vrachtschip om aanvaring te voorkomen, dat het nu toch echt tijd wordt voor de aanschaf van AIS (Automatic Identification System) waarmee de grote jongens ons ook kunnen waarnemen op hun computers, want van hun eigen ogen moet je het niet hebben. Met het overschrijden van de staatsgrens tussen Victoria en South Australia hebben we ook weer een nieuwe tijdzone te pakken, deze keer gaat de klok een half uur terug, lastig rekenen. Op advies van Ted varen we het ondiepe smalle beboeide kanaaltje in dat ons bij de moorings van American River brengt, een klein vissersdorpje tegen een heuvel gelegen en omgeven door bushland. Grote delen van de lagoon vallen bij laag water droog, een paradijsje voor Glossy Black Cockatoos, Cape Barren Goose, zwarte zwanen, Ibissen en de Pelikanen. Spontane vriendelijkheid is echt nog lang niet uitgestorven. Glenn, groot, stevig gebouwd en een rossig hoofd met sproeten komt in zijn dinghy langszij voor een praatje en biedt al snel zijn auto aan. Hier heeft de lokale zeilclub om de week op woensdag een vaste afspraak om te gaan zeilen in de omgeving, wie kan die komt. "Grab my car, the keys are in it". Een uurtje later rijden wij in een oud rammelend pick-upje naar de hoofdplaats van het eiland, Kingscote. Dat valt wat tegen, maar de supermarkt is altijd een bezoekje waard. En zo rondrijdend krijgen we een aardig beeld van het eiland. Veel verdroogd grasland afgewisseld met heidevelden en glooiende heuvels, geen kangaroo te zien behalve de aangereden exemplaren. We klimmen de 512 tellende treden van een trap op die boven op Prospect Hill uitkomt. Mijlenver kunnen we van ons af kijken, ten zuiden ligt de blauwe deinende oceaan, ten oosten zien we het vaste land, noordwaarts de uitgestrekte Pelican Lagoon en verder richting waar Adelaide moet liggen en westelijk het heuvellandschap van het eiland. Met een volle tank en een flesje wijn zetten we de auto terug op zijn plek. Een tijdje later komen de zeilers ook terug en worden we uitgenodigd voor de BYO (bring your own) afterparty, eenieder zet wat lekkere snacks en zijn eigen drankje op tafel. Een leuke club mensen bij elkaar waarvan we maar met een paar kunnen kletsen. Glenn en zijn Colombiaanse vrouw Judy blijken een zomerhuis in Jakarta te hebben, waarbij Glenn aanbiedt dat wij daar welkom zijn, mochten we ooit in de buurt zijn. Al deze spontane ontmoetingen zijn gewoon goud waard!

Tijdens het laatste stuk naar Kangaroo Island hebben we proefondervindelijk ontdekt dat de elektronische kaart van Australië, die we in de kaartplotter gebruiken voor de navigatie, tot aan de grens van Victoria loopt. Hmmm lastig, we hebben de hele westkust ook nog voor de boeg. In de Pacific hebben we twee jaar geleden met andere zeilers aan ruilhandel gedaan. Heb jij voor mij de kaartjes van Nieuw Zeeland en Australië, dan krijg jij van mij Zuid Amerika en Europa, deal. In de veronderstelling dat heel Australië er op zou staan. Uitzoeken waar en hoe snel we een kaart van het hele land kunnen bemachtigen. Internet staat ons bij in moeilijke tijden, online bestellen en betalen we bij Arnold's Shop en die stuurt het voor ons naar Port Lincoln. Via de beheerder van de jachtclub aldaar hebben we telefonisch het adres van de commodore gekregen als verzendadres. Koers zetten naar Port Lincoln, voordat de wind er helemaal mee ophoudt. Met behulp van de radar en de lichtenlijnen scharrelen we midden in de nacht tussen eilandjes en rotsen door. Gelukkig hebben we voor de navigatie de hulp van Maxsea op de boordcomputer, onze back-up. De zeegang is minimaal waardoor we bij hoge uitzondering gewoon voor in bed kunnen liggen, een kussen in de rug, eentje in mijn buikholte, dan ligt het aardig stabiel. In een moordende hitte pikken we vrijdagmiddag een clubmooring op en roeien naar het strand. Damian, de beheerder, wijst ons waar we de commodore kunnen vinden en boven verwachting ligt daar al het pakketje op ons te wachten. Nog een paar reserve oliefilters opsnorren en de gasfles vullen en alle noodzakelijke bootschappen kunnen worden afgevinkt. Dit weekend is het feest op de club, de jaarlijkse regatta van Adelaide naar Port Lincoln finisht zaterdag. Nou, met pijn en moeite dan, er komt druppelsgewijs een boot over de finishlijn met flapperende zeilen. De wind is compleet verdwenen en het water is blak. Veel boten dobberen urenlang in de bloedhitte op dezelfde plek. Een aantal houdt het voor gezien, trekt zich terug uit de wedstrijd en start opgelucht maar ook gefrustreerd de motor. Zondagmiddag worden de winnaars gehuldigd en is het van twaalf tot laat in de avond feest met muziek, drank en eten, wij zijn ook van de partij. Een paar dames zijn erg nieuwsgierig hoe ons bootje er van binnen uitziet. Ik neem ze mee in de dinghy, ook al spannend, en geef een grande tour over en in ons huis, waarvan ze verrast zijn over de ruimte binnen. Waar heb ik nou wat gemist? Het is de hele dag een drukte op het strand, zwemmers, joggers en racende paarden. Voor dag en dauw wordt het strand als trainingsveld gebruikt voor de paarden. Jockeys jagen ineengedoken op de rug van hun paard heen en weer om daarna de bezwete dieren een verdiend koel bad te geven. Een zwemrondje in zee achter een roeibootje aan, komisch. 

Met noordenwind zeilen we op de fok uit Port Lincoln weg langs de kust van Peninsula Eyre. Op het moment dat we de hoek om komen bij Cape Catastrophe, wordt er een bak wind op ons dak gegooid. Phuh, die kaap probeert zijn naam zeker waar te maken. Wij zijn voor de duvel niet bang en rollen gewoon ons fokje een stuk in. Wel een goede indicatie trouwens die namen, betekent extra opletten geblazen. Avoid Bay gaan we dan ook met een grote boog omheen. Zoals voorspelt draait de wind van noord via west door naar zuid en wij wenden de boeg van zuid via west naar noord. Tot zover gaat alles volgens plan. Want wij hebben als twee weerkundige oude zeerotten lustig erop los geredeneerd en uitgelegd zoals wij het graag zouden zien. Jammer dan, een front met donkere luchten komt over de gehele horizon op ons af en is niet met een paar uur over ons heen getrokken, zoals gehoopt. De wind neemt snel toe tot boven de dertig knopen en de golven bouwen razendsnel op tot 3-4 meter. Geen comfortabel kalm tochtje, maar een wilde weliswaar snelle nachtrit. De wind huilt door de verstaging, het stadium van zingen allang achter zich gelaten. Als we rond elf uur de volgende ochtend bij onze bestemming aankomen, Pierson Island, zien we al direct dat dit hem niet gaat worden. bij alle winden lig je hier goed, behalve bij zuidoost en wat hebben wij? Zuidoost 25-30 knopen nog steeds. Heel jammer, want een klim de berg op zou volgens Ted uit Portland een spectaculair uitzicht bieden. Ik baal echt en moet de knop omzetten, nu moeten we nóg een nacht door. Uit chagrijn heb ik geen zin om moeite te doen voor de warme hap op zo'n stampend schip. We stellen ons tevreden met een kop soep en een tosti, ook warm. Elk nadeel hep gelukkig ook zijn voordeel, nu zijn we sneller dan gedacht in Ceduna, de springplank voor de Bight. Een hoge, lege, meterslange houten jetty staat helemaal tot onze beschikking. Hij blijkt net drie weken geleden opgeknapt te zijn. We liggen er niet heel rustig, want de chop (korte golfslag) veroorzaakt door de stevige wind rukt aan onze lijnen. Via de verticaal hangende aluminiumladder klimmen we de jetty op waar druk gevist wordt op de blauwe krab. Als ze te klein zijn volgens de officiële richtlijnen, moet je ze terug gooien. Word je gecontroleerd met de foute maat, dan heb je een boete aan je broek hangen. Het dorp Ceduna is droog, erg droog. Sinds vorig jaar oktober heeft het niet meer geregend, men is zuinig met water gebruik. Voor een douche op de camping moet vijf dollar per persoon betaald worden. In het Aboriginal Art Centre hangen mooie kunstwerken, maar niet iets waar we door gepakt worden. Nog niet eerder hebben we zoveel Aboriginals gezien in een dorp of stad, dan hier. Luidruchtig maken ze gebruik van de openbare elektrische barbecues die door heel Australië veelvuldig te vinden zijn. Het National Trust Museum is geweldig, een uitzonderlijke verzameling van voorwerpen en zaken uit de vroege jaren van de eerste nederzettingen van de Engelsen. Ik zal Cednua er vast te kort mee doen, maar hiermee houdt het voor mij eigenlijk wel op. Ik krijg een wat neerslachtig gevoel van de verlatenheid van het dorp. Het voelt echt als einde van de bewoonde wereld voor je over land westwaarts gaat naar de Nullarbor Plains, de grens over naar Western Australia. Er zijn zelfs twee quarantaine checkpoints op de route, groenten, fruit en andere organische zaken worden niet toegelaten over en weer. Op zee worden we niet gecontroleerd! Intussen zien wij tot onze vreugde dat er een prachtig weervenster op komst is. Een groot hoge druk gebied komt deze kant op en lijkt voor zeker een week lang oost tot zuidoosten wind in de Bight te voorspellen. Dan kunnen we zaterdagochtend al vertrekken, dat is mooi. Warren zet de route in de computer. Van Ceduna naar Cape Arid, de eerste mogelijkheid om bij oostenwind te ankeren, telt zo'n 550 mijl wat bij een gemiddelde snelheid van vier mijl per uur ruim vijf dagen zeilen is. In de loop van donderdag kunnen we dan aankomen, ruim binnen het window. Vrijdagochtend halen we de verse weerberichten en gribfiles binnen. Ten noordwesten van Australië zit een venijnig Laag in de planning en wordt al bestempeld als een tropische cycloon in ontwikkeling. Waar gaat die heen en hoe snel? De (echte) weermannen verwachten dat 'ie over land met een dag of 5-6 richting de Bight komt en dan veel wind meebrengt. Daar hebben we niet veel trek in om daarin terecht te komen, wat is wijsheid, moeten we nu wachten of niet? 's Avonds nog maar eens checken en zaterdagochtend om vijf uur opstaan en opnieuw beoordelen. Met z'n tweeën nemen we de beslissing om te vertrekken, het lijkt minder snel onze kant op te komen. Een vette muggenplaag is in de kajuit neergestreken en we weten niet hoe snel we hier weg moeten, het water op. Zes uur, trossen los, Great Bight, here we come!

Het wordt een fantastische rit. Oostenwind tussen de tien en twintig knopen schuin van achter inkomend, gemiddeld varen we vijf knopen per uur en heel verrassend staat er weinig zeegang. De nachten verlopen soepel en rustig waarin we goed slapen. En als bonus hangt er een verlichte wegwijzer boven ons hoofd. Het maanlicht glinstert met een zilveren gloed op het water, heerlijk om rond volle maan op zee te zijn. Het maakt de eenzame nachtwachten een stuk aangenamer. Op de weerfaxen zien we dat de cycloon zelfs een naam heeft gekregen, maar "Rusty" gaat het ons niet moeilijk maken, ze is niet zo snel als eerst gedacht. Na de vierde nacht ziet Warren bij het opstaan van de zon in de verte de eerste eilandjes van de Recherche Archipel opdoemen. De wind neemt wat toe en we zetten de eindsprint in om voor het donker achter Cape Arid te geraken. Een kwartier voordat ik ons middagmaal uit wat potjes en blikjes in mekaar wil flansen, vangt Warren een mooie grote tonijn, wat een timing. Verser op tafel kan echt niet. De eilandjes worden steeds groter, indrukwekkende rotsblokken en grote ronde granieten stenen worden door opstuivende golven overspoeld en zeeleeuwen liggen lui in de zon op hun privé terreintjes. We halen het net. Om zeven uur draaien we bij Arid Island de kaap om en zeilen Arid Bay in, een oase van rust. Na twee keer ankeren liggen we vast, het ankeralarm zetten we voor de gemoedsrust op scherp. In de ondergaande zon toasten we met een koud biertje op een geslaagde, snelle oversteek in slechts vier-eneenhalve dag van de gevreesde Great Australian Bight en liggen we nietig en alleen in een omgeving zó puur natuur dat het ontzag inboezemt.

       Hot News Hot News

Hiep hiep hoera, ons 4e kleinkind is geboren. Op donderdag 4 april 2013 hebben Sandra en Jaap een gezonde dochter gekregen. Het zusje van Roel heet Alfina Janouk, roepnaam Alfina, een Friese naam. Wij zijn weer supertrots op afstand.


Maart 2013                  Western Australia, we ronden Kaap Leeuwin

Uitgerekend nu ligt het klaargelegde fototoestel nog op de kaartentafel in de boot. Teruggaan doen we niet, het ritje met de Bromvlieg in de opstuivende golven en de landing op het strand heeft ons al nat genoeg gemaakt. Het maakt het rondwandelen wel een stuk relaxter, met camera stop ik bij wijze van spreken bij elke steen om die voor eeuwig vast te leggen. Maar ik krijg nooit meer zoveel spijt dat we hem vergeten zijn te pakken. Door de verrekijker zagen we al het witte lege strand van Arid Bay, de eerste voetstappen zijn een sensatie. Het knispert als lopen we in de sneeuw, maar zonder afdrukken achter te laten, zo stevig en hard is het zand. Een sliertje gedroogd zeewier steekt uit het zand, wordt urenlang door de wind heen en weer gezwiept waardoor er om zich heen langzaam enkele millimeters diep een halve cirkel uitgesleten wordt, een klein stilleven. Glanzende schelpjes worden door de branding telkens weer nat gespoeld, waarna de zon de opdroging voor zijn rekening neemt. Een paar bijzondere exemplaren leggen we bij elkaar, die pikken we op de terugweg wel op. Dikke horzels met een groen lijfje blijven een aanval doen op onze blote onderbenen, ze steken gemeen. Al meppend en wapperend met de handen jagen we ze weg, wat weinig effect heeft. Op het in zee stekende landtongetje liggen grote ronde, ovale, hoekige, platte stenen en rotsen waar we makkelijk over heen klimmen de waterlijn volgend. Vanaf de boot zagen we hier om de hoek een nog veel witter strand, daar willen we heen. Tussen het stekelige struikgewas de heuvel over, wat ongetwijfeld een kortere route is, wagen we ons niet, daarvoor moet je een lange broek dragen. Maar bovenal kunnen we daar slangen verwachten. En als we ergens van griezelen, zijn het krokodillen én slangen. Maar slangen vinden het ook heerlijk om op de stenen in de zon op te warmen, dus stampen we extra hard met onze voeten om ze te waarschuwen. Op de hoger gelegen rotsen liggen kapotte schelpen op hoopjes. We verdenken de vogels ervan de schelpen uit hun bek te laten vallen, zodat bij het neerkomen de bewoners zich bloot moeten geven. Dan hebben zij een makkelijk maaltje, in plaats van met zo'n tang die slakken eruit te prutsen. Gekko's schrikken op van ons geluid, springen op hoge achterpoten en het voorlijf laag houdend overeind en schieten onder smalle richeltjes uit het zicht. De sterke wind rukt aan onze hoeden, het stevig onder de kin vastgetrokken koordje heeft er moeite mee. Het is toch nog verder lopen dan we dachten, maar we redden het helemaal over de rotsen. Want dat strand lonkt echt! Wauw, de vorige sensatie wordt overtroffen. Gewoonweg verblindend, onder een hemelsblauwe wolkenloze lucht dit zilverwitte zand, zo fijn als heel fijn keukenzout. Vlak voor een duinpan ontdekt Warren onze eerste Emu. Ondanks de nog grote afstand én het feit dat we tegen de wind in lopen, heeft het beest rap in de smiezen dat hij niet meer alleen is. De kleine spits toelopende kop op de dunne lange nek draait alert in de rondte en al snel verdwijnt hij tussen de duinen. Diepe brede bandensporen met een grof profiel lopen kris kras over het strand. Ze verstoren onze illusie van een ongerept en verlaten gebied. Van onbekende vogelgeluiden proberen we de eigenaar te ontdekken. We sjokken een eind de, nog steeds maagdelijk witte duinen door, heuvel op heuvel af. Behalve een familie gans zien we geen andere levende wezens. Onze diepe voetsporen zijn al weer vol gewaaid met zand als we terug lopen. In verwondering blijf ik om me heen kijken, dit is geloof ik één van de mooist bijzondere plekjes die ik ken. En dat zonder fototoestel!

Harde wind en dreigende donkere wolken zorgen ervoor dat de volgende dag onze voorgenomen wandeling de, aan de linkerkant gelegen, hoge stenen heuvel over met uitzicht op de Bight niet doorgaat. Het duurt niet lang of het regent en dat blijft zo tot de volgende dag. De derde dag moeten we kiezen, of een paar dagen wachten in wind en regen, of met een stormwaarschuwing vertrekken. We wagen het erop, zodra het licht is rollen we de fok een stukje uit en worden we vanzelf de baai uitgewaaid met de wind in de rug. Er staan pittige golven en het blaast dik vijfendertig knopen. We gaan lekker snel, dat moet ook, want het is meer dan zestig mijl naar Esperance. Zoals voorspeld duurt dit onaardige weer tot halverwege de middag, waarna de storm uitgeraasd is en de wind compleet wegvalt, ook nog nooit meegemaakt op één dag. Jammer dat we al die vele eilandjes van de Recherche Archipel niet kunnen zien, het zicht is de hele dag minimaal. De laatste uren motoren we in een miezerige regen die nog even overgaat in een paar minuten durende stortbui. Door deze super wasbeurt spoelt al het zout van de zeilen en het dek af en vaart Nightfly lekker schoon de baai van Esperance binnen, waar we de enige clubmooring oppikken. Het blijkt een extra lang weekend te zijn voor de Ozzies, zondag en maandag zijn alle winkels gesloten. Op de parkeerplaats wordt een zeilbootje opgetuigd, Roger gaat met zijn kinderen en neef Douglas het water op. Voor Douglas de eerst keer, hij heeft een grote graanboerderij 300 kilometer oostelijk van Perth. We krijgen zijn email adres en telefoonnummer, want een bezoekje aan zijn bedrijf mogen we niet overslaan. We kunnen er zelfs een nachtje blijven slapen, een leuke uitnodiging voor als we later bij Perth zijn. Terug bij de boot peddelt Mark en zijn zoon in een kano langs om een babbeltje te maken. En ook nu weer wordt ons een auto aangeboden, hij heeft er eentje ongebruikt staan. Na een frisse ochtendduik staan we maandagochtend op het punt om naar de kant te gaan, negen uur hebben we met Mark afgesproken. Een geagiteerd roepende man komt met zijn zeilboot aanvaren en vraagt of wij wel toestemming hebben om aan die boei te liggen. We leggen uit dat er door het feestweekend niemand op de club is, maar dat we dinsdagochtend ons pas kunnen melden. Willen wij dan zo vriendelijk zijn om onmiddellijk de boei te verlaten, want hij is clublid en heeft dringend de boei een weeklang nodig...?  Binnensmonds mopperend kiezen we eieren voor ons geld, we hebben geen zin in geargumenteer, bovendien zijn wij maar gasten. Natuurlijk wil het anker niet meteen goed houden, straks maar opnieuw, eerst gaat Warren naar de kant om de auto in ontvangst te nemen. Ik snap er na twee uur wachten niks meer van, is Warren soms alleen op pad gegaan? Buiten is het snikheet en ik lees binnen wat om de tijd te doden. Ik hoor eindelijk het gepruttel van de Bromvlieg waarin Warren mét Mark komt aanzetten. Blijkt dat de mannen eerst een nieuwe accu in de auto hebben moeten zetten, tank volgooien en vervolgens heeft Mark na ons wegjaag verhaal kunnen regelen dat we in het clubhaventje de tijdelijk vrije ligplaats van ene Sue mogen gebruiken. De financiële kant kunnen we morgen op de club regelen. Als de Nightfly veilig ligt afgemeerd, stappen wij in een oververhitte auto die moeizaam aanslaat op de zo goed als lege nieuwe accu. Voorlopig maar niet stoppen, eerst wat opladen. We volgen de Great Ocean Drive die ons langs oogstrelend mooie baaitjes en witte stranden voert, een azuurblauwe zee met tientallen grote en kleine eilandjes, allemaal behorend tot de Recherche Archipel. Heel in de verte kunnen we onze volgende stop zien liggen, Figure of Eight Island. Warren wacht met draaiende motor als ik uitstap om foto's te maken. De weg buigt landinwaarts en komt langs Pink Lake en Lake Warden, beiden uitgevoerd in de kleur roze veroorzaakt door algengroei. Een wandeling door de Kepwari Wetland stellen we uit tot de volgende ochtend, nu vallen zelfs de mussen van het dak, zo heet. In plaats daarvan gaan we terug naar de boot voor een siësta en daarna buurten we op een ander bootje. Zes uur de volgende dag staan we op en na het ontbijt rijden we naar Woody Lake waar we de houten boardwalk volgen langs het meer tussen uitbundig groeiende Banksia bomen, Grasstrees, begroeide duinen en vogelkijkhutten. Zo vroeg op de dag is het heerlijk stil en nog redelijk koel. We benutten de auto en rijden met een volle wastas naar de wasserette en halen een voorraadje eten en drinken in huis. In het Gemeentelijk Museum bewonderen we ondermeer brokstukken van het in 1979 ter aarde neergestorte Skylab, het eerste ruimtestation van de Amerikanen. In plaats van een landing in de Atlantische Oceaan viel hij boven de Indische Oceaan in twintig grote en kleine onderdelen uiteen. Rondom Esperance werden dagenlang door bewoners stukken ontdekt en uiteindelijk aan het museum gegeven. 's Avonds brengen we de auto naar Mark en lopen in een zwoel windje terug naar huis.

