februari 2015 Pulau Penang,
Maleisië Soms zit het mee, soms zit het tegen
Eindelijk weer eens een echte zeilroute in het vooruitzicht dit jaar. Het
plan is vanaf
Maleisië naar de Andaman eilanden (behoort bij India), vandaar naar
Sri Lanka. Dan west naar de Malediven afzakkend van noord naar zuid waarbij we
de evenaar voor de derde maal gaan passeren. Vervolgens de Seychellen,
Madagascar en dan via het Mozambique Kanaal naar Richard Bay waar we onze eerste
voetstappen in Zuid Afrika hopen te zetten. Al met al een afstand van grofweg
6500 zeemijlen te overbruggen. Dat is weer eens andere koek dan dat
gelanterfanter van afgelopen jaar! Maar een planning,
het is zo verdomd vatbaar voor veranderingen waar je zelf lang niet altijd
invloed op hebt.
De eerste vertraging is al een feit! We zijn nog niet eens vertrokken en
moeten onze route nu al aanpassen. Het strijdtoneel is intussen verplaatst van
Langkawi naar Penang. De bestelde nieuwe bijboot heeft vertraging
opgelopen in de afleveringsdatum. Zou hij eerst eind december op transport gaan
vanuit Qingdao in NO China en half januari hier aankomen, door slecht weer kon
het containerschip pas op 10 januari de haven verlaten. Angstvallig volgen we
zijn bewegingen via shiptrack op internet en 'zien' hem acht dagen later in
Singapore arriveren. Nou, da's bijna in onze achteruitkijkspiegel te zien, zo
dichtbij. Dat kan hooguit een paar dagen nodig hebben om naar Penang te varen.
Die stelling klopt helemaal, maar niet in januari, ons geduld wordt op de proef
gesteld. Tot onze schrik wordt de container waar de krat met ons bootje inzit
ontscheept, leeggehaald en de krat wordt in de wachtrij bijgeschoven op de wal
in Singapore. Het duurt nog tot 29 januari voor hij door een ander schip, de
Hansa Fyn, wordt opgehaald en deze is gisteren aangekomen in Penang. Zie, nu is
die stelling pas van toepassing. Maar we zijn er nog niet, de krat moet uit de
container komen, een aantal ambtenaren bemoeien zich er nog mee voor het pakket
vrijgegeven kan worden. Een door ons ingehuurde agent gaat het officiële
papierwerk regelen en dan nog hopen dat het aankomende Chinees Nieuwjaar niet
nog meer roet in het eten gooit. Tja, we hadden ook een nieuwe bijboot op
Langkawi zo van de plank kunnen kopen en op tijd vertrekken. Maar met de Chinese
dinghy zijn we ruim 600 dollar goedkoper uit, een hoop geld. Met veel geluk hopen we halverwege februari te
kunnen vertrekken.
Deze ontwikkeling betekent dat er opeens een hele maand uit onze vaartijd is
gestolen, weg, foetsie! (Hoe spreekt het woord ook al weer.., tijd is geld. Die
vlieger gaat bij ons juist omgekeerd op.) Het vaarseizoen voor de noordelijke helft van de
Indische Oceaan loopt van januari tot eind april. Tegen die tijd draait de wind
van noordoost naar zuidwest, tegenwind zolang je ten noorden van de evenaar
bent. Bezuiden de evenaar draaien de winden tegengesteld en waait het uit het
zuidoosten, meegaand en dus willen we op tijd bij dat omslagpunt zijn. Onze
geplande route moet ingekort worden, anders redden we dat niet. Andaman eilanden
zijn bij deze geschrapt (was al wat dubieus vanwege het ontbreken van een visum),
we gaan rechtstreeks koers zetten naar Sri Lanka.
