2014    Een nieuw leeg jaar, nieuwe avonturen....

14 februari 2014      Vreemd gaan is best leuk voor een keer.

Protest! De overgang van de overheerlijke Hollandse kost naar Aziatisch voedsel is te heftig. Onze magen komen in opstand tegen deze actie. Welkom terug in Maleisië. Het oorspronkelijk afgesproken plan om als bemanning onze Zweedse vrienden Jan en Monica te vergezellen tijdens hun tocht van Thailand via de Rode Zee naar Turkije, wordt door hen geannuleerd in verband met de veiligheid cq onveiligheid rondom Somalië. Ze besluiten hun schip Blue Dame toch op transport te zetten op een groot vrachtschip en zelf te vliegen. Het is geen grote verrassing, want dit scenario hadden we ook besproken. Als alternatief bieden ze ons aan naar Phuket te komen en een paar weken vakantie te vieren aan boord van Blue Dame. Een erg leuk plan waar we graag ja tegen zeggen. Met wat dun zomergoed, zwemkleding, flippers en duikbrillen in een reistas stappen we bij hen in de huurauto waarmee ze ons op het vliegveld opwachten, een warm weerzien. Voor we het water op gaan, verkennen we Phuket twee dagen per auto. We komen tot de conclusie dat het eiland overlopen wordt door toeristen. Vooral de stranden aan de westkant doen zeer aan de ogen, een overvloed van zonaanbidders, schreeuwerige boulevards volgestopt met restaurants, winkeltjes, massagesalons en straatventers. Tussen de Thaise verkopers lopen de schaarsgeklede, roodverbrande, veelal Russisch sprekende vakantiegangers. Duidelijk dat we straks deze baaien over kunnen slaan, gelukkig mogen wij elke dag weer zelf kiezen waar we stoppen. In de grote Tesco supermarkt slaan we eten en drinken in, bezoek ik snel een kapper en eten Jan en Warren lekkere ijsjes. Phuket wordt met het vaste land verbonden door de Sasarin brug, waar geen zeilboten onderdoor passen. Blue Dame ligt in een jachthaven aan de noordoost kant van het eiland, wat betekent dat we er helemaal omheen moeten zeilen. We starten met een ruime wind en bruisen over het water. De lucht is erg heiig. Halverwege de middag houdt de wind het voor gezien en motoren we verder naar Nai Harn Bay voor de eerste stop. De volgende twee nachten ankeren we in Nai Yang Bay vlakbij het vliegveld waar een handjevol boten liggen. Het dorpje is relatief rustig met toeristen en doet gezellig aan. We eten bij een Indisch restaurantje waar Jan in zoute natte kleren zit op te drogen, niet snel genoeg uit de bijboot toen de branding ons op het strand wierp. Het deert hem niet echt. Behalve Warren laten we ons verleiden tot een Thaise massage van een uur. Achteraf voor mij misschien de verkeerde keuze, want de stevige masseuse beneemt me de adem als ze over mijn pijnlijke rug met ellebogen en onderarmen haar hele gewicht laat rollen. Voor de voeten en mijn hoofd is het daarentegen een genot om gemasseerd te worden. Wat zeker genieten is, in de stevige wind snelheden van zeven tot negen knopen maken, voor Blue Dame heel gewoon. Ze is dan ook een stuk groter met haar 49 voet, bijna vijftien meter lang. Een grote ruime kuip waarin we een rondje om de tafel kunnen lopen zonder elkaar in de weg te zitten. Benedendeks hebben we onze eigen hut met toilet en douche, maar het is veel luchtiger en makkelijker om de buitendouche te gebruiken. Onze gastheer en - vrouw zijn wel echte lekkerbekken, een lunch is nooit gewoon een boterham. Een groene salade, roerei met spinazie op toast of een broodje zalm wordt weggespoeld met een biertje. Voor Warren en mij is drank tijdens zeilen geen gewoonte, wij houden het bij een glas koud water. Terwijl we eten, verheugt Monica zich al op het avondeten, raclette met een wijntje erbij. Als ik de slabak leeg maak, kijkt Jan beteuterd.

"Jullie zouden broers kunnen zijn. Twee grijze stekelkoppen met een kalend eilandje op het achterhoofd". "En allebei even eigenwijs!" vult Monica lachend aan. Jan en Warren kunnen het goed vinden samen, ze nemen grotendeels het zeilen voor hun rekening, klussen aan de watermaker, laten de bijboot te water. Het ding weegt heel wat kilo's meer dan de onze, die Warren handmatig in het water kan laten glijden. Hier lukt het niet zonder hulp van katrollen en touwen, een klus die Jan normaal alleen uitvoert. Als Warren het op een manier wil doen die makkelijker is omdat je het met z'n tweeën doet, blijft Jan erbij, het moet net zoals anders! Hij kan moeilijk delegeren, iets wat het voor hemzelf, maar ook voor de bemanning lastiger maakt dan nodig. Ik word er steeds makkelijker in, als het hem niet bevalt hoe ik iets doe, houd ik er gewoon mee op, waarna Jan gretig zelf de zaak ter hand neemt. Elke dag varen we een aantal mijlen noordwaarts langs de Thaise westkust. In Buffalo Bay bij Ko Pha Yam blijven we een paar dagen liggen. De wasmachine draait het beddengoed een aantal slagen in de rondte en is na twee uurtjes al droog gewapperd. Een enorm grote boomhut met daarom heen meerdere ludieke bouwsels gemaakt van drijfhout staan pal aan het strand. Het heeft wat weg van een hippiedorpje. We lunchen bij een lokaal restaurantje met idyllisch uitzicht op de baai, het terras ligt onder de bomen waar een verkoelend zeebriesje waait. Aan boord verdiepen we ons in een boek of een sudoku puzzel en als het te heet wordt, nemen we een duik in het redelijk heldere water dat rond de dertig graden Celsius schommelt. Langzaam kleurt ons bleekgeworden velletje weer lichtbruin.

Verder dan de plaats Ranong aan de rivier Pak Chan kunnen we niet komen, aan de overkant ligt Myanmar (voorheen Birma). Daar hebben we geen visum voor, bovendien ligt ons doel bij de Surin en Similan eilanden. Eén groot natuurreservaat 55 km uit de kust in de Andamanse Zee dat alleen te bezoeken is tijdens de noordoost moesson van november tot mei. Volgens internet en de reisbrochures is dit het summum voor duik en snorkel liefhebbers. We pikken een mooring op bij Ko Surin Nua (Ko = eiland, Nua = groot) waar het doorzichtig blauwe water lonkt. Heel even lijkt het paradijselijk, maar dat was de lunchpauze. Hierna wordt de baai gevuld met akoestisch geweld afkomstig van de longtail bootjes die met knetterende motoren de toeristen van de ene naar de andere duikstek brengen. De grotere motorboten die van het vaste land afkomen, kennen geen genade en veroorzaken veel golfslag als ze voorbij racen. Des te meer genieten we de volgende ochtend vroeg van de serene rust, ruim voor de bootjes weer van start gaan. De rangers komen langs voor het innen van de entree gelden. Op het strandje liggen rond het middaguur de langstaartboten naast elkaar geparkeerd. Behalve het hoofdkantoor van het park zijn er wat simpele hutjes en tenten voor een overnachting plus een openlucht restaurant waar we een hapje eten. Dit eiland heeft geen vaste bewoners, het naast gelegen Ko Surin Tai (Tai = klein) wordt bevolkt door een kleine gemeenschap van zeezigeuners 'Chao Lay'. Twee vrouwen met verweerde donkere gezichten roeien in een kano langszij en kijken afwachtend. "Hebben jullie vis?", vraagt Monica. Er wordt nee geschud, een van de twee houdt een fles limonade in haar hand omhoog, waarvan de kleur -knaloranje- alleen al zeer doet aan mijn gebit. Monica schudt ook nee, gelaten roeien ze verder. Onze eigen pogingen tot vissen hebben nog geen resultaat opgeleverd. Maar de vriezer biedt uitkomst, de barbeque kan vanavond aan. Een dag later aan de westkant liggen we heerlijk rustig alleen. Vanaf de boot snorkelen we door de baai waar hersenkoraal en paddestoel koraalvelden onder water liggen. Gekleurde vissen flitsen om ons heen, maar de diversiteit is niet groot. Vier februari staan de mannen vroeg op, half vijf wordt er in het donker vertrokken. De rit naar de Similan groep is ruim 35 mijl die jammergenoeg grotendeels motorend afgelegd wordt bij gebrek aan wind. Een paar mijl noord van Ko Similan passeren we twee vissersschuiten die naast elkaar stil liggen. We draaien om en gaan langszij. "Hebben jullie vis?" vragen we hoopvol. Er wordt driftig ja geknikt en na enige minuten komen ze met twee volle plastic zakken aansjouwen. Zeker vijf kilo octopus en rode snapper. Ze willen er niets voor hebben, met een brede glimlach duwen ze ons af en gaan verder met hun werk. Bij het schoonmaken komt Warren twee grote inktvissen tegen waar liters zwarte inkt uitstroomt. Jan maakt de snappers schoon, Monica en ik zorgen dat het in de vriezer en koeling komt. Deze avond wordt ons bordje gevuld met knapperig gebakken inktvis en pasta met heel veel knoflook, smullen!!

Bij het vertrek van het strand terug naar Blue Dame gaat het mis. Er staat nogal wat branding die de dinghy telkens terug het strand op duwt. "Stap erin" zegt Warren tegen Jan, "dan duw ik hem door de golven". Als Jan naast de boot blijft staan, raak ik wat geïrriteerd en zeg, "Luister nou toch eens een keer naar Warren!". Jan stapt met een been in, maar voordat zijn 2e been over de rand is, pakt een golf het bootje beet en valt Jan op zijn snufferd ín de bijboot. Hij richt zich op met een bloedende neus, kijkt mij met een dodelijke blik aan en zegt heel boos, "Ik wil niet zo in de boot!". Oeps, dat was natuurlijk ook niet de bedoeling. Ik bied mijn excuses aan voor mijn bemoeienis en blijf daarna voorlopig even bij Jan uit de buurt. Ik moet gewoon mijn grote mond houden. Zij zijn ook al lang op reis en hebben hun eigen manieren voor de dingen, net zoals wij.

Het mooiste baaitje ligt aan de oostzijde van Ko Miang. Azuurblauw water, goudgeel strandje met overhangende bomen en opvallend weinig toeristen. Die komen we tegen zodra we via een bospad aan de noordkant 'het kamp' binnen wandelen. Ook hier een strand afgeladen met langstaartbootjes, tenten, huisjes en een buffetrestaurant waar lange rijen Russen hun borden overvol scheppen waarvan een groot gedeelte niet opgegeten wordt, pure verspilling. Warren en ik klimmen naar een uitkijkpunt hoog op de rotsen waar we bezweet en met rode hoofden van terug komen. We zwemmen terug naar de boot. Onder water valt er weinig te beleven. Die beloofde pracht is ver te zoeken, het meeste koraal is dood, veroorzaakt door het vissen met dynamiet wat inmiddels verboden is. We houden het voor gezien. Via een paar stops voor de nacht langs de kust van Phuket komen we terug in Phang Nga Bay waar we op de heenweg al het moois bewaard hebben voor nu. Het piepkleine eilandje Koh Khai Nui herbergt niet meer dan het op palen gebouwde restaurant 'Chokdee' waar we stoppen voor de lunch. Het hele stuk verder naar Ao Phang Nga moet gemotord worden. De lucht is wazig blauw, het water is blauwer dan blauw en we trekken ribbelende strepen achter ons aan in het vlakke water. We passeren Ko Sub, twee recht uit de zee oprijzende monolieten die op het punt lijken te staan van instorten. De overtreffende trap zijn de kalkstenen eilanden die mysterieus in de verte opdoemen, een magnifiek plaatje. Ko Hong, het wordt de meest bijzondere ankerplek ooit, zowel voor Blue Dame als voor ons. Helemaal alleen liggen we omsloten door deze indrukwekkende met oerwoud begroeide rotsformaties, monolieten en roestbruin oranje gekleurde kliffen. Een visser met zijn vrouw komen langszij van wie we een handjevol garnalen kopen. De volgende ochtend vroeg varen we met de bijboot naar de 'Hong', Thai voor kamer. Een open ruimte in de berg, een kamer zonder dak, die we alleen maar via een natuurlijke tunnel kunnen bereiken. De stilte is weldadig, het enige geluid maken de roeispanen als ze het water raken, langzaam glijden we de Hong binnen. Op de steile rotswanden groeien bomen en struiken, nestelen vogels in de spelonken en is de buitenwereld ver weg.

Eenmaal terug in de marina aan de steiger klimt Warren de mast in waar het deklicht gerepareerd moet worden. Met een verlengde slang spuit hij meteen de verstaging schoon, hij zit er nu toch. Blij dat we ze met dit soort klussen kunnen helpen, want als je bijna tachtig jaar bent, wil dat toch minder makkelijk. Maar eerlijk is eerlijk, grote bewondering hebben we voor Jan en Monica die op deze leeftijd gewoon de wereld rondzeilen, omdat ze graag de wereld willen zien. Ook zij zijn door Patagonië gezeild, niet de makkelijkste weg naar de Pacific. Als het aan Monica ligt, gaan ze nog jaren door, want ze heeft nog lang niet alles gezien. Maar ze is ook zo nuchter om te beseffen dat je het lot niet moet tarten. De laatste avond aan boord is Monica zo moe dat ze aan tafel in slaap valt. "Eventjes de ogen dicht" zegt ze verontschuldigend en wordt wakker als wij naar bed gaan. Warren heeft haar op weg geholpen om haar computerbestanden beter te organiseren, vermoeiend voor de geest. Vanochtend op het vliegveld nemen we met enige emotie afscheid van elkaar. We hebben een fantastische tijd samen gehad, maar nu scheiden onze zeilwegen zich echt. Het Chinese Nieuwjaar is begonnen op 31 januari en wordt al dagen gevierd. Vannacht is het volle maan, de laatste feestdag. Het jaar van het paard wordt in onze tijdelijke thuishaven Johor Bahru ingeluid met spetterend vuurwerk.

6 April 2014                       Arbeidsvitaminen tussen de bedrijven door.

We gaan nog even door met lanterfanteren. Via via horen we over de jaarlijkse Chingay Parade die in de stad plaatsvindt. De jachthaven ligt een aardig eind weg, dus zomaar erin verzeild geraken zou toeval zijn. Samen met een Australisch stel pakken we de bus die ruim voor onze eindbestemming opeens zijn route drastisch wijzigt. Verder dan de buitenrand kan het verkeer stomweg niet komen, alle wegen richting het centrum zijn geblokkeerd en veranderd in parkeervelden. Ver hoeven we niet te lopen om de dansende, zingende met luide muziek aangekondigde stoet te vinden. Van de ruim tien kilometer lange route huppelen wij er zo'n zeven mee. Oorspronkelijk begon meer dan 100 jaar geleden deze processie om het oogstseizoen te vieren. Tegenwoordig hét hoogtepunt van Johor Bahru's Chinese Nieuwjaar en duurt vijf dagen. Vanavond wordt de stad door de goden gezegend met vrede, voorspoed en harmonie. Over de straten trekt een lang, veelkleurig lint van traditionele leeuwendansers, drakendansers, steltlopers, muziekbands, poppen met enorme hoofden en vooraan de vlaggendragers. Daartussen door lopen de vijf goden van vijf Chinese clans. Overvolle stoepen met eettentjes en wuivende, genietende toeschouwers die in de ban raken als één van de goden langs komt. Handpalmen worden tegen elkaar gedrukt en al buigend worden kreten geslaakt als 'Heng-ah' of 'Huat-ah'. Bij een infostand in Chinatown vinden we de uitleg over dit feest. Tot dan lopend wij vrolijk onwetend mee. Dat drukt de pret niet, want als één van de weinige toeristen worden we van alle kanten aangesproken en toegelachen. De bus terug, vergeet het maar. De inmiddels door het slenteren vermoeide benen hebben nog een lange weg te gaan. We halen de auto's in die stapvoets op gang komen. Een aantal kilometers dichterbij de marina bieden een paar jonge jongens aan om in hun auto te stappen. De airco is als een verkoelende douche. Ze brengen ons tot de deur en met z'n allen drinken we nog wat op Dreamer. De jongens zijn nog nooit op een boot geweest en kijken hun ogen uit. Met de kapiteinspet op maken ze stoere foto's van elkaar. Zondag, alweer een feestje. Een internationaal Kite festival aan de andere kant van de stad, daar hebben we een taxi voor nodig. Een glooiend park met in het midden een open groen veld waar de meest gekke vliegers in de lucht worden gehouden. Een echte gezinsdag, de moslimvrouwen en hun dochters in lange gewaden met bijpassende hoofddoeken, de mannen in spijkerbroek. Verlekkerd eten ze suikerspinnen, drinken mierzoete limonade met een rietje uit een plastic zakje, dat op de grond valt als het leeg is. Rondom het veld lopen we langs de eettentjes, waar kleding, zonnebrillen, prullaria en natuurlijk vliegers te koop zijn. Het is een bloedhete dag