In vliegende vaart zeilen we naar Figure of Eight Island, waar aan de noordzijde een mooi beschutte maar smalle koof ons plekje wordt. Door het heldere water zwemt zalm en op de rotsen liggen een paar zeeleeuwen te snurken. Ook het volgende eiland met de naam Investigator wordt bewoond door zeeleeuwen, waar we veel jonkies bij ontdekken. Een grote platte rots lijkt de enige mogelijkheid om aan wal te kunnen komen. De oever rondom de baai ligt bezaaid met grote en kleine, scherppuntige ongelijke rotsen en stenen waar continu de branding overheen spoelt. Niet erg aantrekkelijk voor ons opblaas bromvliegje, maar ook niet voor ons eigen onderstel. We roeien erheen en als we naast de rots liggen, stapt Warren er bovenop. Ik volg en samen trekken we Bromvlieg uit het water en parkeren hem daar, wij nog steeds met droge voeten. Met een lang touw vastgebonden om een naastliggende rots gaat die nergens heen. Hup, hup, met een paar grote stappen staat Warren opeens vijf rotsen verder. Inmiddels stroomt het water met regelmaat over de rotsen die voor me liggen. "Wat sta je daar nou te treuzelen"! Veel te voorzichtig zet ik één voet op de glibbergladde eerstvolgende steen en voel meteen mijn schoen al glijden. Dan staan beide voeten naast elkaar en durf ik niet meer voor of achteruit. Doodsbenauwd ben ik om onderuit te gaan, maar stokstijf blijven staan is ook geen optie. Het water trekt krachtig aan mijn benen en als ik niet verder ga, lig ik zo dadelijk tussen de rotsen te janken. Warren is weer terug gekomen en helpt me de kant op. Trillend op mijn benen sta ik te kijken naar de rotsen die nu continu overspoeld worden en wat voor ons de enige weg terug is naar ons bootje. Met dat vooruitzicht is mijn plezier al vergald om zeeleeuwen te gaan bekijken, die kijken ondertussen allang naar ons. Ik wil gewoon direct terug, veilig in ons bijbootje. Hup hup en opeens sta ik al op de platte steen. Warren helpt me om Bromvlieg in het water te laten glijden en gaat alleen op onderzoek uit. Ik roei opgelucht terug naar Nightfly en een uurtje later haal ik Warren op. De foto's die hij gemaakt heeft, geven mij een prima rondleiding over het eiland, zonder uit te glijden.

In het weekend komt er een regenfrontje over. Die laten we over ons heen regenen, liggend aan een vissersboei in het kleine haventje in Bremer Bay. Binnen ruikt het naar vers gebakken brood. Buiten vervangt Warren het slangetje dat de korte golf antennedraad beschermt, na zes jaar keihard geworden door de weersinvloeden. Die antennedraad zit aan de achterstag boven de isolator vast geschroefd. Bij het losmaken van de bouten, voelt Warren tot zijn ongenoegen een paar losse tieren in de achterstag. Nader onderzoek wijst uit dat vijf van de negentien draden stuk zijn, hoog tijd voor vervanging dus. Zoiets ligt niet in ons kastje met reserve onderdelen, kijken waar we dit kunnen vernieuwen. Niet in Albany, daar verdient alleen de supermarkt wat aan onze boodschappen. Het regent en de komende dagen blijft het regenen, na een nacht aan een mooring gaan we meteen door richting Kaap Leeuwin. Alweer zo'n naam omringd met spannende verhalen, je moet er niet wezen bij verkeerde weersomstandigheden. De weergoden zijn ons goed gezind, na een winderige start met hoge golven wordt het steeds kalmer en droger naarmate we de kaap naderen. Nog net voor zonsondergang zien we in de verte de vuurtoren en ronden onze tweede beroemde kaap in deze wereldomzeiling. En zeilen we in de Indische Oceaan, ook een nieuwe naam op ons lijstje. De volgende ochtend voorbij Cape Naturaliste komen we in Geographe Bay waar prachtig helder water het speelveld is voor de Bottlenose dolfijnen. Even twee dagen relaxen aan een mooring, de zon schijnt volop, heerlijk zwem en wandelweer. We zeilen de hele baai rond, via Busselton komen we in Bunbury aan, een leuk stadje waar we voor het strand ons anker op de zandbodem laten vallen. Direct op zoek naar een nieuwe achterstag, op de Sailingclub vinden we een mannetje die ons kan helpen. Een week later kunnen we hem ophalen en samen plaatsen we de nieuwe achterstag. Bij controle van de zijstagen vindt Warren ook daar twee stukke exemplaren, gaat lekker zo. Daarna krijgt de laptop een plens water op zijn kop en is het beeldscherm helemaal gevlekt, erg irritant. Per toeval ontmoeten we Iain die weer een ander mannetje kent voor verstaging, want de prijs van de achterstag was toch behoorlijk aan de hoge kant. Daarvoor moeten we wel naar Mandurah komen. Voordat we zover zijn, loopt Warren alle elektra zaakjes af voor bedrading en aansluitingen voor de via internet bestelde AIS apparatuur, die we onszelf beloofd hadden.

Vers van de pers nieuws...........Het allernieuwste nieuws.........

Maandag 13 mei 2013      Tien minuten geleden is ons vijfde kleinkind geboren. Wendy en Jan-Durk hebben een gezonde dochter met de namen Lauren Sandra op de wereld gezet. Lauren is het zusje van Tamar en Viggo. We zitten aan de andere kant van de wereld, maar hebben de primeur dankzij Skype. Van harte gefeliciteerd Heit en Mem!!!!!!!!!!!


April 2013      Een uitstapje naar de wheatbelt, de graanschuur van West Australië

Paaszondag, de koffie met een Hollands speculaasje erbij smaakt heerlijk op het zonnige terras aan het water bij Iain & Jill. Hun huis staat langs een van de vele Venetiaans aandoend kanaaltjes die de plaats Mandurah rijk is. Nagenoeg elk huis heeft een al dan niet grote boot voor de deur afgemeerd, zo ook ons koffieadres en wel een door Iain zelfgebouwde trimaran Sunbird III. Onze Bromvlieg ligt er nietig naast geparkeerd, vanaf de ankerbaai buiten zijn we de rivier opgebromd en na twee keer rechts afslaan arriveren we bij Iain en Jill. Ze vertellen enthousiast dat ze Groningen goed kennen. Een paar jaar terug hebben ze daar een bark gekocht, opgeknapt en ingericht voor de kanalen. Ze proberen elk jaar een paar maanden in Europa te varen. Met een afspraakje voor een barbecue de volgende avond nemen we afscheid en gaan op advies van Iain de Nightfly verplaatsen van de hobbelige baai buiten naar de rivier waar we prima kunnen ankeren. Bij de openbare jetty kunnen we met de bijboot aan land waar het winkelcentrum is. Warren en Iain meten de benodigde zaken op voor de te vervangen verstaging en Iain gaat een prijsopgave regelen bij een zaak in Fremantle. Elke dag is het één grote werkplaats aan boord. We trekken nieuwe kabels voor de installatie van de bestelde AIS die eind van de week binnen komt. Daarvoor moet de grote bakskist, de toiletkastjes en de kaartentafelkast ontruimd worden. Het is niet even een draadje trekken, soms gaat het vergezeld met ondersteunende krachttermen en geschaafde knokkels, maar vooral veel geduld. Als de werkuurtjes erop zitten, nemen we een lekkere duik in de rivier waar we dagelijks Bottlenose dolfijnen spotten. Ik zie Warren opeens rondjes draaien met een meedraaiende boven water uitstekende vin. Hij zwemt oog in oog met een dolfijn voor zijn neus. Beiden zijn even nieuwsgierig als voorzichtig, terwijl ze elkaar bekijken. Voordat ik de kans krijg met mijn snorkelbril in het water te liggen, is meneer of mevrouw dolfijn al vertrokken. Warren zijn dag kan niet meer stuk, het begon al met het mooie nieuws uit Nederland dat Alfina, ons vierde kleinkind geboren was. Intussen blijkt de buurman van Iain bij de jachthaven geregeld te hebben dat wij daar tegen een sterk gereduceerd tarief mogen liggen. Ontzettend fijn, want we gaan drie dagen met een huurauto op pad. Dan is het erg prettig dat ons huis veilig ligt.

We gaan de uitnodiging van graanboer Douglas, die we in Esperance ontmoetten, verzilveren. Via Perth rijden we zo'n driehonderd kilometer oostwaarts de wheatbelt in. Een verrassend glooiend landschap in plaats van uitgestrekte vlaktes die wij in gedachten hadden. De komende week stijgt de thermometer boven de 35 graden uit, we zijn heel blij met de airco in de auto. Rond twee uur namiddag rijden we een rode zandweg af en vinden aan de linkerkant het familiebedrijf McGinnis. Douglas staat ons in een open schuur op te wachten en stelt ons voor aan zijn vader. Het zijn voornamelijk onderhoudswerkzaamheden aan gereedschap en machines waar ze nu druk mee zijn. Het is bijna zaaitijd, eerst moet er nog wat regen vallen, zodat de start voor de ontkieming van het graan goed is. Een glanzend rode tractor met daarachter een in de breedte uitklapbare zaai/pootmachine staat imponerend in de gloeiende zon. De vliegen zoemen om ons hoofd en zitten continu op je ogen, neus en mond te kriebelen. Douglas moet vanmiddag samen met een seizoenswerker nog een klus afwerken. Van de vorige oogst liggen stroken met oude zaadjes opgehoopt die buiten de dorsmachine zijn gevallen. Deze worden erg milieubewust in de brand gezet...Een tank met brandstof staat op een aanhanger, uit de tank steekt een vloeistof lekt, daar omheen een katoenen kous die aangestoken wordt. Terwijl de auto met aanhanger stapvoets over de te verbranden strook rijdt, valt er met regelmaat een dot brandende vloeistof die zo, heel gecontroleerd, de oude zaadjes in vlammen zet. In de hele wheatbelt zien we overal om ons heen rokende velden. Wij zitten bij Douglas in de auto die achter de pyromaan auto aan rijdt. Indien nodig blust hij met water uit een tank achterin de truck de ongehoorzame vlammen. Dit moet op alle velden gebeuren. Op een kaart kruist hij aan welke stukken grond van hun bedrijf zijn. Zodra de oogsttijd zich aandient, hebben ze een aantal backpackers overal vandaan die bij hen seizoenswerk doen. Bij de diverse velden staan huizen die dienen als verblijf. Tegen vijven rijden we naar hun huis, waar we zijn vrouw Vanessa, dochter Isabelle (10) en zoontjes Sam (8) en John (5) ontmoeten. Leuke kids die absoluut niet verlegen zijn. Isabelle haalt een wereldbol voor de dag, ze wil van alles weten over onze reis. Zoals elke avond na de maaltijd komen de hoogtepunten van de dag op tafel, een leuke gewoonte! Om beurten vertellen we wat vandaag het beste moment is geweest. Voor de kinderen zijn het gebeurtenissen op school. Ik ben als laatste en neem de vrijheid om er twee te noemen. De warme douche vanochtend op de club voor vertrek was een genot. En uiteraard zijn we erg vereerd hier bij hen aan tafel te zitten en te genieten van hun gastvrijheid. Na het avondeten en een douche die alle stof en vliegenpoep wegspoelt, neemt Douglas ons in het donker even mee met de auto, kangaroos spotten. In de lichtbundel van de koplampen zien we een paar schichtige en vooral grote beesten die snel de benen nemen. Met gemak springen ze over de hoge omheining heen. Enige overlast is er wel, het zijn gewoon teveel kangaroos en allemaal lusten ze graan. In de logeerkamer staat een heerlijk groot tweepersoons bed op ons te wachten.

Na het ontbijt de volgende ochtend stopt de schoolbus voor de schuur en haalt de kinderen op, eind van de middag worden ze weer thuis gebracht. Ze wonen een aardig stuk van het dorp Merredin af. De afstanden zijn hier overal enorm om ergens te komen, schoolbussen zijn dan ook een normaal straatbeeld. We kletsen nog wat na met Vanessa en vlak voor we vertrekken wipt Douglas nog even binnen voor een kop koffie. Hij was al om vier uur uit de veren. We zijn erg blij dat we bij hen een persoonlijk kijkje mochten nemen in de graanschuur van West Australië. Een hartelijk afscheid volgt met een tip om een stuk noordwaarts eerst te stoppen bij Eaglerock en bijgelegen Lake Brown, een groot zoutmeer. Dit blijkt inderdaad de moeite waard ondanks de hittedeken en vliegenplaag die ons omgeeft tijdens de wandeling. De kleuren van de granieten rotsheuvel zijn prachtig, oranje, roestbruin en geel met op de voorgrond een immens witte zoutvlakte waar de zon op schittert tot het zeer doet aan je ogen. De kopietjes van wat wegenkaarten van Vanessa in combinatie met mijn stem dienen prima als tom-tom. Zo mijden we de drukke doorgaande route en rijden door dorpjes met onuitspreekbare namen zoals Wyalkatchem, over gravelwegen waarlangs bovengronds een dikke pijpleiding loopt voor de watertoevoer. Dit water komt helemaal vanuit Perth om het binnenland van voldoende drinkwater te voorzien. Het opgevangen regenwater dient voor de dorstige landbouw en overig gebruik. Na de lunch, gegeten bij een truckerscafé, tanken we voordat we droog staan in het uitgestrekte niets en boent Warren de voorruit schoon die dik onder de stukgevlogen sprinkhanen zit. Hele zwermen kwamen ons tegemoet met dodelijk afloop, het nummerbord van de auto is niet meer te lezen. Mijlenver om ons heen zien we geel glooiende heuvels afgewisseld met kleine bebossing en rokende velden, daarboven een felblauwe lucht met plukken witte bewolking. Het kleine plaatsje New Norcia heeft een prachtig oude Spaanse abdij uit 1846 waar nog altijd monniken wonen. Er omheen staan grote gebouwen waar vroeger een meisjes en jongensschool in gehuisvest waren. En vanzelfsprekend een klein zandkleurig kerkje omzoomd door groene bomen. We moeten de sokken erin houden willen we op tijd aan de kust in Cervantes zijn. Daar ligt het Nambung National Park bestaande uit zandduinen die ver in land liggen met de Pinnacles, een opvallende verzameling kalkstenen pilaren. Het mooiste moment van de dag is tegen zonsondergang, de pilaren baden in het gouden zonlicht met achter zich lange schaduwen die naarmate de zon zakt alsmaar langer worden. Na de oh's en ah's en ontelbare foto's gaan we op zoek naar een overnachting die we in het dorp vinden op de camping. Autodag nummer drie is aangebroken. Vlak buiten Cervantes bevindt zich Lake Thetis waar het oudste leven van de aarde te bewonderen is, organismen die stromatolites genoemd zijn. Nu nog zeer zeldzaam te vinden op aarde. Voor ons lijkt het meer op een kluitje modder dat net boven water uit steekt. We volgen de kustroute zuidwaarts waar uit het niets, ook ver van zee, een enorm groot en hoog spierwit zandduin de kop opsteekt, een bizar gezicht. In Fremantle halen we de nieuwe verstaging op die voor ons klaar ligt. Bij thuiskomst is er nog één vervelend akkefietje af te handelen, net voor ons auto toertje heeft de laptop het begeven. Absoluut onwenselijk, vooral nu we onze nieuwe kleindochter Alfina via Skype zo vaak mogelijk willen bewonderen. In Mandurah zit een pandzaakje waar ook 2e hands computers aangeboden worden. We sluiten een goede deal voor weinig geld, hier kunnen we voorlopig weer even mee vooruit. Rest Warren nog om alle programma's weer te installeren wat veel tijd vraagt. Gelukkig hebben we die!

Nederlandse en Engelse historie in overvloed

Overal langs de kust van Oost naar West zijn de plaatsen ontstaan daar waar de Engelsen een paar eeuwen geleden hun boeven en ander ongewenst gespuis gedumpt hebben. Eerst werd er, door de gevangenen zelf, een gevangenis gebouwd. Daar omheen de huizen voor de oppassers met hun familie en langzaam groeiden er dorpen en steden in het grote Australië. Bijster origineel waren ze niet met de plaatsnamen. We wanen ons in Engeland als we namen tegen komen zoals Aberdeen, Sussex, NewCastle, Windsor en Liverpool (echt waar Tom!). Gelukkig zijn ook in overvloed de van oorsprong Aboriginal namen intact gebleven. Voor ons erg ongewone namen, Murrumburrah, Tumbarumba, Kurrikurri, Goondiwindi, je kunt er zo een rijmpje mee maken. In Zuid en West Australië zien we meer van de Aboriginal bevolking dan in de overige staten het geval was. We weten niet zo goed wat we er van vinden, zonder te willen oordelen. De indruk die ze op mij maken, is niet erg positief, ik krijg een ongemakkelijk gevoel bij ze. Met een duister kijkende blik lopen ze onverschillig en onverzorgd op straat, van jong tot oud, de meesten werkeloos. Ik kan me indenken dat het een moeilijke situatie is in de algehele samenleving. Het onderwerp komt regelmatig ter sprake tijdens onze Ozzie ontmoetingen en ook dan zijn de meningen verdeeld. Wij krijgen maar een kleine inkijk, bovenal ontbreekt het ons aan informatie om alles in een juist perspectief te zien. De Ozzies zelf voelen zich nog altijd nauw verbonden met hun moederland Engeland inclusief het Koningshuis. Alles wat met de familie op Buckingham Pallace te maken heeft, wordt enthousiast gevolgd, met name de pikante details rondom prins William en zijn inmiddels zwangere bruidje Kate.

De dagen dat we nog aan de steiger in Mandurah liggen, voeren we achterstallige klussen uit. Met onbeperkt stroom en water gebruik van de wal worden bepaalde werkzaamheden opeens veel aantrekkelijker om te doen. Het elektrisch bedieningspaneel bij de kaartentafel wordt aangepast, de binnen kaartplotter gaat naar buiten vanwege de AIS, de buitenplotter komt in onze slaaphut. Raamhorren krijgen een fikse poetsbeurt en het kaal geworden windvaanblad een aantal nieuwe vernislagen. Tijdens een gezamenlijk etentje op de club nemen we afscheid van Jill en Iain (zonder hen hadden we Mandurah nooit aangedaan) en hun buren Rick en Theresa. Met vernieuwde verstaging en een werkend AIS systeem zeilen we verder noord naar Fremantle. Drie dagen mogen we gratis liggen, daarna gewoon dokken. Aangezien we aan de bezoekerssteiger liggen, komt nagenoeg iedereen langs op weg naar zijn eigen boot. Het valt echt op hoe vaak men stil blijft staan om deze vreemde eend in de bijt te bekijken en vooral te bewonderen. Warren vindt het prachtig, beantwoordt vragen en neemt trots alle complimenten in ontvangst. In ons online gastenboek lezen we een berichtje van Frans en Ning. Ze wonen in Fremantle, hebben zelf ook zeilplannen en landgenoot Frans blijkt onze site een tijdje te volgen. 's Avonds zitten ze al bij ons aan boord en tot laat zijn we aan de praat. Thaise Ning is ongelofelijk vrolijk en spontaan. Ze twijfelt nog aan haar zeilcapaciteiten. We vertellen over onze ervaringen en na nog een avondje kletsen zegt ze dat we haar enorm geholpen hebben. Frans chauffeurt ons naar de supermarkt waar we weer een voorraad inslaan. In Fremantle staat het Shipwreck Gallerie Museum op ons program, waar ondermeer een gedeelte van het oorspronkelijke wrakhout van het VOC schip de Batavia is tentoongesteld. Verder veel Nederlandse historie over en vondsten van de VOC schepen die langs de Australische westkust omhoog op weg naar Nederlands-Indië op diverse klippen zijn gelopen. In het centrum staan prachtige gebouwen, de oude overdekte markt, gezellige terrasjes, overal bedrijvigheid in een gemoedelijke sfeer. De vele restaurantjes in de vissershaven schreeuwen stuk voor stuk met borden dat ze de beste fish & chips serveren. Aan de waterkant ligt de replica van VOC schip Duyfken (16e eeuw) afgemeerd ter bezichtiging. De Leeuwin verderop aan de Victoria Quay is het grootste zeil training Tall Ship van Australië. Bij het Western Australian Museum lezen we uitspraken van de eerste immigranten. Het is moeilijk voor te stellen hoe hier in 1829 de eerste 400 settlers uit het koude natte Engeland arriveerden, mannen, vrouwen, kinderen en gevangenen en er was he-le-maal niets. Nu een bruisende stad, voor ons vele malen interessanter dan de grote stad Perth waar een dag rondlopen voldoende is. Als we moe in de benen worden van het slenteren, nemen we de gratis citybus terug naar de club.

Inmiddels is de papierwinkel voor Indonesië, onze volgende bestemming, in gang gezet. Via een agent in Jakarta vragen we per email onze CAIT aan, de vaarvergunning, met daarbij een sponsorletter. Deze laatste hebben we nodig om ons visum bij het Indonesisch Consulaat in Perth aan te kunnen vragen. De agent heeft vier weken nodig om alles te regelen, eerder kunnen we niet verder met het visum. In de laatste week van april zeilen we in twee uurtjes naar Rottnest, een eiland 19 kilometer uit de kust van Fremantle. Nederlander William de Vlamingh ontdekt in 1696 dit eiland waar hij veel ratten ziet rondlopen en noemt het Rats nest, vertaald in Rottnest. Het waren alleen geen ratten die hij zag, maar de kleinste soort kangaroo, de Quokka. Nog steeds wordt het eiland bewoond door deze grappige beestjes. Het eiland leeft alleen van het toerisme, zonder het betalen van een landingsfee ben je niet welkom. Alle baaien liggen bezaaid met moorings die een vermogen kosten om te huren. Een paar hoekjes mogen bij Gods gratie gebruikt worden om op eigen anker te liggen. We wurmen ons er wel tussen. In het enige dorpje op het eiland zijn wat terrasjes, een bakker, supermarkt en een museumpje. Rondom staan ontelbare vakantiehuisjes en een legioen aan huurfietsen. Het doet me denken aan onze Waddeneilanden, waar ik kort geleden nog een virtueel bezoekje heb afgelegd bij mijn broers en zussen, die het jaarlijkse brussenweekend op Terschelling doorbrachten. We maken een vijf uur durende wandeling over het eiland. "Don't move!!", donderwolkt Warren's stem naast me. Ik sta stokstijf bevroren, uitgezonderd mijn oogbollen die spiedend heen en weer schieten. Behalve dooie takjes ontdek ik niks bijzonders om bij stil te staan. "Goeie oefening, je bent geslaagd.", zegt 'ie en loopt grijnzend verder. Nog altijd is ons de onaangename verrassing van slangen bespaard gebleven, dat willen we graag zo houden. Bij terugkomst op de Nightfly ligt er een briefje in de kuip. We worden ervan beschuldigd de landingsfee niet betaald te hebben en moeten ons direct op kantoor melden met dreiging van een boete. Tsjonge, dat is nog eens een warm welkom. De volgende ochtend tuigen wij, best wel opgefokt, met ons bewijs van de online betaling naar kantoor. Blijkt hun computersysteem achter te lopen en gaan ze er gemakshalve maar van uit dat er niet betaald is. We laten duidelijk worden dat dit niet de meest toeristvriendelijke manier van benadering is, gelukkig geven ze dit toe. Bij een borrel op een buurboot blijkt de vrouw van de schipper in Renkum geboren te zijn, wat een kleine wereld. Als de borrel uitgebreid wordt met diner en daarna gevolgd door koffie geef ik me gewonnen. "We move in" deel ik Warren lachend mee. Een koffiestop op de catamaran van Brad en Sally levert ons een contactadres op voor het verder noordelijk gelegen Carnarvon waar de zus van Sally woont. Tussen de rondzwevende roggen nemen we een verfrissende laatste duik en halen daarna ons anker op. Over een paar dagen is er noord westen wind op komst, voor die tijd willen we de Abrolhos eilanden bereiken.