Gelukkig hep elk nadeel ook zijn voordeel, voor ons in meervoud! Gisteren en
vandaag hebben we samen met Jan Bart en Monique van Evia Blue en
honderdduizenden anderen het grote jaarlijkse Hindu festival, Thaipusam in alle
glorie mee kunnen maken. Op 2 februari wordt een zilveren rijtuig met daarin het
beeld van de God Muruga in een processietocht van het Tempelhuis in Georgetown naar
de Lorong Kulit Tempel buiten de stad geleid. Een tocht die de hele dag
duurt en door duizenden Hindu's meegelopen, onderweg op verschillende plekken
onderbroken om eerst de weg te verschonen. Met volle overtuiging worden daarvoor
kokosnoten op de weg vóór het rijtuig stukgesmeten ter symbolisering van het
stukmaken van hun eigen ego ten gunste van de God. Schalen met fruit worden
geofferd en wierook gebrand. Twee grote ossen trekken het zilveren rijtuig voort,
aan de achterkant lopen horden mensen het rijtuig aan te raken. Alle Hindu's
zijn in hun mooiste kleding gestoken, blootvoets in kleurrijke traditionele
jurken met glinsterende oorbellen, kettingen en zorgvuldige make-up. Op hun met
bloemen versierde hoofd zilveren potten waarin melk voor de offering, de mannen in sarongs,
de jonge meisjes net bruidjes zo mooi. Op Thaipusam dag gaat de
pelgrimstocht van de Lorong Kulit tempel via 500 traptreden omhoog naar de
Arulmigu Balathandayuthapani Tempel hoog op de heuvel. Als boetedoening lopen een aantal mannen
met piercings door hun wangen en tong, met haken door het vel op hun rug, mannen
met ontbloot bovenlijf rollen half in trance over de vloer door de tempel
waarbij ze nogal eens misselijk worden, volgens een ingewijde. We kijken met
eerbied onze ogen uit en lopen mee omhoog. Daarboven in de tempel wordt de God Muruga opnieuw aanbeden en de meegebrachte zilveren potten geofferd waaruit de
melk over het beeldje wordt gegoten. Deze tempel kan 800.000 mensen verwerken,
het is zeker druk, maar het voelt niet benauwend. Via een andere traproute gaat
de meute naar beneden, onderwijl zijn gratis drankjes verkrijgbaar. Beneden
wordt vanuit een tent voor iedereen gratis eten uitgedeeld, een blad papier met
daarin rijst en een prutje groenten die we volgens hun gewoonte met de vingers smakelijk
verorberen. Op de derde dag wordt het rijtuig met God Muruga via een andere
route wederom in processie terug gebracht naar zijn plekje waar hij de rest van
het jaar onbespied wacht op zijn volgende optreden.
Ons allerbeste voordeel is natuurlijk dat we door de vertraging nog altijd binnen
internet bereik zijn (alhoewel het echt beroerd langzaam is) als zo dadelijk ons
zesde kleinkind geboren gaat worden. En zitten we niet op zee ons te verbijten
dat we geen contact kunnen leggen als het zover is. We wachten in spanning op de
dingen die komen gaan!
Maandagochtend
9 februari 2015 rond 9.00 uur Nederlandse tijd
Hoera hoera, ons 6e kleinkind is geboren!!!! Tamar, Viggo en Lauren krijgen er
een zusje bij. Wendy en Jan Durk hebben een gezonde dochter gekregen, Berrit
Wytske, roepnaam Berrit. Van harte gefeliciteerd voor allemaal. We zijn weer
reuzetrots en blij!
Woensdag 4 maart 2015
Laatste perikelen met de dingy en eindelijk op weg naar Sri Lanka
"Verdorie.....potverdorie, nog 'es an toe zeg!!". Geloof me maar, dit is echt
een vriendelijke en zeer verkorte versie van onze conversatie bij het uitpakken
van de nieuwe bijboot. Vrijdag eind van de middag stappen we in Georgetown op de
bus terug naar de boot als onze agent Nur belt. Customs heeft ons pakket
vrijgegeven en morgenochtend kunnen we hem ophalen. Kinderlijk blij zitten we in
de bus uit te rekenen hoe snel we daarna het anker kunnen lichten. Met een
beetje mazzel varen we eind van de middag van Penang weg. Haha, kunnen we toch
nog winnen. Hoogzwangere Wendy heeft er een wedstrijdje van gemaakt, wie eerst,
de baby of ons bootje? Zaterdag tijdens het ontbijt krijgen we een telefoontje
van Nur. Jammer maar helaas, Customs wenst ons pakket te inspecteren, wij hoeven
niet eerder dan maandag op de stoep te staan. Verdorie, twee dagen extra
vertraging. Om de verhitte gemoederen wat verkoeling te bieden, zoeken we ons
heil in het overdekte winkelcentrum voor de laatste boodschappen en het ijsje bij de Mac.
Als je daar te lang zit, ga je verkleumd van de koude lucht uitspugende airco
met genoegen de warme straat op. Klokslag negen uur staan we maandagochtend bij
Nur op kantoor. Ze kijkt ons verbaasd aan, "Ik zou jullie toch bellen als het
zover is! De inspectie is uigesteld naar vandaag, dus nooit eerder dan na de
middag is het klaar", zegt ze enigszins vermanend. Potverdorie!! Nou dat weer.
