2014 Een nieuw leeg jaar, nieuwe avonturen....
14 februari 2014 Vreemd gaan is best leuk voor een keer.
Protest! De overgang van de overheerlijke Hollandse kost naar Aziatisch
voedsel is te heftig. Onze magen komen in opstand tegen deze actie. Welkom terug in
Maleisië. Het oorspronkelijk afgesproken plan om als bemanning onze Zweedse vrienden
Jan en Monica te vergezellen tijdens hun tocht van Thailand via de Rode Zee naar
Turkije, wordt door hen geannuleerd in verband met de veiligheid cq onveiligheid
rondom Somalië. Ze besluiten hun schip Blue Dame toch op transport te
zetten op een groot vrachtschip en zelf te vliegen. Het is geen grote verrassing,
want dit scenario hadden we ook besproken. Als alternatief bieden ze
ons aan naar Phuket te komen en een paar weken vakantie te vieren aan boord van
Blue Dame. Een erg leuk plan waar we graag ja tegen zeggen. Met wat dun
zomergoed, zwemkleding, flippers en duikbrillen in een reistas stappen we bij
hen in de huurauto waarmee ze ons op het vliegveld opwachten, een warm weerzien.
Voor we het water op gaan, verkennen we Phuket twee dagen per auto. We komen tot
de conclusie dat het eiland overlopen wordt door toeristen. Vooral de stranden
aan de westkant doen zeer aan de ogen, een overvloed van zonaanbidders,
schreeuwerige boulevards volgestopt met restaurants, winkeltjes, massagesalons
en straatventers. Tussen de Thaise verkopers lopen de schaarsgeklede,
roodverbrande, veelal Russisch sprekende vakantiegangers. Duidelijk dat we
straks deze baaien over kunnen slaan, gelukkig mogen wij elke dag weer zelf
kiezen waar we stoppen. In de grote Tesco supermarkt slaan we eten en drinken
in, bezoek ik snel een kapper en eten Jan en Warren lekkere ijsjes. Phuket wordt
met het vaste land verbonden door de Sasarin brug, waar geen zeilboten onderdoor
passen. Blue Dame ligt in een jachthaven aan de noordoost kant van het
eiland, wat betekent dat we er helemaal omheen moeten zeilen. We starten met een
ruime wind en bruisen over het water. De lucht is erg heiig.
Halverwege de middag houdt de wind het voor gezien en motoren we verder naar Nai
Harn Bay voor de eerste stop. De volgende twee nachten ankeren we in Nai Yang
Bay vlakbij het vliegveld waar een handjevol boten liggen. Het dorpje is
relatief rustig met toeristen en doet gezellig aan. We eten bij een Indisch
restaurantje waar Jan in zoute natte kleren zit op te drogen, niet snel genoeg
uit de bijboot toen de branding ons op het strand wierp. Het deert hem niet echt. Behalve Warren laten we
ons verleiden tot een Thaise massage van een uur. Achteraf voor mij misschien de
verkeerde keuze, want de stevige masseuse beneemt me de adem als ze over mijn
pijnlijke rug met ellebogen en onderarmen haar hele gewicht laat rollen. Voor de
voeten en mijn hoofd is het daarentegen een genot om gemasseerd te worden. Wat
zeker genieten is, in de stevige wind snelheden van zeven tot negen knopen maken,
voor Blue Dame heel gewoon. Ze is dan ook een stuk groter met haar 49
voet, bijna vijftien meter lang. Een grote ruime kuip waarin we een rondje om de
tafel kunnen lopen zonder elkaar in de weg te zitten. Benedendeks hebben we onze
eigen hut met toilet en douche, maar het is veel luchtiger en makkelijker om de
buitendouche te gebruiken. Onze gastheer en - vrouw zijn wel echte lekkerbekken, een lunch is nooit
gewoon een boterham. Een groene salade, roerei met spinazie op toast of een
broodje zalm wordt weggespoeld met een biertje. Voor Warren en mij is drank
tijdens zeilen geen gewoonte, wij houden het bij een glas koud water. Terwijl we
eten, verheugt Monica zich al op het avondeten, raclette met een wijntje erbij.
Als ik de slabak leeg maak, kijkt Jan beteuterd.
"Jullie zouden broers kunnen zijn. Twee grijze stekelkoppen met een kalend
eilandje op het achterhoofd". "En allebei even eigenwijs!" vult
Monica lachend aan. Jan en Warren kunnen het goed vinden samen, ze nemen grotendeels het
zeilen voor hun rekening, klussen aan de watermaker, laten de bijboot te water.
Het ding weegt heel wat kilo's meer dan de onze, die Warren handmatig in het
water kan laten glijden. Hier lukt het niet zonder hulp van katrollen en touwen,
een klus die Jan normaal alleen uitvoert. Als Warren het op een manier wil doen
die makkelijker is omdat je het met z'n tweeën doet, blijft Jan erbij, het moet
net zoals anders! Hij kan moeilijk delegeren, iets wat het voor hemzelf, maar
ook voor de bemanning lastiger maakt dan nodig. Ik word er steeds makkelijker
in, als het hem niet bevalt hoe ik iets doe, houd ik er gewoon mee op, waarna
Jan gretig zelf de zaak ter hand neemt. Elke dag varen we een aantal mijlen
noordwaarts langs de Thaise westkust. In Buffalo Bay bij Ko Pha Yam blijven we
een paar dagen liggen. De wasmachine draait het beddengoed een aantal slagen in
de rondte en is na twee uurtjes al droog gewapperd. Een enorm grote boomhut met
daarom heen meerdere ludieke bouwsels gemaakt van drijfhout staan pal aan het
strand. Het heeft wat weg van een hippiedorpje. We lunchen bij een lokaal
restaurantje met idyllisch uitzicht op de baai, het terras ligt onder de bomen
waar een verkoelend zeebriesje waait. Aan boord verdiepen we ons in een boek of
een sudoku puzzel en als het te heet wordt, nemen we een duik in het redelijk
heldere water dat rond de dertig graden Celsius schommelt. Langzaam kleurt ons
bleekgeworden velletje weer lichtbruin.
Verder dan de plaats Ranong aan de rivier Pak Chan kunnen we niet komen, aan
de overkant ligt Myanmar (voorheen Birma). Daar hebben we geen visum voor,
bovendien ligt ons doel bij de Surin en Similan eilanden. Eén groot
natuurreservaat 55 km uit de kust in de Andamanse Zee dat alleen te bezoeken is
tijdens de noordoost moesson van november tot mei. Volgens internet en de
reisbrochures is dit het summum voor duik en snorkel liefhebbers. We pikken een
mooring op bij Ko Surin Nua (Ko = eiland, Nua = groot) waar het doorzichtig
blauwe water lonkt. Heel even lijkt het paradijselijk, maar dat was de
lunchpauze. Hierna wordt de baai gevuld met akoestisch geweld afkomstig van de longtail
bootjes die met knetterende motoren de toeristen van de ene naar de andere
duikstek brengen. De grotere motorboten die van het vaste land afkomen, kennen
geen genade en veroorzaken veel golfslag als ze voorbij racen. Des te meer
genieten we de volgende ochtend vroeg van de serene rust, ruim voor de bootjes
weer van start gaan. De rangers komen langs voor het innen van de entree gelden.
Op het strandje liggen rond het middaguur de langstaartboten naast elkaar
geparkeerd. Behalve het hoofdkantoor van het park zijn er wat simpele hutjes en
tenten voor een overnachting plus een openlucht restaurant waar we een hapje eten. Dit
eiland heeft geen vaste bewoners, het naast gelegen Ko Surin Tai (Tai = klein)
wordt bevolkt door een kleine gemeenschap van zeezigeuners 'Chao Lay'. Twee
vrouwen met verweerde donkere gezichten roeien in een kano langszij en kijken
afwachtend. "Hebben jullie vis?", vraagt Monica. Er wordt nee geschud, een van
de twee houdt een fles limonade in haar hand omhoog, waarvan de kleur -knaloranje-
alleen al zeer doet aan mijn gebit. Monica schudt ook nee, gelaten roeien ze verder. Onze eigen pogingen tot vissen hebben nog geen
resultaat opgeleverd. Maar de vriezer biedt uitkomst, de barbeque kan vanavond
aan. Een dag later aan de westkant liggen we heerlijk rustig alleen. Vanaf de
boot snorkelen we door de baai waar hersenkoraal en paddestoel koraalvelden
onder water liggen. Gekleurde vissen flitsen om ons heen, maar de diversiteit is
niet groot. Vier februari staan de mannen vroeg op, half vijf wordt er in
het donker vertrokken. De rit naar de Similan groep is ruim 35 mijl die
jammergenoeg grotendeels motorend afgelegd wordt bij gebrek aan wind. Een paar
mijl noord van Ko Similan passeren we twee vissersschuiten die naast elkaar stil
liggen. We draaien om en gaan langszij. "Hebben jullie vis?" vragen we hoopvol.
Er wordt driftig ja geknikt en na enige minuten komen ze met twee volle plastic
zakken aansjouwen. Zeker vijf kilo octopus en rode snapper. Ze willen er niets
voor hebben, met een brede glimlach duwen ze ons af en gaan verder met hun werk.
Bij het schoonmaken komt Warren twee grote inktvissen tegen waar liters zwarte
inkt uitstroomt. Jan maakt de snappers schoon, Monica en ik zorgen dat het in de
vriezer en koeling komt. Deze avond wordt ons bordje gevuld met knapperig
gebakken inktvis en pasta met heel veel knoflook, smullen!!
Bij het vertrek van het strand terug naar Blue Dame gaat het mis. Er staat
nogal wat branding die de dinghy telkens terug het strand op duwt. "Stap erin"
zegt Warren tegen Jan, "dan duw ik hem door de golven". Als Jan naast de boot
blijft staan, raak ik wat geïrriteerd en zeg, "Luister nou toch eens een keer
naar Warren!". Jan stapt met een been in, maar voordat zijn 2e been over de rand
is, pakt een golf het bootje beet en valt Jan op zijn snufferd ín de bijboot.
Hij richt zich op met een bloedende neus, kijkt mij met een dodelijke blik aan
en zegt heel boos, "Ik wil niet zo in de boot!". Oeps, dat was natuurlijk ook
niet de bedoeling. Ik bied mijn excuses aan voor mijn bemoeienis en blijf daarna
voorlopig even bij Jan uit de buurt. Ik moet gewoon mijn grote mond houden. Zij
zijn ook al lang op reis en hebben hun eigen manieren voor de dingen, net zoals wij.
Het mooiste baaitje ligt aan de oostzijde van Ko Miang. Azuurblauw water,
goudgeel strandje met overhangende bomen en opvallend weinig toeristen. Die
komen we tegen zodra we via een bospad aan de noordkant 'het kamp' binnen
wandelen. Ook hier een strand afgeladen met langstaartbootjes, tenten, huisjes
en een buffetrestaurant waar lange rijen Russen hun borden overvol scheppen
waarvan een groot gedeelte niet opgegeten wordt, pure verspilling. Warren en ik
klimmen naar een uitkijkpunt hoog op de rotsen waar we bezweet en met rode
hoofden van terug komen. We zwemmen terug naar de boot. Onder water valt er
weinig te beleven. Die beloofde pracht is ver te zoeken, het meeste koraal is
dood, veroorzaakt door het vissen met dynamiet wat inmiddels verboden is. We
houden het voor gezien. Via een paar stops voor de nacht langs de kust van
Phuket komen we terug in Phang Nga Bay waar we op de heenweg al het moois
bewaard hebben voor nu. Het piepkleine eilandje Koh Khai Nui herbergt niet meer
dan het op palen gebouwde restaurant
'Chokdee' waar we stoppen voor de lunch.
Het hele stuk verder naar Ao Phang Nga moet gemotord worden. De lucht is wazig
blauw, het water is blauwer dan blauw en we trekken ribbelende strepen achter
ons aan in het vlakke water. We passeren Ko Sub, twee recht uit de zee
oprijzende monolieten die op het punt lijken te staan van instorten. De
overtreffende trap zijn de kalkstenen eilanden die mysterieus in de verte
opdoemen, een magnifiek plaatje. Ko Hong, het wordt de meest bijzondere ankerplek ooit, zowel voor
Blue Dame als voor ons. Helemaal alleen liggen we omsloten door deze
indrukwekkende met oerwoud begroeide rotsformaties, monolieten en roestbruin
oranje gekleurde kliffen. Een visser met zijn vrouw komen langszij van wie we
een handjevol garnalen kopen. De volgende
ochtend vroeg varen we met de bijboot naar de 'Hong', Thai voor kamer. Een open
ruimte in de berg, een kamer zonder dak, die we alleen maar via een natuurlijke
tunnel kunnen bereiken. De stilte is weldadig, het enige geluid maken de roeispanen als ze het water
raken, langzaam glijden we de Hong binnen. Op de steile rotswanden groeien bomen
en struiken, nestelen vogels in de spelonken en is de buitenwereld ver weg.
Eenmaal terug in de marina aan de steiger klimt Warren de mast in waar het
deklicht gerepareerd moet worden. Met een verlengde slang spuit hij meteen de
verstaging schoon, hij zit er nu toch. Blij dat we ze met dit soort klussen
kunnen helpen, want als je bijna tachtig jaar bent, wil dat toch minder
makkelijk. Maar eerlijk is eerlijk, grote bewondering hebben we voor Jan en
Monica die op deze leeftijd gewoon de wereld rondzeilen, omdat ze graag de
wereld willen zien. Ook zij zijn door Patagonië gezeild, niet de makkelijkste
weg naar de Pacific. Als het aan Monica ligt, gaan ze nog jaren door, want ze
heeft nog lang niet alles gezien. Maar ze is ook zo nuchter om te beseffen dat
je het lot niet moet tarten. De laatste avond aan boord is Monica zo moe dat ze
aan tafel in slaap valt. "Eventjes de ogen dicht" zegt ze verontschuldigend en
wordt wakker als wij naar bed gaan. Warren heeft haar op weg geholpen om haar
computerbestanden beter te organiseren, vermoeiend voor de geest. Vanochtend op het vliegveld nemen we met
enige emotie afscheid van elkaar. We hebben een fantastische tijd samen gehad,
maar nu scheiden onze zeilwegen zich echt. Het Chinese Nieuwjaar is
begonnen op 31 januari en wordt al dagen gevierd. Vannacht is het volle maan, de
laatste feestdag. Het jaar van het paard wordt in onze tijdelijke thuishaven Johor Bahru
ingeluid met spetterend vuurwerk.
6 April 2014
Arbeidsvitaminen tussen de bedrijven door.
We gaan nog even door met lanterfanteren. Via via horen we over de jaarlijkse
Chingay Parade die in de stad plaatsvindt. De jachthaven ligt een aardig eind
weg, dus zomaar erin verzeild geraken zou toeval zijn. Samen met een Australisch
stel pakken we de bus die ruim voor onze eindbestemming opeens zijn route
drastisch wijzigt. Verder dan de buitenrand kan het verkeer stomweg niet komen,
alle wegen richting het centrum zijn geblokkeerd en veranderd in parkeervelden.
Ver hoeven we niet te lopen om de dansende, zingende met luide muziek
aangekondigde stoet te vinden. Van de ruim tien kilometer lange route huppelen
wij er zo'n zeven mee. Oorspronkelijk begon meer dan 100 jaar geleden deze
processie om het oogstseizoen te vieren. Tegenwoordig hét hoogtepunt van Johor
Bahru's Chinese Nieuwjaar en duurt vijf dagen. Vanavond wordt de stad door de
goden gezegend met vrede, voorspoed en harmonie. Over de straten trekt een lang,
veelkleurig lint van traditionele leeuwendansers, drakendansers, steltlopers,
muziekbands, poppen met enorme hoofden en vooraan de vlaggendragers. Daartussen
door lopen de vijf goden van vijf Chinese clans. Overvolle stoepen met
eettentjes en wuivende, genietende toeschouwers die in de ban raken als één van
de goden langs komt. Handpalmen worden tegen elkaar gedrukt en al buigend worden
kreten geslaakt als 'Heng-ah' of 'Huat-ah'. Bij een infostand in Chinatown
vinden we de uitleg over dit feest. Tot dan lopend wij vrolijk onwetend mee. Dat
drukt de pret niet, want als één van de weinige toeristen worden we van alle
kanten aangesproken en toegelachen. De bus terug, vergeet het maar. De inmiddels
door het slenteren vermoeide benen hebben nog een lange weg te gaan. We halen de
auto's in die stapvoets op gang komen. Een aantal kilometers dichterbij de
marina bieden een paar jonge jongens aan om in hun auto te stappen. De airco is
als een verkoelende douche. Ze brengen ons tot de deur en met z'n allen drinken
we nog wat op Dreamer. De jongens zijn nog nooit op een boot geweest en
kijken hun ogen uit. Met de kapiteinspet op maken ze stoere foto's van elkaar.