Twee nachten hebben we nodig die we onder volle maan en met een bakstag wind vlot doorhalen. Met genot gebruiken we de AIS. Precies op onze koerslijn liggen mijlen verderop twee seismografische schepen die heel langzaam varen. Hun bewegingen zijn goed te volgen op ons scherm. Belangrijker, zij hebben ons ook gespot dankzij het signaal dat we uitzenden met AIS. We worden verzocht om koers te wijzigen, ze slepen vijf mijl lange kabels over een breedte van drie mijl achter hen aan en er moet een hele wijde cirkel rondom vrij blijven. We geven vanzelfsprekend gehoor aan hun verzoek. Pas als we nog maar een paar mijl van de zuidelijke groep eilanden verwijderd zijn, zien we ze ook door de verrekijker. Abrolhos, Portugees voor "open je ogen". Midden in de Indische oceaan komen opeens een aantal riffen boven water steken, een gevaarlijk terrein zonder goede zeekaarten. Frederik Houtman aan boord van de Dordrecht ontdekte in 1619 deze eilanden en noemde ze Houtman Abrolhos. Hier geschiedde op 4 juni 1629 het drama voor de Batavia, het loopt aan de grond op het Morning Reef. Terwijl kapitein Francisco Pelsaert met 46 man in een sloep op zoek gaat naar water en vaste land (dat uiteindelijk pas op Java gevonden wordt), leidt koopmans officier Jeronimus Cornelisz een muiterij waarbij veel lui verkracht en vermoord worden. Drie maanden later komt kapitein Pelsaert wederom en worden de oproerkraaiers terechtgesteld, gemarteld en uiteindelijk opgehangen, al met al een bloedig verhaal. Her en der zijn nog graven te vinden en overblijfselen van het wrak van de Batavia liggen hier op de zeebodem. De eerste nacht liggen we aan een mooring op de Pelsaert groep. De kroning van onze nieuwe koning Willem gaat spijtig genoeg geheel langs ons heen. Op 30 april zijn wij ver van internet verbinding verwijderd, ik trek de driekleur zelf maar aan en bouwen we een feestje. Bea bedankt, leve de Koning, hoera hoera hoera !!!

Mei 2013    Onze laatste maand in Australië, van Abrolhos naar Dampier.

Voorzichtig strek ik mijn armen en vingers voor me uit en drijf in hun richting. Eén van het stel komt naar me toe en snuffelt behoedzaam aan mijn uitgestoken handen, whoa, zijn lange dikke snorharen prikken. Ik joel in mezelf en kijk hoe de andere zeeleeuw aan de zwemvliezen van Warren begint te knabbelen. Dit is gaaf! Vanaf de boot hebben we de kudde zeeleeuwen door de verrekijker geobserveerd en zodra een mannetje zich tussen de vrouwtjes begaf, is het een gebrul en geboer en bijten ze van zich af. Redelijk agressief te noemen, kunnen we ons daar wel tussen mengen? Het is maar een klein eilandje, White Bank, honderd bij twintig meter en het ligt er aardig vol. We vallen dus wel op. Aan de mooring verderop is net een boot aangekomen en twee jonge mannen zijn met hun dinghy op weg naar het eilandje. Zodra ze het water inlopen, worden ze door twee jonge leeuwtjes gevolgd. Dat is onze kans, in een mum van tijd liggen wij in het water en zijn we ook in beeld bij de zeeleeuwen. Ik zwem een stukje van de mannen weg en word direct achterna gezwommen door een nieuwsgierig aagje. Ze zijn ontzettend speels, draaien gracieus om ons heen en prachtig grote ronde ogen kijken ons aan. Na een klein uurtje krijg ik het koud, de lucht betrekt en de wind is aangetrokken tot een stevige bries. Achter een heuveltje ontdekt Warren een moeder die haar baby zoogt, we laten ze maar met rust. Op donderdag zeilen we via Good Friday Bay van de Eastern Group naar de Wallabi Group, de derde van de vier eilanden groepen samen vormend de Abrolhos Archipelago. Turtle Bay aan de noordkant van East Wallabi Island heeft de vorm van een halve maan, voor alle winden beschermd behalve noord, in deze periode vrij zeldzaam. Om het koraal en de zeegrasbodem zoveel mogelijk te beschermen, heeft de DPI op een aantal plekken moorings gemaakt. Zee-egels, zeekomkommers, vele vissen, zeekoeien, schelpdieren en schilpadden vullen daar hun magen. Een rood stoffige landingsbaan waar twee kleine twee-motorige vliegtuigjes net geland zijn, doet sterk denken aan een scene uit Flying Doctors. Behalve dat hier geen nurse Kate of dokter Geoff uitstappen, maar een groepje toeristen dat vanuit Geraldton aan de kust hier een dagje strand komen doen! In de verte weerkaatst de zon op de kleine, dicht op elkaar gepropte, gekleurde blikken vissershuisjes. Gebouwd op piepkleine eilandjes, waar rondom geen ruimte over is om te lopen. Er zijn totaal 22 eilandjes waarop 200 vissers met hun familie wonen gedurende het veertien weken durende kreeftenseizoen, half maart tot eind juni. Ik kan niet zeggen dat het strelend voor het oog is, op afstand lijken het net krottenwijkjes. Op ons strand wordt de verzameling schelpen aan boord weer aangevuld met een paar bijzonder gave exemplaren.

Ontsnapt aan een wisse dood!

Na twee nachten op zee naderen we Shark Bay waar ten zuiden de kustlijn bestaat uit roestrode 170 meter hoge steile kliffen genaamd Zuytdorp Cliffs. Gathaagdu is de traditionele naam voor Shark Bay, vertaald als "twee waters", eeuwenlang het thuis voor drie Aboriginal groepen, de Malgana, Nhanda en de Inggarda. Ene Dirk Hartog was de eerste blanke die voet zette in Australië op 25 oktober 1616, 152 jaar voor de welbekende reis van Captain Cook. Onze Dirk, kapitein op een handelsschip, kreeg voor deze gelegenheid een herdenkingsplaat met zijn naam erop, op een paaltje gespijkerd en in de grond gestoken bij Cape Inscription. Eenentachtig jaar later komt landgenoot Willem de Vlamingh (op de loop voor die ratten) en vervangt eigengereid de naam van Dirk voor de zijne. De originele plaat gaat mee terug naar Nederland en prijkt nu in het Rijksmuseum. Weer wat jaartjes later is er een Franse kaper voor de kust, haalt Vlaminghs plaatje weg en timmert zijn naam op een rots, wat een kwajongens. Maar het eiland waar wij nu op uitkijken, heeft toch mooi de naam gekregen van Dirkie, lekker puh. Bij Steep Point, de meest westelijke punt van het continent, varen we Shark Bay binnen, welbekend als een van werelds meest succesvolle spots om te vissen. Ter bevestiging, langs het strand wemelt het van de tentenkampjes, op het water talloze kleine motorboten met fanatiek vissende mannen. Daar valt vast wat te scoren. Aan het eind van de middag maken we een rondje over het strand waar de vangst van deze dag wordt schoongemaakt. Ongelofelijk wat een hoeveelheden, op een met bloed en ingewanden besmeurde geïmproviseerde tafel fileren ze vis na vis waar flinke, voor ons onbekende knapen tussen zitten. De mannen zijn niet allemaal even kundig en ook zijn niet alle messen scherp genoeg, dat kan ik zelfs zien. Sommige vissen worden echt toegetakeld. Dit kamp is van een visclub die hier elk jaar met een enorme solide tent op het strand neerstrijken, compleet met een goed uitgeruste keukenunit waar ik jaloers op ben, koelkasten, vriezers, een lange tafel met daarom heen zo'n twintig plastic tuinstoelen. Eén man verpakt de aangeleverde filets in plastic vacuüm zakken, die daarna in de koeling gaan. Buiten staan grote compressoren, water en brandstof tanks, een toilettent en diverse slaaptenten. Robuuste 4WD auto's staan her en der geparkeerd. Deze mannen betalen een flinke duit om een weekje te mogen vissen. Helaas voor ons, het levert geen avondmaaltje op. Een ander klein groepje verderop is net aan het opruimen. Ze sjouwen de spullen in een dinghy die bij een vrij luxe uitziend voor anker gelegen motorjacht hoort. We maken een praatje met John, de eigenaar en hij gaat, evenals wijzelf de volgende ochtend, verkassen voor de komende noordwest storm. We zoeken dekking aan de oostkant van het langgerekte Dirk Hartog Island. Onderweg erheen doen we zelf maar weer eens een poging om vis te vangen. Het geluk is met ons, vrij snel ratelt de lijn als een gek en haalt Warren een wild spartelende jongen binnen. Deze hebben we nog nooit gevangen, wat zou het zijn? Ik sta met het visnet klaar, waar Warren de gespikkelde, amechtig blazende vis in laat zakken. Met een blok hout krijgt 'ie sterretjes voor de ogen en kan de haak verwijderd worden. Voordat hij opengesneden wordt, maak ik een foto voor het nageslacht. Warren haalt er prachtig stevige witte filets uit die direct de koelkast in gaan, naast de witte wijn, lekker voor vanavond! Eenmaal voor anker begint de wind steeds meer op te bouwen, zodra hij doordraait naar de verwachte noordwest richting, liggen we hier uitstekend beschut. Dat denkt ook John van het luxe jacht, want een paar uurtjes later parkeert hij zijn boot vlak bij ons. Noem het stom toeval, mazzel of het lot dat we nog niet getrokken hebben. In de dinghy komt hij naar ons toe en nodigt ons uit voor een borrel bij hen aan boord. John stelt ons voor aan zijn vrouw Paula, haar zus Christine en echtgenoot Scott, de vader van Scott en twee pubermeiden, de dochters, allemaal verwoed vissers. Na een tijdje kletsen haalt Warren onze camera uit zijn zak en laat onze vangst zien "Wat is dit voor vis?". Iedereen herkent onmiddellijk de Blowfish of Pufferfish, bij ons bekend als de koffervis, maar deze is een ons onbekende uitvoering. Scott voegt eraan toe, "De enige en hoogst giftige vis van West Australië". Helemaal verbijsterd reageer ik, "Echt waar?? De filetjes liggen in de koelkast te wachten om gebakken te worden. Als we jullie dus niet ontmoet hadden, dan......ehh...". "Dodelijk en wel binnen 24 uur", zegt John zonder twijfel. We zien er blijkbaar zo ontdaan uit dat we spontaan mogen mee eten. Natuurlijk versgevangen vis, door John en Scott kundig gepaneerd en gebakken. Het is pikkedonker als na de koffie de wind begint te loeien en er een onweersbui losbarst die met de lichtflitsen de hele omgeving kortstondig fel verlicht. Flits, ja ons bootje ligt er ook nog. Tijd om naar huis te gaan. Als het even droog wordt, brengt John ons terug. Precies op tijd, want hierna gaan de sluizen pas echt open en roffelt de regen de hele nacht op het dek. De noordwester storm is gearriveerd. Voor we gaan slapen gooi ik eerst de zak met vis uit de koelkast in de kuip, de gluiperd. Het duurt nog 24 uur voor we ons weer buiten wagen en we afscheid nemen van onze redders!

Twee mooie zeildagen later valt ons anker voor de steenrode kliffen van Peron Peninsula. Op het strand vinden we een enorm grote schildpad van anderhalve meter lang half bedolven onder het zand. Er zit geen leven meer in, wat zonde. Voor de zoveelste keer probeert Warren het zoveelste lek in de bodem van onze Bromvlieg op te sporen, zonder succes. Er staat teveel branding om de luchtbubbeltjes te ontdekken. Aan boord met wat sopwater werkt onmiddellijk, een mooie groenblauwige luchtbel ontpopt zich uiteraard op een naad waar je bijna geen plakker op krijgt. Met dikke lagen tweecomponenten lijm hopen we maar dat het voorlopig houdt. Een laatste hop met een dikke dertig knopen wind blaast ons naar Carnarvon. Overal in Shark Bay is het water niet dieper dan twintig meter, meestal minder. Het lijkt alsof we op het IJsselmeer zeilen, nare korte hoge golven slaan geregeld over de boot, een natte bedoening. Na de middag wordt het rustiger en eenmaal bij het kanaaltje dat ons naar binnen loodst, varen we op de motor naar de vissershaven waar we geen havenmeester maar wel een lege box vinden. Prima getimed weer binnen internet bereik, want de volgende ochtend krijgen we nota bene als eersten te horen dat ons vijfde kleinkind ter wereld is gekomen. De trotse vader belt ons met skype, "Het is een dochter, Lauren Sandra, gezond en wel een half uur geleden geboren!". In Nederland is het midden in de nacht, wij lopen zes uur voor, een voordeel wat nu ontzettend leuk voelt. Zelfs de nors kijkende havenmeesteres die ons een belachelijk hoog tarief in de maag splitst om aan een gammel steigertje te liggen en zonder enige sanitaire voorzieningen in de haven, kan onze dag niet meer bederven. We hebben ook geen keus, want buiten de haven is het simpelweg overal te ondiep voor ons. We boeken direct een week wat weer een korting oplevert. Er zijn nog wat zaken te regelen hier.

Dinsdagochtend staat Paul op de stoep. We hadden een berichtje ingesproken op de voicemail met de boodschap dat we op Rottnest Island hun telefoonnummer mee hebben gekregen van de zus van Susie, Paul zijn vrouw. Joviaal biedt hij gebruik van auto, twee fietsen en de wasmachine aan plus een uitnodiging voor een barbecue bij hen thuis. Ons geluk kan niet op. De fietsen met bijbehorende helmpjes en een slot komen heel goed van pas, we mogen ze zolang we in Carnarvon zijn gebruiken. Whitlock en Cabbage Island, voor een wandeling vanaf de haven veel te ver gegrepen, nu een eitje op het fietsje, heerlijk om de spieren weer eens anders te laten werken. Een ritje naar het dorp voor wat boodschappen is puur ontspanning en de fietsmand achterop kan heel veel bergen. Zelfs de volle tas met wasgoed past erin. Terwijl Warren de watermaker onder handen neemt, het apparaat bezorgt werkelijk elke cruiser kopzorgen, gaat altijd stuk, zoek ik Paul op de werf op waar hij met zijn boot bezig is. Er is niemand thuis, zonder aarzeling krijg ik de huissleutel mee met aanwijzingen waar ik de wasmachine en drooglijnen met knijpers kan vinden. Vreemd gevoel om in andermans huis rond te lopen waar ik nooit eerder geweest en nu helemaal alleen ben. Ik snak naar een douche om mijn vettige haren te wassen en ben heel brutaal. Dat had niet veel later moeten zijn, want dan was de inmiddels binnen gekomen schoonmaakster mij tegen het blote lijf gelopen. De schone was hangt drie kwartier later aan de waslijnen in de tuin te wapperen, ik stap op mijn fietsje naar huis want ik heb zin in een bakje koffie. Voordat we 's avonds naar de bbq gaan, zien we onze nieuwe kleindochter met Wendy op skype, een heerlijk moment. Geen twijfel mogelijk, ze lijkt sprekend op haar grote zus Tamar, behalve de haarkleur, die heeft ze van haar Mem, prachtig rood.

Wel gehoopt, maar niet verwacht, krijgen we de volgende dag de email uit Indonesië binnen met de felbegeerde en noodzakelijke CAIT met bijbehorende sponsorletter waarmee we nu onze visa kunnen aanvragen. De hele papierwinkel inclusief onze paspoorten en een gefrankeerde retour enveloppe gericht aan het postkantoor in Dampier (op het laatste moment veranderd in Karratha, 30 kilometer verderop, want Dampier is onlangs gesloten, je moet het maar weten!) gaat aangetekend met een cheque voor de kosten naar het Indonesisch Consulaat in Perth. We kruisen onze vingers dat er niks kwijt raakt. Met de auto van Paul wordt onze periferie weer groter. Een eindje buiten het dorp bezoeken we het Space museum waar de dertig meter wijde satelliet schotel staat, de OTC, die het eerste tv programma vanuit Engeland in Australië uitzond en die in 1969 een belangrijke rol speelde toen de eerste mens voet op de maan zette. Daarna stoppen we bij een overdreven groot parkeerterrein, de Road Train Assembly. Dagelijks druk bezocht door gemiddeld vijftien Roadtrains, oversized vrachtwagens die alleen in Australië bestaan bij mijn weten. Uit Darwin, noordoost Australië en uit Perth, precies diagonaal gelegen in het zuidwesten, hier verzamelt het zich, koppelt en ontkoppelt aanhangers, wisselen van vracht en gaan weer on the road. We hoeven niet lang te wachten om bingo te roepen. Bill, een oversized stevige jonge vent, stapt op teenslippers uit zijn imponerende cabine met daarachter twee lange zwaarbeladen aanhangers. Zijn totale lengte is 45 meter, niet eens de maximale lengte die 53 meter toestaat. Terwijl Bill vertelt dat hij zo'n honderd uur per week werkt, drieduizend dollar per week verdient, er gemiddeld twee ongelukken per week zijn, en als hij vast komt te zitten in the middle of nowhere hij eerst alle aanhangers moet ontkoppelen om ze daarna één voor een uit de dikke vette modder te moeten trekken zonder hoop op enige hulp in honderden kilometers omtrek, mag ik een kijkje nemen in zijn domein. Een netjes opgemaakt bed met allerlei tierelantijntjes, een koelkastje, een dashboard met allerlei meters en een heerlijk verende bestuurdersstoel, bijna een luizenbaantje te noemen. Maar ik neem mijn petje af voor deze jongens om met zo'n gevaarte vaak wekenlang over onherbergzame, verlaten stoffige of modderige, afhankelijk van het seizoen, vol kuilen zittende wegen te moeten manoeuvreren. Het is niet overal zo mooi geasfalteerd als hier.

Grote verwachtingen schept de beschrijving in de toeristenfolders over Coral Bay. We gaan zwemmen met de walvishaai, manta roggen, zeekoeien, schildpadden en dolfijnen, het wordt druk. Zeggen en schrijven zien we één schildpad zwemmen en een niet vermelde zeeslang, even over reclameren. Zelfs het Customs vliegtuig dat boven ons hoofd scheert en ons oproept om onze gegevens te checken, ziet in de verste verte geen walvishaaien als Warren ze ernaar vraagt. Het dikke touw van de mooring waar we aan liggen laat een nare bijsmaak achter. Wind tegen stroom schuurt de door scherpe mosselen aangegroeide lijn langs onze romp en kiel en veroorzaakt grote, compleet tot op het staal kale plekken waar tot voor kort een aantal lagen antifouling verf zat. Wegwezen hier. Zodra we Cape West omzeilen, is het gedaan met de meegaande winden. Tot aan ons eindpunt in Dampier moeten we elke mijl opkruisen tegen niet mis te verstane wind, daarboven op ook nog stroming tegen, wat een lol. Dit is weer eens echt zeilen, zelfs de zon laat het helemaal afweten, grijs, koud, regen, een natte bende aan boord. Alleen de laatste mijlen naar Dampier staat er geen zuchtje wind, olieglad water waar de zon in weerspiegelt, motoren we een totaal andere omgeving binnen. Tientallen immense tankers en sleepboten liggen aan grote meerboeien te wachten tot ze aan de beurt zijn. IJzererts en zout wordt hier in de laadruimtes verscheept, allemaal richting China. We vinden een plekje voor ons eigen anker tussen alle lokale aan moorings gelegen bootjes in de baai bij het dorp. Lang geleden dat het zo druk was. Dampier telt een handvol straten, een klein supermarktje, wat kroegen en een gesloten postkantoor. Ha, dat wisten we gelukkig al. Openbaar vervoer biedt geen soelaas, het is woensdag en de bus naar Karratha rijdt alleen op dinsdag en in het weekend. We lopen Matt tegen het lijf die voor zijn werk met de auto naar Karratha moet en hij geeft ons een lift heen en terug. Op internet hebben we de aan ons gerichte enveloppe van het Consulaat naar hier kunnen volgen en als het goed is, ligt hij reeds in het postkantoor op ons te wachten. Een grote opluchting als we onze paspoorten met daarin het visum voor Indonesië in ontvangst nemen. Dan denk je dat je klaar bent voor vertrek, behalve het afwachten van de zuidooster storm in het weekend. Nou, dan gebruiken we die tijd maar voor het regelen van alweer een nieuwe stag, dit keer is de babystag stuk. In de verre omtrek niet aan te komen, we bestellen hem in Fremantle en op de dag van ons vertrek wordt die bij de Sailingclub bezorgt, pfjoe. De watermaker loopt inmiddels zo heet dat hij de zekering eruit gooit. Als tijdelijk alternatief schaffen we een koolstoffilter aan waarmee we straks het onbetrouwbare drinkwater in Indonesië kunnen filteren, voordat het de watertank in mag. Nog één keer het beddengoed in de wasmachine van de club, een lading boodschappen in Karratha halen met een geleende auto, een lekkere laatste ongezonde snack bij de Mac en we zijn er helemaal klaar voor! Twee mannen van de Customs komen aan boord om ons uit te checken en met het clearance formulier in ons bezit kunnen we op weg.

Vijf juni laten we dit indrukwekkend grote, ongelofelijk divers en interessante continent achter ons. We hebben prachtige dingen gezien, maar ook veel van niks gezien. Dat is een beetje het nadeel van Australië. Het is zo ontzettend groot dat je zulke enorme afstanden af moeten leggen om ergens te komen waar wél wat te zien is. Wat dat betreft heeft Nieuw Zeeland een groot voordeel ten opzichte van zijn buurland, alles is veel makkelijker bereisbaar. Contact met de mensen kwam in Australië weer spontaner en intenser tot stand. Zeiltechnisch gezien kun je beter in Australië zijn en het klimaat algemeen heeft het zeker gewonnen van Nieuw Zeeland, overdag heerlijk warm (uitzonderingen daar gelaten) en 's nachts lekker koel. Dat wordt nog wat als we ooit weer moeten wennen aan ons Hollandse klimaat......

Juni 2013    Via Ashmore Reef naar West Timor, de start van onze Indonesië reis westwaarts.