Via email hebben we contact gezocht met de scheepswerf in Endau aan de oostkust van Maleisië. Onverwacht snel hebben ze een plek voor ons op de wal, we kunnen aan de arbeid! Een dag lang transformeren we onze woonboot weer in een zeilboot, regelen het clearance formulier bij de autoriteiten en vertrekken met afgaand water na ruim vijf maanden stil te hebben gelegen. We ronden Singapore en ankeren 's avonds om negen uur buiten de scheepsroute tussen alle geparkeerde grote jongens in wederom Maleisisch water. De volgende dag is even lastig, we zijn niks meer gewend. Eenmaal de zuidoost punt voorbij belanden we in de Zuid Chinese Zee waar ons een fikse wind en golven tegemoet komen. Met een paar korte steken blijft het net bezeild. Afwisselend wachtlopen en binnen liggen komen we de dag door. Later in de avond nemen zowel wind als golfhoogte af en zeilen we soepel de nacht in. Boven verwachting zijn we rond twee uur vrijdagmiddag al ter hoogte van Endau. We houden aan de lijzijde van een eilandje een getijdestop, de rivier monding heeft een drempel die alleen rondom hoogwater te nemen is. Met opkomend tij spoelen we naar binnen. De sterke stroming is te gevaarlijk om de kleine jachthaven in te gaan. Die ligt zó dichtbij de brug dat de kleinste stuurfout ons direct richting de brug zal sleuren, bovendien wordt het nu heel rap donker. Op veilige afstand laten we ons anker vallen en slapen als babies. De volgende morgen wil Warren juist de bijboot te water laten om poolshoogte te nemen bij de scheepswerf, als er verderop drukgebarend iemand op de wal staat te wenken dat we kunnen komen. Het tij gaat zo keren, het meest rustige moment om uit het water te gaan. Nooit eerder zijn we zonder behulp van een kraan eruit gehaald. Nu varen we tot vlak voor de boothelling waar een kar op rails onder de boot het water in schuift. Vervolgens gaan een viertal jongens met kleren en laarzen nog aan kopje onder om de stutpalen waar wij tussen zitten, aan te draaien. Houtblokken en ijzeren steunen worden gebruikt om te stutten en vanaf de wal geeft Miss Ng, onze mailcontactpersoon, aanwijzingen net zolang tot we evenwichtig op de kar staan. Schoksgewijs komen we steeds verder boven water uit en rijdt de kar de helling op. Eenmaal op de kant komt de hogedrukspuit eraan te pas en wordt het onderwaterschip schoongespoten. Op diverse plekken zit hele dikke aangroei van mosselen en ander ongemak dat zoetjesaan wegspoelt. Het schuren en plamuren kan beginnen. Warren doet het echte werk, ik zorg voor de algehele omlijsting. Kwast vasthouden terwijl de roller rolt, thinner toevoegen om de verf vloeibaar te houden, gereedschap ophalen, op de fiets naar de Pasar voor de inwendige mens en vooral belangrijk, op tijd pauzes inlassen om te drinken en te eten. Elke middag eindigen we met een verdiend koud biertje dat we gezeten onder de boot in de schaduw dorstig wegwerken. Onderwijl volgen we de bedrijvigheid om ons heen, waar zeer zeker minder vaak pauzes zijn. Behalve onze zeilboot staan er een paar Marineschepen en een aantal houten vissersschuiten op de werf. Kwart over acht in de ochtend komen de mannen het terrein op, klokken elektronisch met hun vingerafdruk en slenteren naar de werkplek. Sommigen hebben hun gezicht ingesmeerd met wit poeder ter bescherming tegen de zon. Om half één is er een uur lunchpauze, half vier een kwartiertje stoppen en dan door tot zes uur en dat zes dagen in de week. Echt contact krijgen we niet behalve een knikje en gedag zeggen, hier en daar spreekt men een woordje Engels. Een aantal van hen 'wonen' op de werf in een container met stapelbedden waar klamboes overheen hangen en twee grote ventilatoren aan de wand. In het naast gelegen betonnen schuurtje maken ze simpele rijstgerechten klaar en daar zijn tevens toiletten en douche. Zooo heerlijk om onder die koude straal al het zweet en stof van je lijf te spoelen. Onze werkkleding gaat in een emmer sop en kan de volgende dag weer aan. De mannen van de Marine hebben een iets luxer onderkomen in een houten barak, vast minder heet dan die stalen containers. Wat zij ook hebben is een heuse wasmachine. De voorlaatste dag vraag ik of ik een wasje mag draaien en ben helemaal gelukkig als er 's avonds weer een fris laken op bed ligt. Een paar keer eten we buiten de deur en lopen over de stoffige onverharde weg naar de hoofdweg waar een aantal eettentjes zitten. Op de terugweg worden we over het donkere pad begeleid door tientallen vuurvliegjes. Nog even televisie kijken voor het laatste nieuws over de mysterieuze verdwijning van een Maleisisch vliegtuig, een akelig triest drama dat min of meer in onze achtertuin plaatsvindt. Tevens is hot nieuws de luchtvervuiling in de steden waar men met monddoekjes op loopt en de scholen gesloten worden zodra een bepaalde norm wordt overschreden. Daarnaast is de droogte, die al maanden heerst, een probleem voor de watervoorraad aan het worden. Er wordt gerationeerd, men mag maximaal 180 liter per persoon per dag gebruiken. Dat zal voor ons geen probleem worden, wij redden het in slechte tijden met 10 liter per dag samen. Dan hebben we natuurlijk wel een zee vol zout water tot onze beschikking, nu even niet. 's Nachts houden we het hoofd koel dankzij de airco die draait.

Na de arbeid is het zoet rusten

Maandag eind van de middag is het hoogwater, Nightfly wil weer een nat kontje. Ruim tien dagen werken en ze ziet er prachtig uit met de nieuwe rode antifouling rondom. Tevens heeft Warren de onderste wang bovenwater al geverfd, de rest van het dek en buitenom doen we straks in Danga Bay aan de steiger, hier is het té stoffig om het mooie werk te doen. Het te water laten gaat jammer genoeg niet vlekkeloos. De stutpalen worden niet ver genoeg open gedraaid om ons er tussenuit te laten glijden. We zitten nog steeds klem als op de rivier een vissersboot langs vaart die behoorlijke deining veroorzaakt. Op dat moment schraapt één van de ijzeren steunen een paar lelijke diepe krassen in de nieuwe verf tot op het kale staal. Shit happens, een dikke laag vet erop tegen de eerste roest is alles wat we nu kunnen doen. Het is al donker aan het worden als we de zee opvaren, nog een uurtje door en dan laten we voor de nacht het anker vallen bij een eilandje voor de kust. Een slordige dertig mijl uit de kust liggen de Tioman eilanden, een heerlijk vooruitzicht om weer te kunnen zwemmen in schoon water, te wiegen achter het anker en lekker relaxen met een boekje. Met gemiddeld tien tot vijftien knopen wind kunnen we volstaan met alleen de fok, haast hebben we niet en de afstanden tussen de onderlinge eilanden is niet groot. Bij het hoofdeiland Pulau Tioman ankeren we voor het dorpje Teluk Tekek waar tot onze verrassing taxfree alcohol aangeschaft kan worden, goed voor onze slinkende voorraad. Midden in het dorp ligt een splinternieuw gegraven kanaaltje met steigers voor de vele langstaart- en motorboten waarmee de toeristen ritjes maken en een stukje verder is een hele nieuwe jachthaven met een handjevol boten. Het ziet er uitgestorven uit. In de hoofdstraat niet, daar wemelt het van de mensen. De school is net uit en de meisjes gesluierd en de jongens in schooltenue worden opgewacht door de mama's en de papa's. De meeste huisjes zien er bouwvallig uit en overal slingert rotzooi. Aan uiterlijk vertoon doen ze hier niet. 's Nachts barst een enorme hoosbui los, de eerste regen sinds maanden. Daarna regent het bijna elke dag wel een uurtje, heerlijk verfrissend. Bij het onbewoonde Pulau Tulai, waar tv opnames zijn gemaakt voor Expeditie Robinson, vinden we eindelijk weer eens levend koraal in de baai. Veel kleine kleurige visjes, een schildpad, een murene en acht grote Napoleonvissen is de score op één snorkeltocht. Zondag regent het nagenoeg de hele dag met onweersklappen en harde vlagerige wind, we gaan geen kant op. Steeds meer vissersboten komen schuilen en gaan vijf dik naast elkaar liggen. Als het maar even droog wordt, is het meteen smoorheet en benauwd. Geen airco hier, want die kan alleen op de walstroom draaien, onze omvormer is al maanden stuk.

Hoe klein ook het eiland, er staat altijd een groot mooi schoolgebouw in het dorp, meestal naast de moskee. Het kan haast niet anders dan dat één onderwijzer alle klassen moet doen, zoveel kinderen zijn er niet. Ook hier is het contact minimaal met de bewoners, ze zijn erg terughoudend, soms lijkt het zelfs argwanend en zeker niet nieuwsgierig naar ons. Het voelt gek en daardoor blijven we vaker aan boord hangen. Veel valt er ook niet te doen, behalve een wandelingetje over het pad totdat het stopt. Geen verswaren te koop, geen restaurantje, dan maar zelf wat lekkers verzinnen. Bij vertrek van Pulau Aur naar Pulau Sabu trekt de stroming ons fors zuidwaarts, we moeten bijna noord sturen om west te gaan. We maken weinig snelheid, tot Warren heel droog opmerkt: "Zou het ook schelen als we het grootzeil er eens bijzetten?". Besmuikt kijken we elkaar aan, luie zeilers zijn we, bijna vergeten dat we nog altijd alleen op fok zeilen. Na de middag valt het anker achter een klein eilandje waar we al snorkelend een mooie koraaltuin aantreffen. Roze-paars koraal in de vorm van waaierende bloembladen met een doorsnee van zo'n twee meter, felblauwe 'tasjes' met daarin wuivend zeegras en ondertussen verbranden onze blote billen die boven water uit steken. De laatste stop is bij Pulau Sibu Tenggah waar volgens de pilot een resort is, daar hebben ze vast en zeker ook een restaurant. We hoeven maar twee uurtjes te zeilen vandaag, een makkie. Vanaf het vaste land zien we een grote groep jetski's aanstormen, bruisende witte strepen op het water, begeleid door de waterpolitie. Het havenkommetje ligt snel vol met geparkeerde snelheidsduivels, wij parkeren onze dinghy ernaast. Het vrij luxe vakantieresort heeft houten bungalows op palen op een glooiend groene heuvel die veelal bezet zijn. De families van de jetski mannen zijn met de ferry gekomen en er blijkt een lang weekend evenement te zijn. De manager van het restaurant heet ons hartelijk welkom. We krijgen een wat speciale behandeling, we zijn de enige buitenlanders momenteel én met eigen zeilboot. Het lunchbuffet ziet er heerlijk uit en we scheppen van alles lekkers op. De manager brengt ons een schaal met groene salade als extraatje. Als gebaar van gastvrijheid brengen ze tot slot een typisch Maleis toetje, kleefrijst met bruine suiker badend in kokosmelk. Na een wandelingetje over het park buiken we uit op een loungebank in de koele open hal.

Een superdag! Zondagochtend vroeg vertrekt Warren om kwart over zes met vol tuig, ik vertrek een uurtje later. We gaan als een speer, mooie noordoosten wind, knoopje tien tot vijftien, ruime koers, hier en daar wat visboeien ontwijkend. Zestig mijl verder en twaalf uur later gooien we het anker uit op bijna dezelfde spot van de heenweg, aan de rand van de scheepvaarroute kijkend naar de vele lichtjes van de altijd bewegende trein van schepen op de Singapore Strait. Weinig wind betekent de volgende dag motorzeilen onderlangs Singapore. Ik ben voor de zoveelste keer een paar naden van het zonnedakje aan het vernieuwen -hij valt bijna uit elkaar van ellende- als er vlakbij een sirene begint te loeien. Het blijkt voor ons te zijn of eigenlijk tégen ons. Een supersnelle RIB van de Marine met blauw zwaailicht scheurt langszij en jonge jochies in camouflagekledij staan geagiteerd te wijzen en met hun armen te zwaaien, "Wegwezen, U bent in verboden gebied, Go Go Go!". Ik kijk over mijn leesbril heen en weet even niet wat er aan de hand is. Warren is er zich bewust van dat we net binnen de denkbeeldige lijn van de Marine afbakening varen, maar ach, wie heeft daar last van, is zijn gedachte. "Oke, we hebben net de koers verlegd, is het goed zo, naar jullie zin?" vraagt hij rustig, geheel niet onder de indruk. De jongens dimmen wat en blijven nog even naast ons varen. Ik richt me weer op mijn naaiwerk. Wat zou er mis zijn met een wat vriendelijker benadering in plaats van zo agressief. Het allerlaatste stuk de Johor rivier op worden we angstvallig gevolgd door de bootjes van Border Patrol, de grens van Singapore en Maleisië ligt ongeveer in het midden van de rivier. Zodra een vissersbootje aan de verkeerde kant zit, wordt die door de Singaporesen weggestuurd. Eind van de middag zijn we weer op onze 'basis', Danga Bay Marina in Johor Bahru, aan dezelfde steiger als de andere keer. De laatste week van maart en de eerste van april gaan we nog even hard aan het werk. Het gehele dek halen we leeg, roestplekken schuren en plamuren, grondlaagje verf erop en daarna het grote werk. Aflakken en daarover heen een antislip laag, oogverblindend wit. Het moet allemaal tussen de buien door, de verandering van de moesson kondigt zich al aan. Terwijl de verf droogt, worden andere klussen afgevinkt. Eigenlijk is het te heet om te werken, de waterslang biedt verkoeling. De buitenkant boven de waterlijn lukt op één dag, vanaf de steiger goed te bereiken. Eerst stuurboord, boot omdraaien in de box en  de bakboordkant. Nog één keer omdraaien zodat we met de boeg naar de wal liggen. Vooruit eruit, een rondje draaien en met de neus erin steken. Afremmen, help... de achteruit werkt niet!! Met teveel vaart schuiven we de box in. Op de kant staat onze buurman klaar om af te duwen, Warren springt op de steiger met een lijn en uit alle macht lukt het om te stoppen voor we tegen de steiger aanbotsen. Spontaan een klus geboren. Een dag voor we Nightfly weer een tijdje alleen laten, krijgt de kuip als laatste een verfbeurt. Kan die lekker uitharden in de tijd dat wij samen met Jeltje, de zus van Warren, een paar weken gaan rondtrekken in Thailand. Zij is inmiddels al in Bangkok aangekomen en vliegt vandaag door naar Chiang Rai in het noorden van Thailand. Wij vliegen er morgen heen en gaan dan met z'n drieën op ontdekking.

7 - 28 April 2014    Met de rugzak én Jeltje op reis door Thailand

Chiang Rai en Golden Triangle

Mae Sai, Sop Ruak, Ta Thon, nog nooit had ik ervan gehoord. Nu zijn deze Noord Thaise dorpjes een levendig deel van ons verleden geworden. Het is telkens weer bijzonder om familie aan 'onze' kant van de aardbol in de armen te sluiten. Jeltje wacht ons op bij het zwembad van Ben Guesthouse in Chiang Rai. Nadat de taxichauffeur onze bagage uit de kofferbak heeft gehaald, zoeken we snel de schaduw op van ons balkon en kletsen onder het genot van een koud biertje de rest van de middag vol. 's Avonds proberen we een Thais fondue, natuurlijk met stokjes eten wat niet meevalt. Om de toerist niet te laten verhongeren, wordt er gewoon bestek bijgeleverd. De tuktuk chauffeur die we de volgende ochtend aanhouden voor een rit naar de Wat Rong Khun, de Witte Tempel, is helemaal blij. Vanaf het moment dat we instappen tot het weer terugbrengen in het centrum is zijn gezicht één grote gelukzalige glimlach, hij heeft zijn daggeld weer verdiend. Bij het in- en uitstappen stoten we telkens ons hoofd, zo laag hangt het dakje. We hangen onderuit om onder dat dakje door te kijken, praten is er niet bij, de knetterende uitlaat zorgt voor de muzikale omlijsting. Bij de Witte Tempel is het zonder zonnenbril niet te doen, het felle zonlicht wordt weerkaatst via kleine spiegeldeeltjes die de tempel versieren. De intens witgepleisterde tempel lijkt net een fata morgana. Een mooi kleurcontrast vormen de rondlopende monniken in hun oranje gewaden. Tegenover de centraal gelegen Clock Tower laten we ons afzetten en wandelen het centrum door. Bij de Wat Phra Kaew vinden we de smaragdgroene Boeddha, nou ja een replica, want de echte staat in Bangkok in The Grand Palace te pronken. Een van de verhalen luidt dat de chedi in 1434 door de bliksem werd getroffen en toen kwam dit Boeddhabeeld van jade bloot te liggen. Het is een kleintje, mooi om te zien. We versturen een ansichtkaart voor Mem. De enveloppe wordt een bezienswaardigheid op zich, er moeten meer postzegels op dan we dachten, het past nog net naast alle stempels die we er al op hadden gezet.