Zondag, alweer een feestje. Een internationaal Kite festival aan de andere kant
van de stad, daar hebben we een taxi voor nodig. Een glooiend park met in het
midden een open groen veld waar de meest gekke vliegers in de lucht worden
gehouden. Een echte gezinsdag, de moslimvrouwen en hun dochters in lange gewaden
met bijpassende hoofddoeken, de mannen in spijkerbroek. Verlekkerd eten ze
suikerspinnen, drinken mierzoete limonade met een rietje uit een plastic zakje,
dat op de grond valt als het leeg is. Rondom het veld lopen we langs de
eettentjes, waar kleding, zonnebrillen, prullaria en natuurlijk vliegers te
koop zijn. Het is een bloedhete dag
Via email hebben we contact gezocht met de scheepswerf in Endau aan de
oostkust van Maleisië. Onverwacht snel hebben ze een plek voor ons op de wal, we
kunnen aan de arbeid! Een dag lang transformeren we onze woonboot weer in een
zeilboot, regelen het clearance formulier bij de autoriteiten en vertrekken met
afgaand water na ruim vijf maanden stil te hebben gelegen. We ronden Singapore
en ankeren 's avonds om negen uur buiten de scheepsroute tussen alle geparkeerde
grote jongens in wederom Maleisisch water. De volgende dag is even lastig, we
zijn niks meer gewend. Eenmaal de zuidoost punt voorbij belanden we in de Zuid
Chinese Zee waar ons een fikse wind en golven tegemoet komen. Met een paar korte
steken blijft het net bezeild. Afwisselend wachtlopen en binnen liggen komen we
de dag door. Later in de avond nemen zowel wind als golfhoogte af en zeilen we
soepel de nacht in. Boven verwachting zijn we rond twee uur vrijdagmiddag al ter
hoogte van Endau. We houden aan de lijzijde van een eilandje een getijdestop, de
rivier monding heeft een drempel die alleen rondom hoogwater te nemen is. Met
opkomend tij spoelen we naar binnen. De sterke stroming is te gevaarlijk om de
kleine jachthaven in te gaan. Die ligt zó dichtbij de brug dat de kleinste
stuurfout ons direct richting de brug zal sleuren, bovendien wordt het nu heel
rap donker. Op veilige afstand laten we ons anker vallen en slapen als babies.
De volgende morgen wil Warren juist de bijboot te water laten om poolshoogte te
nemen bij de scheepswerf, als er verderop drukgebarend iemand op de wal staat te
wenken dat we kunnen komen. Het tij gaat zo keren, het meest rustige moment om uit het water te gaan. Nooit eerder zijn we zonder behulp van een kraan eruit
gehaald. Nu varen we tot vlak voor de boothelling waar een kar op rails onder de
boot het water in schuift. Vervolgens gaan een viertal jongens met kleren en
laarzen nog aan kopje onder om de stutpalen waar wij tussen zitten, aan te draaien. Houtblokken en
ijzeren steunen worden gebruikt om te stutten en vanaf de wal geeft Miss Ng,
onze mailcontactpersoon, aanwijzingen net zolang tot we evenwichtig op de kar
staan. Schoksgewijs komen we steeds verder boven water uit en rijdt de kar de
helling op. Eenmaal op de kant komt de hogedrukspuit eraan te pas en wordt het
onderwaterschip schoongespoten. Op diverse plekken zit hele dikke aangroei van
mosselen en ander ongemak dat zoetjesaan wegspoelt. Het schuren en plamuren kan
beginnen. Warren doet het echte werk, ik zorg voor de algehele omlijsting. Kwast
vasthouden terwijl de roller rolt, thinner toevoegen om de verf vloeibaar te
houden, gereedschap ophalen, op de fiets naar de Pasar voor de inwendige mens en
vooral belangrijk, op tijd pauzes inlassen om te drinken en te eten. Elke middag
eindigen we met een verdiend koud biertje dat we gezeten onder de boot in de
schaduw dorstig wegwerken. Onderwijl volgen we de bedrijvigheid om ons heen,
waar zeer zeker minder vaak pauzes zijn. Behalve onze zeilboot staan er een paar
Marineschepen en een aantal houten vissersschuiten op de werf. Kwart over acht
in de ochtend komen de mannen het terrein op, klokken elektronisch met hun
vingerafdruk en slenteren naar de werkplek. Sommigen hebben hun gezicht
ingesmeerd met wit poeder ter bescherming tegen de zon. Om half één is er een
uur lunchpauze, half vier een kwartiertje stoppen en dan door tot zes uur en dat
zes dagen in de week. Echt contact krijgen we niet behalve een knikje en gedag zeggen, hier en daar spreekt men een woordje Engels. Een aantal van hen 'wonen'
op de werf in een container met stapelbedden waar klamboes overheen hangen en
twee grote ventilatoren aan de wand. In het naast gelegen betonnen schuurtje
maken ze simpele rijstgerechten klaar en daar zijn tevens toiletten en douche.
Zooo heerlijk om onder die koude straal al het zweet en stof van je lijf te
spoelen. Onze werkkleding gaat in een emmer sop en kan de volgende dag weer aan.
De mannen van de Marine hebben een iets luxer onderkomen in een houten barak,
vast minder heet dan die stalen containers. Wat zij ook hebben is een heuse
wasmachine. De voorlaatste dag vraag ik of ik een wasje mag draaien en ben
helemaal gelukkig als er 's avonds weer een fris laken op bed ligt. Een paar
keer eten we buiten de deur en lopen over de stoffige onverharde weg naar de
hoofdweg waar een aantal eettentjes zitten. Op de terugweg worden we over het
donkere pad begeleid door tientallen vuurvliegjes. Nog even televisie kijken
voor het laatste nieuws over de mysterieuze verdwijning van een Maleisisch
vliegtuig, een akelig triest drama dat min of meer in onze achtertuin
plaatsvindt. Tevens is hot nieuws de luchtvervuiling in de steden waar men met
monddoekjes op loopt en de scholen gesloten worden zodra een bepaalde norm wordt
overschreden. Daarnaast is de droogte, die al maanden heerst, een probleem voor
de watervoorraad aan het worden. Er wordt gerationeerd, men mag maximaal 180
liter per persoon per dag gebruiken. Dat zal voor ons geen probleem worden, wij
redden het in slechte tijden met 10 liter per dag samen. Dan hebben we
natuurlijk wel een zee vol zout water tot onze beschikking, nu even niet.
's Nachts houden we het hoofd koel dankzij de airco die draait.
Na de arbeid is het zoet rusten
Maandag eind van de middag is het hoogwater, Nightfly wil weer een nat
kontje. Ruim tien dagen werken en ze ziet er prachtig uit met de nieuwe rode
antifouling rondom. Tevens heeft Warren de onderste wang bovenwater al geverfd,
de rest van het dek en buitenom doen we straks in Danga Bay aan de steiger, hier
is het té stoffig om het mooie werk te doen. Het te water laten gaat jammer
genoeg niet vlekkeloos. De stutpalen worden niet ver genoeg open gedraaid om ons
er tussenuit te laten glijden. We zitten nog steeds klem als op de rivier een
vissersboot langs vaart die behoorlijke deining veroorzaakt. Op dat moment
schraapt één van de ijzeren steunen een paar lelijke diepe krassen in de nieuwe
verf tot op het kale staal. Shit happens, een dikke laag vet erop tegen de
eerste roest is alles wat we nu kunnen doen. Het is al donker aan het worden als
we de zee opvaren, nog een uurtje door en dan laten we voor de nacht het anker
vallen bij een eilandje voor de kust. Een slordige dertig mijl uit de kust
liggen de Tioman eilanden, een heerlijk vooruitzicht om weer te kunnen zwemmen
in schoon water, te wiegen achter het anker en lekker relaxen met een boekje.
Met gemiddeld tien tot vijftien knopen wind kunnen we volstaan met alleen de fok,
haast hebben we niet en de afstanden tussen de onderlinge eilanden is niet groot.
Bij het hoofdeiland Pulau Tioman ankeren we voor het dorpje Teluk Tekek waar tot
onze verrassing taxfree alcohol aangeschaft kan worden, goed voor onze slinkende
voorraad. Midden in het dorp ligt een splinternieuw gegraven kanaaltje met
steigers voor de vele langstaart- en motorboten waarmee de toeristen ritjes maken en een
stukje verder is een hele nieuwe jachthaven met een handjevol boten. Het ziet er
uitgestorven uit. In de hoofdstraat niet, daar wemelt het van de mensen. De
school is net uit en de meisjes gesluierd en de jongens in schooltenue worden
opgewacht door de mama's en de papa's. De meeste huisjes zien er bouwvallig uit
en overal slingert rotzooi. Aan uiterlijk vertoon doen ze hier niet. 's Nachts
barst een enorme hoosbui los, de eerste regen sinds maanden. Daarna regent het
bijna elke dag wel een uurtje, heerlijk verfrissend. Bij het onbewoonde Pulau
Tulai, waar tv opnames zijn gemaakt voor Expeditie Robinson, vinden we eindelijk
weer eens levend koraal in de baai. Veel kleine kleurige visjes, een schildpad,
een murene en acht grote Napoleonvissen is de score op één snorkeltocht. Zondag
regent het nagenoeg de hele dag met onweersklappen en harde vlagerige wind, we
gaan geen kant op. Steeds meer vissersboten komen schuilen en gaan vijf dik
naast elkaar liggen. Als het maar even droog wordt, is het meteen smoorheet en
benauwd. Geen airco hier, want die kan alleen op de walstroom draaien, onze
omvormer is al maanden stuk.
Hoe klein ook het eiland, er staat altijd een groot mooi schoolgebouw in het
dorp, meestal naast de moskee. Het kan haast niet anders dan dat één onderwijzer
alle klassen moet doen, zoveel kinderen zijn er niet. Ook hier is het contact
minimaal met de bewoners, ze zijn erg terughoudend, soms lijkt het zelfs
argwanend en zeker niet nieuwsgierig naar ons. Het voelt gek en daardoor blijven
we vaker aan boord hangen. Veel valt er ook niet te doen, behalve een
wandelingetje over het pad totdat het stopt. Geen verswaren te koop, geen
restaurantje, dan maar zelf wat lekkers verzinnen. Bij vertrek van Pulau Aur
naar Pulau Sabu trekt de stroming ons fors zuidwaarts, we moeten bijna noord
sturen om west te gaan. We maken weinig snelheid, tot Warren heel droog opmerkt:
"Zou het ook schelen als we het grootzeil er eens bijzetten?". Besmuikt kijken
we elkaar aan, luie zeilers zijn we, bijna vergeten dat we nog altijd alleen op
fok zeilen. Na de middag valt het anker achter een klein eilandje waar we al
snorkelend een mooie koraaltuin aantreffen. Roze-paars koraal in de vorm van
waaierende bloembladen met een doorsnee van zo'n twee meter, felblauwe 'tasjes'
met daarin wuivend zeegras en ondertussen verbranden onze blote billen die boven
water uit steken. De laatste stop is bij Pulau Sibu Tenggah waar volgens de
pilot een resort is, daar hebben ze vast en zeker ook een restaurant. We hoeven
maar twee uurtjes te zeilen vandaag, een makkie. Vanaf het vaste land zien we
een grote groep jetski's aanstormen, bruisende witte strepen op het water,
begeleid door de waterpolitie. Het havenkommetje ligt snel vol met geparkeerde
snelheidsduivels, wij parkeren onze dinghy ernaast. Het vrij luxe vakantieresort
heeft houten bungalows op palen op een glooiend groene heuvel die veelal bezet
zijn. De families van de jetski mannen zijn met de ferry gekomen en er blijkt een
lang weekend evenement te zijn. De manager van het restaurant heet ons
hartelijk welkom. We krijgen een wat speciale behandeling, we zijn de enige
buitenlanders momenteel én met eigen zeilboot. Het lunchbuffet ziet er heerlijk
uit en we scheppen van alles lekkers op. De manager brengt ons een schaal met
groene salade als extraatje. Als gebaar van gastvrijheid brengen ze tot slot een
typisch Maleis toetje, kleefrijst met bruine suiker badend in kokosmelk. Na een
wandelingetje over het park buiken we uit op een loungebank in de koele open hal.
Een superdag! Zondagochtend vroeg vertrekt Warren om kwart over zes met vol
tuig, ik vertrek een uurtje later. We gaan als een speer, mooie noordoosten
wind, knoopje tien tot vijftien, ruime koers, hier en daar wat visboeien
ontwijkend. Zestig mijl verder en twaalf uur later gooien we het anker uit op
bijna dezelfde spot van de heenweg, aan de rand van de scheepvaarroute kijkend
naar de vele lichtjes van de altijd bewegende trein van schepen op de Singapore
Strait. Weinig wind betekent de volgende dag motorzeilen onderlangs Singapore.
Ik ben voor de zoveelste keer een paar naden van het zonnedakje aan het
vernieuwen -hij valt bijna uit elkaar van ellende- als er vlakbij een sirene
begint te loeien. Het blijkt voor ons te zijn of eigenlijk tégen ons. Een
supersnelle RIB van de Marine met blauw zwaailicht scheurt langszij en jonge
jochies in camouflagekledij staan geagiteerd te wijzen en met hun armen te
zwaaien, "Wegwezen, U bent in verboden gebied, Go Go Go!". Ik kijk over mijn
leesbril heen en weet even niet wat er aan de hand is. Warren is er zich bewust
van dat we net binnen de denkbeeldige lijn van de Marine afbakening varen, maar
ach, wie heeft daar last van, is zijn gedachte. "Oke, we hebben net de koers
verlegd, is het goed zo, naar jullie zin?" vraagt hij rustig, geheel niet onder
de indruk. De jongens dimmen wat en blijven nog even naast ons varen. Ik richt
me weer op mijn naaiwerk. Wat zou er mis zijn met een wat vriendelijker
benadering in plaats van zo agressief. Het allerlaatste stuk de Johor rivier op
worden we angstvallig gevolgd door de bootjes van Border Patrol, de grens van
Singapore en Maleisië ligt ongeveer in het midden van de rivier. Zodra een
vissersbootje aan de verkeerde kant zit, wordt die door de Singaporesen
weggestuurd. Eind van de middag zijn we weer op onze 'basis', Danga Bay Marina
in Johor Bahru, aan dezelfde steiger als de andere keer. De laatste week van
maart en de eerste van april gaan we nog even hard aan het werk. Het gehele dek
halen we leeg, roestplekken schuren en plamuren, grondlaagje verf erop en daarna
het grote werk. Aflakken en daarover heen een antislip laag, oogverblindend wit. Het moet allemaal
tussen de buien door, de verandering van de moesson kondigt zich al aan.
Terwijl de verf droogt, worden andere klussen afgevinkt. Eigenlijk is het te heet om te werken, de waterslang biedt verkoeling. De
buitenkant boven de waterlijn lukt op één dag, vanaf de steiger goed te bereiken.
Eerst stuurboord, boot omdraaien in de box en de bakboordkant. Nog één
keer omdraaien zodat we met de boeg naar de wal liggen. Vooruit eruit, een
rondje draaien en met de neus erin steken. Afremmen, help... de achteruit werkt
niet!! Met teveel vaart schuiven we de box in. Op de kant staat onze buurman
klaar om af te duwen, Warren springt op de steiger met een lijn en uit alle
macht lukt het om te stoppen voor we tegen de steiger aanbotsen. Spontaan een
klus geboren. Een dag voor we Nightfly weer een tijdje alleen laten,
krijgt de kuip als laatste een verfbeurt. Kan die lekker uitharden in de tijd
dat wij samen met Jeltje, de zus van Warren, een paar weken gaan rondtrekken in
Thailand. Zij is inmiddels al in Bangkok aangekomen en vliegt vandaag door naar
Chiang Rai in het noorden van Thailand. Wij vliegen er morgen heen en gaan dan
met z'n drieën op
ontdekking.
7 - 28 April 2014 Met de rugzak én
Jeltje op reis door Thailand
Chiang Rai en Golden Triangle
Mae Sai, Sop Ruak, Ta Thon, nog nooit had ik ervan gehoord. Nu zijn deze
Noord Thaise dorpjes een levendig deel van ons verleden geworden. Het is telkens
weer bijzonder om familie aan 'onze' kant van de aardbol in de armen te sluiten.
Jeltje wacht ons op bij het zwembad van Ben Guesthouse in Chiang Rai. Nadat de
taxichauffeur onze bagage uit de kofferbak heeft gehaald, zoeken we snel de
schaduw op van ons balkon en kletsen onder het genot van een koud biertje de
rest van de middag vol. 's Avonds proberen we een Thais fondue, natuurlijk met
stokjes eten wat niet meevalt. Om de toerist niet te laten verhongeren, wordt er
gewoon bestek bijgeleverd. De tuktuk chauffeur die we de volgende ochtend aanhouden
voor een rit naar de Wat Rong Khun, de Witte Tempel, is helemaal blij. Vanaf het
moment dat we instappen tot het weer terugbrengen in het centrum is zijn gezicht
één grote gelukzalige glimlach, hij heeft zijn daggeld weer verdiend. Bij het
in- en uitstappen stoten we telkens ons hoofd, zo laag hangt het dakje. We
hangen onderuit om onder dat dakje door te kijken, praten is er niet bij, de
knetterende uitlaat zorgt voor de muzikale omlijsting. Bij de Witte Tempel is
het zonder zonnenbril niet te doen, het felle zonlicht wordt weerkaatst via
kleine spiegeldeeltjes die de tempel versieren. De intens witgepleisterde tempel
lijkt net een fata morgana. Een mooi kleurcontrast vormen de rondlopende
monniken in hun oranje gewaden. Tegenover de centraal gelegen Clock Tower laten
we ons afzetten en wandelen het centrum door. Bij de Wat Phra Kaew vinden we de
smaragdgroene Boeddha, nou ja een replica, want de echte staat in Bangkok in The
Grand Palace te pronken. Een van de verhalen luidt dat de chedi in 1434 door de
bliksem werd getroffen en toen kwam dit Boeddhabeeld van jade bloot te liggen.