Moeilijk voor te stellen, nog geen week geleden zaten we op een woelige Indische Oceaan tegen 25 knopen wind in te stampen. Vervelende botsingen met hoge golven die de slaapuurtjes stelselmatig ruw verstoorden. Na de eerste drie dagen grijs en bewolkt weer zakt de wind en stijgt de temperatuur zowel binnen als buiten tot tropische kwalificatie. Binnen komt de thermometer niet meer onder de 29 graden. Zodra ik in de achterhut op bed lig, start er een spontaan smeltingsproces op. Kleine plasjes water vormen zich in het kuiltje van mijn hals, tussen de borsten, in mijn navel, klotsende oksels. Mijn god, dit hou ik niet vol, er kan nog steeds geen raampje open. In deze omstandigheden zijn de nachtwachten echt een genot, de enige uren van de dag dat het koeler is, zo'n 26 graden. Ik geniet van de zwoele wind die de verhitting uit mijn lijf verdrijft. En nu, na acht dagen zeilen, liggen we in een paradijsje, het Australische Ashmore Reef, dat zijn hoofd midden op de oceaan boven water steekt. Een rifgebied met een omtrek van 750 vierkante kilometer waarbinnen drie piepkleine zandeilandjes liggen in een azuurblauwe lagune waar we veilig voor wind en golven liggen. Nog veel onwaarschijnlijker is het idee dat afgelopen week hier een boot met zeventig niet meer in leven zijnde vluchtelingen is aangekomen. Om de paar dagen komen boten vol met vluchtelingen uit Azië die proberen zo Australië binnen te komen. Maar liefst drie schepen van Customs zijn permanent aanwezig om dit te controleren, daarnaast wordt vanuit de lucht met vliegtuigen elk schip opgeroepen om zich te melden. Tot voor kort werden alle vluchtelingen naar Christmas Island overgebracht, daar is het inmiddels te vol en is Darwin de voorlopige eindbestemming, tot de rechter een besluit neemt. Een groot probleem voor de Australische regering waar we afgelopen maanden regelmatig debatten van op televisie gevolgd hebben. Wij krijgen ook een bezoekje van de mannen (we gaan gelukkig voor hen de goede kant op...), blijkt dat we de eerste zeilboot van dit seizoen zijn. Ze gaan ons voor in een snelle RIB en leiden ons door de ondiepe lagune naar het enige te bezoeken eilandje, West Island, waar een aantal mooringen liggen. Het grootste gedeelte van Ashmore reef is beschermd gebied. Als eerste gaat de windhapper op het voorste dekluik om de hitte van voor naar achter uit de boot te blazen. Zolang het niet regent, blijft deze dag en nacht hangen, onontbeerlijk! Daarna volgt de langverwachte duik in het warme water waar we onder de boot zien dat we reeds geadopteerd zijn door twee identieke vissen die daar blijven hangen tot ons vertrek. We zijn op het juiste moment hier, de tijd voor de schildpadden om hun eieren te leggen. Bij de eerste streep licht aan de horizon zitten wij de volgende ochtend in onze bromvlieg en brommen naar het eilandje. Het is laag water en laten het bootje met een klein ankertje achter op de prachtig geribbelde, drooggevallen zandbodem. Al snel vinden we verse sporen van schildpadden waarbij goed te zien is wie de beste timing heeft gehad. Zodra de nood tot leggen gekomen is, moeten ze de eieren kwijt, zo'n honderd per leg. Met hoog water kunnen ze het dichtst bij het strand komen waarna ze maar een kort stukje hoeven te zwoegen om vervolgens een enorme kuil in het zand te graven waarin de eieren diep gelegd worden. Intussen is het water al gezakt en volgt een langere, moeizame weg terug naar zee, want ze zijn echt uitgeput na deze actie. Twee schildpadden hebben het tij niet goed berekend, ze zijn te laat en liggen nu op de drooggevallen zeebodem, wachtend op het volgende opkomende tij. Het gebeurt ook dat ze het strand niet eens halen om daar te leggen. Dan graven ze een kuil op de plek waar ze uitkomen, droppen hun eieren die vervolgens gedoemd zijn te verdrinken bij hoog water. Van de honderd eieren die wel op het droge strand gelegd worden, overleeft slechts tien procent van de jonggeboren schildpadjes. Op de derde dag tijdens onze vaste ochtendwandeling rondom het eilandje hebben we het geluk dat we twee piepkleine, net uit het ei gekropen baby'tjes zien worstelen om de ondoenlijk lange gevaarlijke weg naar het ver weg gelegen diepe water te vinden. Ze zijn nog maar net begonnen en het eerste obstakel ligt al voor ze, een klim en valpartij over het drooggevallen rif. Daarna volgt zeker een mijl over de droge zandbodem waar ze een hele makkelijke prooi zijn voor de vogels die al in de lucht cirkelen. Tussen duim en wijsvinger pakt Warren ze allebei op, zet ze in een gevonden plastic bakje en loopt ermee naar het diepe water om ze daar hun eerste echte zwempartij te laten beleven. Zo, weer een procentje geholpen. Voor ons vertrek haalt Warren bij één van de Customs boten de aangeboden liters drinkwater, waarbij hij door de kapitein een rondleiding over het grote schip krijgt. Dan scheidt ons nog een nacht zeilen van de Indonesische wateren.

Inklaren

Twee dagen na de officiële ingangsdatum van de CAIT, de vaarvergunning voor Nightfly, laten we ons anker vallen op de rede van Kupang, de hoofdplaats van West Timor. Er liggen nog zo'n tien jachten, aan de grote sticker op de boeg te zien allemaal deelnemers van de jaarlijkse Fremantle-Bali race die vorige maand plaats vond. Zij zijn op de terugweg naar Australië en de meesten checken hier weer uit. We wachten tot morgen om in te klaren, de gele quarantaine vlag wappert in het want, de windhapper wappert op het voordek. Wij duiken tussen het drijvende plastic in het relatief schone water en vergaren wat info bij Bart, de schipper op de dichtstbijzijnde boot. Hierna volgt de gebruikelijke beloning na een zeiltocht, een zalig koud biertje met een toastje lekkers. Op internet lazen we allerlei (spook) verhalen en waarschuwingen, ga niet naar Timor, corrupte autoriteiten die geld willen zien. Wij zijn eigenwijs. Timor ligt voor ons ideaal als startpunt voor de reis westwaarts, we hebben alle benodigde papieren in orde en positieve verhalen zijn ook vast te vinden. Nu nog uitvinden waar we moeten zijn, dat is andere koek. Kupang is een grote stad, veel groter dan ik dacht, met meer dan 350.000 inwoners. Dat zoekwerk wordt ons al snel uit handen genomen, big business voor de lokale handige mannetjes. Zodra we één voet op het strand hebben staan, worden we door een paar toesnellende mannen geholpen om de dinghy op het droge te sjouwen. Tussen allerlei troep en glasscherven door over het zwarte korrelige zand gaat het allemaal goed op onze blote voeten. Zolang de eigenaren aan wal zijn, 'passen' zij op de bijbootjes en vragen daar wat geld voor. Ze zijn met z'n drieën en verdelen het geld gezamenlijk. Onze bootboy, Onki, moet een stevige onderhandeling met mij ondergaan, want hij vraagt in gebrekkig Engels eerst 20.000 Rupiah per dag. Dan verschijnt Michael, die uitstekend Engels spreekt en vertaald dat de prijs 40.000 is, wat alle anderen ook betalen en wijst de baai in. Onki is spontaan zijn eerste aanbod vergeten, maar wij weten inmiddels beter van Bart en ik sleep er met veel glimlach een tussenprijs uit. Met een handdruk bevestigen we, beiden tevreden, het resultaat van 30.000 Rph ( 10.000 is iets minder dan een euro!). Michael heeft zijn positie inmiddels verstevigd door zich aan te bieden als "agent" voor de inklaringsprocedure. In zo'n grote stad zelf op onderzoek zonder de taal te spreken, zien we niet zitten en nemen hem in dienst voor 300.000 Rph. De taxi heeft hij ook bij de hand, ongetwijfeld bevriend, voor 50.000 Rph per uur. Nou, eerst maar eens een miljoentje Rupiaatjes pinnen. De geldautomaat spuugt een dikke stapel van vijftigduizendjes uit waarmee onze portemonnee bol gevuld wordt. Warren gaat Onki vast zijn eerste daggeld betalen en daar gaan we in de bekende fout van onbekend geld. In plaats van dertigduizend krijgt Onki de dag van zijn leven als Warren zes briefjes van 50.000 in zijn handen stopt, denkende dat het zes maal 5000 is. Onki zegt wijselijk niks en wij komen hier pas later op de dag achter. De taxi brengt ons eerst naar Tenau, een havenplaats westelijk van Kupang waar we zelf notabene langs gevaren zijn. We moeten ons melden bij Quarantaine/health en daarna naar het kantoor van de Customs. Quarantaine heeft twee glimlachende moslims dames voor ons, bij Customs zit een hele batterij serieus kijkende mannen in uniform. We mogen op een oude kapotte bank plaatsnemen tegenover een rijtje oude aftandse bureaus waarachter elk een mannetje niks zit te doen. Beetje kijken naar ons, lachen met elkaar en wij lachen terug. Achter een deur in een ander kantoor worden onze papieren bekeken en blijft het uitklaringdocument van de Australische Customs achter. Daarvoor in de plaats gaan wij het inklaringsdocument van Indonesië krijgen. Maar net als Quarantaine/health willen ook zij eerst de boot checken. Dus hup, weer een half uur met de taxi terug naar Kupang waar ze met zijn vijven al op ons staan te wachten, ze zijn sneller met de brommer dan wij met de auto. Warren vaart twee keer heen en weer om iedereen aan boord te krijgen. Met zijn allen in de kuip eerst op de foto, daarna willen ze allemaal naar binnen, lekker vol en heet. We liggen een beetje op de swell te rollen en een dame blijft buiten waar ze al heel snel misselijk is. De andere dame, Cynthia, bekijkt onze toilet, keuken en kamer met één blik en is tevreden. De Customs man, Pieter, is brutaal en trekt een kastje open, "I want chocolate" zegt íe. Hij heeft precies onze snoepkast gekozen, maar ziet onze laatste reep chocola niet liggen. Warren deelt een handvol snoepjes uit waar ze verrukt op reageren. Meneer Health wil de medicijnenlijst plus medicijnen zien. Ik geef hem één blad van de drietal pagina's en een klein doosje met onze dagelijks bij de hand voorraad medicijnen. De grote waterdichte ton nog altijd vol sinds vertrek uit Nederland ligt onder ons bed en dat weten ze niet. Nooit teveel geven, is ons motto. Met aandacht leest hij het Nederlandse lijstje en vindt triomfantelijk een tube zalf die over datum is. Ik kijk schuldbewust en vindt een vermanende blik in zijn ogen. Buiten hangt er iemand misselijk over de reling en opeens zijn er meer niet lekker, ze willen acuut van boord. Warren en ik kijken elkaar even aan en denken hetzelfde, "Goed getimed die golfslag". De hele bups weer terug naar het strand en wij verder met de taxi naar Immigratie, helemaal aan de andere kant van de stad. Links in de hal zitten een aantal mensen op stoelen te wachten, wij moeten naar rechts en zijn meteen aan de beurt. Een nors kijkende dame neemt de paspoorten en overig papierwerk in ontvangst, ze wil ook nog drie exemplaren van onze bemanningslijst. Ze kijkt ontstemd naar de halve A viertjes en vraagt waarom we zo'n klein formulier hebben. Warren heeft een hele logische verklaring waar ze geen weerwoord op heeft. "We zijn maar met zijn tweeën, dat past prima op dit papiertje". Achter een oude typemachine vult ze onze gegevens in en wil dan kopietjes van de paspoorten. "Die heb ik niet", zeg ik verontschuldigend en ze begint hevig te zuchten. Hoe moet dat nou! Warren herinnert zich wel kopieën en vist twee blaadjes uit de map waar we op A vier formaat naar de lens kijken. Helemaal verguld met deze onverwachte wending lacht de dame breed naar Warren en maakt het papierwerk af. De bemanningslijsten worden op de achterzijde gestempeld en getekend, die moeten we nog inleveren bij Customs en de havenmeester.

Samen met Michael stappen we in de wachtende taxi en rijden in een uur terug naar Tenau. Het is tevens een sightseeing, we kijken en wijzen om ons heen. Het verkeer is erg chaotisch waarbij voor elk in de weg zittende bromfiets of voetganger luid geclaxonneerd wordt door elke auto of bus. En het wemelt van de bromfietsen die overal dienst voor kunnen doen. Bij de één hangt aan beide kanten van de zitting een tros kippen aan de poten opgebonden, een ander met trossen gasflessen. Een enorme baal rijst ligt los op een zitting, een vijfkoppige familie past ook prima, kind-vader-kind-moeder-kind. Hele toko's passen achter de bestuurder waarmee ze hier en daar stoppen om hun waar aan de man te brengen. Er wordt een complete maaltijd uit het mobiele restaurant geserveerd waarvoor gretig aftrek bestaat. En uiteraard wordt de brommer ook als taxi in de strijd geworpen, er valt altijd wel geld mee te verdienen. Om de paar meter kunnen ze de tank bijvullen bij de toko's langs de weg die in literflessen ook brandstof te koop hebben. Tussen alles in rijden nog de Bemo's, kleine taxibusjes waarvan de zijschuifdeur al lang gesloopt is. Daar hangt een jongen uit die de bestemming luidkeels over straat roept, wat niet meevalt, want in de bus dreunt een muziekinstallatie waarbij praten met elkaar onmogelijk is. En ook hier geldt het motto, er kunnen er altijd meer in dan je denkt. Terug bij het kantoor van Quarantaine ontvangen we van Cynthia na betaling van de reguliere 300.000 Rph een officieel uitziend groengekleurd Ship's Health Book waarin certificaten met goedkeuring over schip en bemanning zijn geniet. Een drietal suggesties staan achterin geschreven; 1. Houdt het schip schoon, 2. Zorg ervoor dat er geen ratten aan boord kunnen komen, 3. Houdt de medicijnen op orde. Bij Customs krijgen we het inklaringsdocument. Rest ons een bezoek aan het havenkantoor waarbij Michael ons op het hart drukt vooral niets te betalen. Wederom een groot vertrek met op schoolbanken lijkende rijen lege bureaus waar een man of zes en één vrouw niks zitten te doen. Er hangt een walm sigarettenrook tegen het plafond en aan de wand hangt een televisie waar een Indonesisch kookprogramma wordt uitgezonden. De Port Captain, een jong macho ventje, kijkt gewichtig en wil alle originele papieren zien. Als ik er eentje niet zo snel kan vinden, heeft hij al half mijn map afgepakt om zelf te zoeken. Ho ho, meneertje, niet aan mijn spullen komen en trek het uit zijn handen weg. Dat staat hem duidelijk niet aan en hij kijkt me minachtend aan. Ik vind wat hij vraagt, hij bekijkt alles langdurig, wil dan van alles kopietjes hebben die wij bewust niet op voorraad hebben. Maak ze lekker zelf. Een sluwe blik op ons, maakt intussen flauwe grapjes met de andere mannen en giechelt vervolgens als een grietje. Vraagt dan autoritair om het originele uitklaringsformulier van Australië dat, zoals het hoort, nu in handen is van de Indonesische Customs. Híj moet hem hebben, niemand anders. "Dan haal ik het wel even op", zegt Warren niet in het minst uit het veld geslagen en wandelt een paar kantoren terug. Vanzelfsprekend krijgt Warren de originele niet mee van de Customs, maar een kopie is geen probleem. Hiermee komt hij na een stief kwartiertje binnenlopen en overhandigt het aan onze macho. "Alsjeblieft, het origineel", en meneer is tevreden! In de tussentijd heeft hij mij vragen gesteld over alcohol en sigaretten aan boord waar hij op aast, maar wat een pech, we zijn opeens geheelonthouders. Ruim een uur later en naar rook stinkend stappen we met clearance papieren naar buiten en vertellen een verbaasde Michael dat er niet eens om geld gevraagd is. Voor deze hele toestand kun je ook een agent inhuren die alles voor jou afhandelt. Hoef je nergens heen, ze komen niet aan boord, je betaalt ietsje meer. Maar ach, dit hoort ook bij onze manier van reizen. En corrupt in Kupang, echt niet!

Hongerig en uitgedroogd zijn we vijf uur later terug bij ons startpunt van de dag. Bij het afrekenen met de taxichauffeur en Michael komen we achter onze beginnersfout. Onki ontkent in alle staten en laat demonstratief al het geld zien dat in zijn broekzakken zit. Hij blijkt nu toch meer Engels te kunnen nu hij zich verdedigen moet. Dat wordt zijn nekslag, want hierna 'smeek' ik hem om alsjeblieft eerlijk te zijn met ons. Na heel veel "Please please, be honest" en Michael op de achtergrond belooft Onki dat hij morgen alvast een deel terug zal geven. Het geld blijkt allang verdeeld onder de groep boatboys en dat moet hij nu weer zien terug te krijgen. Uiteindelijk betaalt hij de helft terug en de rest beschouwen wij als vooruitbetaling voor de hele week voor de dinghy. Nu eerst eten. Vlakbij zit een restaurant waar vooral zeilers en buitenlandse toeristen komen en dat wordt ons vaste plekje. Eindelijk een echte nasi goreng mét gebakken eitje erbij.

Wiwin

Donderdagavond hebben we net een heerlijke maaltijd achter de kiezen als Wiwin bij onze tafel stopt. Ze studeert aan een toerisme opleiding en vraagt of ze ons mag interviewen voor school.  Wiwin is twintig jaar, spreekt goed Engels en is niet op haar mondje gevallen. Na wat algemene vragen zoals wat we van Timor vinden en wat we al gezien hebben (het straatleven en al zijn chaos), nodigt ze ons uit voor zaterdag. Er is een speciale dag van haar klas op de campus met zang en dans volgens de tradities van de diverse eilanden waar de leerlingen oorspronkelijk vandaan komen. En er worden voor de klas onderling situaties gespeeld met 'toeristen'. We willen graag mee en ze is helemaal door het dolle heen. Nu kan zij haar nieuwe vrienden showen die ook nog eens echte toeristen zijn. Dat heeft niemand en ze zegt wel een keer of vier, "Oh, I am so happy that you will come". Ze wacht ons op het strand op en met zo'n lawaaierige Bemo tuffen we richting school. Het regent voor de verandering en naast de weg wordt het meteen een modderbaan. Trots loopt ze voorop naar haar klas waar de lerares achter een lessenaar zit en ons welkom heet. Een paar studenten zijn al bezig in het Engels met een oefening toerist-reisleider, we zijn duidelijk te laat. Wiwin stelt ons aan wat medestudenten voor en haar beste vriendin Emma komt naast me zitten. Diverse groepjes doen daarna precies eenzelfde situatie en het lijkt allemaal woord voor woord uit het hoofd geleerd. Leerlingen lopen continu in en uit, er wordt doorheen gekletst, erg chaotisch allemaal. Het stoort de lerares niet. Hierna wordt er omgekleed en een aantal meiden en jongens komen terug in prachtige outfit. Ieder heeft de traditionele kleding aan van zijn of haar eiland, Wiwin komt van Flores, een aantal van Bali, Rote, Sumba en natuurlijk Timor zelf. Om beurten wordt er gedanst, in lokale taal gezongen en gitaar gespeeld. Wiwin begeleidt haarzelf met gitaar terwijl ze een prachtig lied zingt. Speciaal voor ons vertellen ze na hun optreden de betekenis. En uiteraard worden we voor de klas gehaald om mee te dansen. Waarom weet ik niet, maar Wiwin hoeft niet in actie te komen met haar echte toeristen. Aanwezig zijn is blijkbaar al voldoende! Na afloop worden we tientallen keren op de foto gezet, iedereen wil met ons worden vastgelegd voor thuis. We zijn vereerd als Wiwin ons hierna meeneemt om haar dormitori te laten zien. Voor de stoep is het na de fikse regenbui modderig geworden, waar we onze schoenen uittrekken. Een vierkant vertrek met een dun matrasje op de grond, een bultje kleren, een krukje waarop een grote cilinderfles drinkwater staat en een spiritusbrandertje. In een ander hoekje liggen de schoolspullen en haar gitaar. Haar familie woont ver weg op Flores en ze moet hier voor zichzelf zorgen, zoals de meeste studenten. Haar oudere broer stuurt af en toe geld en als ze straks zelf een baan heeft, stuurt zij op haar beurt geld naar haar jongere zusje om te kunnen studeren. De kleding wast ze met de hand. Als ik vraag waar haar toilet is, wijst ze vaag naar buiten waar ik alleen een berg afval zie. "En douchen dan, je hebt zulk mooi lang haar, hoe doe je dat?". Daarvoor bestaat poeder om de vettigheid weg te werken. Ik vraag niet verder door, ze lijkt een beetje beschaamd. Ondanks alles ziet ze er echt schoon en fris uit. Haar vriendin Emma loopt ook met ons mee. Ze vertelt aan Warren dat haar kamer nog kleiner is. En als ze niet genoeg geld heeft, eet ze een paar dagen niets. We trakteren hen op de lunch bij een eettentje langs de weg. Lang hoef je daar niet naar te zoeken, want het lijkt of iedereen een Warung heeft. Een grote pan met stomende witte rijst waarbij je kunt kiezen uit een aantal toevoegingen, vis, kipstukjes, groentemixen en allemaal even pittig. Met z'n vieren eten en drinken we voor minder dan tien euro! Het blijkt dat Kupang ook een museum heeft. Je zou denken, als student toerisme ben je daar zéker geweest. Maar nee, beide meiden zien het ook voor het eerst. Het lijkt gesloten, maar Wiwin praat ons naar binnen en we hebben een soort privé bezoek. Een suppoost doet de lichten weer uit zodra we naar buiten gaan. Bij het afscheid nemen hangt Wiwin een sjaaltje om mijn nek. Het is een onderdeel van de traditionele kleding van Flores.

Tot zover spreekt onze omgeving behoorlijk Engels. Zodra we zelf door de stad gaan struinen, voelen we ons analfabeet. Behalve door werkelijk iedereen die ons ziet aangeroepen te worden met "Hey Mister, what's your name?", verstaan we geen woord. Langzaam aan lukt het om gedag en dank je wel te zeggen. Bij de 'salon' valt de conversatie stil bij mijn binnenkomst. Een meisje is een klant het haar aan het ontkrullen, de ander is zonder klant. Met wijzen en een foto van mezelf als voorbeeld word ik giechelend onder handen genomen en ga met een kort koppie weer naar buiten. Het kost me net zoveel als een tros bananen die we bij een vrouwtje op de stoep kopen. De wasserette snapt ook wat we willen en het ruikt aan boord nog dagenlang naar waspoeder. Terwijl de wind lekker langs ons heen waait, zitten we ieder achter op een brommertaxi op weg naar Flobamora, een shoppingmall. Een ontluistering, het is één grote schoenen en kleding shop en waarachtig een supermarkt waar niet veel bijzonders te koop is. Geen vlees, zelfs niet in blik, geen zuivel en een beetje groente en fruit. Dat laatste is vele malen beter op straat te koop. We zijn heel blij met onze vier kilo ingeslagen kaas en elke paar dagen bakken we vers bruin brood. Voor de rest moet ik steeds creatiever te werk gaan met koken. Mijn voorkeur gaat uit naar eten buiten de deur indien mogelijk, lekker, lekker makkelijk en erg goedkoop. In langzaam tempo wandelen we de heuvel op naar een oud Nederlands kerkhof. In de moordende hitte bekijken we de overwoekerde grafstenen van Stien, Anna en ene Frederik. De foto's maken we voor niets, evenals van de kleurrijke markt en zwemmende kinderen, want onze digitale camera verdwijnt spoorloos. We vermoeden dat we hem op de laatste avond in het restaurant hebben laten liggen. De baai is inmiddels op ons en de boot van Bart en vader Kees na, waar we nieuwe olie voor onze watermaker van krijgen, leeg. Warren heeft olie in de elektromotor ontdekt, de lekkende seal en de olie vervangen en nu werkt hij weer, ongelofelijk. Warren is de aanhouder, die wint! Als ook Bart vertrokken is, zijn we weer alleen en dat blijft zo ongeveer de hele route in Indonesië.

      Sumba, (Sandelhouteiland in vroegere dagen) een ongerept,
      traditioneel eiland waar een handjevol toeristen te vinden zijn.