Spelenderwijs ontstaat onze reisroute, waarbij de Golden Triangle als eerstvolgende aan de beurt is. We pakken de lokale bus naar het stadje Chiang Saen waar de Mekong rivier de grens vormt met buurland Laos. Als we ons gesetteld hebben in een prachtig hotel met zwembad gelegen aan de rivier, lopen we terug naar het centrum en huren we fietsen voor de rest van de middag. Negen kilometer verderop ligt Sop Ruak dat het hart van de Gouden Driehoek wordt genoemd. In vroegere jaren hét bolwerk van de handel in de duistere en vooral verslavende opium, de papaver groeide welig en bediende de drie landen Myanmar, Laos en Thailand. Nu viert het toerisme hoogtij. De hoofdstraat is een aaneenschakeling van souvenirwinkels, eetstalletjes en restaurants. Het Opium museum geeft interessante informatie, maar zeker de moeite waard is de Hall of Opium, die net voor onze neus sluit, dus we moeten nog een keer terug komen. We klimmen omhoog bij een Wat waar we prachtig uitzicht krijgen op de loop van de Mekong en de Ruak rivier waar we links Myanmar en rechts Laos zien liggen. Terug in Chiang Saen gaan we tevergeefs op zoek naar een bootje dat ons over de Mekong naar Chiang Khong kan varen. De normaal drie uur durende tocht blijkt te duur te zijn, door de extreem lage waterstand moet er heel voorzichtig en dus ook veel langer gevaren worden. Grote houten vrachtschepen uit China liggen afgemeerd aan de betonnen kadetrap waarover een lange rij mannen met dozen drie hoog op hun schouder sjouwen om via een smalle loopplank de schepen te bevoorraden. Langs de straten is de gebruikelijke avondmarkt hier aangevuld met kermisattracties. Heerlijk simpel blikjes omver gooien, met pijltjes op ballonnen mikken en op het pleintje is een groepje oudere dames aan het gymnastieken. Restanten van de oude stadsmuren omgeven Chiang Saen en elke paar honderd meter vinden we ruïnes van oude Khmer tempels. De volgende dag opnieuw naar Sop Ruak, de Hall of Opium, waar we zeker twee uur ronddwalen. Het hele proces van de papaverteelt wordt uit de doeken gedaan. Ongelofelijk veel mensen waren afhankelijk van de opiumhandel en onvermijdelijk veel verslaafden. De moeder van de huidige koning heeft in de vorige eeuw ervoor gezorgd dat er alternatieve gewassen zoals thee, koffie, fruitbomen werden aangeboden om te verbouwen en zo de verslavende opium proberen uit te bannen. Ze heeft hier veel succes mee behaald en wordt erom geprezen. Sinds eind jaren tachtig is er een einde gekomen aan de grootschalige papaverteelt. We zullen en moeten de Mekong rivier bevaren hebben, dan maar een alternatief super toeristisch boottochtje. De bestemming is het eilandje Don Sao dat bij Laos hoort en waar we zonder paspoortcontrole een half uurtje mogen rondlopen. Jeltje laat zich verleiden tot het kopen van een spotgoedkope leren tas. Afdingen is de gewoonste zaak van de wereld, het gaat steeds makkelijker en anders betaal je echt teveel.

Mae Sai, daarna bussend richting Pai

Opmerkelijk veel politieposten komen we in Noord Thailand tegen, elke auto en bus wordt gestopt en de passagiers gecheckt. Verrassend genoeg laten ze ons standaard met rust, de lokalen hebben allemaal hun identiteitskaart klaar. De buurvrouw van Jeltje ziet er blijkbaar verdacht uit met haar wat dikkere buik. Zonder pardon duwt de politieman zijn hand op haar buik om te voelen of het echt is. Wij kijken met open mond toe, zij laat het gelaten over zich heen komen. In een volgende busrit zijn een paar jongens die er wat alternatiever uitzien, ze krijgen een grondiger onderzoek. Het lijf wordt beklopt en handen die in zakken voelen, bingo, de vangst is een boksbeugel. De tweede politieman loopt erachter aan en heeft een goudkleurige schaal in zijn handen waarmee hij giften ophaalt.....en krijgt! Kunnen ze hun eigen broek niet eens ophouden? Of nee, de goden moeten waarschijnlijk gunstig gestemd worden. Wij nuchtere Laaglanders snappen weinig van deze religie. Bij elke Boeddha die gepasseerd wordt, vouwt men de handen en buigt in eerbied. De buurman die de Boeddha gemist had, volgt snel in eenzelfde handeling. De bus voert ons naar Mae Sai, de meest noordelijkste plaats van Thailand met een grensovergang naar Myanmar. Een lange rij auto's, brommers en vrachtwagentjes wacht geduldig tot ze na de grenscontrole de brug over kunnen steken. Wij laten onze rugzakken in een koffietentje achter en maken een hete bezwete klim de verkeerde heuvel op, bordje gemist voor de Wat Phra That Doi Wao, hoe is het mogelijk met zo'n lange naam. Helemaal uitgeput en oververhit komen we na een lange steile trap uit op het tempelterrein met uitzicht op de stad en Myanmar. We zijn er gauw klaar mee, veel te heet in de brandende zon. Mae Sai is een drukke grensplaats waar Birmaanse, Thaise en bergvolk kooplieden van alles verkopen, edelstenen, lakwerk, antiek, geïmporteerde sigaretten en kruiden. De marktkramen zien er kleurig uit. Een koopvrouwtje heeft haar tassen vol, zit naast Jeltje in de bus en laat haar trots alle aankopen zien die ze in haar eigen dorp weer aan de man gaat brengen. Ze gaat dezelfde richting uit waar wij heen willen en ze neemt ons het eerste stuk mee op sleeptouw, handig zo'n lokale reisgids. Het is soms lastig om de juiste busverbinding te vinden, zij weet dat onze volgende bus aan de overkant van de straat staat te wachten met ronkende motor. Via kleine bergdorpjes loopt een slingerende weg over heuvels en door dalen. Telkens moeten we overstappen in een volgende klaarstaande bus. Kleine pick-ups met een dakje over de bak waarin twee parallelle bankjes voor de passagiers, de songthaew genoemd. Soms gaat de bagage op het dak, meestal mee in het busje. Geen garantie voor een droge rit deze tijd van het jaar. Niet vanwege regen, maar het jaarlijkse Songkran feest. Het nieuwe maanjaar vangt in april aan en wordt traditiegetrouw gevierd door elkaar met water te 'besprenkelen' en daarmee geluk te wensen. Tegenwoordig is het één groot waterballet waar we een week lang op worden getrakteerd. Overal langs de wegen staan kinderen én volwassenen met water gevulde emmers, waterslangen, waterpistolen en grote tonnen met water in de aanslag om voorbijgangers en elkaar nat te gooien. Geen pardon voor wie dan ook, de achterkant van ons vervoermiddel is compleet open, via de voorkant allerlei spleten, kortom we worden goed nat. Bij elke klets water schrik ik van de klap die het op de voorruit maakt. Uit voorzorg heb ik mijn hoortoestellen in de tas gedaan. In Ta Thon krijgen we een half uur de tijd voor een late lunch. Op het busstationnetje hebben we de keuze uit één eettentje. Menukaart? Nooit van gehoord, als je hem al kunt lezen in het Thais. Er zit een mevrouw met een bord eten voor haar neus, ze ziet er gezond uit. Doe ons dat ook maar. "Ik weet niet wat ik hier allemaal naar binnen slinger" zegt Jeltje en ze eet dapper haar bord leeg. We spuwen bijna vuur, zo pittig. Met een koude cola blussen we de boel een beetje en betalen een idioot laag bedrag van 100 Baht, een kleine 2,5 euro voor ons drieën! De hurktoilet heeft een hangslot op de buitenkant, de sleutel vind ik aan de deurpost ernaast. We klimmen weer achterin een haveloos uitziend busje voor het laatste stuk vandaag. Als er getankt gaat worden, komt de chauffeur eerst zijn geld bij de passagiers innen. Net voor donker komen we aan in de plaats Chiang Taeng, nemen het eerste hotel wat we tegenkomen en snakken naar de douche. Jeltje is de volgende ochtend vroeg getuige van een aantal biddende monniken die op hun dagelijkse bedeltocht de giften van de mensen belonen met een gezamenlijk gebed. De mensen zitten met gevouwen handen en gebogen hoofd op hun knieën op de stoep, terwijl de monniken op een rijtje ervoor op een vrij eentonige toon zingen. Bijna elke Thaise man brengt een deel van zijn leven door als monnik, ongeacht zijn leeftijd. We zien inderdaad naast hele oude ook hele jonge jochies altijd met kale koppies, gehuld in oranje gewaden. De bus naar Pai komt over een half uur, Jeltje loopt bij een kapstertje naar binnen om snel een stukje van haar pony af te laten knippen. Bij de prijsbepaling wordt er eerst ernstig nagedacht, beide dames nemen uitermate tevreden afscheid van elkaar.

Pai, Mae Hong Son en Mae Rim

Het landschap is drastisch aan het veranderen. Keken we de afgelopen dagen naar groene beboste bergen en hellingen, nu zien we voornamelijk dorre droge heuvels, vergeeld gras en valleien gevuld met smog. In deze tijd van het jaar maken de boeren hun akkers leeg door hele velden in brand te steken. Slecht voor het uitzicht dat erg wazig is. Bocht na bocht, stuk voor stuk haarspelden, komen we enigszins dolgedraaid rond het middaguur aan in Pai. We schrikken van de verzameling cafés, bars, hotels, restaurants, reisbureaus, galeries, winkels, massagesalons en de hoeveelheid toeristen. Na onze bagage gedropt te hebben in een hotel, laten we ons overhalen tot een trip in en om Pai. Vooral de van airco voorziene minibus lonkt, het is tegen de 40ºC en de luchtvochtigheid schommelt rond de 75%. Het meest interessante deze middag is de Memorial Bridge uit de tweede Wereldoorlog, in opdracht van de Japanse bezetters door de lokale bevolking gebouwd. Een paar verankerde oude riksja's op de brug verleiden tot het maken van uitputtende mannenactie foto's, terwijl het vrouwvolk klem zit in het nauwe bankje achterop. Pai is op onze route gekomen doordat andere zeilers een rafttocht over de rivier de Pai naar Mae Hong Son een hoogtepunt in hun vakantie noemden. Helaas zijn wij in het verkeerde seizoen, vlak voor de regentijd. Nu staat er bijna geen water in de rivier, dat wordt meer klunen. Dan maar een paar hongerige olifanten een trosje bananen voeren, leuk hè Jeltje. Als de oren beginnen te flapperen, en die zijn groot, springt Jeltje een halve meter opzij. De volgende ochtend staat het fijne koele busje om acht uur voor de deur, onze privé chauffeur brengt ons naar Mae Hong Son, een ruim drie uur durende rit door de bergen richting het Westen. Het hoofddoel is een bezoek aan een Langnek-dorp. Wij bezoeken Huay Seau Thao bewoond door een Padaung stam, in 1992 gevlucht uit Myanmar voor de burgeroorlog waar zij als een etnische minderheid niet getolereerd werden. Hier in Thailand worden ze als vluchtelingen geaccepteerd en kunnen ze wat geld verdienen door de vrouwen en hun dochters min of meer tentoon te stellen aan de toeristen. Zonder twijfel zijn ze een eye-catcher, de traditionele koperen halsringen die ze dragen wegen zo'n vijf kilo en wekken de illusie dat het hoofd van de vrouw niet vastzit aan het lichaam dat eronder zit. De hals lijkt onnatuurlijk lang. Ook voor deze vrouwen en meisjes is het zweetweer, een doekje om de bovenste ring beschermt de huid tegen het schuren. Om en om kopen we bij hun stalletjes wat prullaria, met als tegenprestatie een foto voor ons album, zo werkt dat hier. Na de lunch in de stad lopen we een stukje het centrum in, waar de straten glinsteren van het water. Alles en iedereen die zich op de hoofdstraat waagt, kan er zeker van zijn dat 'ie een nat pak krijgt. Swingend op de muziek worden emmers met water leeggegoten op het hoofd van een meisje dat op een scooter langs rijdt. Ze is gestopt en laat zich gewillig als een plant begieten. Wij zitten verdekt opgesteld, totdat Jeltje het toch te warm krijgt. Ze loopt uitdagend de straat op en flats, daar heeft ze al een emmer water te pakken. Ze duikt weg, maar te laat, lekker afkoelen. Voor we de terugrit aanvangen, stoppen we bij een Hot Spring waar je allerlei behandelingen kunt ondergaan. Vanwege de tijd houden wij het bij een moddermasker, ja ook Warren, geheel vrijwillig en daarna even zwemmen. Het opbrengen van de modder voelt ijskoud aan. Het moet een kwartier intrekken en prompt vallen we alledrie in slaap. Als het masker hard is geworden, kan er geen glimlach meer vanaf, spoelen ons gezicht schoon en badderen we een half uurtje in bronwater dat bij deze buitentemperatuur echt te heet is. Meestal joel ik oeeh aahh kouhoud, maar nu voelt het als verbranden in te heet badwater. We kunnen het net volhouden. De koude pannetjesdouche naderhand is fantastisch lekker.

Elke centimeter die ik prijsgeef, wordt direct geclaimd. Eerst een been, daarna een voet mijn kant op. De mama naast me is van een stevig formaat, evenals haar dochtertje die tussen haar benen op de vloer van de bus zit. Geen lekker plekje op een route met veel bochten in de weg. Ik zou ook misselijk worden daaronder, tussen mama's warme onderstel. Ze is niet aardig tegen haar kind, ze snauwt en duwt haar terug op de grond. Elke glimlachpoging van mij richting hen wordt genegeerd. Warren zit achter in het busje bij een papa met drie kinderen, Jeltje heeft een stoel voor haarzelf. Het waren de laatste drie kaartjes voor de vroege bus naar Chiang Mai. Na twee uur slingeren, hebben we een koffiestop bij een restaurant. Jeltje trakteert de kinderen uit ons busje op ijsjes, ze zijn er hartstikke blij mee. In het plaatsje Mae Rim stappen wij uit en gaan op zoek naar een hotel, wederom geen droge zoektocht. De chauffeur van onze brommer met zijspan duikt bij elke plens water weg, enthousiast worden we bestookt met water, de bagage blijft redelijk droog. Druipend staan we bij de balie van de receptie in te checken voor een bungalow. De dames spoeden zich naar het zwembad waar Jeltje al lezende in slaap valt, ik een paar baantjes trek en Warren op bed lekker lui televisie kijkt. Meestal stopt het water gooien tegen de avond, de zeiknatte kleding droogt niet meer op en dan krijgt men het koud. Niets vrezend gaan we in ons goeie goed op pad om wat te eten. Op de hoek van de T-splitsing zien we al dat we te vroeg gejuicht hebben. Een groep natte feestvierende Thai roept naar ons en Warren loopt doelbewust op ze af. Welwillend laat hij ze een paar emmers waters langzaam over zijn hoofd leeggieten, vanaf dat moment hoort hij er helemaal bij. Meteen krijgt hij een drankje aangeboden. M'n oren maar weer in mijn zak gedaan en samen met Jeltje voeg ik me bij het groepje. Ook wij worden in water gewijd, onze gezichten met wit smeersel versierd, lang leve de lol. In deze natte toestand kunnen we niet naar een restaurant, dus terug naar ons huisje om om te kleden. Oeps, mijn nieuw aangeschafte bruin oranje zwierbroek blijkt niet waterbestendig. De oranje verf loopt langs mijn benen omlaag, erger, de witte blouse erboven ziet er uit als een verfpaletje. De volgende dag tijdens onze fietstocht in de omgeving heeft mijn verzoek "Just a little..., please!" niet het gewenste effect. Wederom druipend nat komen we thuis om te constateren dat mijn rode kuitbroek ook niet kleurvast is, ik lijk wel een pasgeslachte kip. Over dieren gesproken, Jeltje is gek op ze. Bij de apenshow vertonen ze allerlei kunstjes en komen onder anderen naast je zitten om een kusje weg te geven. Niks voor Jeltje, niet te dichtbij komen. Nou vooruit, klap eens in je handen, gezellig samen met de aap. Echt schandalig om na afloop te ontdekken dat de apen in een klein kooitje notabene aan een ketting zitten. Hebben we bijgedragen aan dierenmishandeling voor een stom zoentje en een aap te zien fietsen. Bij de Cobra show is Jeltje het meest voorbeeldige slachtoffer wat ze zich daar kunnen wensen. Ze wordt er meteen uitgepikt. Zodra de slangen ook maar in onze richting bewegen, gilt Jeltje en loopt een paar tribunes hoger. Na een aantal kunstjes met verschillende Cobra's vliegt er opeens geheel onverwacht iets door de lucht en belandt natuurlijk bij Jeltje op haar schoot. Het is een nepslang, maar logisch, ze is helemaal over haar toeren. Iedereen lacht en joelt en denkt, oohhh gelukkig niet bij mij! Na even bijkomen, kan ze er zelf ook opgelucht om lachen. Beter vertoeven is het in de orchideeën tuin, waar het een oase van geur en kleur is.