Het is een kleintje, mooi om te zien. We versturen een ansichtkaart voor Mem. De
enveloppe wordt een bezienswaardigheid op zich, er moeten meer postzegels op dan
we dachten, het past nog net naast alle stempels die we er al op hadden gezet.
Spelenderwijs ontstaat onze reisroute, waarbij de Golden Triangle als
eerstvolgende aan de beurt is. We pakken de lokale bus naar het stadje Chiang
Saen waar de Mekong rivier de grens vormt met buurland Laos. Als we ons
gesetteld hebben in een prachtig hotel met zwembad gelegen aan de rivier, lopen
we terug naar het centrum en huren we fietsen voor de rest van de middag.
Negen kilometer verderop ligt Sop Ruak dat het hart van de Gouden Driehoek wordt
genoemd. In vroegere jaren hét bolwerk van de handel in de duistere en vooral
verslavende opium, de papaver groeide welig en bediende de drie landen Myanmar,
Laos
en Thailand. Nu viert het toerisme hoogtij. De hoofdstraat is een
aaneenschakeling van souvenirwinkels, eetstalletjes en restaurants. Het Opium
museum geeft interessante informatie, maar zeker de moeite waard is de Hall of
Opium, die net voor onze neus sluit, dus we moeten nog een keer terug komen. We
klimmen omhoog bij een Wat waar we prachtig uitzicht krijgen op de loop van de Mekong en de Ruak rivier waar we links Myanmar en rechts Laos zien liggen. Terug
in Chiang Saen gaan we tevergeefs op zoek naar een bootje dat ons over de Mekong
naar Chiang Khong kan varen. De normaal drie uur durende tocht blijkt te duur te
zijn, door de extreem lage waterstand moet er heel voorzichtig en dus ook veel
langer gevaren worden. Grote houten vrachtschepen uit China liggen afgemeerd aan
de betonnen kadetrap waarover een lange rij mannen met dozen drie hoog op hun
schouder sjouwen om via een smalle loopplank de schepen te bevoorraden. Langs de
straten is de gebruikelijke avondmarkt hier aangevuld met kermisattracties.
Heerlijk simpel blikjes omver gooien, met pijltjes op ballonnen mikken en op het
pleintje is een groepje oudere dames aan het gymnastieken. Restanten van de oude
stadsmuren omgeven Chiang Saen en elke paar honderd meter vinden we ruïnes van
oude Khmer tempels. De volgende dag opnieuw naar Sop Ruak, de Hall of Opium,
waar we zeker twee uur ronddwalen. Het hele proces van de papaverteelt wordt uit
de doeken gedaan. Ongelofelijk veel mensen waren afhankelijk van de opiumhandel
en onvermijdelijk veel verslaafden. De moeder van de huidige koning heeft in de
vorige eeuw ervoor gezorgd dat er alternatieve gewassen zoals thee, koffie,
fruitbomen werden aangeboden om te verbouwen en zo de verslavende opium
proberen uit te bannen. Ze heeft hier veel succes mee behaald en wordt erom
geprezen. Sinds eind jaren tachtig is er een einde gekomen aan de grootschalige
papaverteelt. We zullen en moeten de Mekong rivier bevaren hebben, dan maar een
alternatief super toeristisch boottochtje. De bestemming is het eilandje Don Sao
dat bij Laos hoort en waar we zonder paspoortcontrole een half uurtje mogen
rondlopen. Jeltje laat zich verleiden tot het kopen van een spotgoedkope leren
tas. Afdingen is de gewoonste zaak van de wereld, het gaat steeds makkelijker en
anders betaal je echt teveel.
Mae Sai, daarna bussend richting Pai
Opmerkelijk veel politieposten komen we in Noord Thailand tegen, elke auto en
bus wordt gestopt en de passagiers gecheckt. Verrassend genoeg laten ze ons
standaard met rust, de lokalen hebben allemaal hun identiteitskaart klaar. De
buurvrouw van Jeltje ziet er blijkbaar verdacht uit met haar wat dikkere buik.
Zonder pardon duwt de politieman zijn hand op haar buik om te voelen of het echt
is. Wij kijken met open mond toe, zij laat het gelaten over zich heen komen. In
een volgende busrit zijn een paar jongens die er wat alternatiever uitzien, ze
krijgen een grondiger onderzoek. Het lijf wordt beklopt en handen die in zakken
voelen, bingo, de vangst is een boksbeugel. De tweede politieman loopt erachter
aan en heeft een goudkleurige schaal in zijn handen waarmee hij giften ophaalt.....en
krijgt! Kunnen ze hun eigen broek niet eens ophouden? Of nee, de goden moeten
waarschijnlijk gunstig gestemd worden. Wij nuchtere Laaglanders snappen weinig
van deze religie. Bij elke Boeddha die gepasseerd wordt, vouwt men de handen en
buigt in eerbied. De buurman die de Boeddha gemist had, volgt snel in eenzelfde
handeling. De bus voert ons naar Mae Sai, de meest noordelijkste plaats van
Thailand met een grensovergang naar Myanmar. Een lange rij auto's, brommers en
vrachtwagentjes wacht geduldig tot ze na de grenscontrole de brug over kunnen
steken. Wij laten onze rugzakken in een koffietentje achter en maken een hete
bezwete klim de verkeerde heuvel op, bordje gemist voor de Wat Phra That Doi Wao,
hoe is het mogelijk met zo'n lange naam. Helemaal uitgeput en oververhit komen
we na een lange steile trap uit op het tempelterrein met uitzicht op de stad en
Myanmar. We zijn er gauw klaar mee, veel te heet in de brandende zon. Mae Sai is
een drukke grensplaats waar Birmaanse, Thaise en bergvolk kooplieden van alles
verkopen, edelstenen, lakwerk, antiek, geïmporteerde sigaretten en kruiden. De
marktkramen zien er kleurig uit. Een koopvrouwtje heeft haar tassen vol, zit
naast Jeltje in de bus en laat haar trots alle aankopen zien die ze in haar eigen dorp
weer aan de man gaat brengen. Ze gaat dezelfde richting uit waar wij heen willen
en ze neemt ons het eerste stuk mee op sleeptouw, handig zo'n lokale reisgids.
Het is soms lastig om de juiste busverbinding te vinden, zij weet dat onze
volgende bus aan de overkant van de straat staat te wachten met ronkende motor. Via kleine bergdorpjes loopt een slingerende weg
over heuvels en door dalen.
Telkens moeten we overstappen in een volgende klaarstaande bus. Kleine pick-ups
met een dakje over de bak waarin twee parallelle bankjes voor de passagiers, de songthaew genoemd. Soms gaat de bagage op het dak, meestal
mee in het busje. Geen garantie voor een droge rit deze tijd van het jaar. Niet
vanwege regen, maar het jaarlijkse Songkran feest. Het nieuwe maanjaar vangt in
april aan en wordt traditiegetrouw gevierd door elkaar met water te 'besprenkelen'
en daarmee geluk te wensen. Tegenwoordig is het één groot waterballet waar we
een week lang op worden getrakteerd. Overal langs de wegen staan kinderen én
volwassenen met water gevulde emmers, waterslangen, waterpistolen en grote
tonnen met water in de aanslag om voorbijgangers en elkaar nat te gooien. Geen
pardon voor wie dan ook, de achterkant van ons vervoermiddel is compleet open,
via de voorkant allerlei spleten, kortom we worden goed nat. Bij elke klets
water schrik ik van de klap die het op de voorruit maakt. Uit voorzorg heb ik
mijn hoortoestellen in de tas gedaan. In Ta Thon krijgen we een half uur de tijd
voor een late lunch. Op het busstationnetje hebben we de keuze uit één eettentje.
Menukaart? Nooit van gehoord, als je hem al kunt lezen in het Thais. Er zit een
mevrouw met een bord eten voor haar neus, ze ziet er gezond uit. Doe ons dat ook
maar. "Ik weet niet wat ik hier allemaal naar binnen slinger" zegt Jeltje en ze
eet dapper haar bord leeg. We spuwen bijna vuur, zo pittig. Met een koude cola
blussen we de boel een beetje en betalen een idioot laag bedrag van 100 Baht,
een kleine 2,5 euro voor ons drieën! De hurktoilet heeft een hangslot op de
buitenkant, de sleutel vind ik aan de deurpost ernaast. We klimmen weer achterin
een haveloos uitziend busje voor het laatste stuk vandaag. Als er getankt gaat
worden, komt de chauffeur eerst zijn geld bij de passagiers innen. Net voor
donker komen we aan in de plaats Chiang Taeng, nemen het eerste hotel wat we
tegenkomen en snakken naar de douche. Jeltje is de volgende ochtend vroeg
getuige van een aantal biddende monniken die op hun dagelijkse bedeltocht de
giften van de mensen belonen met een gezamenlijk gebed. De mensen zitten met
gevouwen handen en gebogen hoofd op hun knieën op de stoep, terwijl de monniken
op een rijtje ervoor op een vrij eentonige toon zingen. Bijna elke Thaise man
brengt een deel van zijn leven door als monnik, ongeacht zijn leeftijd. We zien
inderdaad naast hele oude ook hele jonge jochies altijd met kale koppies, gehuld
in oranje gewaden. De bus naar Pai komt over een half uur, Jeltje loopt bij een
kapstertje naar binnen om snel een stukje van haar pony af te laten knippen. Bij
de prijsbepaling wordt er eerst ernstig nagedacht, beide dames nemen uitermate
tevreden afscheid van elkaar.
Pai, Mae Hong Son en Mae Rim
Het landschap is drastisch aan het veranderen. Keken we de afgelopen dagen
naar groene beboste bergen en hellingen, nu zien we voornamelijk dorre droge
heuvels, vergeeld gras en valleien gevuld met smog. In deze tijd van het jaar
maken de boeren hun akkers leeg door hele velden in brand te steken. Slecht voor
het uitzicht dat erg wazig is. Bocht na bocht, stuk voor stuk haarspelden, komen
we enigszins dolgedraaid rond het middaguur aan in Pai. We schrikken van de
verzameling cafés, bars, hotels, restaurants, reisbureaus, galeries, winkels,
massagesalons en de hoeveelheid toeristen. Na onze bagage gedropt te hebben in
een hotel, laten we ons overhalen tot een trip in en om Pai. Vooral de van airco
voorziene minibus lonkt, het is tegen de 40ºC en de
luchtvochtigheid schommelt rond de 75%. Het meest interessante deze middag is de
Memorial Bridge uit de tweede Wereldoorlog, in opdracht van de Japanse bezetters
door de lokale bevolking gebouwd. Een paar verankerde oude riksja's op de brug
verleiden tot het maken van uitputtende mannenactie foto's, terwijl het
vrouwvolk klem zit in het nauwe bankje achterop. Pai is op onze route
gekomen doordat andere zeilers een rafttocht over de rivier de Pai naar Mae Hong
Son een hoogtepunt in hun vakantie noemden. Helaas zijn wij in het verkeerde
seizoen, vlak voor de regentijd. Nu staat er bijna geen water in de rivier, dat
wordt meer klunen. Dan maar een paar hongerige olifanten een trosje bananen
voeren, leuk hè Jeltje. Als de oren beginnen te flapperen, en die zijn groot,
springt Jeltje een halve meter opzij. De volgende ochtend staat het fijne koele
busje om acht uur voor de deur, onze privé chauffeur brengt ons naar Mae Hong
Son, een ruim drie uur durende rit door de bergen richting het Westen. Het
hoofddoel is een bezoek aan een Langnek-dorp. Wij bezoeken Huay Seau Thao
bewoond door een Padaung stam, in 1992 gevlucht uit Myanmar voor de burgeroorlog
waar zij als een etnische minderheid niet getolereerd werden. Hier in Thailand
worden ze als vluchtelingen geaccepteerd en kunnen ze wat geld verdienen door de
vrouwen en hun dochters min of meer tentoon te stellen aan de toeristen. Zonder
twijfel zijn ze een eye-catcher, de traditionele koperen halsringen die ze
dragen wegen zo'n vijf kilo en wekken de illusie dat het hoofd van de vrouw niet
vastzit aan het lichaam dat eronder zit. De hals lijkt onnatuurlijk lang. Ook
voor deze vrouwen en meisjes is het zweetweer, een doekje om de bovenste ring
beschermt de huid tegen het schuren. Om en om kopen we bij hun stalletjes wat
prullaria, met als tegenprestatie een foto voor ons album, zo werkt dat hier. Na
de lunch in de stad lopen we een stukje het centrum in, waar de straten
glinsteren van het water. Alles en iedereen die zich op de hoofdstraat waagt,
kan er zeker van zijn dat 'ie een nat pak krijgt. Swingend op de muziek worden
emmers met water leeggegoten op het hoofd van een meisje dat op een scooter
langs rijdt. Ze is gestopt en laat zich gewillig als een plant begieten.
Wij zitten verdekt opgesteld, totdat Jeltje het toch te warm krijgt. Ze loopt
uitdagend de straat op en flats, daar heeft ze al een emmer water te pakken. Ze
duikt weg, maar te laat, lekker afkoelen. Voor we de terugrit aanvangen, stoppen
we bij een Hot Spring waar je allerlei behandelingen kunt ondergaan. Vanwege de
tijd houden wij het bij een moddermasker, ja ook Warren, geheel vrijwillig en
daarna even zwemmen. Het opbrengen van de modder voelt ijskoud aan. Het moet een
kwartier intrekken en prompt vallen we alledrie in slaap. Als het masker hard is geworden,
kan er geen glimlach meer vanaf, spoelen ons gezicht schoon en badderen we een half uurtje in bronwater dat bij deze
buitentemperatuur echt te heet is. Meestal joel ik oeeh aahh kouhoud, maar nu
voelt het als verbranden in te heet badwater. We kunnen het net volhouden. De
koude pannetjesdouche naderhand is fantastisch lekker.
Elke centimeter die ik prijsgeef, wordt direct geclaimd. Eerst een been,
daarna een voet mijn kant op. De mama naast me is van een stevig formaat,
evenals haar dochtertje die tussen haar benen op de vloer van de bus zit. Geen
lekker plekje op een route met veel bochten in de weg. Ik zou ook misselijk
worden daaronder, tussen mama's warme onderstel. Ze is niet aardig tegen haar
kind, ze snauwt en duwt haar terug op de grond. Elke glimlachpoging van mij
richting hen wordt genegeerd. Warren zit achter in het busje bij een papa met
drie kinderen, Jeltje heeft een stoel voor haarzelf. Het waren de laatste drie
kaartjes voor de vroege bus naar Chiang Mai. Na twee uur slingeren, hebben we
een koffiestop
bij een restaurant. Jeltje trakteert de kinderen uit ons busje op ijsjes, ze
zijn er hartstikke blij mee. In het plaatsje Mae Rim stappen wij uit en gaan op
zoek naar een hotel, wederom geen droge zoektocht. De chauffeur van onze brommer
met zijspan duikt bij elke plens water weg, enthousiast worden we bestookt met
water, de bagage blijft redelijk droog. Druipend staan we bij de balie van de
receptie in te checken voor een bungalow. De dames spoeden zich naar het zwembad
waar Jeltje al lezende in slaap valt, ik een paar baantjes trek en Warren op bed
lekker lui televisie kijkt. Meestal stopt het water gooien tegen de avond, de
zeiknatte kleding droogt niet meer op en dan krijgt men het koud. Niets vrezend
gaan we in ons goeie goed op pad om wat te eten. Op de hoek van de T-splitsing
zien we al dat we te vroeg gejuicht hebben. Een groep natte feestvierende Thai
roept naar ons en Warren loopt doelbewust op ze af. Welwillend laat hij ze een
paar emmers waters langzaam over zijn hoofd leeggieten, vanaf dat moment hoort
hij er helemaal bij. Meteen krijgt hij een drankje aangeboden. M'n oren maar
weer in mijn zak gedaan en samen met Jeltje voeg ik me bij het groepje. Ook wij
worden in water gewijd, onze gezichten met wit smeersel versierd, lang leve de
lol. In deze natte toestand kunnen we niet naar een restaurant, dus terug
naar ons huisje om om te kleden. Oeps, mijn nieuw aangeschafte bruin oranje
zwierbroek blijkt niet waterbestendig. De oranje verf loopt langs mijn benen
omlaag, erger, de witte blouse erboven ziet er uit als een verfpaletje. De
volgende dag tijdens onze fietstocht in de omgeving heeft mijn verzoek
"Just a little..., please!" niet het gewenste effect. Wederom druipend nat komen we thuis
om te constateren dat mijn rode kuitbroek ook niet kleurvast is, ik lijk wel een
pasgeslachte kip. Over dieren gesproken, Jeltje is gek op ze. Bij de apenshow
vertonen ze allerlei kunstjes en komen onder anderen naast je zitten om een
kusje weg te geven. Niks voor Jeltje, niet te dichtbij komen. Nou vooruit, klap
eens in je handen, gezellig samen met de aap. Echt schandalig om na afloop te
ontdekken dat de apen in een klein kooitje notabene aan een ketting zitten.