Voornamelijk motoren, dat zijn de meeste ervaringen van medezeilers. We zoeken zoveel mogelijk de wind op en blijven ten zuiden van Flores. In een heerlijk relaxte wind zeilen we in twee nachten naar het eiland Sumba. Nog net voor het helemaal donker is, lopen we een baaitje binnen aan de noordoost kant van het eiland. Bij deze temperaturen zijn we vroeg wakker en roeien tussen vissende mannen door naar het strand. De zon brandt bijna een gat in onze hoeden, zo heet, het zweet loopt in straaltjes over de rug. Een vrouw, een paar mannen en wat kinderen kijken ons nieuwsgierig aan, we groeten ze en vragen gebrekkig waar het dorp is. Er volgt een woordenvloed in Bahasa en we voelen ons erg ongelukkig dat we ze niet verstaan. Over een modderig pad wandelen we verder waarlangs mannen en vrouwen tot de enkels in de natte rijstvelden staan te werken. Een man demonstreert ons het ingenieuze systeem dat zorgt voor de bewatering hetgeen vanuit de bergen komt. Bij een huis spreekt een vrouw ons in het Engels aan en nodigt ons in haar huis uit. Binnen is het lekker koel, haar man en zijn broer zitten op de bank en vragen of we koffie lusten. Achter het huis is de halve familie op hun rijstveld bezig en op blote voeten lopen we even later achter de twee broers aan. Voor de volgende oogst worden nieuwe rijstplantjes gepoot en broer Victor legt ons het hele proces uit. De modder zit tot aan onze knieën en de teennagels zijn nog dagen zwart, goede kwaliteit. Victor is evangelist en neemt ons mee voor een ritje in de omgeving. Ik zit bij Warren achter op een brommer, Victor rijdt naast ons en lacht de hele weg zijn tanden bloot. Iedereen kent hem, zwaait en roept naar ons. Een aantal kilometers verderop stoppen we bij zijn opa waar een paar kokosnoten uit de boom wordt gekapt. We lessen onze dorst in de schaduw van een grote boom. Victor laat een stuk grond zien dat te koop is voor vijf miljoen rupiah, in onze westerse beleving een belachelijk lage prijs, maar het koopje laten we toch maar aan ons voorbij gaan. De kleine lage huisjes vlakbij het strand zijn gebouwd van bamboe en gevlochten palmbladeren, dat proces duurt een maand en na vijf jaar moeten ze opnieuw beginnen. Ze zijn simpel, twee slaapvertrekjes met een gordijn ervoor en een open leefruimte onder het puntige dak waarin een lage, langgerekte bamboetafel tevens als zitplek dient. Met een bijna zinkende bijboot van de gekregen kokosnoten roeien we al zwaaiend terug naar ons huisje.

Onder veel bekijks leggen we de boot tegen de hoge betonnen kade aan in de ferryhaven van Waingapu, de hoofdplaats van Oost-Sumba. Elke handeling wordt door zo'n dertig paar ogen van bovenaf aandachtig gevolgd met hier en daar wat opmerkingen die we wederom niet verstaan. Na het opruimen van de zeilen ga ik in de kuip zitten en beland bijna op schoot van de uit het niets verschenen havenmeester. Hij is brutaal aan boord gestapt en vraagt naar onze papieren. Natuurlijk wenst hij kopietjes die we niet hebben, dus ik stap bij hem achterop zijn brommer en tuffen naar het havenkantoor, een paar honderd meter verderop. Als zijn dossier ook weer gevuld is met onze gegevens, brengt hij me keurig terug. De nieuwsgierige kijkers wisselen elkaar af, zitten op hun hurken en eentje vraagt of we ook bier hebben. Na een paar uur zijn we dat stoïcijns bekeken worden zat en lopen naar het havenkantoor waar we vragen of er nog meer mogelijkheden zijn om onze Nightfly neer te leggen. Vlakbij is de haven voor de vrachtboten waar we voor anker kunnen. We vertrekken direct, het water is aan het zakken en Nightfly zakt onder de kade weg. Met mijn korte benen kan ik me langs de verstaging nog net op de maststeunen laten zakken, een uurtje later was me dat niet meer gelukt. Blij dat we van dat geloer af zijn, zwaaien we op ons nieuwe plekje vrolijk naar de bemanningen op de, op een afstandje liggende, afgemeerde vrachtboten. Hier kunnen we tenminste een duik nemen zonder aanstoot te geven. Niet ver van ons af wordt het snel ondiep, tot de borst in het water staand werpen mannen hun visnetten uit. Kano's peddelen af en aan waarin simpel met een touwtje en een haakje op en neer halend gevist wordt. Warren zit om zes uur met zijn kopje thee in de kuip wakker te worden als een uitvarende vissersschuit abrupt stopt en een zestal mannen driftig een groot net uitgooien. Langzaam halen ze het net daarna binnen waar een flinke grote vis in zit. Het kalme, vlakke water heeft de vis zijn positie prijsgegeven, waar de vissers profijt van trekken. Na de buit binnen gehaald te hebben, zetten ze koers naar zee, er moet nog meer brood op de plank komen. Op de kade ontmoet Warren twee jonge leraren, Ady (24) en Danny (35). Beiden geven les op een middelbare school in Malang op Oost-Java. Danny komt van oorsprong van het eiland Rote, de familie van Ady woont hier op Sumba. Ze hebben vakantie en logeren bij de ouders van Ady. Deze dagen worden de paardenrennen in Waingapu gehouden en daar willen ze ons mee naar toe nemen. De volgende ochtend halen ze ons op bij de haven, Warren bij Ady achterop en ik bij Danny. Eerst bij het huis van Ady's ouders stoppen we en worden we hartelijk ontvangen. De jongens zorgen met hun uitstekende Engels ervoor dat we elkaar over en weer kunnen verstaan. Ze wonen in een traditioneel Sumba huis met zijn typische dak, in het midden als een dikke schoorsteen omhoogstekende kegel. Binnen in huis is dat opengelaten, zodat de geesten en spirits vrij spel hebben. Veel Sumbanezen combineren hun Christen zijn met de traditionele godsdienst, Marapu. Het belangrijkste element is het in stand houden van een vreedzame relatie met de geesten van voorouders. Bij een begrafenis moet iedereen die komt gevoed worden, een kostbare zaak, want dat kunnen wel honderden familieleden zijn. Als daarvoor niet voldoende geld is, wordt de overledene in huis bewaard, totdat er genoeg gespaard is. De begrafenis, de overgang van de zichtbare naar de onzichtbare geesten wereld, is de belangrijkste dag in het leven van een Sumbanees. Voor de grafstenen worden enorme blokken steen uitgehakt en versleept naar het dorp. Vooral belangrijke en wat rijkere mensen krijgen zo’n grafsteen. De gemiddelde steen weegt zes ton en een grote steen weegt meer dan twintig ton. Tegenwoordig worden deze stenen van beton gemaakt. Aan de overkant van de straat is de megalitische (mega=groot, litos=steen) graftombe van de koning van hun dorp, bijzonder indrukwekkend om te zien. De hele straat wordt bewoond door één familie, opa's oma's, ooms, tantes, kinderen, in meerdere huizen. Ze zijn op palen gebouwd en de ruimte eronder wordt o.a. benut om te werken, een heerlijk koele plek. We maken kennis met het oudste familielid, oma van 96 en de jongste telg van twee maanden.

Zodra we binnen zijn, laten ze ons de handgemaakte, karakteristieke hinggi ikat zien. De patronen worden verkregen door de scheringdraden te verven voordat ze met de weef- of inslagdraden worden samengeweven. Dat verven neemt meerdere maanden in beslag. De scheringdraden worden op een geraamte gespannen en vervolgens samengebonden met verf-resistente vezels om het patroon te maken. De draden worden daarna ondergedompeld in verfbaden en gedroogd in de zon.  Het uiteindelijke ontwerp komt tot stand door opeenvolgende nieuwe samenbindingen en nieuwe verfbaden. Dan ontstaan de typerende blauwe en rode banen met daarop figuren van mensen en dieren allen met een eigen betekenis. We zien prachtige, na een jaar werk verkregen, eindresultaten en besluiten er een te kopen. Veel leuker dan op een marktje waarbij je niet weet of het echt handgemaakt is, hier zien we het met eigen ogen. Met heel veel enthousiasme krijgen we een zorgvuldige metamorfose, vader en moeder kleden ons in de traditionele Sumba kleding. Daarna worden ook Ady, Danny en zijzelf aangekleed en gaan we met zijn allen op de foto. Ze zijn bijzonder trots op Ady en zijn tweelingbroer Edy die beiden leraar geworden zijn, niet voor iedereen weggelegd hier op Sumba. De kamer hangt vol met foto's van de diploma-uitreiking. Achter het huis staan een paar Sandelhout paardjes, een soort statussymbool. Bij heel veel mensen staan er een of meerdere paardjes naast hun huizen. Deze zelfde dieren worden gebruikt bij de paardenrennen waar we naartoe wandelen. De jockeys zijn hele jonge jochies die zonder zadels op de rug van de paarden over het circuit racen. Wederom op de brommers gaan we de heuvels op buiten Waingapu, vanwaar we een goed uitzicht hebben op de stad en het achterland. Gezamenlijk lunchen we onderweg en ter afsluiting gaan ze even mee aan boord om ons huisje te zien. In korte tijd hebben we een bijzonder contact opgebouwd en ze nodigen ons uit om op Java bij hen op school te komen kijken. Dan kunnen we tevens Danny's vrouw Esther en dochtertje Kim ontmoeten. Java ligt op onze route, maar we moeten wel een plek voor de boot vinden. We beloven ons uiterste best te doen.

Juli 2013     Rinca, Komodo, Sumbawa, Lombok in vogelvlucht

Harde wind en natte hoge golven jagen ons noordwaarts. Dit soort winden schuin op de kont is nog wel te pruimen, het garandeert vooral een snelle oversteek. Soms surfen we een golf af met tien knopen, yeah. Normaal gesproken kun je vanaf Sumba de hoge spitse pieken van Flores en Rinca duidelijk zien, vandaag is het grijs en bewolkt. Pas als we vlakbij zijn, ontwaren we vage contouren van de eilanden voor ons. Aan de westkant van Rinca varen we een grote baai binnen en ankeren voor een strandje. Volgens de overlevering van zeilers wemelt het hier van de Komodo varanen, dé reden waarom Warren hier graag heen wil. Die kolossale, lelijk en gevaarlijke monsters met eigen ogen zien. Ik heb het er niet zo op, ben momenteel te aantrekkelijk voor ze met mijn maandelijkse ongemak. Warren laat me vast wennen aan de aanblik van die beesten en flitst zijn tong de hele dag in mijn richting. Vanzelfsprekend wagen we ons niet op het eiland, je moet het ook niet uitlokken. Zeggen en schrijven wandelt er één exemplaar van zo'n anderhalve meter langs de waterlijn en verdwijnt tussen de hoge in de wind wuivende grashalmen. Het parkopzichtersstation verzorgt wandelingen, maar ligt aan de andere kant van het eiland, te ver weg. We verhuizen naar het eiland Komodo. Dat gaat moeizamer dan gedacht. Tussen de vele eilanden staat een loeistroom en wij gaan natuurlijk net tegen de ebstroom in. De eerste uren maken we nog wel voortgang dankzij de 25 knopen wind, maar de doorgang wordt steeds nauwer en het is vechten tegen de bierkaai. Dik zeven knopen stroom neemt de boot mee en de boven water uit stekende rotsen komen angstvallig dichtbij. Warren stuurt naar links en hup, in no time zitten we bijna aan de andere kant van de doorgang, ook niet de bedoeling. We willen vooruit, niet opzij of achteruit. Ik zet de motor aan en op volle toeren vechten we ons metertje voor metertje, nog steeds met vol tuig zeilend, een weg door deze kolkende whirlpool. Eenmaal uit de gevarenzone stop ik met een zucht de motor en kunnen we de laatste mijlen normaal afleggen. Het is vroeg in de middag, Nightfly gaat voor anker en er is nog tijd voor een rondwandeling. We krijgen een eigen gids mee die ter bescherming een lange stok met v-vork in zijn handen heeft. Mochten we een hongerig exemplaar tegenkomen, dan zetten ze de vork in de nek achter de kop en kan het beest geen kant meer op. Tenminste dat hopen we dan maar. In het kamp, waar een klein restaurantje en een aantal verblijfshutten voor toeristen staan, lopen een paar varanen. De kleinere is een vrouwtje, verderop ligt een mannetje voor pampus. Deze meet ruim drie meter en is de oudste op het eiland. Ze kunnen een leeftijd bereiken van meer dan dertig jaar en die in en uit flitsende gele gevorkte tong is hun reukorgaan. Op vijf tot tien kilometer afstand ruiken ze bloed......ik sta al in de startblokken. Maar er gebeurt niets, de gids dirigeert ons achter de varaan en maakt een paar foto's. Warren neemt voor de zekerheid de stok mee. De wandeling wordt vervolgd over een bruggetje een beekje over waarna een pad tussen struiken doorslingert, uiteindelijk een heuvel op. We zien veel herten, maar geen Komodovaranen, blijkbaar is er elders op het eiland meer te eten voor ze. Een beetje actie en spanning hoort bij dit eiland, maar nu dus even niet. Enigszins teleurgesteld troosten we onszelf met een koud biertje op het overdekte terras.

Alweer speelt de sterke stroming ons parten. Zodra we zuid van Komodo stuurboord uit gaan, zet de zuidgaande stroming ons weg. Terwijl de stuurkoers pal noord wijst, gaat de boot zijwaarts naar het westen. Het tij keert gelukkig en we kunnen het kanaal tussen Sumbawa en Nusa Kelapa nog net insteken voordat we onderlangs Sumbawa terechtkomen. De dieselvoorraad slinkt, de portemonnee is bijna leeg, net als het groente en fruitnet. Vanuit Sape, aan de oostkant van Sumbawa gelegen, vertrekken ferryboten naar andere eilanden. We gaan langszij een vissersboot waarvan de bemanning enthousiast onze lijnen aanneemt. Als we ze duidelijk maken dat we een paar uur nodig hebben voor boodschappen, bootsen ze hoge golven na en wijzen naar de baai. Beter om voor anker te gaan en met de bijboot naar de wal. Ze zullen het wel weten, aldus geschiedt. Natuurlijk lopen wij weer op het heetste moment van de dag zeker vier kilometer zwetend uit alle poriën alvorens we bij het centrum komen. Langs heerlijk ruikende toko's met eten, maar we durven nog geen cent te verbrassen voordat we een geldautomaat hebben gevonden. En dat duurt verrekte lang, we hebben de hoop al opgegeven als we tot grote opluchting een bordje ATM zien hangen. Langer dan noodzakelijk blijven we in het hokje hangen, heerlijk die airconditioning. Op de markt kopen we met hulp van een jongeman wat fruit en groente. Hij spreekt een beetje Engels en ziet ons hakkelen. Als we bij de appels afdingen, maar niet tot overeenstemming lijken te komen, wil hij de betwiste 5000 rupiah uit eigen zak bijleggen. Zover laten we het niet komen. Na een hapje rijst met saté in een Warung langs de weg, nemen we een BenHur taxi terug. Het paardje krijgt er behoorlijk van langs door de menner, met een zweepje hitst hij het beestje op tot meer snelheid. Eenmaal bij de boot volgt nog een verhitte wandeling met lege jerrycans op de boodschappentrolley naar het benzinestation en vol weer terug. Bij elke toko kijken we of ze ook bier verkopen, het lijkt een verloren zaak want we zijn op een moslim eiland. En die drinken geen alcohol, zeker niet tijdens de Ramadan die binnenkort begint. Ergens onder een toonbank komen zes grote flessen tevoorschijn, het is ook overal hetzelfde, nee zeggen en ja doen. Na een koud biertje in het uitgedroogde lijf gegooid te hebben, anker op en zodra we een eindje van het dorp af zijn, even achter de boot in het water hangen om af te koelen, heerlijk! Een voorbeeldige nacht zeilen, we kunnen zelfs voorin slapen, komt zelden voor. Eind van de zondagmiddag draaien we een hoek om en ankeren dicht voor een zwart strand bij een dorpje waar onmiddellijk tumult ontstaat. Er wordt geroepen en gezwaaid, twee houten kano's met jonge jochies peddelen rap naar ons toe en zijn niet meer weg te slaan. "Hey mister", "Hello", waarna er voor ons onverstaanbaar Indonesisch volgt. Ze hangen met hun handjes aan de voetrail van de boot en willen aan boord klimmen. Daar beginnen we maar niet aan, want dan hebben we zo het hele dorp op de Nightfly zitten. Nee zeggen is voor het moment voldoende, maar met ondeugende blikken blijven ze het proberen. We leren ze wat meer Engelse woorden en ik maak ze duidelijk dat ik zeker geen mister ben, maar misses Maria. Ze giechelen eerst, maar knopen het goed in hun oren, blijkt wel. De volgende morgen is het druk op het strand, de een na de ander heeft hoge nood, het lijkt erop dat ze hier geen toiletten hebben. Hmmm, daar gaan wij straks met onze dinghy landen. De kano's liggen al vroeg bij de Nightfly en als we naar het strand roeien, maken we er een grote optocht van. Dan zijn de meisjes aan de beurt, springend en huppelend wachten ze ons op en zijn door het dolle heen. Meteen worden onze handen geclaimd, aan iedere kant een meisje dat niemand anders toelaat en ons niet meer loslaat. Een wat ouder meisje laat zich niet uit het veld slaan en tijdens de hele wandeling houdt ze Warren's bovenarm vast. De rest van de kinderen lopen achter ons aan. Mijn nieuwe vriendinnetje aan de rechterkant trekt me continu aan de hand en wijst naar dingen, ik vertel hoe het in het Nederlands heet, zij in haar taal en ze glimlacht tevreden. Een Moslima op een brommer heeft een wasteil met verse vis achterop en we kopen een visje die één van de meisjes bij zich houdt tot we weer bij het strand zijn. Onder de schaduw van een bruggetje boenen vrouwen de was in de rivier op grote keien. Verderop doet een jongetje een grote boodschap. Zodra we onze Indonesische begroeting laten horen, volgt overal een grote glimlach. Elk huis heeft een eigen waterput waaruit Warren een paar emmers voor onze douche meekrijgt. De meute kinderen zwaait ons enthousiast uit als we terug roeien. We worden standvastig gevolgd door de kano's met daarin blote bruine jongetjes waarvan er eentje rap onder de railingdraad door kruipt en stilletjes in het gangboord gaat zitten. Zogenaamd streng kijkend stuurt Mister Warren hem terug naar zijn eigen kano. Al spetterend en elkaar uit de kano duwend roeien ze naar het strand, "Goodbye mister, goodbye misses Maria". Kananga, een bijzonder vredig dorpje waar de tijd een aantal jaren heeft stil gestaan.

15 juli 2013, zes jaar onderweg........(en Lydia gefeliciteerd).

Na Sumbawa zeilen we in lichte wind, soms moterend bovenlangs Lombok, vaak het eiland met de duizend moskeeën genoemd. Door de verrekijker ontdekken we om de paar kilometer het goudkleurig, mosgroen of felblauw glimmende dak van een moskee. Ze vallen echt wel op evenals de muezzin, de oproep tot het gebed die van alle kanten tegelijk vijf keer per dag over het water galmt. Ook de 3726 meter hoge vulkaan Gunung Rinjani valt op. Majestueus rijst hij tussen nevelwolken omhoog en als de opkomende zon hem beschijnt, wordt het zicht steeds helderder. Het eiland laten we zonder te bezoeken links liggen, alleen een ankerstop gevolgd door een verschrikkelijk rollerige nacht. Nooit waait hier in deze tijd noordenwind, maar wel als wij er liggen. En dan ontdekken we een lek in onze dieseltank. Onder de vloer glimt het van de diesel en het stinkt als de hel. Alsof dat nog niet genoeg is, lekt ook de waterpomp van de motor, een gevolg van het op vol vermogen motoren tegen de stroming in van een paar dagen geleden. Elk uur is de bak die we onder de drup zetten, vol water. Gaat lekker zo. Noordwest van Lombok liggen een drietal kleine toeristeneilandjes en bij de onderste, Gili Air, blijven we een paar dagen aan een mooring liggen. Tijd en rust om de boel eerst eens grondig schoon te maken en analyseren hoe die diesellek is ontstaan, maar dat weten we pas als we het lek kunnen vinden. De HPDE tank is keurig op maat ingebouwd en daarna heeft Warren er van alles op- en omheen getimmerd. Dat wordt slopen, maar nu nog niet. We pompen zoveel mogelijk diesel uit de hoofdtank in jerrycans in de hoop dat het lekken stopt, maar geen succes. Het blijkt een drup-lek te zijn, die we met keukenrol doekjes redelijk op kunnen vangen. Voorlopig kunnen we niks meer doen, want eerst moet de hele tank leeg zijn. Dan maar doen alsof we toerist zijn en een beetje vakantie vieren, dat lukt goed. Het eilandje staat vol met romantische vakantiebungalows, duikscholen, prullariawinkeltjes en restaurantjes, waar we heerlijk 'happy hour' bier drinken en lekker eten voor weinig geld. Daarna een duik in het warme water en een dutje op de bank in een hete boot. Op de dag dat we zes jaar van huis zijn, steken we in stevige wind en stroming mee in vier uurtjes de Selat Lombok over naar Bali. Vandaag begint ook de Ramadan, de vastenperiode voor de moslims. Op advies van de Franse eigenaar van een van de duikscholen op Gili Air gaan we niet naar Benoa in het zuidoosten. Het is daar druk, veel verkeer en vervuild water. Bovendien heb je forse stroming tegen als je weer vertrekt en daar hebben we al twee keer kennis mee gemaakt. Halverwege de noordkust ligt Lovina, een verzamelnaam voor een aantal dorpen. Bij Kalibukbuk is een grote opening in het rif tot aan het zwarte zandstrand en daar kun je in dit jaargetijde prima ankeren. In een outrigger met een ronkende grasmaaimachine motor komt Benny ons tegemoet. Hij wijst dat we hem moeten volgen en hij leidt ons door de ingang van het rif. Op de plek waar we het anker moeten laten vallen, legt hij zijn bootje stil. Een mooie egale zandbodem met hier en daar een geelbruin gestipte zeester geeft ons anker goede grip. We bedanken Benny met een pakje sigaretten. Mochten we behoefte hebben aan diesel, water, wasserette of een auto met chauffeur, hij kan overal voor zorgen. We vragen of hij de volgende ochtend de taxichauffeur mee wil brengen, we willen graag een tweedaagse tour over Bali maken. Voor de zekerheid gooien we ons tweede anker uit, we willen geen zorgen hebben als we de hort op zijn. Een wandeling door Kalibukbuk is wat teleurstellend, erg op toeristen ingesteld met een overdaad aan hotels en restaurantjes en natuurlijk reisbureautjes. Daar informeren we naar de prijs voor een 2-daagse binnenland trip in een auto met chauffeur, dat geeft vast een indicatie voor onze onderhandeling morgen. We kiezen een eenvoudig tentje uit en eten een voortreffelijke pizza. Boven mijn hoofd op een zwart schoolbord wordt een Balinese 'ristaffel' voor twee personen aangeprezen, we weten meteen waar en wat we morgen eten.