Chiang Mai, Ayutthaya en River Kwai Bridge

Dat fietsen bevalt ons wel. Je maakt een beetje je eigen 'airco' en je komt veel verder dan met de benenwagen. Dat laatste is trouwens gekkenwerk. Overdag wordt het steeds tegen de veertig graden en die hoge luchtvochtigheid nekt je, we smelten vanzelf enkele centimeters. Chiang Mai heeft een behoorlijk uitgebreid centrum dat door oude stadsmuren wordt omgeven. In een kalm tempo fietsen we van Wat naar Wat (Wat hebben we vandaag op het programma staan), pikken een marktje mee en strijken met uitgedroogde tong en het zweet op de bovenlip neer op de plastic stoeltjes van een Thais eettentje. Koud bier hebben ze hier! Gevolgd door een bord heerlijk smakelijk eten. Ik laat m'n gebit checken bij een van de vele tandklinieken, kundig en spotgoedkoop. Voor twaalf euro loop ik met grondig schoongemaakte tandjes, nee geen gaatjes, de deur uit en vlei me een deurtje verder in een stoel naast een enthousiaste Jeltje om mezelf op eenzelfde voetmassage te laten trakteren. Niet alles is pijnloos, maar met de nekmassage als toegift ben je dat allang weer vergeten. Eind van onze tweede dag hier stappen we aan boord van de nachttrein, waar we prima slapen in de omgebouwde bedjes, die we twaalf uur later verlaten in de vroegere hoofdstad Ayutthaya. Buiten het station proberen ze ons in een taxi te krijgen. Een Thai vertelt ons dat we de straat moeten uitlopen, dan stuiten we op de rivier die we met een voetpontje voor een bahtje kunnen oversteken. Daarna lopen we zo het centrum binnen. Dat klopt helemaal, maar zelfs om zeven uur 's ochtends zweten wij al peentjes met die schildpad op onze rug, dan is elke straat er een teveel. We parkeren onze bagage met Warren op een terras waar we eerst een ontbijt verorberen. Jeltje en ik maken daarna lichtgewicht een rondje hotels, bekijken en vergelijken om toch maar te overnachten in het hotel waar Warren op ons wacht, Tony's Place. Een gezellig ding met mooie dames in de bediening die als je heel goed kijkt, toch geen dames zijn. De adamsappel is de 'verklapper'. Wederom op een deze keer wat gammelig fietsje verplaatsen we ons door deze bijzondere stad. Drie rivieren komen hier samen en met een gegraven kanaal erbij vormde de stad opeens een eiland, een stad waaraan gedurende 400 jaar onder 33 koningen is gebouwd wat terug te zien is in de ruïnes in vele verschillende stijlen. Paleizen en tempels, in een relatief klein gebied wemelt het ervan, kortom we leggen onszelf vandaag in de Watten. Vroeg in de middag brengen we de fietsen terug, het wordt ons te heet onder de voeten. Jeltje gaat met hoofdpijn een uurtje plat, wij lopen een rondje over de markt waar de ratten ook hun dagelijkse rondje maken. 's Avonds is er op het plein een openlucht toneelstuk waar we niks van kunnen verstaan, maar de entourage en de met pracht en praal aangeklede acteurs zijn leuk om naar te kijken. 

Vandaag 19 april is een feestdag, Jeltje is jarig. We zijn al over de helft van onze vakantie, de tijd vliegt en we hebben het reuze gezellig met z'n drieën. Zorgvuldig wordt de mango geschild, in partjes gesneden en in een bakje gelegd binnen handbereik. Daarna schenkt ze koffie in twee grote mokken, één voor haar collega, één voor haarzelf. Hij bestuurt de bus, zij verkoopt de kaartjes en int het geld. Ondertussen zorgt ze goed voor hem. Hij knoeit wat koffie, meteen haalt ze een doekje tevoorschijn, vast een leuke job. De ventilatoren aan het plafond draaien, zodra we stilstaan, alsmaar rondjes en zorgen voor de nodige luchtverplaatsing. Tijdens het rijden komt de warme wind via alle open ramen naar binnen. Ik voel m'n kont zeiknat worden en plak vast aan de met skai beklede zitting, getver! Het busstation in Suphan Buri is het eindpunt van deze bus. We gaan tevergeefs op zoek naar koffie met gebak ter ere van de verjaardag van Jeltje. Zoete koekjes en een flesje limonade wordt het. Na een dik uur wachten vertrekt de bus naar Kanchanaburi. Op het heetste uur van de dag arriveren we  in de stad waar een taxichauffeur ons probeert te strikken voor een hotel dat hij kent. Hadden we maar direct toegehapt. Ik moet heel nodig plassen en we hebben alledrie honger, dus een eettentje met toilet is onze eerste noodzaak. Na vijf straten sjokken we nog steeds met die kilo's op de rug in de snikhete zon, Jeltje begeeft het bijna. Na alleen maar straattentjes te passeren, zien we een winkelcentrum waar ooh halleluja zeker weten airco is. We komen werkelijk helemaal bij, schieten een fastfood tent binnen voor de lunch, plassen twee verdiepingen hoger en besluiten daarna zo snel mogelijk een taxi te pakken naar het eerder aangeboden hotel. 'Noble Night' heeft ook kamers in een soort woonboot, we voelen ons er meteen thuis. Onze boot ligt in een lus van de Kwai River niet ver van De Brug, heerlijk rustig en met zwembad.

Ooit heb ik de film "Bridge over the River Kwai" gezien, zoals zovelen. Erg indrukwekkend, zoals elke oorlogsfilm. Nooit kunnen bedenken dat ik die brug met eigen ogen zou gaan zien, waar krijgsgevangenen uit o.a. Engeland, Australië en Nederland aan de dodenspoorlijn moesten bouwen waarbij de Japanners de onderdrukkers waren. Eén van de krijgsgevangenen was de vader van Warren en Jeltje, de reden dat we hier zijn. Bij het lezen van zijn verslag over die periode krijg ik bij tijd en wijle kippenvel. Voor broer en zus helemaal bijzonder om op grond te lopen waar ooit hun Heit gelopen heeft, maar in uitermate tegenoverges telde omstandigheden. Een wonder dat hij de oorlog overleefd heeft. In de aanwezige musea hangen ontelbare foto's, ongemerkt zoeken ze naar herkenning van een gezicht. We lopen door een exact nagebouwde woonbarak van bamboe die bestemd was voor de gevangenen. Het Death Railway Museum reconstrueert de geschiedenis en verhaalt, zonder vooroordelen van het lijden van de mensen die betrokken waren bij de bouw. De oprichter van dit museum, een Australiër, lopen we een paar dagen later nog tegen het lijf. Twee grote begraafplaatsen worden prachtig onderhouden, oneindige rijen grafstenen van jongens van 18 hooguit 20 jaar oud. Hoogtepunt is de brug zelf, erover heen lopen, kijken, terug in de tijd denken, de trein die passeert. Het is druk, toeristen uit alle windstreken wandelen bij en over de beruchte brug. De volgende ochtend doen we het nog even over. Om zeven uur op de fiets naar de brug. Behalve de straatventers die hun vuurtjes opstoken, waar de rijstkoker al zijn werk doet, het fruit wordt uitgestald, is het heerlijk rustig op de weg. Op de brug zelf is het zelfs leeg te noemen. Bij dit mooie ochtendlicht ziet alles er heel sereen uit. Nogmaals lopen we in gezelschap van een groepje monniken de brug over. Als we voldoende foto's hebben gemaakt, leveren we de fiets in en halen de huurauto een paar deuren verder op.

Ik lees in het verslag van Sietse Elzinga, Sergt. K.N.I.L. 90950; "Kamp 108 is volgens zeggen het ergste kamp geweest van de hele lijn, zowel in Burma als in Siam en in die kwamen wij terecht. Het eten was er meer dan slecht, dikwijls kwamen we 's avonds thuis van het werk en kregen dan een kwart pannetje rijst met wat sambal (gestampte Spaanse peper)  en verder niets -....- In het laatst was het zo erg, dat er van de 2500 man geen 500 meer konden werken. Van alles hebben we daar gegeten, paddestoelen( lekker), honden (een beetje zoet), katten (goed), slangen (lekker), ratten (?) enz. Alles wat je maar levend tegenkwam, werd doodgemaakt, gekookt of gebakken". Met de auto volgen we een deel van het ruim 400 km lange traject van de spoorlijn dat gebouwd werd tussen Thanbyuzayat in Myanmar (Burma) en Nong Pladuk in Thailand (Siam). De meeste oude rails zijn verwijderd, behalve een stuk tussen Kanchanaburi en Nam Tok waarover drie keer per dag een trein rijdt. De stationnetjes zijn lieflijk ouderwets, mooi in de verf waarin niets je lijkt te herinneren aan die zwarte periode. We stoppen bij plekken waar ooit de kampen hebben gestaan, nu vreedzame velden waar gewassen worden verbouwd door de dorpelingen. In het museum bij Hellfire Pass loopt een groepje jonge Aziatische studenten voor ons uit. Al lachend en kletsend maken ze onderwijl foto's van elk infobord. Om de tien minuten start er een korte film in een zaaltje. Naarmate de beelden van uitgemergelde en zieke krijgsgevangenen voorbij komen, hoe stiller de groep wordt. Zwijgzaam verlaten ze hun stoelen. Ook wij worden stil als we even later tussen de 28 meter hoge rotswanden lopen over het 5 meter brede kiezelpad dat over een lengte van 450 meter handmatig door de krijgsgevangenen is geklieft. Verslag: "Op de morgen van 15 augustus toen bracht een Engels sprekende Siamees ons het bericht dat Japan was gecapituleerd, weinigen van ons geloofden het, allen hoopten we het en een blijde hoop drong ieders hart binnen, maar met dat al moesten wij voorlopig nog steeds voor de Jappen werken en hun houding duidde zeer zeker nog niet op vrede. Eindelijk 20 augustus hoefden we niet meer te werken en na een lange dag van wachten werd 's avonds om 7 uur Japanse tijd door de Japanse kampcommandant bekend gemaakt dat de oorlog was beëindigd en wij ter gelegener tijd naar Bangkok zouden worden gebracht".

We rijden een van de mooiste routes in Thailand naar de grens met Myanmar. Een bergachtig enorm groen landschap met hier en daar eenvoudige bamboe hutjes met golfplaten daken waarnaast een grote stenen pot in de vorm van een urn voor de watervoorraad staat. In Sangkhlaburi overnachten we in een hotel waar we die Australiër tegenkomen. Zodra hij verneemt dat we familie zijn van een POW (Prisoner of War), vraagt hij of er foto's zijn of dat er een dagboek bestaat. Jeltje belooft hem het verhaal van hun Heit te mailen, wat hij aan het archief van het museum in Kanchanaburi kan toevoegen. Vandaag is de grens gesloten voor alle toeristenverkeer, alleen de lokalen krijgen toestemming. De Drie Pagoden staan in het midden van een rond grasveldje en zijn veel kleiner dan ik dacht. Ook hier diverse gedenkplaten van de WWII en een klein stukje overgebleven spoorrails. Na een fantastisch lekkere kop koffie lopen we langs de stalletjes waar een mix van Mon, Karen en Thaise mensen hun koopwaar aanbieden. Met het geld waarmee we wat souvenirs kopen, wapperen ze over de balie, een gewoonte die geluk zal brengen volgens hun bijgeloof. Een Mon dame met een met witte zalf beschilderd gezicht buigt dankbaar als Jeltje een pagode van hout koopt en wappert met de geldbriefjes om Jeltje heen. Op een brommer met zijspan rijdt een moeder met vier kinderen, de jongste op haar linkerschoot, naar de grensovergang. Een heel jong meisje heeft het verkopen in haar genen zitten. Terwijl ze met Jeltje een koop sluit, begint ze een potje zalf open te draaien en smeert mijn arm ermee in. Het ruikt heerlijk en ook mij strikt ze met haar charmes. Op de terugweg vinden we in Sai Yok eindelijk een olifanten kamp waar we een ritje kunnen maken. Een half uur is lang genoeg, maar wel leuk voor een keer.

Hua Hin en dan weer naar huis

Nu hebben we nog een plaats te bezoeken voordat in de badplaats Hua Hin onze gezamenlijke reis eindigt, namelijk de drijvende markt in Damnoen Saduak. De gele bus brengt ons naar Ratchaburi, daar overstappen op een lokale bus die een enorme omweg maakt via allerlei plaatsen. Hemelsbreed is de afstand ongeveer 35 km waar we zeker drie uur over doen. De laatste buschauffeur maakt onze dag weer goed als hij na het eindpunt ons persoonlijk bij het hotel afzet, waar vind je deze service! De markt is zoals te verwachten één grote toeristenval. Desalniettemin genieten we van de vele gekleurde groenten en fruit die vanuit bootjes door veelal vrouwen worden verkocht. Ons ontbijt verzamelen we al varende bij diverse dames, starten met kokos poffertjes, gevolgd door gefrituurde groente loempiaatjes, koffie, gebakken banaan en partjes grapefruit toe. Bij de kledingkraampjes passen we van alles, dingen af als oude rotten in het vak en gaan met volle tassen naar ons hotel terug. Een snelle douche, die bij de eerste stap buiten onze koele hotelkamer al weer vergeten is, waarna we met een luxe minibus naar Hua Hin reizen. Verslag: "Twee dagen later werden we op transport gesteld, nu naar de werkelijke vrijheid -....- We kwamen aan in de badplaats O Wahhien (fonetisch voor Hua Hin) waar een Commissie Europeanen, bestaande uit Engelse, Zweeds en Deense dames en heren ons stond op te wachten -......-Aangezien velen van ons dusdanig waren gekleed dat een bezoek aan de dames onmogelijk was, werd hun verzocht in de trein te blijven-....". Ons uitgekozen guesthouse heeft een terras aan zee waar we elke ochtend het ontbijt nuttigen. Twee minuten verderop lopen we het strand op voor een lekkere duik in de Zuid Chinese Zee. Een onafgebroken rij hotels, restaurants, bars, winkeltjes, massagesalons en kleermakers vullen deze plaats. Het treinstation is een bezoekje waard. De roomwit rode koninklijke wachtkamer van koning Rama VI uit 1920 is onveranderd gebleven en ademt romantiek uit. Jeltje verzilvert hier haar verjaarsdagscadeau van ons, ik ben geen spelbreker en onderga ook een heerlijke massage. Beiden laten we ons een zijden rokje op maat maken en hebben het goed samen. Jeltje reist straks weer noordelijk naar het vliegveld in Bangkok. Wij vertrekken zaterdag met de nachtbus in zuidelijke richting naar de grens met Maleisië. In Hat Yai hebben we een viertal uren wachttijd voor de bus naar Johor Bahru vertrekt. Al kletsend lopen we over de stoep tot Warren opeens schreeuwt en ineen duikt. Hij houdt zijn hoofd vast waar het bloed uit stroomt. Een laaghangend zonnenscherm op loophoogte is de oorzaak, Warren is er recht in gelopen. Met een tuktuk naar de 1e hulp in het ziekenhuis, want dit ziet er niet lekker uit. Als ik vertel dat we om 11 uur met de bus meemoeten, wordt Warren in sneltrein vaart geholpen. Met vier hechtingen komt hij weer naar buiten, halen we de bus en vallen doodmoe om drie uur 's nachts in ons eigen bedje op de Nightfly. We zijn weer thuis! Nog snel even een berichtje naar Jeltje: "Bedankt voor een prachtige en boeiende vakantie samen".