Hebben we bijgedragen aan dierenmishandeling voor een stom zoentje en een aap te
zien fietsen. Bij de Cobra show is Jeltje het meest voorbeeldige slachtoffer wat ze
zich daar kunnen wensen. Ze wordt er meteen uitgepikt. Zodra de slangen ook maar
in onze richting bewegen, gilt Jeltje en loopt een paar tribunes hoger. Na een
aantal kunstjes met verschillende Cobra's vliegt er opeens geheel onverwacht
iets door de lucht en belandt natuurlijk bij Jeltje op haar schoot. Het is een
nepslang, maar logisch, ze is helemaal over haar toeren. Iedereen lacht en joelt
en denkt, oohhh gelukkig niet bij mij! Na even bijkomen, kan ze er zelf ook
opgelucht om lachen. Beter vertoeven is het in de orchideeën tuin, waar het een
oase van geur en kleur is.
Chiang Mai, Ayutthaya en River Kwai Bridge
Dat fietsen bevalt ons wel. Je maakt een beetje je eigen 'airco' en je komt
veel verder dan met de benenwagen. Dat laatste is trouwens gekkenwerk. Overdag
wordt het steeds tegen de veertig graden en die hoge luchtvochtigheid nekt je,
we smelten vanzelf enkele centimeters. Chiang Mai heeft een behoorlijk
uitgebreid centrum dat door oude stadsmuren wordt omgeven. In een kalm tempo
fietsen we van Wat naar Wat (Wat hebben we vandaag op het programma staan),
pikken een marktje mee en strijken met uitgedroogde tong en het zweet op de
bovenlip neer op de plastic stoeltjes van een Thais eettentje. Koud bier hebben
ze hier! Gevolgd door een bord heerlijk smakelijk eten. Ik laat m'n gebit
checken bij een van de vele tandklinieken, kundig en spotgoedkoop. Voor twaalf
euro loop ik met grondig schoongemaakte tandjes, nee geen gaatjes, de deur uit
en vlei me een deurtje verder in een stoel naast een enthousiaste Jeltje om
mezelf op eenzelfde voetmassage te laten trakteren. Niet alles is pijnloos, maar
met de nekmassage als toegift ben je dat allang weer vergeten. Eind van onze
tweede dag hier stappen we aan boord van de nachttrein, waar we prima slapen in
de omgebouwde bedjes, die we twaalf uur later
verlaten in de vroegere hoofdstad Ayutthaya. Buiten het station proberen ze ons
in een taxi te krijgen. Een Thai vertelt ons dat we de straat moeten uitlopen,
dan stuiten we op de rivier die we met een voetpontje voor een bahtje kunnen
oversteken. Daarna lopen we zo het centrum binnen. Dat klopt helemaal, maar
zelfs om zeven uur 's ochtends zweten wij al peentjes met die schildpad op onze
rug, dan is elke straat er een teveel. We parkeren onze bagage met Warren op een
terras waar we eerst een ontbijt verorberen. Jeltje en ik maken daarna
lichtgewicht een rondje hotels, bekijken en vergelijken om toch maar te
overnachten in het hotel waar Warren op ons wacht, Tony's Place. Een gezellig
ding met mooie dames in de bediening die als je heel goed kijkt, toch geen dames
zijn. De adamsappel is de 'verklapper'. Wederom op een deze keer wat gammelig
fietsje verplaatsen we ons door deze bijzondere stad. Drie rivieren komen hier
samen en met een gegraven kanaal erbij vormde de stad opeens een eiland, een
stad waaraan gedurende 400 jaar onder 33 koningen is gebouwd wat terug te zien
is in de ruïnes in vele verschillende stijlen. Paleizen en tempels, in een
relatief klein gebied wemelt het ervan, kortom we leggen onszelf vandaag in de
Watten. Vroeg in de middag brengen we de fietsen terug, het wordt ons te heet
onder de voeten. Jeltje gaat met hoofdpijn een uurtje plat, wij lopen een rondje
over de markt waar de ratten ook hun dagelijkse rondje maken. 's Avonds is er op
het plein een openlucht toneelstuk waar we niks van kunnen verstaan, maar de
entourage en de met pracht en praal aangeklede acteurs zijn leuk om naar te
kijken.
Vandaag 19 april is een feestdag, Jeltje is jarig. We zijn al over de helft van onze
vakantie, de tijd vliegt en we hebben het reuze gezellig met z'n drieën.
Zorgvuldig wordt de mango geschild, in partjes gesneden en in een bakje gelegd
binnen handbereik. Daarna schenkt ze koffie in twee grote mokken, één voor haar
collega, één voor haarzelf. Hij bestuurt de bus, zij verkoopt de kaartjes en int
het geld. Ondertussen zorgt ze goed voor hem. Hij knoeit wat koffie, meteen
haalt ze een doekje tevoorschijn, vast een leuke job. De ventilatoren aan het
plafond draaien, zodra we stilstaan, alsmaar rondjes en zorgen voor de nodige
luchtverplaatsing. Tijdens het rijden komt de warme wind via alle open
ramen naar binnen. Ik voel m'n kont zeiknat worden en plak vast aan de met skai
beklede zitting, getver! Het busstation in Suphan Buri is het eindpunt van deze
bus. We gaan tevergeefs op zoek naar koffie met gebak ter ere van de verjaardag
van Jeltje. Zoete koekjes en een flesje limonade wordt het. Na een dik uur
wachten vertrekt de bus naar Kanchanaburi. Op het heetste uur van de dag
arriveren we in de stad waar een taxichauffeur ons probeert te strikken
voor een hotel dat hij kent. Hadden we maar direct toegehapt. Ik moet heel nodig
plassen en we hebben alledrie honger, dus een eettentje met toilet is onze
eerste noodzaak. Na vijf straten sjokken we nog steeds met die kilo's op de rug
in de snikhete zon, Jeltje begeeft het bijna. Na alleen maar straattentjes te
passeren, zien we een winkelcentrum waar ooh halleluja zeker weten airco is. We
komen werkelijk helemaal bij, schieten een fastfood tent binnen voor de lunch,
plassen twee verdiepingen hoger en besluiten daarna zo snel mogelijk een taxi te
pakken naar het eerder aangeboden hotel. 'Noble Night' heeft ook kamers in een
soort woonboot, we voelen ons er meteen thuis. Onze boot ligt in een lus van de
Kwai River niet ver van De Brug, heerlijk rustig en met zwembad.
Ooit heb ik de film "Bridge over the River Kwai" gezien, zoals zovelen. Erg
indrukwekkend, zoals elke oorlogsfilm. Nooit kunnen bedenken dat ik die brug met
eigen ogen zou gaan zien, waar krijgsgevangenen uit o.a. Engeland, Australië en
Nederland aan de dodenspoorlijn moesten bouwen waarbij de Japanners de
onderdrukkers waren. Eén van de krijgsgevangenen was de vader van Warren en
Jeltje, de reden dat we hier zijn. Bij het lezen van zijn verslag over die
periode krijg ik bij tijd en wijle kippenvel. Voor broer en zus helemaal
bijzonder om op grond te lopen waar ooit hun Heit gelopen heeft, maar in
uitermate tegenoverges telde omstandigheden. Een wonder dat hij de oorlog
overleefd heeft. In de aanwezige musea hangen ontelbare foto's, ongemerkt
zoeken ze naar herkenning van een gezicht. We lopen door een exact nagebouwde
woonbarak van bamboe die bestemd was voor de gevangenen. Het Death Railway
Museum reconstrueert de geschiedenis en verhaalt, zonder vooroordelen van het
lijden van de mensen die betrokken waren bij de bouw. De oprichter van dit
museum, een Australiër, lopen we een paar dagen later nog tegen het lijf. Twee
grote begraafplaatsen worden prachtig onderhouden, oneindige rijen grafstenen
van jongens van 18 hooguit 20 jaar oud. Hoogtepunt is de brug zelf, erover heen
lopen, kijken, terug in de tijd denken, de trein die passeert. Het is druk,
toeristen uit alle windstreken wandelen bij en over de beruchte brug. De
volgende ochtend doen we het nog even over. Om zeven uur op de fiets naar de
brug. Behalve de straatventers die hun vuurtjes opstoken, waar de rijstkoker al
zijn werk doet, het fruit wordt uitgestald, is het heerlijk rustig op de weg. Op
de brug zelf is het zelfs leeg te noemen. Bij dit mooie ochtendlicht ziet alles
er heel sereen uit. Nogmaals lopen we in gezelschap van een groepje monniken de
brug over. Als we voldoende foto's hebben gemaakt, leveren we de fiets in en
halen de huurauto een paar deuren verder op.
Ik lees in het verslag van Sietse Elzinga, Sergt. K.N.I.L. 90950; "Kamp
108 is volgens zeggen het ergste kamp geweest van de hele lijn, zowel in Burma
als in Siam en in die kwamen wij terecht. Het eten was er meer dan slecht,
dikwijls kwamen we 's avonds thuis van het werk en kregen dan een kwart pannetje
rijst met wat sambal (gestampte Spaanse peper) en verder niets -....- In
het laatst was het zo erg, dat er van de 2500 man geen 500 meer konden werken.
Van alles hebben we daar gegeten, paddestoelen( lekker), honden (een beetje zoet),
katten (goed), slangen (lekker), ratten (?) enz. Alles wat je maar levend
tegenkwam, werd doodgemaakt, gekookt of gebakken". Met de auto volgen we een
deel van het ruim 400 km lange traject van de spoorlijn dat gebouwd werd tussen
Thanbyuzayat in Myanmar (Burma) en Nong Pladuk in Thailand (Siam). De meeste
oude rails zijn verwijderd, behalve een stuk tussen Kanchanaburi en Nam Tok
waarover drie keer per dag een trein rijdt. De stationnetjes zijn lieflijk
ouderwets, mooi in de verf waarin niets je lijkt te herinneren aan die zwarte
periode. We stoppen bij plekken waar ooit de kampen hebben gestaan, nu vreedzame
velden waar gewassen worden verbouwd door de dorpelingen. In het
museum bij Hellfire Pass loopt een groepje jonge Aziatische studenten voor ons uit. Al
lachend en kletsend maken ze onderwijl foto's van elk infobord. Om de tien
minuten start er een korte film in een zaaltje. Naarmate de beelden van
uitgemergelde en zieke krijgsgevangenen voorbij komen, hoe stiller de groep
wordt. Zwijgzaam verlaten ze hun stoelen. Ook wij worden stil als we even later
tussen de 28 meter hoge rotswanden lopen over het 5 meter brede kiezelpad dat
over een lengte van 450 meter handmatig door de krijgsgevangenen is geklieft.
Verslag: "Op de morgen van 15 augustus toen bracht een Engels sprekende
Siamees ons het bericht dat Japan was gecapituleerd, weinigen van ons geloofden
het, allen hoopten we het en een blijde hoop drong ieders hart binnen, maar met
dat al moesten wij voorlopig nog steeds voor de Jappen werken en hun houding
duidde zeer zeker nog niet op vrede. Eindelijk 20 augustus hoefden we niet meer
te werken en na een lange dag van wachten werd 's avonds om 7 uur Japanse tijd
door de Japanse kampcommandant bekend gemaakt dat de oorlog was beëindigd en wij
ter gelegener tijd naar Bangkok zouden worden gebracht".
We rijden een van de mooiste routes in Thailand naar de grens met
Myanmar. Een bergachtig enorm groen landschap met hier en daar eenvoudige bamboe
hutjes met golfplaten daken waarnaast een grote stenen pot in de vorm van een
urn voor de watervoorraad staat. In Sangkhlaburi overnachten we in een hotel
waar we die Australiër tegenkomen. Zodra hij verneemt dat we familie zijn van
een POW (Prisoner of War), vraagt hij of er foto's zijn of dat er een dagboek
bestaat. Jeltje belooft hem het verhaal van hun Heit te mailen, wat hij aan het
archief van het museum in Kanchanaburi kan toevoegen. Vandaag is de grens
gesloten voor alle toeristenverkeer, alleen de lokalen krijgen toestemming. De
Drie Pagoden staan in het midden van een rond grasveldje en zijn veel kleiner
dan ik dacht. Ook hier diverse gedenkplaten van de WWII en een klein stukje
overgebleven spoorrails. Na een fantastisch lekkere kop koffie lopen we langs de
stalletjes waar een mix van Mon, Karen en Thaise mensen hun koopwaar aanbieden.
Met het geld waarmee we wat souvenirs kopen, wapperen ze over de balie, een
gewoonte die geluk zal brengen volgens hun bijgeloof. Een Mon dame met een met
witte zalf beschilderd gezicht buigt dankbaar als Jeltje een pagode van hout
koopt en wappert met de geldbriefjes om Jeltje heen. Op een brommer met zijspan rijdt een moeder met
vier kinderen, de jongste op haar linkerschoot, naar de grensovergang. Een heel
jong meisje heeft het verkopen in haar genen zitten. Terwijl ze met Jeltje een
koop sluit, begint ze een potje zalf open te draaien en smeert mijn arm ermee
in. Het ruikt heerlijk en ook mij strikt ze met haar charmes. Op de terugweg
vinden we in Sai Yok eindelijk een olifanten kamp waar we een ritje kunnen maken.
Een half uur is lang genoeg, maar wel leuk voor een keer.
Hua Hin en dan weer naar huis
Nu hebben we nog een
plaats te bezoeken voordat in de badplaats Hua Hin onze gezamenlijke reis
eindigt, namelijk de drijvende markt in Damnoen Saduak. De gele bus brengt ons
naar Ratchaburi, daar overstappen op een lokale bus die een enorme omweg maakt
via allerlei plaatsen. Hemelsbreed is de afstand ongeveer 35 km waar we zeker drie uur
over doen. De laatste buschauffeur maakt onze dag weer goed als hij na het
eindpunt ons persoonlijk bij het hotel afzet, waar vind je deze service! De
markt is zoals te verwachten één grote toeristenval. Desalniettemin genieten we
van de vele gekleurde groenten en fruit die vanuit bootjes door veelal vrouwen
worden verkocht. Ons ontbijt verzamelen we al varende bij diverse dames, starten
met kokos poffertjes, gevolgd door gefrituurde groente loempiaatjes, koffie,
gebakken banaan en partjes grapefruit toe. Bij de kledingkraampjes passen we van
alles, dingen af als oude rotten in het vak en gaan met volle tassen naar ons
hotel terug. Een snelle douche, die bij de eerste stap buiten onze koele
hotelkamer al weer vergeten is, waarna we met een luxe minibus naar Hua Hin
reizen. Verslag: "Twee dagen later werden we op transport gesteld, nu naar de
werkelijke vrijheid -....- We kwamen aan in de badplaats O Wahhien (fonetisch
voor Hua Hin) waar een Commissie Europeanen, bestaande uit Engelse, Zweeds en
Deense dames en heren ons stond op te wachten -......-Aangezien velen van ons
dusdanig waren gekleed dat een bezoek aan de dames onmogelijk was, werd hun
verzocht in de trein te blijven-....". Ons uitgekozen guesthouse heeft een
terras aan zee waar we elke ochtend het ontbijt nuttigen. Twee minuten verderop
lopen we het strand op voor een lekkere duik in de Zuid Chinese Zee. Een
onafgebroken rij hotels, restaurants, bars, winkeltjes, massagesalons en
kleermakers vullen deze plaats. Het treinstation is een bezoekje waard. De
roomwit rode koninklijke wachtkamer van koning Rama VI uit 1920 is onveranderd
gebleven en ademt romantiek uit. Jeltje verzilvert hier haar verjaarsdagscadeau
van ons, ik ben geen spelbreker en onderga ook een heerlijke massage. Beiden
laten we ons een zijden rokje op maat maken en hebben het goed samen. Jeltje
reist straks weer noordelijk naar het vliegveld in Bangkok. Wij vertrekken
zaterdag met de nachtbus in zuidelijke richting naar de grens met Maleisië. In
Hat Yai hebben we een viertal uren wachttijd voor de bus naar Johor Bahru
vertrekt. Al kletsend lopen we over de stoep tot Warren opeens schreeuwt en
ineen duikt. Hij houdt zijn hoofd vast waar het bloed uit stroomt. Een
laaghangend zonnenscherm op loophoogte is de oorzaak, Warren is er recht in
gelopen. Met een tuktuk naar de 1e hulp in het ziekenhuis, want dit ziet er niet
lekker uit. Als ik vertel dat we om 11 uur met de bus meemoeten, wordt Warren in
sneltrein vaart geholpen. Met vier hechtingen komt hij weer naar buiten, halen
we de bus en vallen doodmoe om drie uur 's nachts in ons eigen bedje op de
Nightfly. We zijn weer thuis! Nog snel even een berichtje naar Jeltje: "Bedankt
voor een prachtige en boeiende vakantie samen".