           Bali uitstapje

Made, onze chauffeur, rijdt ons twee dagen rond, al toeterend naar alles wat in de weg zit. Langs terrasrijstvelden en blauwe hortensiavelden, door kleine aaneengeregen dorpjes over smalle weggetjes waarlangs kleden met tabak te drogen liggen en toko's waarbij iedereen hetzelfde verkoopt als zijn buurman. In een van de dorpjes stuiten we op een begrafenis ceremonie. Eerst een rijtje vrouwen in mooie sarongs achter elkaar met op hun hoofden bakjes met wierook, bloemen en fruit. Een groepje traditioneel geklede mannen volgt muziekmakend met de gamelan instrumenten. Voor de goede geesten worden gewijde offers dagelijks neergezet op hoge offerblokken die je overal langs de straten vindt, vergezeld van stokjes wierook die ervoor zorgen dat ze naar de hemel opstijgen. Voor de boze geesten of demonen worden ze op de grond gelegd en na verloop van tijd vanzelf vertrapt. We zagen diverse keren dat ze inderdaad voor de ingang van een restaurant werden neergezet, nu snappen we waarom. We stoppen bij een grote Boeddhisten tempel waar we eerst onze sarong omknopen voor we naar binnen mogen. Ik wil een blouse met lange mouwen over mijn hemdje aantrekken, maar Made schudt zijn hoofd. Blijkbaar houdt Boeddha wel van blote vrouwenschouders. Halverwege de ochtend zijn we bij de Heilige Hot Springs waar we een half uur lekker in het water spelen. Daar zijn we niet de enige toeristen, langs het weggetje erheen staat het vol met rekken kleding, vooral sarongs, en worden we elke meter gesmeekt om alsjeblieft iets te kopen. Steeds hoger rijden we de bergen in, rijstvelden maken plaats voor mozaïeken van akkers. Vele soorten groenten worden verbouwd en bevloeid met het water van de bergmeren. Het wordt merkbaar frisser en als we bij de tempel van de aanbeden godin van het meer Danau Bratan zijn, regent het gestaag. Goed voor de groei, maar wij hebben daar natuurlijk niet op gerekend en zitten snel weer bij Made in de auto, de godin komt er bekaaid af. Bij een proeverij van koffie en thee kunnen we hele speciale koffie proberen, Luac genaamd. Het gelijknamige nachtdier eet koffiebonen en fruit, poept dat uit en zijn gedroogde keutels worden vermalen tot koffie. Alle proefjes zijn gratis, maar voor een minikopje Luac koffie betaal je dik geld, dat stinkt toch? Overal waar we de auto maar even parkeren, zijn mannetjes te vinden die parkeergeld innen, ook voor de brommers. Voor het eerst zien we hoe een cacaovrucht groeit en eruit ziet, er is een gele en een rode uitvoering. En vanillebomen waar een heerlijke geur omheen hangt. Tegen hoge bomen staat hier en daar een ladder gemaakt van één dikke meterslange bamboestok met daarin dwarsgestoken korte bamboestokjes als traptreden. Made vertelt dat ze daarboven tabakbladeren plukken. Tientallen aapjes klauteren en klimmen in bomen en over muurtjes langs de weg. We gaan ook even aapjes kijken, dat blijft leuk. Vooral als er kleintjes bij zijn en er bananen gegeten worden, top voor de fotograaf. De eerste dag eindigt in Ubud, waar in de jaren 20 van de 20e eeuw nogal wat Europese kunstenaars neergestreken zijn. Inmiddels is het één grote toeristenplaats vol hotels afgewisseld met restaurants, kleding en souvenirwinkeltjes, kunstgalerijen en massagesalons. Elke tien meter worden we gevraagd of we een taxi willen of een massage. Made brengt ons bij een prima hotel met in de achterliggende tuin diverse bungalowkamers en een zwembad. 's Avonds genieten we in de open lucht van een Kecak Fire & Trance Dance. Kecak is een speciale dans waarbij de "muziek" wordt gemaakt met de stemmen van een grote groep mannen. Ramayana, de bijbehorende vertelling afkomstig van het hindoeïsme gaat over prins Rama en zijn vrouw Sita die door de koning verbannen zijn naar het bos. Daar wordt Sita door wellustige demoon Rahwana gekidnapt en uiteindelijk door Prins Rama en zijn broers gered en bevrijd. Prachtige kostuums en brandende fakkels geven het een mystieke entourage waarbij de alsmaar klakkende en sissende mannenstemmen de aandacht vasthouden. Bijzondere indrukwekkende voorstelling. Midden in de nacht gaat het fout, krampen in mijn maag en uiteindelijk acute diarree. Het heerlijk uitziende ontbijt is niet aan mij besteed en als Made ons ophaalt, vraag ik of hij ons naar een dokter kan brengen. Warren vindt het overdreven, het zal best gewone buikgriep zijn. Mijn avondeten was niet hetzelfde als wat hij heeft gegeten, maar ik wil zeker weten dat het geen malaria is. De symptomen lijken er op en ik heb geen zin in gedonder. Bij een kliniek word ik direct door een vrouwelijke dokter geholpen en onderzocht. Vooralsnog heeft ze geen vrees voor malaria, maar alleen een bloedtest geeft uitsluitsel. Met achterlating van twee buisjes bloed en medeneming van medicijnen tegen de diaree en de vermoedelijke darminfectie stap ik nog steeds beroerd in de auto. De route gaat terug naar het noorden langs het kratermeer Danau Batur. Het meer ligt aan de voet van Gunung Batur, een 1717 meter hoge actieve vulkaan. Vanaf het terras voor de koffiestop in Penelokan hebben we een spectaculair uitzicht. Mijn koffie bestaat uit thee en ik loop zeker drie keer naar het toilet. Made rijdt prima, maar de vele bochten en het vaak hobbelige wegdek maken het mij behoorlijk lastig achterin. Jammer, we korten het programma in om snel thuis te zijn. Bij de lunch in een warung langs de weg eten Warren en Made smakelijk van rijst met pittig gekruid vet varkensvlees, voor mij alleen de rijst met wat ketjap. 's Avonds krijg ik per email de uitslag van de bloedtest, geen malaria. Het duurt nog een paar dagen voor mijn maag normaal eten kan verdragen. Warren koopt twee nieuwe jerrycans erbij, zodat we alle diesel uit de hoofdtank kunnen halen. We proberen zo te achterhalen waar ongeveer het lek moet zitten. Maar pas als hij helemaal leeg is, stopt de lekkage. Conclusie, hij moet er echt uit gesloopt gaan worden. Tijdens ons uitstapje heeft de vrouw van Benny onze was met de hand gedaan, veel beter en veel schoner zegt Benny. Het drogen gaat buiten op kleerhangers, overal zie je rijen hangers hangen bij iedereen. Mijn degelijke Hema onderbroeken oké, maar de wat frivolere slipjes hebben misschien wat verder naar achteren gehangen.

               Java, ruim 3,5 keer zo groot als Nederland

Verschrikkelijk, wat een nacht. We rollen heen en weer in bed, geen moment rust. Klets, een opspattende golf spoelt over het voordek bij ons dakraam naar binnen op bed. Mijn humeur zakt beneden peil en ik stampvoet naar de kajuit waar ik zwetend van de hitte op de bank ga liggen. Warren zijn plek is nagenoeg droog gebleven. De wind doet natuurlijk weer anders dan was voorspeld. Nu liggen we aan lager wal in 15 knopen noordoosten wind te hobbelen, maar we hebben geen andere keus. Voor ons ligt de brug van Surabaya, we weten nog niet of we er onderdoor passen, het water er naartoe is bijzonder ondiep en staat bomvol met visvlaggen en stokken. Volgens de kaart is er een vaargeul met lichtboeien aangegeven, maar wij zien er geen een. Niet aan te raden in het donker, dus wachten we lijdzaam de nacht af. We hebben nog een nieuw kaartje dat we tijdens het ontbijt activeren. Het duurt lang voor we eindelijk kunnen vinden dat de doorvaarhoogte ruim dertig meter is, we hoeven gelukkig niet terug! We varen door een enorm groot parkeerveld van container en vrachtschepen op zoek naar een plek waar we Nightfly veilig voor een paar nachten achter kunnen laten. De twee leraren Danny en Ady, die we op Sumba ontmoet hebben en ons uitgenodigd hebben, wonen en werken in Malang, twee uur bussen vanaf Surabaya. De hoge kades waar de grote jongens afgemeerd liggen zijn geen partij voor ons, verder achterin zien we kleinere bootjes aan een betonnen kade. Er wordt druk gewezen, ja daar ja daar kunnen jullie wel naast liggen. Direct wordt er geld gevraagd voor het aannemen van onze lijnen, huh? We bekijken de boel eens kritisch, worden na verloop van tijd door nieuw aangekomen bootjes steeds verder naar buiten geduwd totdat we bijna geen water meer onder de kiel hebben. En het water gaat nog verder zakken, wegwezen. Uiteindelijk na twee andere plekken ook af te keuren, mogen we naast een duwschuit liggen, een rustig plekje. Er komt een jongen van de bewaking vragen of hij ons kan helpen. Hij spreekt goed Engels, wat een zegen. We willen graag iets eten. Hij begeleidt ons naar de kantine, waar alle werklui van de scheepswerf eten. Daarna opperen we dat we graag zouden douchen, halleluja dat gaat hij ook regelen. In een soort badhuis staat een groot bassin gevuld met water, Warren wil er al inklimmen. Maar op de rand staan twee plastic steelpannetjes waarmee je jezelf nat gooit. Het is een van de zaligste douches die ik me kan herinneren, na zo'n snikhete plakdag werkelijk een genot. We blijven pannetjes over ons hoofd gieten. Terug op de boot blijkt de hel losgebarsten te zijn. Nog geen vijftig meter achter ons ligt een oude ferryboot die gerenoveerd wordt. Omdat het vastentijd is, werken de mannen niet overdag maar 's nachts. De verf moet eraf en die wordt er met hamers afgeslagen, geen leuk ritme of allemaal gezellig tegelijk, nee. Lekker door elkaar en dan lijkt het even stil, benggg benggg doiiiiing hamert de collega tegen het ijzer. Tot overmaat van ramp word ik helemaal lek gestoken door een leger muggen ondanks de horren voor alle openingen. Ik sla er zeker een vijftig stuks dood met gevolg overal bloedvlekken, en op mijn lijf dikke muggenbulten. De tweede nacht op rij dat ik geen oog dicht doe. We zijn het de volgende ochtend snel eens, dit is absoluut geen haven om ons dierbare huisje alleen achter te laten. Spijtig mailen we de jongens dat ons bezoek niet doorgaat.

We willen wel wat meer zien dan alleen de kustlijn van Java. Halverwege het eiland ligt aan de zuidkant de historische stad Yogyakarta en het beroemde Boeddhisten monument de Borobudur, gebouwd tussen 778 en 856. Voor deze binnenlandse reis lijkt ons de havenplaats Semarang een goed uitgangspunt, wederom afhankelijk of we een veilige plek voor onze boot kunnen vinden. Een paar dagen kalmpjes zeilen bij een pufje wind blijven we dicht bij de kust om wat te zien. Het water is ondiep en prachtig groenblauw en ligt vol met lokale vissersbootjes die hun netten uitgooien. Vrijdagmiddag constateren we dat we het niet meer gaan halen naar Semarang voor donker. Op de kaart vinden we een klein eilandje waar we achter kunnen kruipen voor de nacht. Dichterbij gekomen zien we op land een enorm gebouw in de vorm van een schildpad. Ernaast ontdekken we een baai met pier waar een ferry en wat vrachtscheepjes afgemeerd liggen. We gooien ons anker uit en zien heel tevreden dat er een veel betere beschutting voor de wind is hier. Aan de betonnen kade ligt een Penisi boot, een houten schoener die op Sulawesi gebouwd wordt. Er wordt druk getimmerd aan dek en een klein mannetje heeft de leiding. Hij (Roberto) nodigt ons uit aan boord te klimmen en stelt ons voor aan de eigenaresse, Javaanse Cindy, een knappe vrouw met prachtig ravenzwart lang haar en een slank figuur. In perfect Engels vertelt ze haar plannen, ze wil haar eigen land ontdekken per schip en gaat dat al charterend met gasten doen. Hier in Jepara is het centrum van de timmer handwerklieden, meubelfabriekjes rij op rij en straten vol met uitgestalde stoelen, tafels, grote olifanten, giraffen, bedenk het maar, alles van teakhout gemaakt. Voor Cindy dé plek om haar boot af te laten timmeren tot woon/charterboot. Als we haar onze plannen vertellen die in het water gevallen zijn, vraagt ze waarom we niet vanaf hier naar Malang gaan. Met de bus uiteraard langer onderweg, maar prima te doen. Als ze daarna aanbiedt om Nightfly langszij haar boot te leggen, waar ook 's nachts twee jongens aan boord zijn in verband met de veiligheid, is het niet moeilijk meer. Met toestemming van de havenmeester die Cindy met haar mooie glimlach inpakt, knopen we maandagochtend ons bootje vast aan de KLM Carpe Diem. De vrouw van Roberto kan ons haarfijn de busverbindingen vertellen van Jepara naar Surabaya (!), overstappen en dan twee uur naar Malang in de bergen. Gisteren toen we nog voor anker lagen, kwam er opeens een zeilende trimaran voorbij en worden we in het Nederlands gedag gezegd. Ho stop, kom maar eens gezellig aan boord. Met een toegeworpen lijntje kan het zeilbootje achter ons hangen en Joost zwemt naar ons toe. Druipend in de kuip vertelt hij dat hij verderop in de baai woont, een aantal jaren terug hier een meubelfabriek is gestart waarbij hij voornamelijk naar Europa meubels exporteert. Na een biertje zeilt hij naar huis, haalt ons op met zijn auto, lunchen we op de lokale zeilclub met een paar biertjes, douchen bij hem thuis, drinken nog een paar biertjes, eten 's avonds in een restaurantje en worden we keurig weer thuis gebracht. Heerlijke dag met onafgebroken geklets waarbij Warren en Joost aardig op één lijn zitten. Eind van de week vliegt hij naar Bali waar zijn vrouw en twee kinderen wonen. Doordat wij zo snel onze busreis maken, zien we Joost niet meer. We zouden de fabriek nog gaan bekijken en we waren nog lang niet uitgepraat, heel spijtig. Met een email leggen we hem uit waarom we geen gedag meer kunnen zeggen. Eind deze week eindigt ook de Ramadan, de vastenperiode voor de moslims. Daarna volgt het Suikerfeest en twee weken vakantie waarbij de halve bevolking de weg opgaat om de familie te bezoeken. Het wordt een gekkenhuis op de wegen en we worden geadviseerd om dan weer terug te zijn. Dus maandagmiddag op de nachtbus naar Surabaya waar we koud geworden van de airco om één uur 's nachts aankomen, ruim drie uur eerder dan ons verteld is. Overstappen op de bus naar Malang waar we midden in de nacht om drie uur op het busstation uitstappen. En nu??? We kunnen onmogelijk Danny bellen dat we er al zijn, we zouden pas om zeven uur arriveren. Hij weet nog maar sinds gistermiddag dat we toch komen, een hopelijk aangename verrassing. Na een kop drab koffie en een uurtje verder wagen we het erop. Met een geleende telefoon bellen we Danny uit zijn bed en vrolijk meldt hij dat hij eraan komt. Hij heeft alleen een brommer, maar belt zijn broer wakker die met de auto ook naar het busstation komt. Vervolgens gaat broer Pieter met de brommer weer naar huis en wij met de auto naar de stad. Bij de Mac stoppen we voor een ontbijt waarna Danny ons bij zijn moeder aflevert waar een bed voor ons klaar staat. Zijn moeder wacht ons prachtig gekleed op, ze spreekt een paar woordjes Engels en ontvangt ons hartelijk alsof het de normaalste zaak van de wereld is, gasten om zes uur dinsdagochtend! Danny gaat even zo vrolijk naar school om les te geven. Behoorlijk geradbraakt vallen we voor een paar uurtjes in slaap. Pieter en zijn moeder hebben naast hun huis een seminarie waar Pieter les geeft. Moeder is tevens dominee en elke zondag verzorgt ze bij hen thuis een dienst voor een kleine groep familie. De overburen zijn moslims en hebben protest aangetekend tegen het seminarie waar nog altijd geen dak op ligt. Ze zijn bang dat er een kerk komt!

In de pauze halen Danny en Ady ons met hun brommers op en gaan we lunchen in de schoolkantine. Daarna hebben beide jongens de gymlessen op het rooster staan. Danny geeft les aan 15-16 jarigen, Ady heeft de jongste groep van 11-12 jarigen. Tussen twee lessen in mag Warren ons verhaal vertellen. Danny hoopt hiermee dat de reislust bij de jongeren wordt opgewekt. Er wordt vooral geluisterd, niet zoveel gevraagd. Het is een goed georganiseerde school en alles ziet er bijzonder verzorgd uit. We maken kennis met de tweelingbroer van Ady en Danny's vrouw Esther, beiden ook werkzaam op deze school. Na schooltijd brengt Danny ons bij een tante van hem. Tante Nita is geboren in Indonesië, maar heeft een Nederlandse moeder die bij hen inwoont. Oma is 90 jaar en beide dames spreken perfect, zelfs enigszins geaffecteerd Nederlands. Niemand in hun familie spreekt de taal, ondanks dat praten ze onderling in een mengelmoes van Bahasa en Nederlands. De kamer staat mudvol tierelantijntjes waarbij veel Hollandse beeldjes en schilderijtjes. Heel geanimeerd kletsen we een uurtje, terwijl Danny erbij zit en foto's maakt. Inmiddels is Pieter gearriveerd met de auto en neemt ons hierna mee naar huis. Dag twee wordt zo niet nog bijzonderder. Aangezien Danny en Ady gewoon moeten werken, neemt Pieter ons een dagje op sleeptouw. Zijn vriendin Veronique gaat mee en we halen haar thuis op. In een smal straatje met huisjes op en naast elkaar, Malang is een stad met ruim 300.000 inwoners, stappen we bij een voordeur binnen waarachter ons een verrassing wacht. Een grote hal loopt over in een enorme brede vierkante ruimte met in het midden een soort biljarttafel op een verhoging, aan de wanden prachtige schilderijen en tekeningen van voorouders in Indonesische uniforms met statige uitdrukkingen. Oude originele sabels, speren en krissen die goud waard zijn staan zorgvuldig afgedekt met een beschermhoes en in een aangrenzende kamer zit een grijze dame in een wijde jurk met een brilletje op haar neus. In onze eigen taal worden we welkom geheten en vraagt ze of we het niet erg vinden "dat ze nog niet gebadderd heeft". Voor ons zit de 76 jarige oma van Veronique, de weduwe van de sultan van Solo, Kraton Pakubuwono 9. Oma heeft in haar kinderjaren op een Nederlandse school gezeten op Java en heeft de taal nooit verleerd. Het ongelofelijke toeval is het volgende. Oma's schoonvader was Kraton nummer 8 en overleden in 1948. De ouders van Warren hebben in die tijd ook een aantal jaren op Java gewoond. Warren's vader was militair en heeft de begrafenis van deze sultan bezocht uit hoofde van eerbetoon. In die tijd hadden de sultans meer aanzien dan tegenwoordig, nu hebben ze zuiver een ceremoniële functie en is een oom van Veronique de huidige Sultan nummer 10. Bij feestelijkheden en begrafenissen komt in bijbehorende koninklijke kledij de hele familie samen in het paleis in Solo. Eigenlijk kunnen we wel de hele ochtend vol kletsen, maar Pieter wil ons meer van de omgeving laten zien, zoals Selekta, een openlucht zwembadencomplex dat al in de jaren dertig gebouwd is. Pas eind van de middag komen we moe thuis, waar Danny klaar met school ons uitnodigt voor de avond maaltijd, die Esther en haar moeder klaarmaken. Deze laatste nacht slapen we in Danny's huis. Ook Ady eet gezellig mee en als afsluiting drinken we op het dakterras van Café 'Houten Hand' de lekkerste koffie van Indonesië. Toch wat geëmotioneerd nemen we de volgende ochtend, na een rijstontbijt, afscheid van deze nieuwe vrienden. Zonder enige aarzeling is ons ad hoc bezoek fantastisch georganiseerd en zijn we door iedereen bijzonder hartelijk ontvangen, Indonesische gastvrijheid ten top!

Augustus 2013    Yogyakarta en de Borobudur.

Dwi zit naast me in het busje. Ze snikt nog wat na en vertelt dat ze afscheid heeft moeten nemen van haar vrienden. Ze heeft een maand intern gezeten op Oost Java voor een cursus Engels en is nu voor het eerst alleen op reis naar familie in Yogyakarta. Een zwarte hoofddoek zit strak om het smalle meisjesgezicht waarin twee heldere bruine ogen ons nieuwsgierig opnemen. Ze is twintig jaar en woont op Sulawesi. Helemaal opgewonden dat ze naast twee buitenlandse toeristen zit, belt ze haar vader op die ons vervolgens de groeten doet. Als eind van de middag de klok het sein geeft dat het einde vastentijd is voor vandaag, deelt ze haar koekjes met ons. Met babyolie smeert ze mijn handen in en knoopt een armbandje om mijn pols dat van de Toradja's af komt, een volk levend op Midden-Sulawesi. Ze stapt als eerste de bus uit, wij worden bij het hotel gebracht dat we online geboekt hebben. Vermoeid van de ruim twaalf uur durende busreis gaan we een uurtje plat, eerst even een schorpioen uit de douche laten verwijderen, om daarna nog een hapje te eten. Yogyakarta is ongelofelijk toeristisch, we zoeken bewust de zijstraatjes op. We zijn net te laat om het paleis van de sultan te bekijken, gesloten op vrijdagmiddag vanwege de Ramadan. Taman Sari gaat wel lukken, ooit een koninklijk lusthof toentertijd door de Nederlanders 'het waterkasteel' genoemd. Het bestond uit een groot kunstmatig meer, gangen onder de grond en onder water, verzonken baden, sauna's. Drie prachtig gerestaureerde baden waarbij het middelste bestemd was voor koninginnen, concubines en prinsessen. Het rechtse bad was voor de kinderen en links het verhoogde bad waarin de sultan naar zijn vrouwen lag te kijken om er eentje voor die dag uit te kiezen. Er is ook een ondergrondse moskee met een nis naar het oosten gericht, hoe kun je anders weten of de gebeden de goede richting op gaan. De volgende ochtend vertrekken we om vijf uur naar de Borobudur, een bijzondere tempel die je moet zien als je toch in de buurt bent. Deze enorme stoepa, het grootste boeddhistische monument ter wereld, is gebouwd tussen 778 en 856. Eeuwenlang onopgemerkt tot de herontdekking in 1814 en de uiteindelijke restauratie is voltooid in 1984. We brengen er een paar uurtjes door. Met lokale bussen reizen we terug naar Jepara waar een onaangename verrassing wacht, we hebben bezoek aan boord gehad. De muggenhor in het keukenraampje vertoont een gat. We maken onszelf eerst wijs dat het stukgeslagen is door een loshangende haak. Maar als we wat later een uitgeplozen uit het cellofaanpapiertje gepeuterde tampon vinden (kun je heel fijn nestjes mee bouwen, we hebben duidelijk met een kenner te maken..), een aangevreten boek en het ultieme bewijs namelijk keutels, kunnen we er niet onderuit, dit is het werk van een rat! Er van uitgaande dat meneer of mevrouw nog aanwezig is, halen we 's avonds in het donker de hele achterhut leeg, griezelend voor het moment dat 'ie tevoorschijn zal komen. Behalve een open gevreten pak meel en melkpoeder en nog meer keutels vinden we niks. Een grondige zoektocht door de hele boot levert niets op, het beest lijkt hetzelfde gat in de hor gebruikt te hebben om te verdwijnen. Onze oppassende buurjongens vertellen even later dat ze wel een keer een rat hebben zien vluchten, hopen maar dat het de onze was. Voor de zekerheid zetten we een rattenval, hier gebruiken ze er speciale lijm voor (met in het midden een stukje van onze kostbare slinkende kaasvoorraad) die we van de jongens krijgen. We vangen niets.