Mei tot en met Juli 2014     Een soort van impasse.

Voortdurend passen we onze planning aan. Waarom zouden we ook haast maken? Begin van dit jaar hebben we ons voorgenomen tot 2015 in dit gebied (Maleisië en Thailand) te blijven waar nog van alles voor ons te ontdekken valt. Omdat de jachthaven hier in Johor Bahru een prima plek is om ons huisje van tijd tot tijd onbemand achter te laten, maken we daar grif gebruik van. Voor onze vakantie in Nederland vorig jaar, voor een zeilreisje met Blue Dame in Thailand, voor een bijzondere trip door Thailand met Jeltje. Dan zijn we beland in mei, waarin de zuidwest moesson zich inmiddels stevig gaat settelen en zal duren tot aan november. Een wind waarin je prima de westkust van Maleisië omhoog kunt zeilen, maar ten allen tijde aan lager wal ligt. Om de paar dagen is een jachthaven bereikbaar, maar die andere nachten lig je onbeschut voor anker op open water langs de kust. Ook geen probleem, maar totaal onvoorspelbaar waait hier de 'Sumatra' van tijd tot tijd, die de ankerplek behoorlijk oncomfortabel zal maken. Dus kiezen we ervoor nog even te wachten met vertrek en benutten de tijd voor openstaande klussen en probleempjes die om een oplossing vragen.

Een krijgertje, Schenker watermaker die 30 liter water per uur maakt, terwijl onze eigen makker er slechts 5 per uur maakt. Er moet alleen een andere motor in, die per DHL uit Italië gaat komen. Achter de rugleuning van de bakboord bank blijkt dit grote apparaat perfect te passen, loze ruimte wordt gevuld en het gootsteenkastje zit vlakbij voor de aansluitingen. De oude verkopen we aan een andere zeiler. Inbouwen van de 'nieuwe' duurt een paar vochtige dagen, Warren staat te druipen van het zweet. Ik lig te rillen op bed, koorts, zeer lijf, kortom een griepje onder de leden. Warren doet er ook een dagje aan mee en slaapt een gat in diezelfde dag. Na anderhalve maand loop ik nog altijd met een akelige hoest die ik bij veel mensen hier herken. Ligt het aan de smerige lucht of aan al die airco's die veel te koud staan afgesteld. Een paar keer maak ik de fout om te bloot gekleed naar de supermarkt te gaan. Al lopend naar de bushalte voel ik het zweet in straaltjes over mijn rug lopen dat in de bus acuut opdroogt en mij een koud lijf bezorgd. Om vervolgens uit te stappen en wederom in 35 graden te sjokken naar het gekoelde winkelcentrum. Zo jojoën wij in luttele minuten tussen 20ºC en 35ºC. Nee, natuurlijk is dat niet gezond. Als ik me weer 'de oude' voel, valt dit ongeveer samen met het euforie gevoel dat de watermaker eindelijk compleet is en na een aantal testen door de keuring is gekomen. We zetten twee vinkjes op ons lijstje.

Ongewenst bezoek

"Heb jij met de houtrasp zitten hobbyen?" vraag ik verbaasd. Ik heb net een kastdeurtje opengemaakt en het vingergat aan de binnenkant ziet er 'opgerekt' uit. Met dat ik het vraagteken erachter plaats, weet ik dat Warren zijn antwoord "Nee" is. We hebben weer een rat aan boord, Gat-ver-dam-me!!! Van andere zeilers krijgen we twee rattenvallen te leen met het advies dat bananen en gedroogde visjes goede lokkers zijn. Met moeite vinden we mini zakjes met rattengif. Men is hier zo gewend aan ratten, ze horen erbij, zeg maar. Nou, wij tolereren geen ongevraagde gasten aan boord. Overal vinden we keutels en opengevreten pakken etenswaren, zelfs het navulpak met shampoo ligt glibberig te lekken onder de vloer. De rat zal wel ergens bubbelend liggen uit te buiken. De jacht wordt geopend! Op strategische plekken leggen we dekseltjes gevuld met een gifmengsel en in de twee kooitjes hangen stukjes banaan. Na twee dagen nog niks gevangen, rotbeest. In nacht drie hoort Warren geritsel, gaat zijn bed uit, maar vindt een lege kooi. De slimmerik is er met de banaan vandoor. De val wordt meer op scherp gezet, nieuwe banaan aan het haakje en verdomd, na de vierde nacht hebben we beet. Een getergde rat loopt psychotisch te zoeken naar de uitgang. Deze jongen krijgt van Warren onderwater zwemles in zijn kooi. Nu is het mijn beurt. Elk kastje en elke ruimte onder vloer, waar ook maar eten ligt, tot grote frustratie vind ik overal pakken en zakjes met gaatjes erin. Een aantal kilo's verdwijnt in de vuilnisbak. Nou ja, ik zie het maar als de grote voorjaars schoonmaakbeurt.

Hoognodig aan vervanging toe, het zonnetentje boven de kuip is nu acht jaar oud en de gaten gaan er binnenkort in vallen. Met de oude als voorbeeld stappen we bij een zaakje binnen, een open garage waar opeengestapeld tegen de muur nieuw beklede kussens liggen. Een paar autostoelen staan op de stoep te wachten tot hun gescheurde zittingen met uitpuilende kapok een nieuw laagje krijgen. Nadat we de stof hebben uitgekozen en een prijsafspraak hebben, zegt de Chinese dame die ijverig achter een naaimachine zit te werken: "Over een week is het klaar". We geven ze een paar dagen extra, maar dat was nog te optimistisch. Op de bovenverdieping zit een oud Chinees mannetje heel kalmpjes onze bimini te naaien, nog lang niet klaar zo te zien. Tot grote schrik ligt de oude compleet uit elkaar getornd op een hoopje in een hoek, die hadden we nog willen gebruiken tot we uit deze vervuilde omgeving weg zijn. Na elke regenbui blijft er een vettige zwarte laag achter op de boot die er heel moeilijk af te krijgen is. Een week later is de zonnetent dan echt klaar en kopen we een plastic zeil erbij om het schone mooie tentdoek voorlopig te beschermen. Weer een vinkje.

Willen we net een vertrekdatum plannen, gaat de vorig jaar aangeschafte laptop rare kuren vertonen. Naar een van de vele shopjes waar slimme jongens hele dagen computers in en uit elkaar halen. Onze slimme jongen vindt het euvel dat wellicht nog onder de garantie zou kunnen vallen. Op zoek naar het Samsung servicecentrum dat natuurlijk helemaal aan de andere kant van de stad zit. Warren is een halve dag op pad om ze te vinden, niet zonder succes overigens. Over een week gerepareerd zonder kosten op te halen. Mooi zo! Als er meer van die handige henkies rondlopen, kunnen we wel een poging wagen om de Victron inverter aan de praat te krijgen. Notabene pas twee jaar geleden in Nieuw Zeeland voor veel geld gerepareerd! Tijdens ons laatste verblijf in Nederland is deze omvormer er alweer mee opgehouden. Dat betekent geen 220V meer aan boord en da's best lastig. Zover we weten zijn twee transformatoren stuk die we in Kroatië per DHL kunnen kopen. Het soldeerwerk en het testwerk laten we aan een vakman over, maar na vier weken krijgt ook deze man de inverter niet aan de gang. We kopen in China per DHL tijdelijke oplossingen in de vorm van losse omvormers, een van 12V naar 220V en een andersom. Geen echt vinkje deze keer, maar wel een paar weken verder.

Triest

Op het mededelingenbord hangt een bericht dat op zondag een medezeiler (70 jaar) is overleden. Per toeval ben ik bij het kantoor als de weduwe een dag later met de manager de crematie aan het regelen is. Ik praat even met de Franse dame (68) om haar te condoleren en ze vertelt dat haar man na maandenlang ziek zijn door een hartaanval in het plaatselijke ziekenhuis is overleden. "Na tien jaar zeilen is het nu fini", zegt ze verdrietig. De crematie vindt 's middags plaats om 2 uur, belangstellenden kunnen bij het kantoor verzamelen en vervoer wordt door de club verzorgd. We kennen de beste man niet, maar vinden het niet meer dan normaal om Marie-Claude te steunen bij het afscheid. Tot grote verbazing zijn er maar vijf zeilers plus het management van de club aanwezig bij de voor ons bijzonder merkwaardige en korte plechtigheid. De overledene ligt in een open kist die op het gruis van een vorige crematie lijkt te rusten, een macaber gezicht. De gesloten oven staat een paar meter verderop in het zicht en ons kleine groepje staat rondom de kist te zweten in de hete zon. Een pastor spreekt een paar minuten waarna de kist gesloten in de oven wordt geschoven. In een restaurant drinken we een verfrissing en kan Marie-Claude haar verdriet delen. Een paar dagen later vliegt ze naar Frankrijk om bij haar twee kinderen te zijn. Ik schaam me over de houding van de overige zeilers. De haven ligt behoorlijk vol en als er een gezellige pot-luck wordt aangekondigd, zijn ze in grote getalen aanwezig. Juist nu had Marie-Claude hun morele steun heel hard nodig, maar laat men het afweten. Dit wens ik niemand toe.

Melaka, een stad drie uur met de bus noordwaarts. Een kuststad die een sleutelrol vervulde in de specerijenhandel en tijdens de twee moessons fungeerde als pleisterplaats voor de handel tussen China en India. Een stad met heel veel Nederlandse historie, we hebben er een aantal jaren de scepter gezwaaid in de 17e en 18e eeuw. Een stad die de moeite waard is om een paar dagen te verblijven. "Of wil je er een paar jaar wonen?", vraagt Warren plompverloren. Hij komt net terug van een afspraak met Walter, een Chinees die hem op de pot-luck aansprak met de vraag of hij zin had in een klusje. Dat klusje blijkt een baan voor 2½ jaar als projectmanager te zijn voor de bouw van zes Botels in de rivier van Melaka. Warren voelt zich enorm gevleid door dit aanbod, maar weet na een nachtje slapen dat hij het niet aanneemt. De werk ethiek ligt hier zo anders dan wij gewend zijn, daar zal hij zich gedurende die tijd aan moeten conformeren wat hoogstwaarschijnlijk frustrerend en onbevredigend gaat werken. Dat risico wil hij niet lopen, eenmaal zo'n uitdaging beginnen betekent voor Warren ook afmaken. We houden het dan toch maar bij ons geplande midweekje Melaka. Bij aankomst lopen we diverse hostels langs, de een heeft wel airco maar geen ramen in de kamer, de ander stinkt al bij binnenkomst, de volgende is te sjiek. Uiteindelijk belanden we in het hotel waar we als eerste binnen gelopen zijn, maar natuurlijk eerst nog verder wilden kijken, ik dus. Het ligt lekker centraal op loopafstand van de meeste bezienswaardigheden. De volgende ochtend na een wandeling langs de rivier is Warren niet lekker en gaat op bed. Ik vermaak me met een boekje en snuffelen op internet. We plakken er gewoon een extra dagje aan vast. Heel opvallend is naast de roodwitte Christ Church het rode Stadthuys in hartje centrum aan het Dutch Square, behalve de kleur een identieke weergave van het stadhuis in Hoorn. In de Heerenstraat zit een oud Hollands cafeetje en winkeltjes met mooie voorgevels en overdekte voorportaaltjes. Rijkelijk versierde trishaws, een driewielfiets met een aanhangende zitbak waar twee mensen in passen. De chauffeurs troeven elkaar af met de bontjes, roosjes, beertjes en glitters en niet te vergeten de luidschallende muziek uit de boxen. 's Avonds zijn ze uitbundig verlicht als een kleine kermis. De Chinese wijk is altijd leuk met zijn kleine winkeltjes, tempels en lampionnetjes langs de gevels. En zoals overal ook hier een avondmarkt waar we op een terras genieten van een koude witte Hoegaarden vergezeld van een sateetje.

Ondertussen is het WK voetbal in Brazilië begonnen. Alle wedstrijden die Oranje speelt, zijn voor ons op tijdstippen dat een fatsoenlijk mens allang ligt te slapen. Vier uur in de nacht laten wij lekker voorbij gaan, maar de wedstrijden die om middernacht uitgezonden worden, daar duiken we wel de kroeg voor in. Nederland komt steeds verder in het toernooi en we hebben weer een reden om ons vertrekmoment uit te stellen. We verwachten nu natuurlijk in de finale te staan. Half juni is Marie-Claude weer op de boot, die in de verkoop gaat. Inmiddels is bekend geworden dat deze jachthaven gaat sluiten, per wanneer dat weet niemand te vertellen. De eigenaar gaat de boel dicht gooien om er flatgebouwen op te zetten. Dat betekent voor iedereen een andere plek zoeken. Het gonst van de geruchten en op elke steiger klonteren zeilers samen "Waar gaan jullie naartoe, wanneer gaan jullie weg"? en langzaam wordt de haven leger. Sommigen hebben een reis geboekt en moeten direct hun boot elders onderbrengen. Zo ook Marie-Claude, ze wil haar boot in een nieuwe marina aan de andere kant van Johor Bahru te koop leggen om daarna weer naar Frankrijk te gaan. We bieden aan om haar te helpen de boot daarheen te varen waar ze dankbaar gebruik van maakt. Voor vertrek is Warren ruim twee uur onder water met duikfles bezig om alle aangroei te verwijderen, het schip ligt al bijna een jaar stil. Dan moet eerst de accu van de motor een nacht lang opgeladen worden voordat hij wil starten. En ondertussen loopt Marie-Claude verdwaast door haar boot en probeert een aantal zaken op te ruimen. Een giga klus voor haar alleen, maar noodzakelijk. Zondagmiddag gooien we de lijnen los en ze laat ons de vrije hand in het varen van de boot, waar we stoppen en hoe de route is. Bij de uitgang van de rivier gaan we de nacht voor anker om 's ochtends rond zeven uur in een donkere dreigende lucht te vertrekken. Twee uur lang raast er een 'Sumatra' over ons heen met veel regen en wind, we zitten met z'n drieën in regenjas en korte broek het verkeer in de gaten te houden. Singapore Strait is vandaag verrassend rustig met heel weinig scheepvaart en evenzo weinig voor anker liggende monsters, waardoor de rest van de dag een prettig zeiltochtje wordt. Aan de oostkant varen we de Johor Strait weer binnen en meren eind van de dag af in de jachthaven. Marie-Claude schiet regelmatig in tranen terwijl we kletsen, en ze blijft ons oneindig bedanken voor onze hulp. Er ligt nog een lang en moeilijk traject voor haar in het verschiet en we zijn blij dat we een stukje ervan voor haar hebben kunnen verlichten. Met Franse zwier haalt ze een fles bubbelwijn uit de koeling en zet een aantal lekkere hapjes op tafel.

Terwijl Oranje zijn best doet, heeft Johor een belangrijke wedstrijd in de league gewonnen. Zo bijzonder blijkbaar dat de Sultan er spontaan een Public Holiday voor geeft, alle winkels en bedrijven gaan de volgende dag dicht. Hoe verzin je het. Zou de Sultan dat ook allemaal betalen of draaien ze er zelf voor op. De kalender schuift door naar juli. De jaarlijkse Ramadan is begonnen, de vastenperiode voor de moslims die zo'n vier weken duurt gevolgd door Hari Raya, het Suikerfeest. Straten en pleinen worden extra versierd en in de winkels staan feestpakketten met etenswaren die cadeau worden gedaan tijdens het Suikerfeest dat met de familie gevierd wordt. Het vasten zouden wij ervaren als een enorme opgave waarin we onszelf 'uithongeren', maar de mensen hier vertellen ons trots dat ze het absoluut niet moeilijk vinden om van zonsopgang tot zonsondergang niet te mogen eten en drinken, ook roken en sex is dan verboden. Het is een onderdeel van hun geloof wat elk jaar terug komt en normaal is. Niet eten allah, maar niet drinken in deze temperaturen lijkt ons toch niet goed. Uitzondering wordt gemaakt voor reizigers, zieken, ouderen, jonge kinderen, zwangeren of vrouwen die menstrueren. Overdag is het extreem rustig in de restaurants en eettentjes. Vanzelfsprekend is niet iedereen moslim en bovendien moet er eten gekookt worden voor na de zonsondergang. Het eten wordt in natuuronvriendelijke bakjes geschept dat weer in een plastic tasje mee naar huis gaat. En elke morgen haalt Warren hier in de haven emmers vol plastic afval uit het water en probeert zo onze omgeving enigszins schoon te houden. Andere zeilers kijken of hij gek is, maar dat weerhoudt hem niet. Al geef je maar één Maleier het goede voorbeeld, dan heb je al gewonnen. Ik ben trots op die vent van mij, zolang hij maar wel handschoenen gebruikt!