Mei tot en met Juli 2014 Een
soort van impasse.
Voortdurend passen we onze planning aan. Waarom zouden we ook haast maken?
Begin van dit jaar hebben we ons voorgenomen tot 2015 in dit gebied (Maleisië en
Thailand) te blijven waar nog van alles voor ons te ontdekken valt. Omdat de
jachthaven hier in Johor Bahru een prima plek is om ons huisje van tijd tot tijd
onbemand achter te laten, maken we daar grif gebruik van. Voor onze vakantie in
Nederland vorig jaar, voor een zeilreisje met Blue Dame in Thailand, voor
een bijzondere trip door Thailand met Jeltje. Dan zijn we beland in mei, waarin
de zuidwest moesson zich inmiddels stevig gaat settelen en zal duren tot aan
november. Een wind waarin je prima de westkust van Maleisië omhoog kunt zeilen,
maar ten allen tijde aan lager wal ligt. Om de paar dagen is een jachthaven
bereikbaar, maar die andere nachten lig je onbeschut voor anker op open water
langs de kust. Ook geen probleem, maar totaal onvoorspelbaar waait hier de
'Sumatra' van tijd tot tijd, die de ankerplek behoorlijk oncomfortabel zal maken. Dus kiezen we
ervoor nog even te wachten met vertrek en benutten de tijd voor openstaande
klussen en probleempjes die om een oplossing vragen.
Een krijgertje, Schenker watermaker die 30 liter water per uur maakt, terwijl
onze eigen makker er slechts 5 per uur maakt. Er moet alleen een andere motor
in, die per DHL uit Italië gaat komen. Achter de rugleuning van de bakboord bank blijkt
dit grote apparaat perfect te passen, loze ruimte wordt gevuld en het
gootsteenkastje zit vlakbij voor de aansluitingen. De oude verkopen we aan een
andere zeiler. Inbouwen van de 'nieuwe' duurt een paar vochtige dagen, Warren
staat te druipen van het zweet. Ik lig te rillen op bed, koorts, zeer lijf,
kortom een griepje onder de leden. Warren doet er ook een dagje aan mee en
slaapt een gat in diezelfde dag. Na anderhalve maand loop ik nog altijd met een
akelige hoest die ik bij veel mensen hier herken. Ligt het aan de smerige lucht
of aan al die airco's die veel te koud staan afgesteld. Een paar keer maak ik de
fout om te bloot gekleed naar de supermarkt te gaan. Al lopend naar de bushalte
voel ik het zweet in straaltjes over mijn rug lopen dat in de bus acuut opdroogt
en mij een koud lijf bezorgd. Om vervolgens uit te stappen en wederom in 35
graden te sjokken naar het gekoelde winkelcentrum. Zo jojoën wij in luttele
minuten tussen 20ºC en 35ºC. Nee, natuurlijk is dat
niet gezond. Als ik me weer 'de oude' voel, valt dit ongeveer samen met het
euforie gevoel dat de watermaker eindelijk compleet is en na een aantal testen
door de keuring is gekomen. We zetten twee vinkjes op ons lijstje.
Ongewenst bezoek
"Heb jij met de houtrasp zitten hobbyen?" vraag
ik verbaasd. Ik heb net een kastdeurtje opengemaakt en het vingergat aan de
binnenkant ziet er 'opgerekt' uit. Met dat ik het vraagteken erachter plaats,
weet ik dat Warren zijn antwoord "Nee" is. We hebben weer een rat aan boord,
Gat-ver-dam-me!!! Van andere zeilers krijgen we twee rattenvallen te leen met
het advies dat bananen en gedroogde visjes goede lokkers zijn. Met moeite vinden
we mini zakjes met rattengif. Men is hier zo gewend aan ratten, ze horen erbij,
zeg maar. Nou, wij tolereren geen ongevraagde gasten aan boord. Overal vinden we
keutels en opengevreten pakken etenswaren, zelfs het navulpak met shampoo ligt
glibberig te lekken onder de vloer. De rat zal wel ergens bubbelend liggen uit
te buiken. De jacht wordt geopend! Op strategische
plekken leggen we dekseltjes gevuld met een gifmengsel en in de twee kooitjes
hangen stukjes banaan. Na twee dagen nog niks gevangen, rotbeest. In nacht drie
hoort Warren geritsel, gaat zijn bed uit, maar vindt een lege kooi. De slimmerik
is er met de banaan vandoor. De val wordt meer op scherp gezet, nieuwe banaan
aan het haakje en verdomd, na de vierde nacht hebben we beet. Een getergde rat
loopt psychotisch te zoeken naar de uitgang. Deze jongen krijgt van Warren
onderwater zwemles in zijn kooi. Nu is het mijn beurt. Elk kastje en elke ruimte
onder vloer, waar ook maar eten ligt, tot grote frustratie vind ik overal pakken
en zakjes met gaatjes erin. Een aantal kilo's verdwijnt in de vuilnisbak. Nou ja,
ik zie het maar als de grote voorjaars schoonmaakbeurt.
Hoognodig aan vervanging toe, het zonnetentje
boven de kuip is nu acht jaar oud en de gaten gaan er binnenkort in vallen. Met
de oude als voorbeeld stappen we bij een zaakje binnen, een open garage waar
opeengestapeld tegen de muur nieuw beklede kussens liggen. Een paar autostoelen
staan op de stoep te wachten tot hun gescheurde zittingen met uitpuilende kapok
een nieuw laagje krijgen. Nadat we de stof hebben uitgekozen en een
prijsafspraak hebben, zegt de Chinese dame die ijverig achter een naaimachine
zit te werken: "Over een week is het klaar". We geven ze een paar dagen extra,
maar dat was nog te optimistisch. Op de bovenverdieping zit een oud Chinees mannetje
heel kalmpjes onze bimini te naaien, nog lang niet klaar zo te zien. Tot grote
schrik ligt de oude compleet uit elkaar getornd op een hoopje in een hoek, die
hadden we nog willen gebruiken tot we uit deze vervuilde omgeving weg zijn. Na
elke regenbui blijft er een vettige zwarte laag achter op de boot die er heel
moeilijk af te krijgen is. Een week later is de zonnetent dan echt klaar en
kopen we een plastic zeil erbij om het schone mooie tentdoek voorlopig te
beschermen. Weer een vinkje.
Willen we net een vertrekdatum plannen, gaat de
vorig jaar aangeschafte laptop rare kuren vertonen. Naar een van de vele shopjes
waar slimme jongens hele dagen computers in en uit elkaar halen. Onze slimme
jongen vindt het euvel dat wellicht nog onder de garantie zou kunnen vallen. Op zoek
naar het Samsung servicecentrum dat natuurlijk helemaal aan de andere kant van
de stad zit. Warren is een halve dag op pad om ze te vinden, niet zonder succes
overigens. Over een week gerepareerd zonder kosten op te halen. Mooi zo! Als er
meer van die handige henkies rondlopen, kunnen we wel een poging wagen om de
Victron inverter aan de praat te krijgen. Notabene pas twee jaar geleden in
Nieuw Zeeland voor veel geld gerepareerd! Tijdens ons laatste verblijf in Nederland is deze
omvormer er alweer mee opgehouden. Dat betekent geen 220V meer aan boord en
da's best lastig. Zover we weten zijn twee transformatoren stuk die we in
Kroatië per DHL kunnen kopen. Het soldeerwerk en het testwerk laten we aan een vakman
over, maar na vier weken krijgt ook deze man de inverter niet aan de gang. We
kopen in China per DHL tijdelijke oplossingen in de vorm van losse omvormers, een van 12V naar
220V en een andersom. Geen echt vinkje deze keer, maar wel een paar weken verder.
Triest
Op het mededelingenbord hangt een bericht dat op
zondag een medezeiler (70 jaar) is overleden. Per toeval ben ik bij het kantoor
als de weduwe een dag later met de manager de crematie aan het regelen is. Ik
praat even met de Franse dame (68) om haar te condoleren en ze vertelt dat haar
man na maandenlang ziek zijn door een hartaanval in het plaatselijke ziekenhuis
is overleden. "Na tien jaar zeilen is het nu fini", zegt ze verdrietig. De
crematie vindt 's middags plaats om 2 uur, belangstellenden kunnen
bij het kantoor verzamelen en vervoer wordt door de club verzorgd. We kennen de
beste man niet, maar vinden het niet meer dan normaal om Marie-Claude te steunen
bij het afscheid. Tot grote verbazing zijn er maar vijf zeilers plus het
management van de club aanwezig bij de voor ons bijzonder merkwaardige en korte
plechtigheid. De overledene ligt in een open kist die op het gruis van een
vorige crematie lijkt te rusten, een macaber gezicht. De gesloten oven staat een
paar meter verderop in het zicht en ons kleine groepje staat rondom de kist te
zweten in de hete zon. Een pastor spreekt een paar minuten waarna de kist
gesloten in de oven wordt geschoven. In een restaurant drinken we een
verfrissing en kan Marie-Claude haar verdriet delen. Een paar dagen later vliegt
ze naar Frankrijk om bij haar twee kinderen te zijn. Ik schaam me over de
houding van de overige zeilers. De haven ligt behoorlijk vol en als er een
gezellige pot-luck wordt aangekondigd, zijn ze in grote getalen aanwezig. Juist
nu had Marie-Claude hun morele steun heel hard nodig, maar laat men het afweten.
Dit wens ik niemand toe.
Melaka, een stad drie uur met de bus noordwaarts. Een kuststad die een
sleutelrol vervulde in de specerijenhandel en tijdens de twee moessons fungeerde
als pleisterplaats voor de handel tussen China en India. Een stad met heel veel
Nederlandse historie, we hebben er een aantal jaren de scepter gezwaaid in de
17e en 18e eeuw. Een stad die de moeite waard is om een paar dagen te verblijven. "Of
wil je er een paar jaar wonen?", vraagt Warren plompverloren. Hij komt net terug
van een afspraak met Walter, een Chinees die hem op de pot-luck aansprak met de
vraag of hij zin had in een klusje. Dat klusje blijkt een baan voor 2½
jaar als projectmanager te zijn voor de
bouw van zes Botels in de rivier van Melaka. Warren voelt zich enorm gevleid
door dit aanbod, maar weet na een nachtje slapen dat hij het niet aanneemt. De
werk ethiek ligt hier zo anders dan wij gewend zijn, daar zal hij zich gedurende
die tijd aan moeten conformeren wat hoogstwaarschijnlijk frustrerend en
onbevredigend gaat werken. Dat risico wil hij niet lopen, eenmaal zo'n uitdaging
beginnen betekent voor Warren ook afmaken. We houden het dan toch maar bij ons
geplande midweekje Melaka. Bij aankomst lopen we diverse hostels langs, de een
heeft wel airco maar geen ramen in de kamer, de ander stinkt al bij binnenkomst, de volgende is
te sjiek. Uiteindelijk belanden we in het hotel waar we als eerste binnen
gelopen zijn, maar natuurlijk eerst nog verder wilden kijken, ik dus. Het ligt
lekker centraal op loopafstand van de meeste bezienswaardigheden. De volgende
ochtend na een wandeling langs de rivier is Warren niet lekker en gaat op bed.
Ik vermaak me met een boekje en snuffelen op internet. We plakken er gewoon een
extra dagje aan vast. Heel opvallend is naast de roodwitte Christ Church het
rode Stadthuys in hartje centrum aan het Dutch Square, behalve de kleur een
identieke weergave van het stadhuis in Hoorn. In de Heerenstraat zit een oud
Hollands cafeetje en winkeltjes met mooie voorgevels en overdekte
voorportaaltjes. Rijkelijk versierde trishaws, een driewielfiets met een
aanhangende zitbak waar twee mensen in passen. De chauffeurs troeven elkaar af
met de bontjes, roosjes, beertjes en glitters en niet te vergeten de
luidschallende muziek uit de boxen. 's Avonds zijn ze uitbundig verlicht als een
kleine kermis. De Chinese wijk is altijd leuk met zijn kleine winkeltjes,
tempels en lampionnetjes langs de gevels. En zoals overal ook hier een
avondmarkt waar we op een terras genieten van een koude witte Hoegaarden
vergezeld van een sateetje.
Ondertussen is het WK voetbal in Brazilië begonnen. Alle wedstrijden die
Oranje speelt, zijn voor ons op tijdstippen dat een fatsoenlijk mens allang ligt
te slapen. Vier uur in de nacht laten wij lekker voorbij gaan, maar de
wedstrijden die om middernacht uitgezonden worden, daar duiken we wel de kroeg
voor in. Nederland komt steeds verder in het toernooi en we hebben weer een
reden om ons vertrekmoment uit te stellen. We verwachten nu
natuurlijk in de finale te staan. Half juni is Marie-Claude weer op de boot, die in de verkoop gaat. Inmiddels
is bekend geworden dat deze jachthaven gaat sluiten, per wanneer dat weet
niemand te vertellen. De eigenaar gaat de boel dicht gooien om er flatgebouwen
op te zetten. Dat betekent voor iedereen een andere plek zoeken. Het gonst
van de geruchten en op elke steiger klonteren zeilers samen "Waar gaan jullie
naartoe, wanneer gaan jullie weg"? en langzaam wordt de haven leger. Sommigen hebben een reis geboekt en moeten
direct hun boot elders onderbrengen. Zo ook Marie-Claude, ze wil haar boot in
een nieuwe marina aan de andere kant van Johor Bahru te koop leggen om daarna
weer naar Frankrijk te gaan. We bieden aan om haar te helpen de boot daarheen te
varen waar ze dankbaar gebruik van maakt. Voor vertrek is Warren ruim twee uur
onder water met duikfles bezig om alle aangroei te verwijderen, het schip ligt
al bijna een jaar stil. Dan moet eerst de accu van de motor een nacht lang opgeladen worden
voordat hij wil starten. En ondertussen loopt Marie-Claude verdwaast door haar
boot en probeert een aantal zaken op te ruimen. Een giga klus voor haar alleen,
maar noodzakelijk. Zondagmiddag gooien we de lijnen los en ze laat ons de vrije
hand in het varen van de boot, waar we stoppen en hoe de route is. Bij de
uitgang van de rivier gaan we de nacht voor anker om 's ochtends rond zeven uur
in een donkere dreigende lucht te vertrekken. Twee uur lang raast er een
'Sumatra' over ons heen met veel regen en wind, we zitten met z'n drieën in
regenjas en korte broek het verkeer in de gaten te houden. Singapore Strait is
vandaag verrassend rustig met heel weinig scheepvaart en evenzo weinig voor anker
liggende monsters, waardoor de rest van de dag een prettig zeiltochtje wordt.
Aan de oostkant varen we de Johor Strait weer binnen en meren eind van de dag af
in de jachthaven. Marie-Claude schiet regelmatig in tranen terwijl we kletsen,
en ze blijft ons oneindig bedanken voor onze hulp. Er
ligt nog een lang en moeilijk traject voor haar in het verschiet en we zijn blij
dat we een stukje ervan voor haar hebben kunnen verlichten. Met Franse zwier
haalt ze een fles bubbelwijn uit de koeling en zet een aantal lekkere hapjes op
tafel.
Terwijl Oranje zijn best doet, heeft Johor een belangrijke wedstrijd in de
league gewonnen. Zo bijzonder blijkbaar dat de Sultan er spontaan een Public
Holiday voor geeft, alle winkels en bedrijven gaan de volgende dag dicht. Hoe
verzin je het. Zou de Sultan dat ook allemaal betalen of draaien ze er zelf voor
op. De kalender schuift door naar juli. De jaarlijkse Ramadan is begonnen, de
vastenperiode voor de moslims die zo'n vier weken duurt gevolgd door Hari Raya,
het Suikerfeest. Straten en pleinen worden extra versierd en in de winkels staan
feestpakketten met etenswaren die cadeau worden gedaan tijdens het Suikerfeest
dat met de familie gevierd wordt. Het vasten zouden wij ervaren als een enorme
opgave waarin we onszelf 'uithongeren', maar de mensen hier vertellen ons trots
dat ze het absoluut niet moeilijk vinden om van zonsopgang tot zonsondergang
niet te mogen eten en drinken, ook roken en sex is dan verboden. Het is een
onderdeel van hun geloof wat elk jaar terug komt en normaal is. Niet eten allah,
maar niet drinken in deze temperaturen lijkt ons toch niet goed. Uitzondering
wordt gemaakt voor reizigers, zieken, ouderen, jonge kinderen, zwangeren of
vrouwen die menstrueren. Overdag is het extreem rustig in de restaurants en
eettentjes. Vanzelfsprekend is niet iedereen moslim en bovendien moet er eten
gekookt worden voor na de zonsondergang. Het eten wordt in natuuronvriendelijke
bakjes geschept dat weer in een plastic tasje mee naar huis gaat. En elke morgen haalt Warren
hier in de haven emmers vol plastic afval uit het water en probeert zo onze
omgeving enigszins schoon te houden. Andere zeilers kijken of hij gek is, maar
dat weerhoudt hem niet. Al geef je maar één Maleier het goede voorbeeld, dan heb
je al gewonnen. Ik ben trots op die vent van mij, zolang hij maar wel
handschoenen gebruikt!