         Jakarta, hoofdstad van Indonesië, heeft meer dan 15 miljoen inwoners!

Na een douche bij Cindy thuis neemt ze ons mee naar een restaurantje waar ze ons trakteert op een etentje. Op de dag van ons vertrek geeft Warren haar nog wat adviezen over de aan te leggen elektra op de boot. Hij zou zo bij haar aan het werk kunnen. Samen met bemanningslid Sala, een schat van een jongen van 15 jaar en meegekomen vanaf Sulawesi, zwaait Cindy ons uit. Vlakbij waar we naar buiten varen, is het zo ondiep dat vissers tot hun middel in het water staan te vissen, sigaret in de mond en een helm op hun kop. Iedereen heeft zo'n ding, dus kun je hem net zo goed als zonnehoed gebruiken. Op de derde dag onderweg naar Jakarta lopen de lagers van de waterpomp vast. Een oorverdovend lawaai maakt een einde aan het voorlopige gebruik van de motor. Terwijl Warren wederom zwarte handen krijgt, steekt de wind wat op. Ik rol de genua uit en we gaan zowaar vooruit. We hebben maar één reserve lager en we blijken er twee nodig te hebben. Inmiddels bevinden we ons te midden van olieboorplatforms, waar je absoluut niet te dicht bij in de buurt wil en mag komen. Het gaat heel langzaam en als het 's nachts afgezwakt is tot dobberen, pakt Warren een peddel en probeert daarmee naast de boot te roeien, geen succes. Dag nummer vier laveren we tussen de tientallen geankerde tankers door richting ons doel. We redden het helemaal zeilend tot voor Batavia Marina waar we buiten voor anker gaan. Met de Bromvlieg tuffen we naar het kantoor waar we een sleepje naar binnen regelen. Wat aangenaam om na maanden weer eens in een heuse marina te liggen, aan een steiger waarvan je zo de wal op kunt stappen, spoelwater kunt pakken, douchen en in de bar een ijskoud biertje te drinken. Het clubgebouw is belachelijk groot, door een rijke stinkerd neergezet, vijf verdiepingen hoog waarvan er vier nagenoeg nooit gebruikt worden. Maar een plaatje voor het oog, volledig gekoeld en bijzonder aardig personeel. Direct de volgende ochtend nemen we een taxi naar de oude buurt waar Warren zijn ouders gewoond hebben. Op zoek naar...tja dat is moeilijk. Zijn moeder weet nog wel dat de buurt 'Meester Cornelis' heette, later veranderd in de Indonesische naam 'Jatinegara'. Eind jaren veertig was het een buitenwijk van Jakarta, het vroegere Batavia, nu een drukke volkswijk compleet omgeven door hoge flatgebouwen en zijn de stadsgrenzen vele kilometers zuidelijker gelegen. Snorrende naaimachientjes bediend door ijverige kleermakers moeten we op de stoep ontwijken. Naaiklusjes worden uitgevoerd en zijn klaar terwijl je wacht. Het oude station lijkt nog een oorspronkelijk gebouw uit die tijd. Hier en daar vragen we aan wat oudere mensen of de naam 'Meester Cornelis' ze iets zegt. Een meneer weet dat de Pasar, de markt, nog altijd zo heet. Tussen nauwe straatjes door vinden we een marktje zoals ze overal te vinden zijn. Kleine kraampjes met veelal chips en snoepzakjes, wat fruit en die ongelofelijk ruftende piepkleine gedroogde visjes, veel eetkraampjes en afval. Nog niet eerder hebben we een land zo vervuild gezien. Indonesië heeft zoveel moois van nature, maar wat wordt er onzorgvuldig mee omgegaan. In de bergen gaat alle afval genadeloos met het rivier en regenwater mee naar beneden, de velden worden ermee besproeit, men wast zich er in, ze poepen en piesen er in. Een rioollucht komt je neusgaten vergassen vermengd met de nodige eetluchtjes. Tijdens onze wandelingen worden we er telkens weer triest van, maar vooral lopen we te huiveren van de viezigheid om ons heen. Het is een verademing als we midden in deze miljoenenstad het militaire ereveld Menteng Pulo, omzoomd door wolkenkrabbers, oplopen en een serene rust voelen. Het stads lawaai is gereduceerd tot een vaag achtergrond geluid, het spierwitte grind knerpt onder onze voeten en de weerkaatsing in het felle zonlicht doet pijn aan mijn ogen. Een soldaat brengt ons naar een graf waar Warren's ouders jaren geleden ook gestaan hebben ten tijde van de begrafenis, raar idee. Hier liggen slachtoffers uit de Japanse kampen en Nederlandse militairen die om het leven kwamen in de periode van de politionele acties 1945-1949. In het wit gepleisterde bakstenen kerkje staat het uit spoorbielzen gemaakte Birma kruis ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de aanleg van de Birma spoorweg. Als we Mem later aan de telefoon vertellen dat we in haar oude buurtje zijn geweest, is ze helemaal ontroerd en begint allerlei herinneringen op te halen. Heerlijk om haar zo te horen kletsen. Met een taxi laten we ons naar het Vrijheidsplein brengen waar Monas staat, het Nationale Monument, een 137 meter hoge marmeren obelisk. Vanwege het einde van de Ramadan en de daaropvolgende vakantie is het overal een drukte van jewelste. Spelende kinderen, picknickende families, straatvermaak, geurende sateetjes klaargemaakt op houtskool vuurtjes en sissende wokken waarin kroepoek, loempiaatjes en pisang (banaan) worden gefrituurd. Plots staat een wildvreemde naast me en wordt er een foto van ons gemaakt, daar kun je tenminste mee thuis komen. Vandaar slenteren we terug via de Chinese wijk en het oude centrum van Batavia, Kota, dat in de jaren twintig van de 17e eeuw ontstaan is als een kleine ommuurde stad naar het voorbeeld van Amsterdam. Er is weinig over van die tijd, behalve een paar koloniale gebouwen zoals het oude stadshuis, nu museum, een rode ijzeren verroeste ophaalbrug, een Nederlandse uitkijktoren en een twee verdiepingen tellend pakhuis uit de tijd van de VOC voor de opslag van koffie, thee en Indiase stoffen. De grachten van weleer zijn ongelofelijk vervuild. De route naar de marina loopt langs stinkend zwart water waar kinderen onbezorgd spelen en magere katten (of zijn het ratten) zoeken naar eten. Zodra we de poort van de marina passeren, zijn we in een andere wereld, schoon, fris en verzorgd. Een douche spoelt het stadsvuil van ons af.

     Werk aan de winkel

Het zweet gutst van zijn lijf. Warren zwoegt in de achterhut en verbouwt de halve boot. Beter gezegd, sloopt de halve boot, uit nood. De dieseltank is destijds door Warren mooi passend ingebouwd, nu een rotklus om hem eruit te krijgen, zeker bij deze tropische temperaturen. Met zijn tweeën trekken we de tank uit zijn hol, maar dan. We willen hem buiten de boot hebben, maar dat gaat echt niet lukken. Het houtwerk rondom het ingangsluik is er bij de bouw pas in getimmerd nadat de dieseltank de boot is ingekomen. Met geen mogelijkheid past het gevaarte er door, in welke positie we het ook proberen. We zijn zo doorweekt van het zweet, dat we op moeten passen dat de tank niet uit onze handen glijdt. Zoals altijd denkt Warren in oplossingen, niet in problemen. Met kunst en vliegwerk hangt hij de tank met banden boven het fornuis en aanrecht zodat de bodem enigszins vlak hangt. Hij pompt er diesel in en ik kijk of er ergens wat door gaat lekken. Al na een paar tellen zie ik een vochtig plekje ontstaan onderaan in de hoek. Warren wurmt zich onder de tank door om te komen kijken. Ja, hij is het met me eens dat dit de boosdoener moet zijn, slechts een scheurtje van maar één centimeter. De oorzaak zoeken we in het feit dat met de extremere warmte van de laatste maanden de tank en het omliggende houtwerk tegen elkaar zijn gaan uitzetten, onvoldoende ruimte dus frictie met dit lek als resultaat. Ergens in de boot ligt nog een stuk van hetzelfde materiaal, HDPE, waar Warren wat vanaf raspt. Hij steekt een verhitte soldeerbout op de scheur waardoor die dichtsmelt. Met een stuk heet ijzer "smeert" hij de geraspte vlokjes HDPE in het smeltgat, maakt het egaal en moet het afkoelen. Een paar uur later testen we of het lek echt dicht is en jawel, operatie geslaagd! Met hetzelfde enthousiasme vervangt hij de lagers van de waterpomp en de motor loopt weer zoals we gewend zijn. Het geeft Warren een kick dat hij alles zelf heeft kunnen oplossen en ik ben beretrots op mijn lief.

Bijna twee maanden in Indonesië, ons visum moet verlengd worden. Zo onhandig dat dit niet samenloopt met de driemaands visum voor de boot, tja regeltjes. Maandagochtend met de taxi naar het immigratiekantoor. Het is duidelijk merkbaar dat het vakantie periode is, nergens last van de normaal gesproken kilometers lange files in het centrum. De benedenverdieping zit vol met wachtende mensen. Wij worden naar de 4e verdieping gestuurd, opgelucht lopen we de trap omhoog. En het wordt steeds stiller naarmate we hoger komen. 'Onze' wachtruimte ligt er verlaten bij, evenals de balies. Na enige minuten verschijnt er een bars kijkende man die onze papieren bekijkt. We denken alles compleet te hebben, maar de oorspronkelijke sponsorbrief van binnenkomst wordt niet geaccepteerd, ondanks dat hij nog een maand geldig is. Meneer wil een brief die gericht is aan zijn kantoor in Jakarta, niet die van Kupang op Timor. Terug op de boot mailen we onze agent en een aantal uren later stuurt ze een nieuwe sponsorbrief voor meneer Imigrasi Jakarta. Dinsdagochtend met de taxi naar het immigratiekantoor. We lopen een andere weg om een taxi te vinden en krijgen daar snel spijt van. Een smerige wijk waar het vuil hoog opgestapeld langs de weg ligt, een sloeber op teenslippers staat in die berg te graven en gooit alles wat onbruikbaar is achter zich wat weer op de weg terecht komt. Ik doe mijn best om niet te ademen, kokhalzend proberen we de maden onder onze voeten te ontwijken. Gatverdamme, ik ben in staat om meteen Jakarta en daarmee Indonesië voorgoed te verlaten. Na een eindeloze wandeling zijn we eindelijk de wijk uit en houden de eerste de beste taxi aan. Maar goed dat we zelf inmiddels een beetje de weg in het centrum weten, want deze chauffeur gaat de hele verkeerde kant uit. Op de kaart laten we hem zien waar we wezen moeten. Het is al wat later, dus 'onze' wachtruimte is niet meer leeg. Dezelfde norse man zit er weer en herkent ons zowaar. We missen nu nog het juiste visum formulier, maar dat kunnen we beneden verkrijgen en invullen plus de nodige kopieën laten maken. Als alles ingeleverd is, gecheckt en betaald bij weer een andere balie, meldt meneer dat we morgenmiddag ons visum op kunnen halen. Een meevaller, want een bord aan de wand vermeldt dat het drie werkdagen duurt. Nou ja, alles bij elkaar zijn wij nu ook drie dagen zoet, dus klopt het weer. Met een bajai, een gemotoriseerde overdekte driewieler, gaan we naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum waar we een bakje koffie drinken. Het is ook wel tijd voor een knipbeurt en op goed geluk loop ik een kapsalon binnen, terwijl Warren een beetje rond gaat struinen. Mijn haar wordt maar liefst vijf keer gewassen, drie keer vóór het knippen, twee keer erna. De kapper gaat zwierig te werk en heeft er plezier in. Dat wassen na het knippen is fantastisch, alle losse haartjes raak je kwijt. Ik ben erg tevreden met het resultaat en hoef slechts vijf euro af te rekenen. Hij vraagt wat we in Nederland voor een kapper betalen en als ik een bedrag in achtvoud noem, kijkt hij me vol ongeloof aan. "Maar dan krijg ik maar één wasbeurt", zeg ik.

Aan onze steiger ligt een eindje verderop een Australisch echtpaar met hun boot. Libby heeft een elektrische wastobbe die ik van haar mag lenen. In één dag werk ik een berg was erdoor, tijdens de vakantieperiode zijn ook de wasserettes gesloten. Aan de lijn is het wasgoed na een uurtje al bijna droog. Libby en haar man Gary gaan hun agent opzoeken die tevens adviseur van het ministerie van Toerisme is. Deze man, Raymond, heeft gevraagd of wij ook mee willen komen. Hij inventariseert alle problemen waar zeilers in zijn land tegenaan lopen, om zo zijn vuist hard te kunnen maken in de hoop de regels aan te kunnen passen. Maar dat kost enorm veel tijd. Wij kunnen hem wel helpen aan wat problemen. Als we zijn kantoor weer verlaten, verbazen we ons over de enorme stapels dozen en dossiers die we op, onder en naast bureaus zien. We zijn benieuwd wanneer en waar het dossier van Raymond ooit aan de beurt zal zijn. Bijna elke avond drinken we met z'n vieren een biertje in de bar waar het heerlijk koel is. Waar een goede buur nog meer goed voor is....Net als we een hapje gegeten hebben en het restaurant uit lopen, begint het te stortregenen. Erg is het niet om nat te worden in deze temperatuur, maar wel erg is dat alle luiken en ramen van de boot wagenwijd open staan. In gedachten zie ik het water gutsen op ons bed. Tot op de draad nat komen we na een half uurtje lopen thuis, om te constateren dat iemand onze luiken dicht heeft gedaan. Gary had gezien dat de boel open stond en heeft ons gered van een nat bed en de rest. Maar dat gaat niet op als twee avonden later we gezamenlijk in de bar zitten te luisteren naar live muziek en we absoluut niet in de gaten hebben dat er wederom een tropische bui zich boven Jakarta ontlaat. Nu hebben we echt een doorweekt bed en deze nacht slapen we apart ieder op een bank in de kajuit, hardleers hè.

Alle dringende klusjes zijn gedaan, we hebben nog een maand de tijd om de ruim vijfhonderd resterende mijlen noordwaarts af te leggen. Op de valreep maken we nog een feestje mee. In het clubgebouw is zondag een bruiloft en we ontdekken een foto van het bruidspaar waarop ze de Nederlandse driekleur op hun wangen hebben geschilderd, landgenoten dus. Spontaan lopen we naar binnen, feliciteren ze met hun huwelijk en vertellen dat we hier in de marina liggen. De Indonesische moeder van de mooie bruid komt op ons af en nodigt ons enthousiast uit voor de avond. Wij zijn altijd in voor een feestje. De korte broek verruil ik voor een rokje, Warren in een lange broek, dan vallen we wat minder uit de toon. Uitgezonderd de vader van de bruidegom, een ander bevriend stel en wij zijn er alleen maar Indonesische gasten. Door de hele zaal en in de tuin staan buffetjes opgesteld en we smullen van diverse Indonesische specialiteiten waarvan de meesten behoorlijk pittig gekruid zijn. Voor het bruidspaar lijkt het me een vermoeiende avond, iedereen wil met hen op de foto, geen tijd om zelf te eten. En dan te bedenken dat ze in Nederland ook al een groot feest achter de rug hebben, hier wordt het nog eens dunnetjes over gedaan.

      Weerzien met vrienden.

Het eiland Belitung, uit te spreken als Blitung, heeft aan de noordzijde een aardige baai die ons aangeraden is. Dat lijkt ons een mooie plek om onze Noorse vrienden op de Jenny weer te zien. We hebben elkaar ontmoet in Chili in het voorjaar van 2010, een geweldige kerst in 2011 in Nieuw Zeeland gevierd waarna onze wegen weer scheidden. Jan en Eli zijn nu van Singapore onderweg naar Bali en kruisen onze vaarwegen zich op óns laatste stukje Indonesië. Wat een kans. Wij zijn er eerder dan zij. Aan het strand liggen een aantal simpele restaurantjes die klaarblijkelijk veel toeristen verwachten, rijen tafels met stoelen staan ons leeg aan te kijken. We zoeken het tentje van ene Rusdy en zijn vrouw Mona, ook aangeraden door collega zeilers, zo gaat dat onderling. We proberen de kookkunsten vast uit en daarin worden we niet teleurgesteld. Voor de volgende dag biedt Rusdy zijn bromfiets te leen aan en tuffen we naar de hoofdplaats van het eiland, Tanjung Pandan, zo'n dertig kilometer verderop. Het is beduidend schoner op dit eiland, propere huisjes met kleurige gordijnen en onderhouden tuintjes. De schoonheidscommissie is hier weliswaar heel tolerant, want alle mogelijke stijlen staan door en naast elkaar. Dat we beiden een helm op hebben, maakt niet uit, we worden direct herkend als buitenlanders, men roept en zwaait enthousiast naar ons. Het is een aardig stadje, veel goudwinkels waar de sieraden op de weegschaal gaan om de prijs te bepalen. Een grote markt met verswaar, maar als ik de stukken rauwe kip in de verzengende zon zie liggen voorbakken, weet ik niet hoe vers dit op je bord terecht komt. Op de hoek van de straat eten we een sateetje waarvan we ook niet weten hoe lang het heeft gelegen voordat het geroosterd werd. Ze komen gloeiend heet van het rooster, we nemen maar aan dat de bacteriën intussen dood zijn. En anders bouwen we gewoon wat extra weerstand op. Zondag arriveert de Jenny die nog een opstapper aan boord heeft. Met een gekoelde fles witte bubbeltjeswijn roeien we naar ze toe en omarmen elkaar hartelijk. Eli heeft een simpele lunch klaar en we kletsen tot laat in de middag om 's avonds op het terras van Rusdy verder te gaan met eten, drinken en kletsen. De volgende ochtend snorkelen we met z'n allen in de baai wat niet spectaculair blijkt. Maar de lunch van Eli is wel spectaculair. Ze hebben in Singapore de boot volgestouwd met lekkere dingen en ze pakt uit met versgebakken broodjes, zalm, salami, Hollandse en Franse kaas, rookvlees, lekkernijen die al tijden niet meer voorkomen op de Nightfly, simpel omdat ze niet te vinden waren. We halen herinneringen op en hopen elkaar ooit weer te zien, wie weet in Noorwegen. Jan en Eli zijn op weg naar huis waar ze in 2014 plannen aan te komen. Met een extra stuk kaas en salami roeien we terug naar ons bootje. Dinsdagochtend toeteren ze ons uit, we zwaaien en wensen elkaar een behouden vaart. Dag lieve vrienden.

September 2013    Tweede ontmoeting met Neptunus

"Kom eens kijken, wat hangt er nou achter aan de boot?". Warren is nog een beetje suf van zijn dutje en loopt naar het achterdek. "Zeker Neptunus", reageert ie droog en draait zich om, om vervolgens een emmer zeewater over zijn hoofd te krijgen. " Neptunus is trots op je, voor de tweede keer heb je de evenaar gekruist en hij voelt zich zo vereerd dat hij spontaan in tranen is uitgebarsten". Het is rond vier uur in de middag en we scharrelen richting een baai ten noorden van Pulau Kentar. Het voelt lekker, we zijn weer op onze eigen helft van de aardbol, zowel oost als ook noord nu. Opletten dat we onze posities juist blijven noteren, anders leggen we bizarre dagafstanden af. Voor we de baai inzeilen, hangt er nog een vis te spartelen aan de vislijn. Een dunne lange vis die vol met graten blijkt te zitten, het zit ons niet mee. Het is een mager dineetje met veel spugen vanavond, maar ach, 't is vers. De koffie is net klaar als we bezoek krijgen van drie jongens in een vissersbootje. Ze lusten wel een bakkie en zitten wat verlegen in de kuip. We spreken weer eens niet elkaars taal, behalve die paar woorden. Met behulp van ons woordenboekje komen we elkaars leeftijden te weten, maar mijn vraag of ze een vriendinnetje hebben, blijft onbegrepen. Ze duiden aan dat zij vrienden zijn. Bij het weggaan zegt de stilste jongen in vloeiend Engels "Nice to meet you". Waar komt dat nou opeens vandaan? Met een slinger wordt de motor aangezwengeld, een dikke pluim zwarte rook komt omhoog en met een knetterend geluid varen ze terug naar hun dorp. De huisjes staan op palen langs de waterkant met in hun midden de immer aanwezige moskee. De wateren rondom de Riau Archipel liggen bezaaid met viseilandjes, een bamboehutje gebouwd op bamboepalen hoog uitstekend boven het water. Onder het huisje hangt een groot visnet dat ze in het water laten zakken tijdens de maanloze nachten, een verblindende lamp trekt de vissen aan en lokt ze in het net, bingo. Maar we zien even zo vele verzakte en verlaten eilandjes waarvan soms alleen nog een paar verrotte staken boven water uitpiepen, oppassen geblazen. Onbegrijpelijk waarom ze dat niet opruimen, zelf moeten ze ook zigzaggend ertussen door. Niet bij donker aan te raden!

Een loodgrijze lucht breidt zich steeds verder voor ons uit, totdat we er compleet door omgeven worden. Het is overal niet dieper dan tien meter, we laten het anker vallen om de bui af te wachten. Ik smeer een paar boterhammen en bak een eitje voor de lunch. De geplande ankerbaai ligt nog maar een paar mijl noordoostelijk van ons, we denken over een uurtje weer verder te kunnen gaan. Die bui van een uurtje blijkt de rest van de dag te duren, de wind is gedraaid naar het noordwesten waardoor we in die ankerbaai aan lager wal zullen liggen. Nieuw plan maken dus. Opeens horen we op de marifoon een zeilboot die een andere boot probeert op te roepen, maar deze reageert niet. Krijg nou wat, komen we wekenlang alleen maar lokale vissers tegen, varen er nu maar liefst twee andere zeilboten spontaan in onze buurt. Warren is zo nieuwsgierig dat hij zich meldt en vraagt waar ze heen gaan. Het duurt niet lang of we zien in de verte een catamaran ten zuiden van ons verschijnen. Een kleine zes mijl noordelijk weten zij een beschutte plek tussen wat eilanden in, wij volgen hun voorbeeld zodra de heftige wind afgezwakt is. We ankeren achter de catamaran waar een Australische vlag wappert. Een uitnodiging voor een drankje volgt en we roeien naar ze toe. Gezellig om weer eens nieuwe mensen te ontmoeten. De volgende ochtend vertrekken zij al vroeg. Het miezert en we blijven lekker een dagje liggen. Regelmatig varen er vissersboten tussen de mangrove eilandjes. Twee mannen sturen in onze richting tot ze naast ons liggen. Warren staat in de kuip om ze gedag te zeggen. Een van de twee wijst naar zijn maat die een duikbril omhoog houdt. Het wordt duidelijk dat ze er nog wel eentje kunnen gebruiken. Al jaren ligt er een extra bril aan boord voor eventuele logees te gebruiken. Tot nu toe nog maar één keer van pas gekomen. Warren maakt de mannen er helemaal blij mee, ze blijven eindeloos zwaaien ook al zijn we bijna uit beeld. Een andere ankerplek komen hele families langszij, er wordt veel gewezen en vooral gelachen. Jammer genoeg hebben ze geen vis gevangen, anders hadden ze wel een klantje gehad.