Een afschuwelijke ramp

Aangezien de kansen voor de finale van het WK steeds reeëler lijken te worden, rekken we ons vertrek weer een weekje of wat. Geeft ons tijd om nog een groot probleem te tackelen. Door de extreem hoge luchtvochtigheid en veel meer zweten zijn m'n beide hoortoestellen alweer aan het corroderen. De logische gedachte dat Siemens in Singapore wel van dienst kon zijn, blijkt een sprookje. De nog altijd geldige internationale garantieperiode van twee jaar wordt niet door Singapore erkend en rest mij niets anders dan opsturen naar Nederland. Een fantastische medewerking door Esther van Beter Horen Leeuwarden zorgt ervoor dat ze een week na binnenkomst alweer gerepareerd klaar liggen voor verzending naar Maleisië. Dan komt het verschrikkelijke bericht. De MH17 is neergeschoten boven Oekraïne. Een Maleisisch vliegtuig vol met mensen op weg naar een vakantiebestemming of terug naar hun familie. Geen enkele overlevende, we volgen het nieuws op de voet dat elke avond op alle tv zenders te zien is. Het blijft dag en nacht malen in ons hoofd, wat een verschrikkelijke gebeurtenis......

Het laatste vinkje wat wij zouden willen zetten, lijkt niet binnen handbereik. Ironisch genoeg is de kans heel groot dat het pakketje met mijn hoorapparaten in datzelfde vliegtuig op weg naar Maleisië was. Maar wat een onmundig klein probleempje vergeleken bij het onmenselijke verdriet dat veel mensen hebben na het verlies van hun familie, vrienden en collega's. Ik durf niks meer te zeggen.

Augustus, September 2014    Een spontaan reisje

"Hebben jullie komende zondag iets te doen? Dan staan wij op Schiphol........we hebben net geboekt!" Zo jammer dat de skype camera niet meewerkt, ik had graag de gezichten van de meiden willen zien. Maar het geluid maakt het goed. "Echt waar??? Wat leuk! Jaaa, we halen jullie op met z'n allen!!" Ook Hans, Carool en Suzanne doen daar als vanouds aan mee. Simpelweg heimwee naar de kleinkinderen, filmpjes van de twee jongsten die hun eerste stapjes zetten, we willen het met eigen ogen zien. De drang is zo groot dat we voor vijf weekjes naar Nederland gaan. We logeren alleen bij de kinderen. Nu past het nog in ons reisschema, volgend jaar wordt lastiger. Het zijn quality weken waarin we zo genieten van dat kleine spul, dat stiekem steeds groter wordt. Een dagje fietsen op Ameland en zandkastelen bouwen op het strand. Een dagje naar Slagharen waar we gillend in de achtbaan zitten. Maar grotendeels gewoon lekker thuis mee doen met de dagelijkse gang waarin wij bij beide gezinnen wederom geruisloos mogen invoegen. Vanzelfsprekend hoort Mem (93) tevens in dit plaatje. Zo vaak mogelijk wippen we even bij haar binnen voor een bakje koffie en een gezellige klets, waar we Warrens broer en zussen ook treffen.

Ons verblijf in NL grijp ik meteen aan om met Esther van Beter Horen ons gezamenlijke probleem van het verdwenen pakketje te bespreken. In overleg met haar bazen besluiten ze dat ze mij als klant niet kunnen laten wachten tot misschien ooit mijn gerepareerde hoortoestellen alsnog boven water komen. Ze trekken de verantwoording geheel naar hun kant. Spijkers met koppen worden er geslagen. Aanmeting voor nieuwe toestellen, deze keer worden het waterdichte exemplaren wat het vochtprobleem moet uitsluiten. Na drie weken loop ik dolgelukkig rond met fonkelnieuwe hippaars gekleurde toestellen en hoor ik weer goed. De rekening die ik moet tekenen heeft onderaan de streep het getal nul staan! Mijn dank is enorm groot. Beter Horen Leeuwarden vertegenwoordigd door Esther heeft een ongekend grote servcie geleverd door een voor mij heel groot probleem binnen no-time zo fantastisch op te lossen. Dit verdient reclame!

Zo leuk, op mijn verjaardag komt al zingend de complete familie de Groot de trap op en krijg ik ontbijt op bed. Het versgebakken croissantje wordt ingepikt door kleindochter Lauren. Ik krijg er een heerlijke zoen voor terug. Mijn hart smelt! 's Middags zitten we in een zonovergoten tuin waar ik heel jarig sinds zeven jaar weer omringd ben door mijn familie en schoonfamilie, het geeft me een warm gevoel. Op de dag voor onze terugreis word ik nog even fijntjes op mijn positie gewezen. Vierjarige Viggo wil graag met mij puzzelen, iets waar hij echt heel goed in is. En dat verwacht hij ook van mij, terecht. Wanneer ik niet snel genoeg ben, stopt hij mij een stukje in de hand en wijst zogenaamd vaag naar de plek waar die past. Na een paar stukjes doe ik weer iets verkeerd. Zuchtend zegt Viggo: "Als oma niet goed puzzelt, dan moet ze maar terug naar de boot!".

De laatste avond eten we gezellig met zijn elven in een pannenkoekrestaurant waar een leuke speeltuin met doolhof bij zit. Hier nemen we afscheid van familie Rozendal die we over twee maandjes in Thailand weer gaan zien. Als we zaterdagochtend in Burgum wegrijden, staan Wendy en Jan Durk in ochtendjas op de stoep. Achter het raam steken drie kinderkopjes boven de bank uit die ons uitzwaaien. En volgend jaar zal daar nog zo'n hoofdje bijkomen, ze verwachten hun vierde in februari, geweldig! In Nunspeet leveren we onze tijdelijke auto in bij Autobedrijf Hans Baars en na koffie met gebak brengt Carool ons naar het station waar de trein ons naar Schiphol brengt. Met een fikse verkoudheid stap ik in het vliegtuig waar ik met een neusspray de boel nog aardig open kan houden. Maar bij het inzetten van de daling op Dubai verandert de luchtdruk in de cabine zoals gebruikelijk en dat merk ik nu genadeloos. Ik kan mijn oren niet geklaard krijgen, dat hoofd zit zo vol snot, alle gangen zijn verstopt. Wat is dat pijnlijk, het voelt alsof elk moment mijn oren uit elkaar zullen klappen. Zo fijn, in Singapore herhaalt zich dit verhaal. Daar staan na de gate een aantal witte jassen met mondkapjes opgesteld die met sensoren meten of er mensen met verhoogde lichaamstemperatuur tussen lopen. Die zouden het Ebola virus bij zich kunnen dragen. Een wonder dat ze mij er niet uitpikken, niet vanwege Ebola, maar koorts heb ik zeker wel.

Een paar dagen nadat we terug zijn op de Nightfly, krijg ik een email van Esther. Officieel onderzoek door PostNL heeft vastgesteld dat HET pakketje in de MH17 zat. Dus toch...! Ik ben er weer stil van. Een paar weken geleden kwam die gedachte bij me op, maar eigenlijk vond ik het heel gewaagd om het daadwerkelijk op papier te zetten. Nu weten we het dan eindelijk voor 100% zeker en zetten we daar een definitieve punt achter. Nog blijer maakt het me nu dat we ad hoc hadden besloten om even naar Nederland te gaan. Naast het feit dat die heerlijke knuffels en al die uren dicht bij de kids er weer voor gezorgd hebben dat we er voorlopig tegen moeten kunnen.

De trossen zijn los, hè hè!! Nooit eerder hebben we zolang op 1 plek gelegen. Een jaar geleden vaarden we de Johor rivier op, nu laten we hem voorgoed achter ons liggen. In dagtochten zeilen we door Melaka Straat de westkust van Maleisië omhoog. De eerste twee dagen gaan heerlijk, voorbeeldig zeilweer en extra voortgang door een meelopende stroom. Bij het grotendeels onbewoonde eilandje Pisang blijven we een dagje liggen om te herontdekken hoe lekker het is om zielsalleen voor anker te liggen.

1 November 2014         Daghoppend de Melaka Straat omhoog zeilen tot aan Krabi, Thailand.

Geen LAT maar een SAT relatie

Dit broeierige klimaat is waarachtig dodelijk voor de hartstochtelijkheid in je relatie. Liggen wij normaliter sinds jaar en dag lepeltje lepeltje, nu is het geringste contact van huid op huid al te heet. Ik heb zelfs last van mijn eigen hand op m'n lijf, zegt Warren plagerig: "Zal ik eens lekker tegen je aan kruipen?". "Opzouten jij!", en ik wapper met m'n waaier voor een beetje luchtverplaatsing. Eenmaal zonder walstroom kunnen we de airco niet meer gebruiken (die kan straks in de uitverkoop), dus is het behelpen met wat lawaai makende ventilatoren die op 12Volt draaien, maar dan nog! Oplossing, we slapen tegenwoordig apart, Warren begint ermee. Manlief vertrekt naar buiten, op de kuipbank. Mooi, heb ik het bed voor me alleen, kan ik heerlijk wijdbeens en met de armen gespreid proberen te slapen. Na een paar regenvrije nachten en opvallend weinig muggen ga ik ook overstag. Warren sleept voor mij de bankmatras naar buiten, lakentje en kussen mee, een verademing. Een koel briesje en een hemel vol sterren, gezellig, apart samen slapen, dit is het! Totdat het gaat regenen, ik verhuis naar de bank in de kajuit, Warren kan dwars voor de ingang nog droog blijven liggen. Soms verlang ik terug naar de koude nachten van Patagonië. Kacheltje snort in de kajuit, dik dekbed over ons heen getrokken en een heuse pyjama aan. De beste manier om warm te worden is dicht tegen elkaar aan liggen, waarbij Warren zijn koude handen onder m'n pyjama laat glijden. "Opzouten jij, maak ze maar warm aan je eigen lijf!", waarna ik mijn ijskoude voeten tussen Warren's benen vlecht. Ook niet echt hartstochtelijk te noemen.......zou het gewoon aan mij liggen?

Wanneer leren we het nou eens!!!!! Als er een monster van een containerschip op geringe afstand langs vaart, veroorzaakt dat een aardige golfslag. En dan moet je niet de ramen open laten staan. Een dikke plens water verdwijnt hierdoor de kajuit in en doorweekt de tafel en de bakboord kuipbank. Een paar minuten geleden heb ik de laptop van tafel gehaald en opgeruimd, mazzel! Jakkes, wat een smerig water is dit. We varen over de Klang rivier waarin alle afval van naburige hoofdstad Kuala Lumpur wordt gedumpt. We parkeren Nightfly aan de steiger bij de Royal Selangor Yacht Club, Royal dankzij de Sultan van Selangor die Patron van de club is. Vlak voor de ingang is een speciaal gereserveerde parkeerplaats voor de Sultan. We lopen hem helaas niet tegen het lijf. De trein stopt om de haverklap en heeft anderhalf uur nodig om de 38 km te overbruggen waarna we in hartje Kuala Lumpur uitstappen. In Chinatown vinden we al snel een hotelletje en vermaken ons twee dagen in deze bijzonder prettige stad. Dag 1 doen we te voet, dag 2 met de hop-on hop-off bus. We belanden bij de Nationale Moskee dat een paraplu-vormig koningsblauw dak bezit met een 74 meter hoge minaret waar in de top vijf keer per dag de roep tot gebed over de omgeving galmt. Voor niet-Mosloms zijn er speciale bezoektijden met bijbehorende speciale jurken voor zowel man als vrouw, waarbij de vrouw haar haren met de capuchon moet bedekken. Ik wacht daar nog even mee, het is echt bloedheet, bovendien zijn we nog niet binnen. Dat kost me hoe dan ook een bozige blik van de dame die onze kleding controleert. Al onze mede bezoekers vinden het net zo onwennig, maar vooral fotogeniek zo'n lilajurk aan. Ook wij poseren in de jurk dat meteen door Warren wereldkundig wordt gemaakt op facebook, want wifi is heel gewoon in de moskee. Na een tijdje zit het eigenlijk best lekker en verrassend koel, straks toch maar eens gaan shoppen. Maar toch, we blijven het vreemd vinden dat de moslima zich zo (moeten) bedekken, terwijl hun mannen in moderne kleding kunnen blijven lopen. Geïntrigeerd bestudeert Warren een groepje vrouwen dat op de stoep staat te kletsen. Allemaal helemaal van top tot teen in het zwart waarbij alleen de ogen nog zichtbaar zijn. En meestal zijn die ook nog intens donker met lange zwarte wimpers. Kuala Lumpur, een smeltkroes van diverse volkeren en geloven, China, Indonesië, Thailand, Maleisië, Pakistan, Japan, India, Europa, en allemaal in hun eigen uitdossing. Prachtig om naar te kijken.

Ook mooi, GeorgeTown op het eiland Penang. Staat op de Wereld Erfgoed lijst. net als Melaka. Het oude centrum kun je gerust meer dagen aandacht geven. We stappen bij de Clock Tower uit de bus en stuiten meteen op het Cornwallis Fort uit eind jaren 1700, gebouwd door de Britse OostIndië Companie. VOC heeft zijn sporen achtergelaten met inscripties op de kanonnen. Little India, de wijk van geuren en kleuren, tempeltjes en restaurantjes, winkel van sinkel, oude gevels en ambachtelijke beroepen. Bij de koffiebrander mogen we even een kijkje achter de schermen nemen waar op dat moment een dik plakaat bonen wordt samengeperst. Twee kilo versgebrande bonen gaan mee naar huis. Naar de volgende beoogde ankerstop is het slechts tien mijl varen. Maar goed ook, want wij hebben er bijna de hele dag voor nodig met een briesje rond de vier knopen, mede dankzij de noordelijke stroming komen we vooruit. Tuurlijk, met de motor doe je het in een paar uur, maar wat is daar de lol van. We gooien ons anker uit aan de zuidkant van een klein eilandje vlak bij de kust. Een 2,5 km lange brug verbindt het eiland met het vaste land. Ons uitzicht biedt alleen een groene muur van bomen en struiken, geen teken van bewoning te vinden. Zou er aan de noordkant een vakantieresort zitten of heeft de Sultan er soms een optrekje? Nieuwsgierig geworden ga ik even googelen. "Hilarisch, moet je dit nou eens horen. Er woont geen enkele levende ziel op Pulau Bunting. De brug is in drie jaar tijd gebouwd, kostte 120 miljoen Ringghit (delen door 4 voor de euro) en dient geen enkel doel. Hoe verzinnen ze het"! We kunnen nog net de warme hap buiten in de kuip nuttigen, dan barst er een fikse onweersbui los die de boel lekker laat afkoelen. De volgende ochtend is het druk op het water met de nachtelijke vissers die het werk erop hebben zitten. Zij racen al knetterend langs op weg naar huis, een aantal maakt een omweggetje om ons van dichtbij te bekijken. Ze nemen gas terug, "Waarheen?", vragen ze. "Langkawi", antwoorden wij waarop lachende gezichten volgen en handen in de richting wijzen waar onze boeg reeds heen stuurt. Heerlijk die vriendelijkheid, weinig kans om hier verkeerd te varen.

Op Langkawi, het noordelijkste eiland aan de westkust van Maleisië, huren we een brommer voor een week en crossen het hele eiland over. Voor een rondje rondom over de hoofdweg hebben we slechts 1 dag nodig, waarbij we ruime stops inlassen voor een lunch, een drankje en een ijsje. Vluchtend voor de hitte aan boord is het een genot om uit te waaien op de brommer. Totdat je bij de stoplichten moet wachten, je kunt precies zien hoe lang je daar moet staan smoren, de seconden worden afgeteld op een display. Je brandt weg in de zon, alle lokalen dragen niet voor niks hun jas (ja jas!) andersom, het rugpand aan de voorkant en de armen beschermd in de mouwen. Noodzaak voor ons om een blouse met lange mouwen te dragen, dit is bijna ongezond heet. Ook handig om een regenjas mee te hebben. Nagenoeg elke dag aan het einde van de middag barst het los, tropische onweersbuien waar je U tegen zegt. Het loont wel de moeite om even te schuilen, want hier regent het pijpenstelen en een kilometer verderop is het weer droog. Soms wordt het echt niet droog en komen we druipend nat tot op het ondergoed weer thuis. In Kuah Town lopen de straten onder water en een terras wordt weggespoeld, de ankerbaai wordt poepbruin van al het vieze water dat van land af zich een weg zoekt naar zee. Voor zeilers is dit eiland een soort van paradijsje, drank en sigaretten zijn belastingvrij. We betalen voor een blikje bier een kwart van de prijs die elders in het land geldt. Alle boten puilen dan ook uit voor ze weer verder gaan, tenslotte moet je ergens je dorst mee lessen. En het deelt lekker makkelijk uit als je visite krijgt. Bij Kuah ligt ook Seahog met John, Kate en hun zoon Luke voor anker, onze Australische steigerburen van Danga Bay. Erg leuk om elkaar weer te zien. Gezamenlijk maken we wat toertjes over het eiland. Luke is helemaal opgewonden als we met de Cable Car de lucht in gaan. Boven op de berg hebben we nog net uitzicht over Langkawi voordat een grijs regengordijn de boel dichtgooit. Van een middag op de bowlingbaan tegen elkaar spelen, krijgen wij spierpijn. De Seahog bemanning lacht ons uit, ja kunst als je elke week speelt. Tijdens een dobbelspel bij hen aan boord speel ik ze van tafel, hah, gelijk spel.