Een afschuwelijke ramp
Aangezien de kansen voor de finale van het WK steeds reeëler lijken te worden,
rekken we ons vertrek weer een weekje of wat. Geeft ons tijd om nog een groot
probleem te tackelen. Door de extreem hoge luchtvochtigheid en veel meer zweten
zijn m'n beide hoortoestellen alweer aan het corroderen. De logische gedachte
dat Siemens in Singapore wel van dienst kon zijn, blijkt een sprookje. De nog
altijd geldige internationale garantieperiode van twee jaar wordt niet door
Singapore erkend en rest mij niets anders dan opsturen naar Nederland. Een
fantastische medewerking door Esther van Beter Horen Leeuwarden zorgt ervoor dat ze een week na
binnenkomst alweer gerepareerd klaar liggen voor verzending naar Maleisië. Dan
komt het verschrikkelijke bericht. De MH17 is neergeschoten boven Oekraïne. Een
Maleisisch vliegtuig vol met mensen op weg naar een vakantiebestemming of terug
naar hun familie. Geen enkele overlevende, we volgen het nieuws op de voet dat
elke avond op alle tv zenders te zien is. Het blijft dag en nacht malen in ons
hoofd, wat een verschrikkelijke gebeurtenis......
Het laatste vinkje wat wij zouden willen zetten, lijkt niet binnen handbereik.
Ironisch genoeg is de kans heel groot dat het pakketje met mijn hoorapparaten in
datzelfde vliegtuig op weg naar Maleisië was. Maar wat een onmundig klein probleempje vergeleken bij het onmenselijke verdriet
dat veel mensen hebben na het verlies van hun familie, vrienden en collega's. Ik
durf niks meer te zeggen.
Augustus, September 2014 Een spontaan reisje
"Hebben jullie komende zondag iets te doen? Dan staan wij op Schiphol........we
hebben net geboekt!" Zo jammer dat de skype camera niet meewerkt, ik had graag
de gezichten van de meiden willen zien. Maar het geluid maakt het goed. "Echt
waar??? Wat leuk! Jaaa, we halen jullie op met z'n allen!!" Ook Hans, Carool en
Suzanne doen daar als vanouds aan mee. Simpelweg
heimwee naar de kleinkinderen, filmpjes van de twee jongsten die hun eerste
stapjes zetten, we willen het met eigen ogen zien. De drang is zo groot dat we
voor vijf weekjes naar Nederland gaan. We logeren alleen bij de kinderen. Nu
past het nog in ons reisschema, volgend jaar wordt lastiger. Het zijn quality
weken waarin we zo genieten van dat kleine spul, dat stiekem steeds groter wordt.
Een dagje fietsen op Ameland en zandkastelen bouwen op het strand. Een dagje
naar Slagharen waar we gillend in de achtbaan zitten. Maar grotendeels gewoon
lekker thuis mee doen met de dagelijkse gang waarin wij bij beide gezinnen
wederom geruisloos mogen invoegen. Vanzelfsprekend hoort Mem (93) tevens in dit
plaatje. Zo vaak mogelijk wippen we even bij haar binnen voor een bakje koffie
en een gezellige klets, waar we Warrens broer en zussen ook treffen.
Ons verblijf in NL grijp ik meteen aan om met Esther van Beter Horen ons
gezamenlijke probleem van het verdwenen pakketje te bespreken. In overleg met
haar bazen besluiten ze dat ze mij als klant niet kunnen laten wachten tot
misschien ooit mijn gerepareerde hoortoestellen alsnog boven water komen. Ze
trekken de verantwoording geheel naar hun kant. Spijkers met koppen worden er
geslagen. Aanmeting voor nieuwe toestellen, deze keer worden het waterdichte
exemplaren wat het vochtprobleem moet uitsluiten. Na drie weken loop ik
dolgelukkig rond met fonkelnieuwe hippaars gekleurde toestellen en hoor ik weer
goed. De rekening die ik moet tekenen heeft onderaan de streep het getal nul
staan! Mijn dank is enorm groot.
Beter Horen Leeuwarden vertegenwoordigd door Esther heeft een ongekend grote
servcie geleverd door een voor mij heel groot probleem binnen no-time zo
fantastisch op te lossen. Dit verdient reclame!
Zo leuk, op mijn verjaardag komt al zingend de complete familie de Groot de
trap op en krijg ik ontbijt op bed. Het versgebakken croissantje wordt ingepikt
door kleindochter Lauren. Ik krijg er een heerlijke
zoen voor terug. Mijn hart smelt! 's Middags zitten we in een zonovergoten tuin
waar ik heel jarig sinds zeven jaar weer omringd ben door mijn familie en
schoonfamilie, het geeft me een warm gevoel. Op de dag voor onze terugreis word
ik nog even fijntjes op mijn positie gewezen. Vierjarige Viggo wil graag met mij
puzzelen, iets waar hij echt heel goed in is. En dat verwacht hij ook van mij,
terecht. Wanneer ik niet snel genoeg ben, stopt hij mij een stukje in de hand en
wijst zogenaamd vaag naar de plek waar die past. Na een paar stukjes doe ik weer
iets verkeerd. Zuchtend zegt Viggo: "Als oma niet goed puzzelt, dan moet ze maar
terug naar de boot!".
De laatste avond eten we gezellig met zijn elven in een pannenkoekrestaurant
waar een leuke speeltuin met doolhof bij zit. Hier nemen we afscheid van familie
Rozendal die we over twee maandjes in Thailand weer gaan zien. Als we
zaterdagochtend in Burgum wegrijden, staan Wendy en Jan Durk in ochtendjas op de
stoep. Achter het raam steken drie kinderkopjes boven de bank uit die ons
uitzwaaien. En volgend jaar zal daar nog zo'n hoofdje bijkomen, ze verwachten
hun vierde in februari, geweldig! In Nunspeet leveren we onze tijdelijke auto in
bij Autobedrijf Hans Baars en na koffie
met gebak brengt Carool ons naar het station waar de trein ons naar Schiphol
brengt. Met een fikse verkoudheid stap ik in het vliegtuig waar ik met een
neusspray de boel nog aardig open kan houden. Maar bij het inzetten van de
daling op Dubai verandert de luchtdruk in de cabine zoals gebruikelijk en dat
merk ik nu genadeloos. Ik kan mijn oren niet geklaard krijgen, dat hoofd zit zo
vol snot, alle gangen zijn verstopt. Wat is dat pijnlijk, het voelt alsof elk
moment mijn oren uit elkaar zullen klappen. Zo fijn, in Singapore herhaalt zich
dit verhaal. Daar staan na de gate een aantal witte jassen met mondkapjes
opgesteld die met sensoren meten of er mensen met verhoogde lichaamstemperatuur
tussen lopen. Die zouden het Ebola virus bij zich kunnen dragen. Een wonder dat
ze mij er niet uitpikken, niet vanwege Ebola, maar koorts heb ik zeker wel.
Een paar dagen nadat we terug zijn op de Nightfly, krijg ik een email
van Esther. Officieel onderzoek door PostNL heeft vastgesteld dat HET pakketje
in de MH17 zat. Dus toch...! Ik ben er weer stil van. Een paar weken geleden
kwam die gedachte bij me op, maar eigenlijk vond ik het heel gewaagd om het
daadwerkelijk op papier te zetten. Nu weten we het dan eindelijk voor 100% zeker
en zetten we daar een definitieve punt achter. Nog blijer maakt het me nu dat we
ad hoc hadden besloten om even naar Nederland te gaan. Naast het feit dat die
heerlijke knuffels en al die uren dicht bij de kids er weer voor gezorgd hebben
dat we er voorlopig tegen moeten kunnen.
De trossen zijn los, hè hè!! Nooit eerder hebben we zolang op 1 plek gelegen.
Een jaar geleden vaarden we de Johor rivier op, nu laten we hem voorgoed achter
ons liggen. In dagtochten zeilen we door Melaka Straat de westkust van Maleisië
omhoog. De eerste twee dagen gaan heerlijk, voorbeeldig zeilweer en extra
voortgang door een meelopende stroom. Bij het grotendeels onbewoonde eilandje
Pisang blijven we een dagje liggen om te herontdekken hoe lekker het is om
zielsalleen voor anker te liggen.
1 November 2014
Daghoppend de Melaka Straat omhoog zeilen tot aan Krabi, Thailand.
Geen LAT maar een SAT relatie
Dit broeierige klimaat is waarachtig dodelijk voor de hartstochtelijkheid in je relatie.
Liggen wij normaliter sinds jaar en dag lepeltje lepeltje, nu is het geringste
contact van huid op huid al te heet. Ik heb zelfs last van mijn eigen hand op m'n lijf,
zegt Warren plagerig: "Zal ik eens lekker tegen je aan kruipen?". "Opzouten
jij!", en ik wapper met m'n waaier voor een beetje luchtverplaatsing. Eenmaal
zonder walstroom kunnen we de airco niet meer gebruiken (die kan straks in de
uitverkoop), dus is het behelpen met wat lawaai makende ventilatoren die op 12Volt draaien,
maar dan nog! Oplossing, we slapen tegenwoordig apart, Warren begint ermee.
Manlief vertrekt naar buiten, op de kuipbank. Mooi, heb ik het bed voor me
alleen, kan ik heerlijk wijdbeens en met de armen gespreid proberen te slapen.
Na een paar regenvrije nachten en opvallend weinig muggen ga ik ook overstag.
Warren sleept voor mij de bankmatras naar buiten, lakentje en kussen mee, een
verademing. Een koel briesje en een hemel vol sterren, gezellig, apart samen
slapen, dit is het! Totdat het gaat regenen, ik verhuis naar de bank in de
kajuit, Warren kan dwars voor de ingang nog droog blijven liggen. Soms verlang
ik terug naar de koude nachten van Patagonië. Kacheltje snort in de kajuit, dik
dekbed over ons heen getrokken en een heuse pyjama aan. De beste manier om warm
te worden is dicht tegen elkaar aan liggen, waarbij Warren zijn koude handen
onder m'n pyjama laat glijden. "Opzouten jij, maak ze maar warm aan je eigen
lijf!", waarna ik mijn ijskoude voeten tussen Warren's benen vlecht. Ook niet
echt hartstochtelijk te noemen.......zou het gewoon aan mij liggen?
Wanneer leren we het nou eens!!!!! Als er een monster van een containerschip
op geringe afstand langs vaart, veroorzaakt dat een aardige golfslag. En dan
moet je niet de ramen open laten staan. Een dikke plens water verdwijnt hierdoor
de kajuit in en doorweekt de tafel en de bakboord kuipbank. Een paar minuten
geleden heb ik de laptop van tafel gehaald en opgeruimd, mazzel! Jakkes, wat een
smerig water is dit. We varen over de Klang rivier waarin alle afval van
naburige hoofdstad Kuala Lumpur wordt gedumpt. We parkeren Nightfly aan de
steiger bij de Royal Selangor Yacht Club, Royal dankzij de Sultan van Selangor
die Patron van de club is. Vlak voor de ingang is een speciaal gereserveerde
parkeerplaats voor de Sultan. We lopen hem helaas niet tegen het lijf. De trein
stopt om de haverklap en heeft anderhalf uur nodig om de 38 km te overbruggen
waarna we in hartje Kuala Lumpur uitstappen. In Chinatown vinden we al snel een
hotelletje en vermaken ons twee dagen in deze bijzonder prettige stad.
Dag 1 doen we te voet, dag 2 met de hop-on hop-off bus. We belanden bij de Nationale
Moskee dat een paraplu-vormig koningsblauw dak bezit met een 74 meter hoge
minaret waar in de top vijf keer per dag de roep tot gebed over de omgeving
galmt. Voor niet-Mosloms zijn er speciale bezoektijden met bijbehorende speciale
jurken voor zowel man als vrouw, waarbij de vrouw haar haren met de capuchon
moet bedekken. Ik wacht daar nog even mee, het is echt bloedheet, bovendien zijn
we nog niet binnen. Dat kost me hoe dan ook een bozige blik van de dame die onze
kleding controleert. Al onze mede bezoekers vinden het net zo onwennig, maar
vooral fotogeniek zo'n lilajurk aan. Ook wij poseren in de jurk dat meteen door
Warren wereldkundig wordt gemaakt op facebook, want wifi is heel gewoon in de
moskee. Na een tijdje zit het eigenlijk best lekker en verrassend koel, straks
toch maar eens gaan shoppen. Maar toch, we blijven het vreemd vinden dat de
moslima zich zo (moeten) bedekken, terwijl hun mannen in moderne kleding kunnen
blijven lopen. Geïntrigeerd bestudeert Warren een groepje vrouwen dat op de
stoep staat te kletsen. Allemaal helemaal van top tot teen in het zwart waarbij
alleen de ogen nog zichtbaar zijn. En meestal zijn die ook nog intens donker met
lange zwarte wimpers. Kuala Lumpur, een smeltkroes van diverse volkeren en
geloven, China, Indonesië, Thailand, Maleisië, Pakistan, Japan, India, Europa,
en allemaal in hun eigen uitdossing. Prachtig om naar te kijken.
Ook mooi, GeorgeTown op het eiland Penang. Staat op de Wereld Erfgoed lijst.
net als Melaka. Het oude centrum kun je gerust meer dagen aandacht geven. We
stappen bij de Clock Tower uit de bus en stuiten meteen op het Cornwallis Fort
uit eind jaren 1700, gebouwd door de Britse OostIndië Companie.
VOC heeft zijn sporen achtergelaten met inscripties op de
kanonnen. Little India, de wijk van geuren en kleuren, tempeltjes en
restaurantjes, winkel van sinkel, oude gevels en ambachtelijke beroepen. Bij de
koffiebrander mogen we even een kijkje achter de schermen nemen waar op dat
moment een dik plakaat bonen wordt samengeperst. Twee kilo versgebrande bonen
gaan mee naar huis. Naar de volgende beoogde ankerstop is het slechts tien mijl
varen. Maar goed ook, want wij hebben er bijna de hele dag voor nodig met een
briesje rond de vier knopen, mede dankzij de noordelijke stroming komen we
vooruit. Tuurlijk, met de motor doe je het in een paar uur, maar wat is daar de
lol van. We gooien ons anker uit aan de zuidkant van een klein eilandje vlak bij
de kust. Een 2,5 km lange brug verbindt het eiland met het vaste land. Ons
uitzicht biedt alleen een groene muur van bomen en struiken, geen teken van
bewoning te vinden. Zou er aan de noordkant een vakantieresort zitten of heeft
de Sultan er soms een optrekje? Nieuwsgierig geworden ga ik even googelen. "Hilarisch,
moet je dit nou eens horen. Er woont geen enkele levende ziel op Pulau Bunting.
De brug is in drie jaar tijd gebouwd, kostte 120 miljoen Ringghit (delen door 4
voor de euro) en dient geen
enkel doel. Hoe verzinnen ze het"! We kunnen nog net de warme hap buiten in de
kuip nuttigen, dan barst er een fikse onweersbui los die de boel lekker laat
afkoelen. De volgende ochtend is het druk op het water met de nachtelijke
vissers die het werk erop hebben zitten. Zij racen al knetterend langs op weg
naar huis, een aantal maakt een omweggetje om ons van dichtbij te bekijken. Ze
nemen gas terug, "Waarheen?", vragen ze. "Langkawi", antwoorden wij waarop
lachende gezichten volgen en handen in de richting wijzen waar onze boeg reeds
heen stuurt. Heerlijk die vriendelijkheid, weinig kans om hier verkeerd te varen.
Op Langkawi, het noordelijkste eiland aan de westkust van Maleisië, huren we
een brommer voor een week en crossen het hele eiland over. Voor een rondje
rondom over de hoofdweg hebben we slechts 1 dag nodig, waarbij we ruime stops
inlassen voor een lunch, een drankje en een ijsje. Vluchtend voor de hitte aan
boord is het een genot om uit te waaien op de brommer. Totdat je bij de
stoplichten moet wachten, je kunt precies zien hoe lang je daar moet staan
smoren, de seconden worden afgeteld op een display. Je brandt weg in de zon,
alle lokalen dragen niet voor niks hun jas (ja jas!) andersom, het rugpand aan
de voorkant en de armen beschermd in de mouwen. Noodzaak voor ons om een blouse
met lange mouwen te dragen, dit is bijna ongezond heet. Ook handig om een
regenjas mee te hebben. Nagenoeg elke dag aan het einde van de middag barst het
los, tropische onweersbuien waar je U tegen zegt. Het loont wel de moeite om
even te schuilen,
want hier regent het pijpenstelen en een kilometer verderop is het weer droog.
Soms wordt het echt niet droog en komen we druipend nat tot op het ondergoed weer
thuis. In Kuah Town lopen de straten onder water en een terras wordt weggespoeld,
de ankerbaai wordt poepbruin van al het vieze water dat van land af zich een weg
zoekt naar zee. Voor zeilers is dit eiland een soort van paradijsje, drank en
sigaretten zijn belastingvrij. We betalen voor een blikje bier een kwart van de
prijs die elders in het land geldt. Alle boten puilen dan ook uit voor ze weer
verder gaan, tenslotte moet je ergens je dorst mee lessen. En het deelt lekker
makkelijk uit als je visite krijgt. Bij Kuah ligt ook Seahog met John,
Kate en hun zoon Luke voor anker, onze Australische steigerburen van Danga Bay.