          Ons dieptepunt in vervuild Indonesië valt op mijn verjaardag

Geen gekookt eitje bij mijn verjaardagsontbijt, alle verse zaken zijn op. Tijd om boodschappen te doen, nog beter, gewoon lekker uit eten op deze feestdag. We zeilen met de stroom op de kont naar de havenplaats Tanjung Pinang op het eiland Bintan. In de toeristengids wordt het omschreven als een bruisende stad, dat moet goed komen. We ankeren tussen grote werkboten in, geen zwemwater hier, bruin ondoorzichtig water vergeven van plastic afval stroomt langs de romp. Met een natte washand en een deoroller maken we ons fris voor een bruisend uitstapje. Enorm gedesillusioneerd roeien we eind van de middag terug naar ons propere, zeker weten altijd bruisende huisje! Onze ogen ontmoeten bergen rottend afval, overvolle piepkleine naar mottenballen ruikende winkeltjes, een stinkende markt waar we snel een paar eieren, appels en knoflook kopen. In de verwachting dat er toch zeker ruime keuze zou zijn in eethuisjes, zien wij alleen maar eetstalletjes langs de straten waar je op een krukje gezeten iets kunt eten waarbij voedselvergiftiging een gratis toegift is, ondertussen de uitlaatgassen van de ontelbare brommers en auto's opsnuivend. Nog altijd zoekende lopen we een straat in dichtbij het water waar de huizen op palen zijn gebouwd. Het water is zakkende en onder alle woningen is het werkelijk één grote ongelofelijk stinkende vuilnisbelt die alsmaar groeit, want er is niks makkelijker dan je afval gewoon uit het raam te gooien. Als het hoog water wordt, drijft het vanzelf naar de buurman. Ik knijp m'n ogen dicht en haal diep adem, "Warren, ik wil hier wég uit deze straat, nú!". Soms vindt Warren mij wel een aanstelster en gelijk heeft ie, maar nu is hij het roerend met me eens. De weg terug doen we snelwandelend, gaan naar een fel verlichte fastfoodtent die we al gespot hadden, bestellen gefrituurde kip en friet wat mij nog enige schijnveiligheid geeft. De nekslag krijgen we zodra we ons Bromvliegje zien. Was ze vastgeketend aan een paal dobberend door ons achtergelaten, nu ligt ze kermend in de diepte op een vettige bult rotzooi dat boven water steekt bij laag water. Vele meters verwijderd van een miezerig laagje goor zwart borrelend modderwater dat nog altijd zakkende is. Terwijl ik een visioen heb van twee, tot hun middel gezakt in de modder, ploeterende zeezeilers uitglijdend en zwoegend voor elke meter om water te bereiken, klimt Warren vastberaden de kadetrap af en kan nog net springend in de boot komen. Met één peddel duwt hij zich af tegen de ijzeren paal waar we aan vast lagen. Het duurt even voor er enige beweging komt in de vastgezogen bodem. Centimeter voor centimeter verroert de boot zich achteruit over de bult afval en met de peddel al stekend in de modder ontstaat er langzaam een glijdend effect. Vooral de vaart erin houden en evenwicht bewaren, als je in deze smerige bende valt, kun je meteen een tetanusspuit gaan halen, als je het daar al mee redt. Ik ben opgelucht als Warren in een weer drijvende Bromvlieg mij een eind verder langs de kade oppikt. Hij kijkt zo vies uit zijn ogen, hij is er helemaal klaar mee. De peddels zijn zwart en zo zal de bodem van Bromvliegje er ook uitzien. Voordat we die aan boord hijsen, laten we hem een tijdje schoonweken en Warren schrobt eindeloos zijn handen. Binnen in onze fris ruikende kajuit sluiten we de boze buitenwereld buiten, draaien een knop om en drinken eindelijk die verjaardagsborrel. Godzijdank is de internetverbinding aardig goed, komen er felicitaties via mail en Skype binnen, wordt er vrolijk voor mij gezongen door de kleinkinderen en kunnen we ons hart meteen luchten. "Heb je er foto's van gemaakt?". Geen seconde heb ik aan het fototoestel gedacht. Nog een weekje en dan is onze tijd om in Indonesië, we zijn er niet treurig om.

        Haperende motor op de snelweg

Uitklaren is een eitje. We geven onze papieren en paspoorten aan de balie van de jachtclub af en de volgende ochtend is alles geregeld. Nongsa Point Marina op het eiland Batam is ons vertrekpunt naar Maleisië. Al wijzend zien we Singapore op armafstand aan de overkant van het kanaal liggen. Een skyline van wolkenkrabbers waarvan er één overduidelijk in het oog springt. Drie hoge flatgebouwen met daarboven op horizontaal een bouwsel in de vorm van een schip. Singapore is nog maar een jong land, ooit behorende tot Maleisië. Voor iedereen die Singapore bezoekt en er later weer eens terug komt, zullen er telkens veranderingen zijn. Er wordt volop gebouwd en dat blijft maar doorgaan, uiteraard voornamelijk in de hoogte. In de breedte wordt lastig, want het is een eiland, ook al doen ze wel aan landje vergroten door zandwinning. Het water Indonesië van Singapore scheidt, is minder dan acht mijl breed, en de drukst bevaren straat ter wereld. Het AIS scherm laat honderden boten zien, waarvan het gros voor anker ligt, dat valt reuze mee. Enorme container- en vrachtschepen volgen van oost naar west en omgekeerd de shipping lane, de snelweg voor de boten en die wij als zeilboten alleen maar dwars mogen oversteken op de twee aangegeven plekken. Goed uitkienen wanneer de start ingezet wordt, want eenmaal begonnen dan moet je doorgaan. Vlak achter een van links komend containerschip zeilen we het zebrapad op, we moeten prompt wegduiken achter de buiskap. Grote hekgolven zoeken een weg om en ook over de Nightfly heen. De hele ochtend hebben we een mooie wind om mee te zeilen die ons nu ook meezit. "Denk jij dat we die grote rode monsterschuit nog voor kunnen blijven met onze snelheid? Of zullen we de motor maar standby zetten...". De eerste helft van de oversteek ging prima, alleen de van rechts aanstormende schepen zijn groter in aantal en die rooie komt echt sneller dichterbij dan gedacht. Warren draait het sleuteltje van de motor om, er gebeurt niks. Nog een keer, akelige stilte........., nog eens, niks nada noppes. Ja, een klein lullig tikje, maar daar loopt een motor niet mee. Warren duikt in de kajuit, trekt het motorluik weg, meet wel spanning, wat is hier aan de hand! Ik hou angstvallig het verkeer buiten in de gaten, maar meer dan hopen dat de wind niet nog verder inkakt zit er niet in. Blijkbaar zitten die stuurmannen op die grote boten toch uit hun doppen te kijken, want ik zie dat ze hun koers enigszins wijzigen om ons de ruimte te geven. Dank u dames en heren. We redden het zonder kleerscheuren naar de overkant van de snelweg waar we buiten hun vaarbaan blijvend in dezelfde richting meevaren. De wind komt nu beter in de zeilen, dus kunnen we genoeg vooruitkomen. Ondertussen proberen we op alle manieren in contact te komen met onze handyman thuis, de onmisbare Hans. Het lukt om ons probleem te droppen, maar Hans is een dag op cursus, dus moeten we geduld hebben. Net voor de schemering overgaat in het donker, valt al zeilend ons anker achter een eilandje in de Johor Strait, het water dat Singapore weer van Maleisië scheidt. Onze bestemming ligt een eind stroomopwaarts, dat bewaren we voor morgen. Van Hans komt er een mailtje binnen met een aantal checkpunten die Warren, voor zover nog niet gedaan, alsnog uitvoert. Het leidt niet tot een startende motor, er is blijkbaar iets essentieels gewoon stuk. We staan vroeg op, kunnen op een pufje wind zeilend anker op, houden het een uurtje vol, maar dan vallen we stil. Nee, we gaan zelfs achteruit. Met de dinghy naast Nightfly gebonden zwoegt het buitenboord motortje van 5 PK met één mijl per uur in de goede richting. Tot aan de Marina is het nog zo'n elf mijl, dat wordt een latertje vanavond. Ware het niet dat Warren wel een oplossing ziet. In de verte komt een zandschuit ons achterop en Warren gaat in het gangboord klaar staan met een lijntje in de hand, zo doen die Friezen dat. Als ze bijna ter hoogte van ons varen, houdt hij de lijn omhoog en ook hier snappen ze de bedoeling. Ik stuur zo dicht mogelijk naar de schuit die nog een behoorlijke snelheid heeft. Één van de jongens vangt de toegeworpen lijn en moet bijna hardlopend naar achteren om daar de lijn snel vast te zetten. We scheuren mee achter de schuit die zijn snelheid weer opvoert en ons een aardige hekgolf laat veroorzaken. Nu zijn we er over een paar uurtjes, prachtig! In een plastic zak stoppen we een paar pakjes sigaretten ooit gekocht in Gran Canaria, die zijn vast nog wel te pruimen. Vlak voor ze ons losgooien, hangt Warren de tas aan de pikhaak en geeft dat vanaf de boeg over. De man pakt de pakjes eruit en gooit achteloos de plastic zak overboord. Het laatste stukje doet Bromvliegje het werk en gelukkig staat er amper wind zodat het parkeren in de box geen problemen geeft. Het kantoor van de jachtclub Danga Bay Marina zorgt voor de inklaring, wij kunnen even relaxen. We vallen met de neus in de boter. 's Avonds is er een cruisers feestje en maken we meteen kennis met de meeste zeilers die hier liggen. Het is vrijdag de dertiende vandaag, hoezo ongeluksdag?

Het voordeel van veel cruisers bij elkaar is dat er altijd wel iemand meer weet dan jijzelf. De volgende ochtend wordt er van drie verschillende kanten naar ons motorprobleem gekeken om uiteindelijk tot een duidelijke conclusie te komen. De startaccu is kapot, geen schande na een leven van ruim zeven jaar. Makkelijk op te lossen. Tijdens deze inspectie wordt ontdekt dat de V-snaar op knappen staat, ook simpel op te lossen. Na het weekend gaat Warren op pad met een koopadvies van Hans op zak, vindt de benodigde zaken, installeert de boel en 's middags loopt de motor weer als een zonnetje! We moeten ontzettend wennen aan de klamme hitte, van elke beweging word je drijfnat. Gevolg is dat de productiviteit ver beneden peil komt te liggen, we voeren bijna geen klap uit. De nachten slaap ik slecht, muggen houden van de warmte en van mij. Heerlijk om vaak koffie te drinken op boten waar ze airco hebben, dat wil ik ook wel!  Één van die boten is erg aanlokkelijk, vooral voor Warren. Er hangt een Fries vlaggetje in het want en Lies op de Isis serveert koffie met een dikke klodder slagroom, bij elk kopje! Warren kan weer lekker in het Fries kletsen met Sjoerd en Lies die al een aantal jaren in deze contreien rondzeilen. Ik haal Warren over om ook een airco aan te schaffen, zolang we in een marina aan de walstroom liggen, kan dat apparaat ons leven een stuk plezieriger maken. Het grote onding krijgt een plek op dek boven het luik van de voorkajuit. Warren bouwt met karton een muurtje erom heen, plastic erover, de bijboot erboven, geen spatje regen kan hem deren. Binnen loopt in no-time de luchtvochtigheid van dik zeventig procent terug naar vijftig. In de nacht gaat de stand op zachtjes, anders blaast hij ons verstand eruit. We liggen er pal onder. Inmiddels ben ik wel verkouden, maar je kunt ook niet alles hebben. Zodra we dit zeilgebied zullen verlaten, gaat die airco als eerste in de verkoop, te groot om aan boord te houden. Zaterdagavond brengen we tot de late uurtjes in de kroeg door samen met nog een Nederlands stel, Hans en José. Er is live muziek en we zingen en ouwehoeren er lustig op los. Ondanks de kater zijn we om tien uur de volgende ochtend present. We gaan met Wilson, een Chinees en Terrence, de manager van de Marina, naar een Dim Sum ontbijt. De bediening van het restaurant komt met dienbladen langs met daarop allerlei schaaltjes waarin dingen liggen die wij niet kennen. Maar goed dat Wilson voor ons die keuze kan maken. Deeghapjes met diverse vullingen, gefrituurde kipstukjes, kommetje rijst, eetstokjes en Chinese thee erbij, heerlijk allemaal. Met de bus kunnen we vanaf de club alle kanten op, shoppingcentra, supermarkten, het stadscentrum van Johor Bahru en vanaf het busstation door naar Singapore. Duizenden mensen pendelen elke dag op en neer tussen hun huis aan deze kant in Maleisië (vele malen goedkoper) naar hun werk aan de overkant in Singapore (veel meer verdienen). We volgen de grote meute en komen als vanzelf aan een paar nieuwe stempels in ons paspoort. Voor een paar dubbeltjes belanden we midden in het centrum. Met een plattegrond vinden we vrij gemakkelijk onze weg in Singapore waar het 's ochtends plenst en de rest van de dag bewolkt blijft. De Grand Prix Formule 1 races zijn afgelopen zondag geweest, iets wat Warren dolgraag aan den lijve had willen meemaken. Maar een kaartje van zeshonderd dollar voor een plekje langs de route was hem toch te gek, in een paar seconden racen de auto's voor je neus langs. Als je net moet niezen, heb je ze gemist. Hij heeft het onderuit gezakt op de bank gevolgd op de televisie op de club. Met een tas vol inkopen keren we moe terug naar huis. Een leuke daginvulling die voor herhaling vatbaar is.

Oktober 2013 De tijd vliegt voorbij, zullen wij ook even vliegen?
De bootklussen, groot en klein, worden langzaam afgewerkt. Eentje per dag is genoeg in dit klimaat. En als er thuis niets belangrijks wacht, is er altijd wel een buurboot waar wat te klussen valt. Dankbare 'klanten' zijn behalve de Isis vooral onze nieuwe buren, Jan en Monica op Blue Dame. Een bijzonder aangenaam weerzien met onze Zweedse zeilvrienden, want dit zat oorspronkelijk niet meer in hun planning. Maar zoals dat gaat met wereldzeilers, plannen worden continu bijgesteld om welke reden dan ook. Dat maakt je erg flexibel. Gezellig met elkaar eten en vooral bijkletsen, we hebben veel nieuwtjes uit te wisselen na ruim anderhalf jaar. Op deze frequentie zal de komende tijd radiostilte heersen, we knijpen er een aantal weken tussen uit voor familiebezoek. De recente familie uitbreidingen moeten toch echt van dichtbij besnuffeld worden. Tot later!

31 December 2013     Afscheid in het quadraat

Wat heerlijk om zo af en toe weer in Nederland te zijn. Een warm onthaal, onverwacht door het vroege uur, op Schiphol zet de toon voor de rest van onze tijd in het vaderland. Nog geen 24 uur geleden liep ik te puffen van de hitte op ons bootje, nu fiets ik zwetend van de voor mij ongewone inspanning samen met mijn zus door het Veluwse bos. Het geurt heerlijk naar de herfst, bomen met hun oranje roestbruin vallende bladerpracht. Nog een stukje door, over de hei, onderwijl honderduit kletsen wat we o zo gemist hebben. Op een terrasje in de Dorpsstraat zitten we in de warme laatste zonnestralen van deze mooie oktoberdag. 's Avonds worden we nogmaals verrast door mijn, bijna voltallig aanwezige, familie die deze keer iets nieuws bedacht hebben. Voor negen dagen hebben ze een vakantiehuisje voor ons gehuurd, waar zij om beurten een nachtje bij ons komen logeren, een geweldig idee!

"Mag ik al naar boven?". Op de wekker is het zeven uur, buiten nog donker, Tamar is klaarwakker en in de startblokken om naar Pake en Oma te rennen. Wendy stelt het nog een half uurtje uit, maar dan staat ze enthousiast naast ons bed. Boekjes lezen is nog altijd favoriet, maar waarin ze nu zelf al verschillende letters kan aanwijzen. Na een paar dagen durft ook Viggo het aan, stapt achter zijn zus binnen met zijn speelgoed boormachine in de aanslag. Tijd om te klussen. Even later komt het hele arsenaal onze kant op, schroevendraaier, hamer en de zaag. Bij Pake wordt zonder pardon een been geamputeerd, maar bij Oma zegt Viggo "Ik doe het héél zachtjes", en aait poeslief met de zaag over mijn arm. Hij snapt het gelukkig al vroeg, lief zijn voor de meisjes. Hierna is het elke ochtend raak, keten bij Pake en Oma, tentje bouwen onder het dekbed en vooral verstoppertje spelen als Wendy ze komt halen voor het ontbijt, het is schooltijd.

In de Brabantse bossen maken we heerlijke wandelingen met onze logees, de samenstelling wisselt om de dag. Voor ons beiden wordt de looproute steeds bekender, maar dat drukt de pret niet. En telkens als begin, tussen of eindstop (of allemaal) plannen we de knusse Herberg 'In den Bockenreijder' voor een warm bakje koffie of een schuimige pint. In ons tijdelijke huisje koken we simpele maaltijden en praten de tijd makkelijk vol. Familieverhalen en herinneringen komen langs en ik geniet met volle teugen. Live is zoveel leuker en zeker zonder storingen of haperingen die tijdens de skype gesprekken op afstand zo irritant kunnen zijn.

Mem installeert zich voor de televisie, zodanig dat ze met haar slechte ogen optimaal zicht heeft op het scherm. Met onze laptop aangesloten op de tv kunnen we de foto's, die we voor haar op Java hebben gemaakt, indien nodig extra vergroten. Ze herkent vooral de oude VOC gebouwen in Jakarta en diept onmiddellijk oude verhalen op uit haar Indonesische rugzak. Met een warm gevoel zie ik haar ogen oplichten. Zo vaak we in de buurt zijn, lopen we bij haar binnen en zitten gezellig met haar om de tafel. Warren's zus vraagt of we Mem met het kerstdiner willen vergezellen, dat voor haar afdeling op de donderdagmiddag vóór Kerst is gepland. Jazeker willen we dat, graag zelfs. Ik heb waarachtig nog nooit met Mem aan een kerstdiner gezeten en nu hoef ik zelf ook niet eens te koken! Een uitgebreid vijf-gangen diner wordt geserveerd en ook Mem neemt een lekker glaasje witte wijn erbij. De zaal is stemmig versierd en de sfeer is goed. Tussen de diverse gangen in zingen we met zijn allen kerstliedjes. In mijn jeugd zongen we thuis bij de kerstboom op de knietjes ervoor en in de kerk natuurlijk, maar de laatste vier decennia toch zeker niet meer. Ik krijg er nostalgische gedachten bij en zing volborstig mee. Ter afsluiting gaat het licht uit en brengen de koks ijstaarten met daarop brandende sterretjes binnen. Onze buikjes zitten genoegzaam na te knorren als we nog een kopje koffie bij Mem op haar kamer drinken.

Kon Roel een jaar geleden net zijn eerste pasjes zetten, nu rent hij op zijn klompen achter Pake aan die in de tuin aan het klussen gaat. Zijn mond staat geen seconde stil, niet dat Pake alles verstaat. Hij wil even naar de konijntjes en de geitjes, die zijn net terug van vakantie, vertelt Roel. Over een aantal weken komen er babygeitjes. Ook deze ondeugd klimt 's ochtends voor dag en dauw de trap op naar zolder. Daar liggen immers nooit mensen te slapen en nu opeens wel, interessant. Het kwartje zit al in de gleuf en hij praat Pake het bed uit, "Kom mee, naar beneden". Alsof hij aanvoelt dat Oma nog lang niet wakker is, laat hij mij met rust om een tijdje later terug te komen. Nu is het toch echt wel genoeg, "Kom Oma, eten!".  Twee dagdelen in de week gaat hij naar school en ik heb de eer om als eerste van zijn grootouders Roel in zijn klasje te brengen. Hij trekt me mee naar de glijbaan en joelt van plezier. Als de juf vraagt wie hij vandaag mee heeft genomen, kijkt 'ie nog even bedenkelijk. Je ziet hem denken, hoe heet ze ook al weer die nieuwe vrouw in zijn leven. Maar dan weet hij het feilloos, "Oma"!

De veroorzakers van dit bezoek aan Nederland stelen voor altijd ons hart. Alfina met haar schattige lach en prachtig grote kijkers en Lauren, een pareltje met een mooie rode kuif en heerlijk zachte wangetjes, allebei om dood te knuffelen. Deze dametjes komen absoluut geen liefde te kort, want de broers en zus laten geen kans onbenut om hun kleine lieve zusje en nichtje te zoenen, aaien en een kroepke (Fries voor knuffel) te geven. Lauren heeft al pret voor tien alleen bij het kijken naar haar broer en zus die een drukte van jewelste kunnen maken. Pake loopt er tussendoor met vliegtuigje spelen, terwijl bij Oma paardje wordt gereden. Met zijn allen gaan we Sinterklaas inhalen die met de boot in Burgum aankomt, de kids verkleed als Pietjes. Het is barstens koud, maar wat een heerlijke tijd om hier te zijn, die verhitte gezichtjes met een rotsvast geloof in de Sint. 's Avonds zetten we allemaal de schoen en zingen vol hoop dat er morgen wat in mag zitten. Op 5 december ontstaat grote hilariteit bij de school van Tamar. Iedereen wacht vol ongeduld op de Sint die uiteindelijk na vele liedjes in een oude Amerikaanse politieauto wordt gebracht en door maar één Zwarte Piet wordt vergezeld. Tot grote spijt moet hij vertellen dat hij de andere Piet is kwijtgeraakt, maar hoopt dat deze zelf de weg naar school kan vinden. Na een paar minuten komt er een brommertje aangereden waar de tweede Piet achterop zit, gelukkig. Het feest kan beginnen!

We doen ons best om zoveel mogelijk vrienden te ontmoeten. Het blijft een lastige opgave, we moeten keuzes maken omwille van de ons beschikbare tijd. En zo maken we een leuk 50 jaars dansfeestje mee, 20 jaar in dienst etentje, oud collega's Korenmarktfeestje en gewone gezellige kletsavonden met lieve mensen waarmee heel normaal de draad van de vorige keer wordt opgepakt. Bezoekjes aan ex-cruisers zoals Nije Faam en Pacific Blue, die inmiddels hun wereldomzeiling hebben volbracht, zijn feestjes van herkenning en gezamenlijke herinneringen.        Beide dochters van Warren (ik zat ook stiekem in het complot) verrassen een verbaasde Warren met een feestje voor zijn verjaardag. De complete familie en een aantal vrienden bezorgen hem vochtige ogen die hij naarstig droog knippert.

We begonnen in de herfstvakantie en eindigen in de kerstvakantie. Na een supergezellig familiekerstdiner met sjoelcompetitie en een dagje dierentuin in Emmen komt het einde in zicht. Met grote vanzelfsprekendheid zijn we door onze kinderen in hun dagelijkse leven opgenomen. Zomaar 24 uur per dag een aantal weken opeens twee oudjes in je huis, dat vraagt om inlevering van privacy, voor beide partijen We zijn enorm blij dat we onze kleinkinderen een stukje beter hebben kunnen leren kennen en omgekeerd. Dank jullie wel, het was genieten met een grote G.......zucht...... Wat zullen we die kindersnoetjes gaan missen!!

We wensen iedereen een fantastisch mooi en gezond 2014 toe!