Ze zijn er bijna, ze zijn er bijna....

Ondertussen ontstaan er tekenen van onrust op de Nightfly, over een week zijn ze er!! Zij maken een reis van een slordige 9500 kilometer in pakweg15 uur. Voor ons is het hemelsbreed nog zo'n 200 zeemijlen waar we op ons gemak vier dagen voor uit trekken. Zes uurtjes met de stroom mee, ankertje uit voor de lunch, schoonmaak van de waterlijn, dutje (waar het eigenlijk te heet voor is) en dan weer wat verder zeilen tot we bij een volgend eilandje de nachtstop houden. Elke dag is het weer snikheet en in de ijle lucht doemen telkens weer nieuwe eilandjes op. Als pufjes rook aan de horizon, rondgestrooid met gulle hand, liggen stijl uit zee oprijzende kalkstenen rotseilanden met grillige kammen die adembenemend mooi tegen de blauwe lucht aftekenen. Ko Phetra is ook zo imponerend mooi, langzaam varen we er dicht langs. We sturen de Nightfly door de lagune dat toegang geeft tot het centrum van Krabi, alleen met hoog water op enkele plekken genoeg diepgang om binnen te komen. Er staan een paar boeien, maar niet duidelijk genoeg om te voorkomen dat we een paar keer op de zandbodem zitten. We meren af in River Marina en gaan op zoek naar een brommer. Een rit van een half uur scheidt ons van de plek waar het hotel van onze aanstaande visite zich bevindt. We introduceren onszelf bij de hotelmanager en krijgen een kleine rondleiding. En morgen, zondag 2 november wachten we ze op het vliegveld van Krabi op, Sandra en Jaap met hun twee kinderen Roel en Alfina. Een tiendaagse vakantie in Ao Nang Bay,Thailand!

Nog de uitsmijter van de maand
Voor de derde keer staat Nightfly in het blad "Zeilen".
Lees het december nummer over onze avonturen rondom Australië!!!!!


31 December 2014        Familiebezoek in Thailand en daarna het jaar verder uitzitten op Langkawi, Maleisië

Warren heeft een abonnement genomen op de roltrap. Omhoog en weer naar beneden, omhoog, kijken, speuren, nee niks. Nog een op en neertje, "Jaa, ik zie ze!!", roept hij opeens. Ik ook snel mee, ja hoor, daar komen ze aan, zwaaien! Vanaf de roltrap kijken we min of meer achter de schermen van de aankomsthal waar eindelijk de familie Rozendal binnen komt. Sandra heeft ons ook gespot en wijst Roel waar we staan te zwaaien. Hij begint meteen enthousiast in het rond te zwaaien zonder ons überhaupt te vinden. Eenmaal door de deuren rent hij op zijn Pake af die hem met open armen opvangt. Alfina kijkt vanuit de buggy nog even de kat uit de boom. Wat een heerlijk weerzien en zo lekker snel na ons bezoek aan Nederland. Ze zien er nog best monter uit na zo'n lange vliegreis. We bestellen een taxi voor ze waar wij op ons brommertje in optocht achter aan gaan. Bijna gelijktijdig arriveren we een half uur later bij hotel Krabi La Playa Resort waar zowel Roel als Alfina in diepe slaap op bed worden gelegd. Sandra pakt de koffers vast uit waar behalve onze bestelde bootschappen een wereld aan drop uit tevoorschijn komt met nog wat andere lekkernijen door Wendy meegegeven. Tegen zessen maakt Jaap de kinderen wakker en gaan we bij de zwembadbar een welkomst cocktail drinken. De hitte van de dag is met de zon onder gegaan en de kids koelen even af in het pierenbadje. Daarna op zoek naar een restaurantje waar voor Sandra glutenvrij eten wordt geserveerd. Dat lukt vrij snel en kunnen we onze magen vullen. In het donker rijden wij terug naar ons bootje in hartje Krabi.

Vanaf het moment van aankomst in Thailand krijgen die twee blonde kopjes op het overdrevene af aandacht. Iedereen wil ze aanraken en over de bol aaien. Roel is daar absoluut niet van gediend, kijkt en draait stoïcijns zijn hoofd de andere kant op, ik geef hem geen ongelijk. Alfina houdt eerst ook de boot af, maar als ze dan een veilige afstand heeft gecreëerd, begint ze deftig als een koningin te zwaaien met zo'n schattig lachje op haar gezicht. Het personeel van het hotel is al snel gewend aan onze verschijning. Elke dag staan we op de stoep en ze vinden het absoluut geen probleem dat wij overal gaan waar hun gasten ook gaan. Met de lift naar de bovenste verdieping waar over de galerij Roel in zijn blootje aan komt rennen en Alfina erachter aan met een pamperkontje dat eigenwijs heen en weer draait. Bij het afscheid in september liep ze net een paar weken, nu rent ze met haar korte beentjes vliegensvlug op ons af. Met zijn allen een paar uurtjes poedelen bij het zwembad, omkleden bij Sandra en Jaap op de kamer, 's avonds het dorp in om een hapje te eten. Na wat relaxdagen komt de familie met een taxi onze kant op. Met een langstaartboot maken we een toer van een uur over de rivier langs de mangrovebossen waar aapjes aan de oever zitten. Bij een eeuwenoud grottenstelsel laat de chauffeur ons uitstappen en nemen we een kijkje in de grotten die tijdens de WWII door de Japanners als schuilplaatsen zijn gebruikt. Nu worden ze bevolkt door hordes vleermuizen en steekmuggen. Terug in Krabi lopen we via een tempel naar een parkje vlakbij de jachthaven. Ik vul een koeltas met koude drankjes, gekookte eitjes, bruine boterhammen met bijbehorend lekkers en picknicken we te midden van Thaise gezinnetjes. De kinderen eten er goed van, lekker gewoon brood met chocopasta en leverpastei, van het Thaise eten moeten ze niet veel hebben. Daarna voor Roel en Alfina hun eerste bezoekje aan de Nightfly, nu nog makkelijk bereikbaar vanaf de steiger. Roel ziet het wel zitten, deze vakantie wil hij wel een nachtje bij ons logeren.

Loy Krathong

Zes november is het volle maan, in Thailand een feestdag 'Loy Krathong' genoemd, wat zoveel als 'sierbootje' betekent. Ter ere van de godin van de rivieren en meren laat men een bootje te water, gemaakt van gevlochten bananenblad versierd met bloemblaadjes en een paar kaarsen. Voordat het geofferd wordt, voegen ze wat haren, afgeknipte vingernagels en wat muntgeld toe, bidden tot de godin, steken de kaarsen aan en laten het vervolgens plechtig te water. Door het toevoegen van die persoonlijke dingetjes stuur je de slechte dingen van jezelf weg. Langs de kade van de rivier worden de hele middag en avond ijverig sierbootjes gemaakt, moeders met kinderen, scholieren, op een plastic kleed gezeten op de grond, allemaal proberen ze zo wat geld te verdienen. Er zitten werkelijk kunstwerkjes tussen en we zoeken er een uit bij een lief uitziend vrouwtje die wat achteraf zit. Op het water drijven tientallen bootjes waarvan de kaarsen al reeds gedoofd worden bij de eerste windvlaag. De gestrande bootjes worden laat op de avond door jochies gestript van het geld. Daarvan wordt gezegd dat ze zo de slechte dingen overnemen die meegestuurd waren. Wij laten hem vanaf de steiger te water nadat het afgaand tij is, zodat deze meer kans heeft de zee te bereiken. De volgende ochtend lopen grote groepen kinderen in hun schooluniform langs de waterkant met grote grijze vuilniszakken en ruimen de aangespoelde bootjes op. Gelukkig, hier begint het milieu ook een beetje te leven. Wij varen onze Nightfly de marina uit en koersen richting Ao Nang Bay. Onderweg zien we her en der dobberende sierbootjes die het richting zee gered hebben. De zon verdwijnt na een uur achter dikke grijze wolken die rap zwarter worden. Net op tijd valt ons anker waarna een heftige onweersbui losbarst. De hele middag hoost het, maar zodra het wat opklaart, varen we met Bromvliegje naar het strand waar we inmiddels laag water treffen. Dat betekent een aardig eind met het bootje over de redelijk harde zandbodem naar de wal lopen, ondanks een wieltje eronder een heel gesjouw. Via de achter ingang lopen we de tuin van het hotel binnen waar we onze moddervoeten bij de douche van het zwembad schoonspoelen. En zo doen we dat de opeenvolgende ochtenden, waar een opgetogen Alfina aan de ontbijttafel mij al heel snel ontdekt, "Oma Oma!!!" roept ze me toe. Een mooier begin van de dag is even niet denkbaar.

Het lijkt een rustige zee vandaag, we hebben de hele familie op de boot. Warren heeft ze bij het strand opgehaald en we gaan een stukje varen. Weinig wind dus motoren. Bij toeval ontmoetten we kort geleden Jan Bart en Monique op hun catamaran waar we twee paar kindervestjes van kregen. Roel heeft er geen probleem mee en alleen met het reddingsvest aan mag hij over dek lopen. Voor Alfina is het wat te groot en ondanks een paar veiligheidsspelden waarmee Warren hem kleiner maakt, vinden pa en ma het geen noodzaak om aan te trekken. Maar dat verandert spoedig! We varen dicht langs wat rotseilanden waarvan één met de naam Chicken eiland. Waarachtig, vanaf een afstandje heeft het de vorm van een kip. Heel jammer begint het na een tijdje te druppen en wanneer we voor anker gaan bij Railey Beach, alleen bereikbaar per boot, komt het gestaag naar beneden. Wij doen niet flauw en brommen in een zwaarbeladen dinghy naar het strand en maken een tropische regenwandeling. Alsof we onder de douche staan, tot op de draad worden we nat. Ik heb niet meer dan mijn bikini aan, dus dat valt mee, alhoewel het wel fris wordt op den duur. Roel doet nog een verwoede poging om in het zand te spelen, dat hadden we tenslotte beloofd. Het terras waar we even droog willen zitten, is helaas een Moslim dus halal tent en dat betekent geen alcohol! Geen nood, gaan we toch gewoon naar de boot. Alfina spartelt tegen als ik haar in het reddingsvestje wurm en stevig vast houdt. Opeens geen reactie meer, ze slaapt in mijn armen. Aan boord wakker geworden leg ik haar in de voorpiek op ons bed waar ik al zingend "Daar was laatst een meisje loos, die wou gaan varen, die wou gaan varen" Alfina weer in slaap krijg.

                     "Nooit meer in het kleine bootje!!"  roept Roel. Of toch wel....????

Zondags willen we een auto huren, maar zijn daar een beetje laat mee, geen auto met tomtom meer in de voorraad. Na wat mokken stellen wij voor om nog een poging te wagen met Nightfly. Het weer ziet er echt veelbelovender uit dan gisteren. Met algemene stemmen aangenomen tuffen we rechtstreeks naar hetzelfde nu zonovergoten strand waar het zo heet is dat we snel een schaduwterras opzoeken. Jaap en Sandra gaan na de lunch de zee in, wij vermaken ons met de kinderen. Nou ja, met Alfina. Roel maakt er ongeveer een gewoonte van om tijdens het eten, letterlijk terwijl hij een hap neemt, in slaap te sukkelen. Oplettende obers zetten wat stoelen op een rijtje die dienst doen als bedje voor Roel, je hebt er geen kind aan. Na een tijdje merken we dat de wind gedraaid en aangewakkerd is. De tafels op de onoverdekte terrassen worden door het personeel ontruimd, een voorbode van slecht weer. Het duurt nog even voor het zwemmende stel terug is, dan maken we dat we terug gaan naar de boot die inmiddels aan lager wal ligt. In een klotsende zee varen we naar Ao Nang. Sandra ligt misselijk buiten op de kuipbank, Alfina slaapt op ons bed, Roel vindt alles spannend en Jaap houdt zijn roedel in de gaten. Dit wordt geen leuk nachtje voor ons, terug op de ankerplek liggen we te rollen op de golven als een dobbereend in een golfslagbad. Nog geen logeerpartijtje voor Roel. Zodra het droog wordt, hijst de hele familie zich met moeite in de dinghy die ligt te steigeren naast Nightfly. Ik prop hun rugzakje met portemonnee en telefoon in een plastic zak, Roel in zijn zwemvest, Alfina gaat op de arm bij Jaap. Ik blijf op de boot en kijk ze bedenkelijk na, ruim wat spullen op en tuur richting strand waar ze heen varen. De inmiddels ruwe branding breekt op de ondiepe zandbodem en opeens zie ik iets door de lucht vliegen. Nee toch...dat was toch niet......?? Ik gris de verrekijker onder de buiskap weg en zie dan tussen de geankerde langstaartboten een dinghy op zijn kop drijven. Hoe ik ook kijk, ik zie geen details, het is te ver weg. Met ongeduld wacht ik af tot ik na een tijd Warren zie zwemmen met de dinghy voor zich uit richting zee, Sandra en Jaap lopen met de kinderen op de arm richting de boulevard. Een stukje verder klimt Warren in de bijboot om moeizaam tegen de sterke wind en golven in langzaam richting mij te peddelen. Dat is duidelijk dus, de buitenboordmotor is ook kopje onder geweest. En dan moet 'ie eerst zoet gespoeld worden voordat je wilt proberen te starten, anders heb je een groot zoutprobleem. Warren vertelt geschrokken dat ze Roel kwijt waren toen ze uit de boot werden gegooid die ondersteboven sloeg door een golf. Warren stuurde de boot op de surfende golven, wellicht is iemand gaan verzitten waardoor het evenwicht weg was en hop, daar was opeens die foute golf en lag iedereen in het water. Warren trok in een beweging Alfina hoog boven het water dat hem tot het middel kwam, maar Roel nergens te zien. Gelukkig wel te horen, zijn huilgeluid kwam vanonder de dinghy, hij lag eronder en godzijdank met het zwemvest aan!! Een van schrik huilende Sandra, Alfina in tranen en Roel helemaal overstuur bij een kalme Jaap op de arm. Snikkend zegt hij dat hij nooit meer in het kleine bootje wil! Nadat iedereen weer wat bedaart is, worden de ronddrijvende spulletjes verzameld, er lijkt niks kwijt. De plastic zak blijkt niet nutteloos te zijn geweest, want alles in het rugzakje is nog kurkdroog. Nog net voor donker heeft Warren de buitenboord motor gespoeld en gecheckt, hij loopt weer. De nacht wordt voor ons een kwelling, we kunnen amper slapen in de wildbewegende boot, bovendien komen mijn gedachten niet tot rust voor ik Sandra en de kinderen weer gezien heb. Direct na het ontbijt springen we in Bromvliegje om bij het strand te ontdekken dat het wieltje er niet meer in ligt, gisteren ook overboord gekukeld en gezonken. We knopen ons bootje vast aan een paar grote brokken steen en haasten ons naar het hotel. Op het ontbijtterras zit Jaap met Alfina die onmiddellijk begint te roepen' "Oma Oma"! Dat klinkt al goed, even later komt Roel met Sandra aanlopen. Ze kijken allemaal vrolijk en hebben een prima nacht gehad, gelukkig! Roel vertelt mij omstandig wat er gisteren gebeurd is. Hij is bezorgd dat de dinghy stuk is, maar als Pake vertelt dat hij hem gerepareerd heeft, komt er weer wat vertrouwen terug. Sandra en Jaap beseffen nu ook hoe belangrijk een reddingsvest is. Het is allemaal goed afgelopen en dat had heel anders kunnen gaan. Niet aan denken.