Erg leuk om elkaar weer te zien. Gezamenlijk maken we wat toertjes over het
eiland. Luke is helemaal opgewonden als we met de Cable Car de lucht in gaan.
Boven op de berg hebben we nog net uitzicht over Langkawi voordat een grijs
regengordijn de boel dichtgooit. Van een middag op de bowlingbaan tegen elkaar
spelen, krijgen wij spierpijn. De Seahog bemanning lacht ons uit, ja
kunst als je elke week speelt. Tijdens een dobbelspel bij hen aan boord speel ik
ze van tafel, hah, gelijk spel.
Ze zijn er bijna, ze zijn er bijna....
Ondertussen ontstaan er tekenen van onrust op de Nightfly, over een
week zijn ze er!! Zij maken een reis van een slordige 9500 kilometer in pakweg15
uur. Voor ons is het hemelsbreed nog zo'n 200 zeemijlen waar we op ons gemak
vier dagen voor uit trekken. Zes uurtjes met de stroom mee, ankertje uit voor de
lunch, schoonmaak van de waterlijn, dutje (waar het eigenlijk te heet voor is)
en dan weer wat verder zeilen tot we bij een volgend eilandje de nachtstop
houden. Elke dag is het weer snikheet en in de ijle lucht doemen telkens weer
nieuwe eilandjes op. Als pufjes rook aan de horizon, rondgestrooid met gulle
hand, liggen stijl uit zee oprijzende kalkstenen rotseilanden met grillige kammen die
adembenemend mooi tegen de blauwe lucht aftekenen. Ko Phetra is ook zo
imponerend mooi, langzaam varen we er dicht langs. We sturen de Nightfly
door de lagune dat toegang geeft tot het centrum van Krabi, alleen met hoog
water op enkele plekken genoeg diepgang om binnen te komen. Er staan een paar
boeien, maar niet duidelijk genoeg om te voorkomen dat we een paar keer op de
zandbodem zitten. We meren af in River Marina en gaan op zoek naar een brommer. Een
rit van een half uur scheidt ons van de plek waar het hotel van onze aanstaande visite zich
bevindt. We introduceren onszelf bij de hotelmanager en krijgen een kleine
rondleiding. En morgen, zondag 2 november wachten we ze op het vliegveld van
Krabi op, Sandra en Jaap met hun twee kinderen Roel en Alfina. Een tiendaagse
vakantie in Ao Nang Bay,Thailand!
Nog de uitsmijter van de maand
Voor de derde keer staat Nightfly in het blad "Zeilen".
Lees het december nummer over onze avonturen rondom Australië!!!!!
31 December 2014
Familiebezoek in Thailand en daarna het jaar verder uitzitten op Langkawi,
Maleisië
Warren heeft een abonnement genomen op de roltrap. Omhoog en weer naar
beneden, omhoog, kijken, speuren, nee niks. Nog een op en neertje, "Jaa, ik zie
ze!!", roept hij opeens. Ik ook snel mee, ja hoor, daar komen ze aan, zwaaien!
Vanaf de roltrap kijken we min of meer achter de schermen van de aankomsthal
waar eindelijk de familie Rozendal binnen komt. Sandra heeft ons ook gespot en
wijst Roel waar we staan te zwaaien. Hij begint meteen enthousiast in het rond
te zwaaien zonder ons überhaupt te vinden. Eenmaal door de deuren rent hij op
zijn Pake af die hem met open armen opvangt. Alfina kijkt vanuit de buggy nog
even de kat uit de boom. Wat een heerlijk weerzien en zo lekker snel na ons
bezoek aan Nederland. Ze zien er nog best monter uit na zo'n lange vliegreis.
We bestellen een taxi voor ze waar wij op ons brommertje in optocht achter aan gaan.
Bijna gelijktijdig arriveren we een half uur later bij hotel Krabi La Playa
Resort waar zowel Roel als Alfina in diepe slaap op bed worden gelegd. Sandra
pakt de koffers vast uit waar behalve onze bestelde bootschappen een wereld aan
drop uit tevoorschijn komt met nog wat andere lekkernijen door Wendy meegegeven.
Tegen zessen maakt Jaap de kinderen wakker en gaan we bij de zwembadbar een
welkomst cocktail drinken. De hitte van de dag is met de zon onder gegaan en de
kids koelen even af in het pierenbadje. Daarna op zoek naar een restaurantje
waar voor Sandra glutenvrij eten wordt geserveerd. Dat lukt vrij snel en kunnen
we onze magen vullen. In het donker rijden wij terug naar ons bootje in hartje Krabi.
Vanaf het moment van aankomst in Thailand krijgen die twee blonde kopjes op
het overdrevene af aandacht. Iedereen wil ze aanraken en over de bol aaien. Roel
is daar absoluut niet van gediend, kijkt en draait stoïcijns zijn hoofd de
andere kant op, ik geef hem geen ongelijk. Alfina houdt eerst ook de boot af,
maar als ze dan een veilige afstand heeft gecreëerd, begint ze deftig als een
koningin te zwaaien met zo'n schattig lachje op haar gezicht. Het personeel van
het hotel is al snel gewend aan onze verschijning. Elke dag staan we op de stoep
en ze vinden het absoluut geen probleem dat wij overal gaan waar hun gasten ook
gaan. Met de lift naar de bovenste verdieping waar over de galerij Roel in zijn
blootje aan komt rennen en Alfina erachter aan met een pamperkontje dat
eigenwijs heen en weer draait. Bij het afscheid in september liep ze net een
paar weken, nu rent ze met haar korte beentjes vliegensvlug op ons af. Met zijn
allen een paar uurtjes poedelen bij het zwembad, omkleden bij Sandra en Jaap op
de kamer, 's avonds het dorp in om een hapje te eten. Na wat relaxdagen komt de
familie met een taxi onze kant op. Met een langstaartboot maken we een toer van
een uur over de rivier langs de mangrovebossen waar aapjes aan de oever zitten.
Bij een eeuwenoud grottenstelsel laat de chauffeur ons uitstappen en nemen we
een kijkje in de grotten die tijdens de WWII door de Japanners als
schuilplaatsen zijn gebruikt. Nu worden ze bevolkt door hordes vleermuizen en
steekmuggen. Terug in Krabi lopen we via een tempel naar een parkje vlakbij de
jachthaven. Ik vul een koeltas met koude drankjes, gekookte eitjes, bruine boterhammen met bijbehorend
lekkers en picknicken we te midden van Thaise gezinnetjes. De kinderen eten er
goed van, lekker gewoon brood met chocopasta en leverpastei, van het Thaise eten
moeten ze niet veel hebben. Daarna voor Roel en Alfina hun eerste bezoekje aan
de Nightfly, nu nog makkelijk bereikbaar vanaf de steiger. Roel ziet het
wel zitten, deze vakantie wil hij wel een nachtje bij ons logeren.
Loy Krathong
Zes november is het volle maan, in Thailand een feestdag 'Loy Krathong'
genoemd, wat zoveel als 'sierbootje' betekent. Ter ere van de godin van de
rivieren en meren laat men een bootje te water, gemaakt van gevlochten
bananenblad versierd met bloemblaadjes en een paar kaarsen. Voordat het geofferd
wordt, voegen ze wat haren, afgeknipte vingernagels en wat muntgeld toe, bidden
tot de godin, steken de kaarsen aan en laten het vervolgens plechtig te water.
Door het toevoegen van die persoonlijke dingetjes stuur je de slechte dingen van
jezelf weg. Langs de kade van de rivier worden de hele middag en avond ijverig
sierbootjes gemaakt, moeders met kinderen, scholieren, op een plastic kleed
gezeten op de grond, allemaal proberen ze zo wat geld te verdienen. Er zitten
werkelijk kunstwerkjes tussen en we zoeken er een uit bij een lief uitziend
vrouwtje die wat achteraf zit. Op het water drijven tientallen bootjes waarvan
de kaarsen al reeds gedoofd worden bij de eerste windvlaag. De gestrande bootjes
worden laat op de avond door jochies gestript van het geld. Daarvan wordt gezegd
dat ze zo de slechte dingen overnemen die meegestuurd waren. Wij laten hem vanaf
de steiger te water nadat het afgaand tij is, zodat deze meer kans heeft de zee
te bereiken. De volgende ochtend lopen grote groepen kinderen in hun
schooluniform langs de waterkant met grote grijze vuilniszakken en ruimen de
aangespoelde bootjes op. Gelukkig, hier begint het milieu ook een beetje te leven. Wij
varen onze Nightfly de marina uit en koersen richting Ao Nang Bay.
Onderweg zien we her en der dobberende sierbootjes die het richting zee gered
hebben. De zon verdwijnt na een uur achter dikke grijze wolken die rap zwarter
worden. Net op tijd valt ons anker waarna een heftige onweersbui losbarst. De
hele middag hoost het, maar zodra het wat opklaart, varen we met Bromvliegje
naar het strand waar we inmiddels laag water treffen. Dat betekent een aardig
eind met het bootje
over de redelijk harde zandbodem naar de wal lopen, ondanks een wieltje eronder een heel gesjouw. Via de
achter ingang lopen we de tuin van het hotel binnen waar we onze moddervoeten
bij de douche van het zwembad schoonspoelen. En zo doen we dat de opeenvolgende
ochtenden, waar een opgetogen Alfina aan de ontbijttafel mij al heel snel
ontdekt, "Oma Oma!!!" roept ze me toe. Een mooier begin van de dag is even niet
denkbaar.
Het lijkt een rustige zee vandaag, we hebben de hele familie op de boot.
Warren heeft ze bij het strand opgehaald en we gaan een stukje varen. Weinig
wind dus motoren. Bij toeval ontmoetten we kort geleden Jan Bart en Monique op
hun catamaran waar we twee paar kindervestjes van kregen. Roel heeft er geen
probleem mee en alleen met het reddingsvest aan mag hij over dek lopen. Voor
Alfina is het wat te groot en ondanks een paar veiligheidsspelden waarmee Warren
hem kleiner maakt, vinden pa en ma het geen noodzaak om aan te trekken. Maar dat
verandert spoedig! We varen dicht langs wat rotseilanden waarvan één met de naam
Chicken eiland. Waarachtig, vanaf een afstandje heeft het de vorm van een kip. Heel
jammer begint het na een tijdje te druppen en wanneer we voor anker gaan bij Railey Beach, alleen bereikbaar per boot, komt het gestaag naar beneden. Wij
doen niet flauw en brommen in een zwaarbeladen dinghy naar het strand en maken een tropische
regenwandeling. Alsof we onder de douche staan, tot op de draad worden we nat. Ik heb niet meer dan mijn bikini aan, dus
dat valt mee, alhoewel het wel fris wordt op den duur. Roel doet nog een
verwoede poging om in het zand te spelen, dat hadden we tenslotte beloofd. Het
terras waar we even droog willen zitten, is helaas een Moslim dus halal tent en
dat betekent geen alcohol! Geen nood, gaan we toch gewoon naar de boot. Alfina
spartelt tegen als ik haar in het reddingsvestje wurm en stevig vast houdt.
Opeens geen reactie meer, ze slaapt in mijn armen. Aan boord wakker geworden leg
ik haar in de voorpiek op ons bed waar ik al zingend "Daar was laatst een meisje
loos, die wou gaan varen, die wou gaan varen" Alfina weer in slaap krijg.
"Nooit meer in het kleine bootje!!" roept Roel. Of toch wel....????
Zondags willen we een auto huren, maar zijn daar een beetje laat mee, geen
auto met tomtom meer in de voorraad. Na wat mokken stellen wij voor om nog een
poging te wagen met Nightfly. Het weer ziet er echt veelbelovender uit dan
gisteren.
Met algemene stemmen aangenomen tuffen we rechtstreeks naar hetzelfde
nu zonovergoten strand waar het zo heet is dat we snel een schaduwterras
opzoeken. Jaap en Sandra gaan na de lunch de zee in, wij vermaken ons met de
kinderen. Nou ja, met Alfina. Roel maakt er ongeveer een gewoonte van om tijdens
het eten, letterlijk terwijl hij een hap neemt, in slaap te sukkelen. Oplettende
obers zetten wat stoelen op een rijtje die dienst doen als bedje voor Roel, je
hebt er geen kind aan. Na een tijdje merken we dat de wind gedraaid en
aangewakkerd is. De tafels op de onoverdekte terrassen worden door het personeel
ontruimd, een voorbode van slecht weer. Het duurt nog even voor het zwemmende
stel terug is, dan maken we dat we terug gaan naar de boot die inmiddels aan
lager wal ligt. In een klotsende zee varen we naar Ao Nang. Sandra ligt
misselijk buiten op de kuipbank, Alfina slaapt op ons bed, Roel vindt alles
spannend en Jaap houdt zijn roedel in de gaten. Dit wordt geen leuk nachtje voor
ons, terug op de ankerplek liggen we te rollen op de golven als een dobbereend
in een golfslagbad. Nog geen logeerpartijtje voor Roel. Zodra het droog wordt,
hijst de hele familie zich met moeite in de dinghy die ligt te steigeren naast
Nightfly. Ik prop hun rugzakje met portemonnee en telefoon in een plastic zak,
Roel in zijn zwemvest, Alfina gaat op de arm bij Jaap. Ik blijf op de boot en
kijk ze bedenkelijk na, ruim wat spullen op en tuur richting strand waar ze heen
varen. De inmiddels ruwe branding breekt op de ondiepe zandbodem en opeens zie
ik iets door de lucht vliegen. Nee toch...dat was toch niet......?? Ik gris de
verrekijker onder de buiskap weg en zie dan tussen de geankerde langstaartboten
een dinghy op zijn kop drijven. Hoe ik ook kijk, ik zie geen details, het is te
ver weg. Met ongeduld wacht ik af tot ik na een tijd Warren zie zwemmen met de
dinghy voor zich uit richting zee, Sandra en Jaap lopen met de kinderen op de
arm richting de boulevard. Een stukje verder klimt Warren in de bijboot om
moeizaam tegen de sterke wind en golven in langzaam richting mij te peddelen.
Dat is duidelijk dus, de buitenboordmotor is ook kopje onder geweest. En dan
moet 'ie eerst zoet gespoeld worden voordat je wilt proberen te starten, anders
heb je een groot zoutprobleem. Warren vertelt geschrokken dat ze Roel kwijt
waren toen ze uit de boot werden gegooid die ondersteboven sloeg door een golf.
Warren stuurde de boot op de surfende golven, wellicht is iemand gaan verzitten
waardoor het evenwicht weg was en hop, daar was opeens die foute golf en lag
iedereen in het water. Warren trok in een beweging Alfina hoog boven het water
dat hem tot het middel kwam, maar Roel nergens te zien. Gelukkig wel te horen,
zijn huilgeluid kwam vanonder de dinghy, hij lag eronder en godzijdank met het
zwemvest aan!! Een van schrik huilende Sandra, Alfina in tranen en Roel helemaal
overstuur bij een kalme Jaap op de arm. Snikkend zegt hij dat hij nooit meer in
het kleine bootje wil! Nadat iedereen weer wat bedaart is, worden de
ronddrijvende spulletjes verzameld, er lijkt niks kwijt. De plastic zak blijkt
niet nutteloos te zijn geweest, want alles in het rugzakje is nog kurkdroog. Nog
net voor donker heeft Warren de buitenboord motor gespoeld en gecheckt, hij
loopt weer. De nacht wordt voor ons een kwelling, we kunnen amper slapen in de
wildbewegende boot, bovendien komen mijn gedachten niet tot rust voor ik Sandra en de
kinderen weer gezien heb. Direct na het ontbijt springen we in Bromvliegje om
bij het strand te ontdekken dat het wieltje er niet meer in ligt, gisteren ook
overboord gekukeld en gezonken. We knopen ons bootje vast aan een paar grote
brokken steen en haasten ons naar het hotel. Op het ontbijtterras zit Jaap met
Alfina die onmiddellijk begint te roepen' "Oma Oma"! Dat klinkt al goed, even
later komt Roel met Sandra aanlopen. Ze kijken allemaal vrolijk en hebben een
prima nacht gehad, gelukkig! Roel vertelt mij omstandig wat er gisteren gebeurd is. Hij is
bezorgd dat de dinghy stuk is, maar als Pake vertelt dat hij hem gerepareerd
heeft, komt er weer wat vertrouwen terug. Sandra en Jaap beseffen nu ook hoe belangrijk een reddingsvest is. Het is allemaal goed afgelopen en dat had heel
anders kunnen gaan. Niet aan denken.
Vandaag hebben we een auto tot onze beschikking, zwemkleding mee, want we
gaan de hotsprings opzoeken. Eerst naar Sa Morakot, vertaald tot Chrystal Lagoon
of ook Emerald Pond. Over een schaduwrijk pad door het tropische woud komen we bij
een natuurlijke poel dat blauwgroen gekleurd water bevat waar een aantal mensen
in zwemmen. Voorzichtig over de spekgladde stenen oever laten we ons in het
water zakken dat aangenaam warm is. Een tijdje poedelen en spetteren waarna
we op een bankje in de schaduw opdrogen. Warren loopt nog naar de Blue Lagoon die ongelofelijk
helder blauw is, getuige de foto's die hij ervan maakt. Scheelt ons een
wandeling. Een stukje verder met
de auto vinden we de hotsprings die ook echt 'hot' zijn. Al met al zijn we een
paar uur zoet en als we richting Krabi rijden, wordt de lucht donker en belooft
weinig goeds. De Tiger Cave Tempel gaan we nog wel bekijken waar Warren met de
kinderen beneden blijft, terwijl Jaap, Sandra en ik een klimtocht maken van 1272
treden stijl omhoog naar de Boeddha die uitkijkt over het dal. We hebben geluk
dat het begint te miezeren wat ons verhitte lijf de nodige afkoeling geeft. In
een brandende zon is dit echt niet te doen. Is de trap naar boven een
adembenemende opdracht, naar beneden is misschien nog wel lastiger. De knieën
krijgen aardig op hun sodemieter en op het laatst beginnen ze te knikken
waardoor ik moet oppassen om niet te vallen. Maar zonder brokken redden we het
alle drie en is het wachten op de spierpijn.
De vakantie zit er bijna op. Jaap en Sandra gaan de voorlaatste dagje met z'n
tweetjes weg, een excursie in een speedboot naar diverse omliggende eilanden
waaronder het bekende Ko Phi Phi eiland, dat tijdens de tsunami op 2e Kerstdag
in 2004 nagenoeg verwoest werd. Nu weer volledig volgebouwd om alle toeristen te
bedienen en waar de voornemens om het veiliger te bouwen niet zijn uitgevoerd.
Wij nemen Roel en Alfina onder onze hoede, een dag die ontzettend leuk is. 's Ochtends
spelletjes en ravotten op de kamer, een beetje keuteren in het zwembad. Een
boterham op de kamer en als toetje halen we een ijsje bij de Mac. Die zit niet
naast de deur, dus nemen we de tuktuk, wandelwagen mee achterin en terug lopen
langs de boulevard. Daar duurt het niet lang voor Alfina in de buggy slaapt.
Roel zit voor haar voeten en om er niet af te kukelen moet hij zichzelf
vasthouden. Hoe hij het doet, weet ik niet, maar ook hier speelt hij het klaar
om in slaap te vallen. Om te voorkomen dat hij op zijn snufferd eruit valt, pakt
Warren hem op zijn armen en sjouwt zo verder naar het hotel. Als een zware
zoutzak ligt Roel tegen hem aan en Warren, doodop, laat hem in de hotelkamer op
bed vallen. Beide snoesjes slapen als roosjes door en wanneer Jaap en Sandra aan
het einde van de middag op de deur kloppen, is Alfina net wakker geworden. Nadat
we 's avonds voor het laatst samen uit eten zijn geweest, opper ik dat dit de
enige mogelijkheid voor Roel is om op Nightfly te logeren. Het lijkt
een kalme nacht te worden en wanneer we Roel vragen, is hij tot ieders
verrassing heel enthousiast. Ook de wetenschap dat hij eerst met het kleine
bootje mee moet om op de grote boot te komen, laat hem niet twijfelen. Pyjama en
toilettasje met tandenborstel mee, zijn favoriete kaartspelletje Uno wordt
ingepakt en daar gaan we. Inmiddels al negen uur en dus donker, voor de
zekerheid loopt Jaap mee tot aan de waterkant, mocht Roel zich nog bedenken.
Maar nee hoor, amper tijd om naar zijn Heit te zwaaien zit hij op mijn schoot
met zwemvest aan en motort Pake ons naar de Nightfly. Aan boord spelen we
eerst nog wat spelletjes Uno, kijken vanuit de kuip naar de maan en de sterren
tot het tijd wordt om te gaan slapen. Hij wil tussen ons in liggen, dat wordt
gezellig!! Met z'n tweeën in de voorpiek hebben we het al te heet, laat staan
met een derde erbij. "Als je vannacht moet plassen, maak je oma maar wakker",
zeg ik tegen Roel. Voor we erin kruipen, eerst tanden poetsen en een plas, dan hup
liggen. Na een minuut of wat in het donker op fluistertoon: "Oma, ik moet plassen". Samen bed
uit, op de pot en jawel, een beste plas. Pake ligt met de rug naar ons toe en
slaapt zogenaamd al, hij denkt da's jouw pakki an. Bed in en na wederom wat
minuten, "Oma, ik moet plassen". "Nee, je bent net geweest". "Jawel echt waar,
ik moet heel nodig". Tja, je weet maar nooit en ik heb geen zin in een nat bed,
dus maar weer eruit, op de pot. Tatata....tata, wachten, niks, geen drupje. "Nou
plassen, anders gaan we weer naar bed". "Ik moet poepen!", is het inmiddels
geworden. Hij vindt het wel interessant die toilet, heel anders dan thuis
natuurlijk. Maar warempel, na een stief kwartiertje komt er een drolletje. Het circus herhaalt zich nog
één keer, maar dan is het echt loos alarm, waarna we nog even de sterren
welterusten wensen. Dan draai ook ik mijn rug naar hem toe, hij ligt nog
een tijdje te bewegen tot het op een gegeven moment rustig wordt. Hè hè, ik kan gaan slapen.
Tegen een uur of tien 's ochtends gaan we met ons drieën naar de kant en
vinden Jaap en Sandra met Alfina bij een laat ontbijtje. Onze stoere dappere
Roel vertelt aan zijn Heit en Mem dat hij bij ons heeft gelogeerd en het kleine
bootje was weer helemaal gemaakt door Pake. Wij tuffen dan met een huurbrommer
naar het vliegveld, waar de familie bepakt en bezakt in een taxi aankomt. Om de
tijd te doden, drinken we nog wat fris. Opeens heeft Alfina er genoeg van, ze
pakt haar rugzakje bij het hengsel, sleept hem over de grond achter zich aan
richting de douane. Het ziet er zo lekker eigenwijs uit, "Ik ga op reis,
ajuus!".
Met een brok in de keel zwaaien we ze uit als ze daadwerkelijk door de deur uit
ons zicht verdwijnen. Lieve schatten, we hebben genoten, we gaan jullie missen!!
Via Phuket verlaten we Thailand terug naar
Maleisië
Tegen de tijd dat Jaap en Sandra met de kids Bangkok hebben doorkruist
tijdens
hun laatste vakantiedagen, zijn wij in de baai Ao Chalong bij Phuket aangekomen.
Hier hebben we wat bootzaakjes af te handelen dat we per gehuurde brommer doen.
Bij Rolly Tasker slaan we nieuwe vallen, schoten en screendoek in. We struinen
de dinghyverkopers af om een vergelijkend warenonderzoek te doen, we hebben een
nieuwe nodig. En voor de
ontspanning brommen we de berg op waar bovenop de Big Buddha over de baai
uitkijkt. Een monnik wordt met eerbied op de knieën benaderd waarna hij, nadat
je een gift in de schaal deponeert, een vrolijk gekleurd gevlochten armbandje om
de pols knoopt. Vervolgens wordt er nog gezegend met wijwater. Ben benieuwd hoe
lang mijn armbandje het vol houdt. Na een weekje verlaten we Thailand en zeilen
twee nachten door terug naar Penang en vinden vlekkeloos ons plekje een eindje
voorbij de Jerejak steiger. Een telefoontje naar het galvaniseringsbedrijf dat
op het vaste land zit en een afspraak is gemaakt dat ze zaterdag onze ankerketting
en 2 ankers ophalen om deze opnieuw te galvaniseren. Hoog tijd, want de roest
zit er dik op. Twee reserveankers, een stukje ketting van twee meter en de
rest touw, dat moet ons de komende dagen op de plek houden. Midden in de nacht
gaat Warren naar buiten om zijn blaas te legen en ziet tot zijn schrik dat we
slechts een paar meter van de jetty af liggen. "Alle hens aan dek", roept hij naar binnen.
Ik klauter uit mijn bed en zet alle meters aan, pfff, nog steeds water onder de
kiel. Heel toevallig is het hoog water, maar de sterke stroming heeft bij het
keren van het tij ons anker er stomweg uitgetrokken. De volgende nacht gebeurt
precies hetzelfde en liggen we nagenoeg op dezelfde plek als Warren het ontdekt,
deze keer een paar uur later in de nacht. Klopt feilloos, want de tijkering is
ook wat later geweest. Geen goed idee om een hele dag op pad te willen met een
brommer, hooguit zes uurtjes blijven we van boord, de tijd die tussen de
wisseling van het tij zit. In de nu lege ankerbak komt Warren een onaangename
verrassing tegen, het roest dat het barst! Een klus die hem dagenlang bezig
houdt, schuren, schoonmaken, schuren, laagje verf, drogen , laagje verf, drogen, epoxy,
drogen en zo gaat het nog zeker twee weken door. Tot de tijd dat deze klaar is
voor gebruik, houden we de inmiddels zilverglanzend teruggekeerde ankerketting
in een oude
doek vastgesjord op dek.
De laatste maand van het jaar liggen we bij Kuah, Langkawi, voor anker. Nog
niet eerder hebben we zo makkelijk en snel bij een land ingeklaard ( ssstt, in
Penang lagen we even illegaal). Geen overbodige kopieën worden hier verzameld,
gewoon één formuliertje invullen, stempel in ons paspoort, het
vrijwaringformulier van de Customs in Thailand inleveren en een half uurtje
later staan we weer op straat. Daar kunnen veel landen nog een puntje aan
zuigen. Onze eerste opdracht is een beslissing nemen waar we de nieuwe dinghy
gaan kopen. De oude doet het nog wel, maar na bijna acht jaar blootgesteld te
zijn aan allerlei weersinvloeden heeft hem geen goed gedaan en we willen komend jaar in de Indische
Oceaan niet voor een dilemma komen te staan en zeggen "hadden we maar...."! Het
wordt een bedrijf in China waar al tientallen e-mails mee uitgewisseld zijn, zij
kunnen hem precies naar onze wensen maken en is ruim 600 dollar goedkoper dan
hier lokaal van de plank af meenemen. Alleen duurt het wat langer voor we hem
hebben en zonder een agent krijgen we hem niet vrij van de douane. Die is snel
gevonden in Penang. We laten hem ook naar Penang sturen, omdat naar Langkawi
idioot veel duurder blijkt. In januari zeilen we naar Penang om hem op te halen.
Volgende opdacht is een naaimachine bestellen, hadden we hem zeven jaar geleden
al gekocht, dan had dat ons veel geld bespaart. Kijk, daar is 'tie, een "hadden we
maar....". Vervolgens kunnen we onze airco verrassend snel slijten aan andere
zeilers, opgeruimd staat netjes. Precies, daar kan dan die naaimachine weer
staan. Vaste prik op maandagmiddag gaan we bowlen met een steeds grotere groep
zeilers wat erg gezellig is. Maar Warren moet eerst naar de dokter die een fikse
oorontsteking constateert. Niet zo heel verwonderlijk, een aantal keren heeft
hij het onderwaterschip met een kunststof ijskrabber schoongestoken waar een wereld aan kleine schelpjes en
beestjes aan groeien. Tussen die krioelende onderwater dierentuin zwemt Warren
rond en dat blijkt nu huisgehouden te hebben in zijn oren. Met een antibiotica
kuur en oordruppels komt hij weer thuis. De gezondheidsdienst hier is in onze
ogen spotgoedkoop. Voor zo'n vier euro word je eerst geregistreerd, bij een
verpleegster word je gewogen en ze meet de bloeddruk op, de dokter besteedt
tijd aan hem, een verpleger heeft zijn oren uitgespoten en de medicijnen zijn
daarbij inbegrepen. En zonder afspraak en noemenswaardige wachttijd, in een goed
uur staan we weer buiten waarin vijf mensen met hem bezig zijn geweest!
Het einde nadert
Heel even denken we dat de wisseling van de moesson definitief heeft
doorgezet. De windrichting is gedraaid naar noordoost dat niet zal veranderen
tot ergens april volgend jaar. Waar we het ook aan merken is dat de boot 's
ochtends niet meer met vocht bedekt is. Warren moest telkens wachten tot alles
opgedroogd was voor hij verder kon met de behandeling van roestplekken op dek.
Nu is van de één op de andere dag, alsof er met de vingers geknipt werd, het dek
kurkdroog. Dat duurt een week of wat, net genoeg om het schilderwerk af te maken.
Blijkt opeens het weer zodanig in de war te zijn, dat van Sri Lanka (waar m'n
broer en schoonzus een fietsvakantie houden dat meer op watertrappelen gaat
lijken) tot aan Maleisië zóveel regen valt, dat hele gebieden overstromen en
mensen in problemen komen. Bij ons zijn het echte stortbuien die nooit lijken te
stoppen. Enige voordeel is dat alle boten hun watertanks tot de rand kunnen
vullen met opgevangen regenwater. Maar een wasje hoef je even niet te doen, het
droogt voor geen meter. Op een spaars droge middag gaan we met de brommer op pad.
De hoogste berg van het eiland, Gunung Raya, zijn we nog niet opgeweest. John en
Luke zitten op een brommer, Kate alleen en wij met z'n twee. Beneden aan de berg
begint John opeens te slingeren en eindigt aan de rechterkant van de weg, lekke
achterband! Het is vrijdag dus Allah dag en dan is ook de brommerverhuurder
gesloten, bellen heeft geen zin. John offert zich op en loopt terug naar de
hoofdweg om de brommer bij een huis te parkeren. Luke stapt bij Kate achterop en
zo gaan we verder omhoog over de bosrijke route waar hier en daar een aap langs
de weg tevoorschijn komt. Boven gekomen is het helaas wat heiïg wat het uitzicht
niet ten goede komt. We vinden op de terugweg John in de berm tegen een boom
geleund, achter hem is een rubberboom plantage. Even van dichtbij bekijken. In
de bast worden hele smalle gootjes gekerfd die in cilindervorm om de boom
draaien en naar beneden uitlopen. Bij de uitloop hangt een bakje om het boomsap
op te vangen. Je zou verwachten dat dit zwart is, zoals wij rubber kennen. Maar
nee, het heeft een verrassend witte kleur, maar de geur is onmiskenbaar rubberig.
Er zijn nu nog maar twee brommers tot onze beschikking, dus gaan we over op
lokaal gedrag. John gaat met Luke op de ene brommer, Warren neemt mij en Kate
achterop. Vaak genoeg zien we hele gezinnen bestaande uit vier of vijf mensen op
een brommer, het kan hier allemaal.
Zowel de verjaardag van Warren als de Kerstdagen vallen voor de helft in het
water. Op 24 december spoelt het de hele ochtend, maar kunnen we 's middags toch
buiten in de kuip met een klein groepje een feestje vieren. Tweede Kerstdag
hoeven we er niet aan te denken om ons hoofd buiten te steken, behalve om het
zonnedakje telkens te bevrijden van de buil water die er zich in verzamelt. Op
eerste Kerstdag hebben we een kerstlunch bij Rae's Place, waar iedereen een
gerecht meebrengt en Rae, de eigenaresse, voor een aantal heerlijk gegrilde
kippen zorgt. Het biljart dient als buffet en Warren dient als barman, een
baantje op zijn lijf geschreven. Hij kan én kletsen met iedereen én zelf
meedrinken. Nog net voor het jaar om is, kunnen we onze bestelde naaimachine
ophalen, een industriële Singer voor dik en zwaar materiaal. Na een uitleg gaan
we er meteen mee aan de slag. Dat doorhangende zonnedakje is ons een doorn in
het oog. De achterste rits tornt Warren los en naait deze strakker tegen het
doek, waardoor het geheel vlak komt te staan. Een extra rvs buis in het midden
maakt er een soort tentdak van. Hier zijn we echt blij mee, de eerste klus is
100 % goedgekeurd. Van het giekkleed vervangen we alle door de zon opgeloste
stiknaden. Oudejaarsdag wordt heel productief besteed aan nieuwe screendoeken
naaien
voor de buiskap ramen om de zon en de warmte te weren. Speciale drukknopen op de
stof, gaatjes boren en tappen in het staal voor de bevestigingsknopjes, waarvan
we nog dagenlang minideeltjes staal op dek vinden die onmiddellijk een roestvlek
maken. Zo houden we onszelf wel bezig. Bij onze buren, Jan Bart en Monique,
luiden we op hun catamaran Evia Blue met een groepje van dertien zeilers
het oude jaar uit en verwelkomen 2015. Hilariteit als aan het begin van de avond
een man in zijn dinghy aan komt varen en aan boord stapt, niemand kent hem.
"Bent u wel op de juiste boot?" vraagt Monique heel beleefd. "Is this the Dutch
boat, then yes!" zegt hij overtuigd en trekt een schaal met lekkere zelfgemaakte hapjes uit zijn
tas. Zo iemand is altijd welkom.
Wij wensen al onze lieve lezers een fantastisch, voorspoedig,
gezellig en vooral gezond nieuw jaar toe!!
|