Vandaag hebben we een auto tot onze beschikking, zwemkleding mee, want we gaan de hotsprings opzoeken. Eerst naar Sa Morakot, vertaald tot Chrystal Lagoon of  ook Emerald Pond. Over een schaduwrijk pad door het tropische woud komen we bij een natuurlijke poel dat blauwgroen gekleurd water bevat waar een aantal mensen in zwemmen. Voorzichtig over de spekgladde stenen oever laten we ons in het water zakken dat aangenaam warm is. Een tijdje poedelen en spetteren waarna we op een bankje in de schaduw opdrogen. Warren loopt nog naar de Blue Lagoon die ongelofelijk helder blauw is, getuige de foto's die hij ervan maakt. Scheelt ons een wandeling. Een stukje verder met de auto vinden we de hotsprings die ook echt 'hot' zijn. Al met al zijn we een paar uur zoet en als we richting Krabi rijden, wordt de lucht donker en belooft weinig goeds. De Tiger Cave Tempel gaan we nog wel bekijken waar Warren met de kinderen beneden blijft, terwijl Jaap, Sandra en ik een klimtocht maken van 1272 treden stijl omhoog naar de Boeddha die uitkijkt over het dal. We hebben geluk dat het begint te miezeren wat ons verhitte lijf de nodige afkoeling geeft. In een brandende zon is dit echt niet te doen. Is de trap naar boven een adembenemende opdracht, naar beneden is misschien nog wel lastiger. De knieën krijgen aardig op hun sodemieter en op het laatst beginnen ze te knikken waardoor ik moet oppassen om niet te vallen. Maar zonder brokken redden we het alle drie en is het wachten op de spierpijn.

De vakantie zit er bijna op. Jaap en Sandra gaan de voorlaatste dagje met z'n tweetjes weg, een excursie in een speedboot naar diverse omliggende eilanden waaronder het bekende Ko Phi Phi eiland, dat tijdens de tsunami op 2e Kerstdag in 2004 nagenoeg verwoest werd. Nu weer volledig volgebouwd om alle toeristen te bedienen en waar de voornemens om het veiliger te bouwen niet zijn uitgevoerd. Wij nemen Roel en Alfina onder onze hoede, een dag die ontzettend leuk is. 's Ochtends spelletjes en ravotten op de kamer, een beetje keuteren in het zwembad. Een boterham op de kamer en als toetje halen we een ijsje bij de Mac. Die zit niet naast de deur, dus nemen we de tuktuk, wandelwagen mee achterin en terug lopen langs de boulevard. Daar duurt het niet lang voor Alfina in de buggy slaapt. Roel zit voor haar voeten en om er niet af te kukelen moet hij zichzelf vasthouden. Hoe hij het doet, weet ik niet, maar ook hier speelt hij het klaar om in slaap te vallen. Om te voorkomen dat hij op zijn snufferd eruit valt, pakt Warren hem op zijn armen en sjouwt zo verder naar het hotel. Als een zware zoutzak ligt Roel tegen hem aan en Warren, doodop, laat hem in de hotelkamer op bed vallen. Beide snoesjes slapen als roosjes door en wanneer Jaap en Sandra aan het einde van de middag op de deur kloppen, is Alfina net wakker geworden. Nadat we 's avonds voor het laatst samen uit eten zijn geweest, opper ik dat dit de enige mogelijkheid voor Roel is om op Nightfly te logeren. Het lijkt een kalme nacht te worden en wanneer we Roel vragen, is hij tot ieders verrassing heel enthousiast. Ook de wetenschap dat hij eerst met het kleine bootje mee moet om op de grote boot te komen, laat hem niet twijfelen. Pyjama en toilettasje met tandenborstel mee, zijn favoriete kaartspelletje Uno wordt ingepakt en daar gaan we. Inmiddels al negen uur en dus donker, voor de zekerheid loopt Jaap mee tot aan de waterkant, mocht Roel zich nog bedenken. Maar nee hoor, amper tijd om naar zijn Heit te zwaaien zit hij op mijn schoot met zwemvest aan en motort Pake ons naar de Nightfly. Aan boord spelen we eerst nog wat spelletjes Uno, kijken vanuit de kuip naar de maan en de sterren tot het tijd wordt om te gaan slapen. Hij wil tussen ons in liggen, dat wordt gezellig!! Met z'n tweeën in de voorpiek hebben we het al te heet, laat staan met een derde erbij. "Als je vannacht moet plassen, maak je oma maar wakker", zeg ik tegen Roel. Voor we erin kruipen, eerst tanden poetsen en een plas, dan hup liggen. Na een minuut of wat in het donker op fluistertoon: "Oma, ik moet plassen". Samen bed uit, op de pot en jawel, een beste plas. Pake ligt met de rug naar ons toe en slaapt zogenaamd al, hij denkt da's jouw pakki an. Bed in en na wederom wat minuten, "Oma, ik moet plassen". "Nee, je bent net geweest". "Jawel echt waar, ik moet heel nodig". Tja, je weet maar nooit en ik heb geen zin in een nat bed, dus maar weer eruit, op de pot. Tatata....tata, wachten, niks, geen drupje. "Nou plassen, anders gaan we weer naar bed". "Ik moet poepen!", is het inmiddels geworden. Hij vindt het wel interessant die toilet, heel anders dan thuis natuurlijk. Maar warempel, na een stief kwartiertje komt er een drolletje. Het circus herhaalt zich nog één keer, maar dan is het echt loos alarm, waarna we nog even de sterren welterusten wensen. Dan draai ook ik mijn rug naar hem toe, hij ligt nog een tijdje te bewegen tot het op een gegeven moment rustig wordt. Hè hè, ik kan gaan slapen.

Tegen een uur of tien 's ochtends gaan we met ons drieën naar de kant en vinden Jaap en Sandra met Alfina bij een laat ontbijtje. Onze stoere dappere Roel vertelt aan zijn Heit en Mem dat hij bij ons heeft gelogeerd en het kleine bootje was weer helemaal gemaakt door Pake. Wij tuffen dan met een huurbrommer naar het vliegveld, waar de familie bepakt en bezakt in een taxi aankomt. Om de tijd te doden, drinken we nog wat fris. Opeens heeft Alfina er genoeg van, ze pakt haar rugzakje bij het hengsel, sleept hem over de grond achter zich aan richting de douane. Het ziet er zo lekker eigenwijs uit, "Ik ga op reis, ajuus!". Met een brok in de keel zwaaien we ze uit als ze daadwerkelijk door de deur uit ons zicht verdwijnen. Lieve schatten, we hebben genoten, we gaan jullie missen!!

       Via Phuket verlaten we Thailand terug naar Maleisië

Tegen de tijd dat Jaap en Sandra met de kids Bangkok hebben doorkruist tijdens hun laatste vakantiedagen, zijn wij in de baai Ao Chalong bij Phuket aangekomen. Hier hebben we wat bootzaakjes af te handelen dat we per gehuurde brommer doen. Bij Rolly Tasker slaan we nieuwe vallen, schoten en screendoek in. We struinen de dinghyverkopers af om een vergelijkend warenonderzoek te doen, we hebben een nieuwe nodig. En voor de ontspanning brommen we de berg op waar bovenop de Big Buddha over de baai uitkijkt. Een monnik wordt met eerbied op de knieën benaderd waarna hij, nadat je een gift in de schaal deponeert, een vrolijk gekleurd gevlochten armbandje om de pols knoopt. Vervolgens wordt er nog gezegend met wijwater. Ben benieuwd hoe lang mijn armbandje het vol houdt. Na een weekje verlaten we Thailand en zeilen twee nachten door terug naar Penang en vinden vlekkeloos ons plekje een eindje voorbij de Jerejak steiger. Een telefoontje naar het galvaniseringsbedrijf dat op het vaste land zit en een afspraak is gemaakt dat ze zaterdag onze ankerketting en 2 ankers ophalen om deze opnieuw te galvaniseren. Hoog tijd, want de roest zit er dik op. Twee reserveankers, een stukje ketting van twee meter en de rest touw, dat moet ons de komende dagen op de plek houden. Midden in de nacht gaat Warren naar buiten om zijn blaas te legen en ziet tot zijn schrik dat we slechts een paar meter van de jetty af liggen. "Alle hens aan dek", roept hij naar binnen. Ik klauter uit mijn bed en zet alle meters aan, pfff, nog steeds water onder de kiel. Heel toevallig is het hoog water, maar de sterke stroming heeft bij het keren van het tij ons anker er stomweg uitgetrokken. De volgende nacht gebeurt precies hetzelfde en liggen we nagenoeg op dezelfde plek als Warren het ontdekt, deze keer een paar uur later in de nacht. Klopt feilloos, want de tijkering is ook wat later geweest. Geen goed idee om een hele dag op pad te willen met een brommer, hooguit zes uurtjes blijven we van boord, de tijd die tussen de wisseling van het tij zit. In de nu lege ankerbak komt Warren een onaangename verrassing tegen, het roest dat het barst! Een klus die hem dagenlang bezig houdt, schuren, schoonmaken, schuren, laagje verf, drogen , laagje verf, drogen, epoxy, drogen en zo gaat het nog zeker twee weken door. Tot de tijd dat deze klaar is voor gebruik, houden we de inmiddels zilverglanzend teruggekeerde ankerketting in een oude doek vastgesjord op dek.

De laatste maand van het jaar liggen we bij Kuah, Langkawi, voor anker. Nog niet eerder hebben we zo makkelijk en snel bij een land ingeklaard ( ssstt, in Penang lagen we even illegaal). Geen overbodige kopieën worden hier verzameld, gewoon één formuliertje invullen, stempel in ons paspoort, het vrijwaringformulier van de Customs in Thailand inleveren en een half uurtje later staan we weer op straat. Daar kunnen veel landen nog een puntje aan zuigen. Onze eerste opdracht is een beslissing nemen waar we de nieuwe dinghy gaan kopen. De oude doet het nog wel, maar na bijna acht jaar blootgesteld te zijn aan allerlei weersinvloeden heeft hem geen goed gedaan en we willen komend jaar in de Indische Oceaan niet voor een dilemma komen te staan en zeggen "hadden we maar...."! Het wordt een bedrijf in China waar al tientallen e-mails mee uitgewisseld zijn, zij kunnen hem precies naar onze wensen maken en is ruim 600 dollar goedkoper dan hier lokaal van de plank af meenemen. Alleen duurt het wat langer voor we hem hebben en zonder een agent krijgen we hem niet vrij van de douane. Die is snel gevonden in Penang. We laten hem ook naar Penang sturen, omdat naar Langkawi idioot veel duurder blijkt. In januari zeilen we naar Penang om hem op te halen. Volgende opdacht is een naaimachine bestellen, hadden we hem zeven jaar geleden al gekocht, dan had dat ons veel geld bespaart. Kijk, daar is 'tie, een "hadden we maar....". Vervolgens kunnen we onze airco verrassend snel slijten aan andere zeilers, opgeruimd staat netjes. Precies, daar kan dan die naaimachine weer staan. Vaste prik op maandagmiddag gaan we bowlen met een steeds grotere groep zeilers wat erg gezellig is. Maar Warren moet eerst naar de dokter die een fikse oorontsteking constateert. Niet zo heel verwonderlijk, een aantal keren heeft hij het onderwaterschip met een kunststof ijskrabber schoongestoken waar een wereld aan kleine schelpjes en beestjes aan groeien. Tussen die krioelende onderwater dierentuin zwemt Warren rond en dat blijkt nu huisgehouden te hebben in zijn oren. Met een antibiotica kuur en oordruppels komt hij weer thuis. De gezondheidsdienst hier is in onze ogen spotgoedkoop. Voor zo'n vier euro word je eerst geregistreerd, bij een verpleegster word je gewogen en ze meet de bloeddruk op, de dokter besteedt tijd aan hem, een verpleger heeft zijn oren uitgespoten en de medicijnen zijn daarbij inbegrepen. En zonder afspraak en noemenswaardige wachttijd, in een goed uur staan we weer buiten waarin vijf mensen met hem bezig zijn geweest!

       Het einde nadert

Heel even denken we dat de wisseling van de moesson definitief heeft doorgezet. De windrichting is gedraaid naar noordoost dat niet zal veranderen tot ergens april volgend jaar. Waar we het ook aan merken is dat de boot 's ochtends niet meer met vocht bedekt is. Warren moest telkens wachten tot alles opgedroogd was voor hij verder kon met de behandeling van roestplekken op dek. Nu is van de één op de andere dag, alsof er met de vingers geknipt werd, het dek kurkdroog. Dat duurt een week of wat, net genoeg om het schilderwerk af te maken. Blijkt opeens het weer zodanig in de war te zijn, dat van Sri Lanka (waar m'n broer en schoonzus een fietsvakantie houden dat meer op watertrappelen gaat lijken) tot aan Maleisië zóveel regen valt, dat hele gebieden overstromen en mensen in problemen komen. Bij ons zijn het echte stortbuien die nooit lijken te stoppen. Enige voordeel is dat alle boten hun watertanks tot de rand kunnen vullen met opgevangen regenwater. Maar een wasje hoef je even niet te doen, het droogt voor geen meter. Op een spaars droge middag gaan we met de brommer op pad. De hoogste berg van het eiland, Gunung Raya, zijn we nog niet opgeweest. John en Luke zitten op een brommer, Kate alleen en wij met z'n twee. Beneden aan de berg begint John opeens te slingeren en eindigt aan de rechterkant van de weg, lekke achterband! Het is vrijdag dus Allah dag en dan is ook de brommerverhuurder gesloten, bellen heeft geen zin. John offert zich op en loopt terug naar de hoofdweg om de brommer bij een huis te parkeren. Luke stapt bij Kate achterop en zo gaan we verder omhoog over de bosrijke route waar hier en daar een aap langs de weg tevoorschijn komt. Boven gekomen is het helaas wat heiïg wat het uitzicht niet ten goede komt. We vinden op de terugweg John in de berm tegen een boom geleund, achter hem is een rubberboom plantage. Even van dichtbij bekijken. In de bast worden hele smalle gootjes gekerfd die in cilindervorm om de boom draaien en naar beneden uitlopen. Bij de uitloop hangt een bakje om het boomsap op te vangen. Je zou verwachten dat dit zwart is, zoals wij rubber kennen. Maar nee, het heeft een verrassend witte kleur, maar de geur is onmiskenbaar rubberig. Er zijn nu nog maar twee brommers tot onze beschikking, dus gaan we over op lokaal gedrag. John gaat met Luke op de ene brommer, Warren neemt mij en Kate achterop. Vaak genoeg zien we hele gezinnen bestaande uit vier of vijf mensen op een brommer, het kan hier allemaal.

Zowel de verjaardag van Warren als de Kerstdagen vallen voor de helft in het water. Op 24 december spoelt het de hele ochtend, maar kunnen we 's middags toch buiten in de kuip met een klein groepje een feestje vieren. Tweede Kerstdag hoeven we er niet aan te denken om ons hoofd buiten te steken, behalve om het zonnedakje telkens te bevrijden van de buil water die er zich in verzamelt. Op eerste Kerstdag hebben we een kerstlunch bij Rae's Place, waar iedereen een gerecht meebrengt en Rae, de eigenaresse, voor een aantal heerlijk gegrilde kippen zorgt. Het biljart dient als buffet en Warren dient als barman, een baantje op zijn lijf geschreven. Hij kan én kletsen met iedereen én zelf meedrinken. Nog net voor het jaar om is, kunnen we onze bestelde naaimachine ophalen, een industriële Singer voor dik en zwaar materiaal. Na een uitleg gaan we er meteen mee aan de slag. Dat doorhangende zonnedakje is ons een doorn in het oog. De achterste rits tornt Warren los en naait deze strakker tegen het doek, waardoor het geheel vlak komt te staan. Een extra rvs buis in het midden maakt er een soort tentdak van. Hier zijn we echt blij mee, de eerste klus is 100 % goedgekeurd. Van het giekkleed vervangen we alle door de zon opgeloste stiknaden. Oudejaarsdag wordt heel productief besteed aan nieuwe screendoeken naaien voor de buiskap ramen om de zon en de warmte te weren. Speciale drukknopen op de stof, gaatjes boren en tappen in het staal voor de bevestigingsknopjes, waarvan we nog dagenlang minideeltjes staal op dek vinden die onmiddellijk een roestvlek maken. Zo houden we onszelf wel bezig. Bij onze buren, Jan Bart en Monique, luiden we op hun catamaran Evia Blue met een groepje van dertien zeilers het oude jaar uit en verwelkomen 2015. Hilariteit als aan het begin van de avond een man in zijn dinghy aan komt varen en aan boord stapt, niemand kent hem. "Bent u wel op de juiste boot?" vraagt Monique heel beleefd. "Is this the Dutch boat, then yes!" zegt hij overtuigd en trekt een schaal met lekkere zelfgemaakte hapjes uit zijn tas. Zo iemand is altijd welkom.

Wij wensen al onze lieve lezers een fantastisch, voorspoedig, gezellig en vooral gezond nieuw jaar toe!!