Als er zaken anders lopen dan gepland, zeggen we vaak ter geruststelling "Dat
heeft een reden, dat moet zo zijn, wacht maar af". Ja mijn reet, het houdt ook
een keertje op!
Na een kop koffie bij de koude Mac pakken we de bus alvast naar Georgetown.
We vullen de tijd met nutteloos winkels kijken, een lunch op het Chinese
foodcourt, een uurtje bankhangen in een café. Inmiddels staat de wijzer op half
drie en nog altijd geen telefoontje. Op de vaste wal in Butterworth is ergens
het pakhuis van de Customs en met de veerboot steken we over. Aan ons zal het
niet liggen, zodra dat verlossende belletje komt, staan wij op de stoep. Voor
het vervoer van het 75 kilo wegende pakket hebben we de hulp van Terrence, de
manager van de inmiddels bootloze Danga Bay Marina. Hij woont hier en heeft
aangeboden te rijden, ook hij zit in de startblokken, al drie dagen. Naarmate de tijd
verstrijkt, ga ik er steeds minder in geloven dat het vandaag nog gaat gebeuren.
Chagrijnig hangen we aan een tafeltje in een eettentje de voor ons liggende
telefoon te hypnotiseren. Rond vier uur begint hij te zoemen. Warren pakt hem op
en even later verschijnt er een grote glimlach op zijn gezicht. "Wendy heeft
gewonnen, ons zesde kleinkind is zojuist geboren. Het is een gezond meisje, Berrit Wytske". We sturen een felicitatie retour en beloven vandaag nog te
bellen. Het was op de valreep, want koud een half uurtje later rinkelt de
telefoon. Verwachtingsvol luister ik naar het gesprek dat Warren met de agent
heeft, ja hoor, het is zover. In record tijd haalt Terrence ons op en rijden we
naar de Customs waar we Nur ontmoeten. Na het noodzakelijke papierwerk en
wat officieel smoelwerk wordt een paar minuten voor sluitingstijd een in blauw
plastic verpakte dingy met een heftruck naar de auto van Terrence gereden. Met
wat wrikken en duwen, stoelen plat, past het ook maar net. Warren vouwt zich
achterin, ik zit bijna met mijn neus tegen de voorruit. Bij onze jetty laden we
hem met zijn drieën uit en mogen eindelijk uitpakken. Vanaf dit moment worden
onze teksten zodanig dat ze niet voor herhaling vatbaar zijn. Er is van alles
mis. We dachten door middel van een tekening met daarbij de maten een duidelijke
afspraak te hebben hoe de Chinezen de dingy naar onze wensen zouden gaan
maken. Elke e-mail hierover werden we daarin bevestigd, "U zegt het maar, wij
maken het!". Fout, fout, fout gedacht. De handvaten zitten op de verkeerde plek,
hierdoor is de onderlinge afstand te groot om te kunnen tillen. De uiteinden van
de tubes tot aan het achterschot zijn langer dan afgesproken. Hierdoor past hij
niet op ons voordek. Op één plek kan Warren zijn hele hand tussen een
aanhechtingszoom steken, geen lijm te bekennen. Als klap op de vuurpijl blijkt
een paar minuten na het oppompen de rechtertube langzaam leeg te lopen, die is
lek! We nemen afscheid van Terrence, verplaatsen het motortje van de oude op de
nieuwe dingy, vouwen de oude op en brommen in een steeds verder verschrompelende
dingy terug naar Nightfly waar hij provisorisch op het dek wordt gebonden.
Ondertussen is het al donker geworden, we halen het anker op en varen tot
middernacht door om boven Penang te stoppen voor een paar uurtjes slaap. Onze
vreugde over Berrit is compleet overstemd door dit gezeik. Een pittige e-mail
met bewijzende foto's gaat naar China, waarna we resoluut de knop omzetten. We
bellen eerst met Wendy, trekken dan een koud biertje open, proosten op Berrit en
kijken vertederd naar het eerste fotootje dat ze ons gemaild heeft.
Warren zou geen man zijn (die komen namelijk van Mars) als hij bij het woord
"probleem" niet direct de koppeling zou maken met "oplossing". Zijn hersenen
maken overuren in de tijd dat hij eigenlijk moet slapen. Ik daarentegen zie die
beren op de weg, hoe groot en eng ze zijn, val in een diepe slaap, vertrouwend
op mijn slimme man. Want dat is één van zijn mooie eigenschappen, niet bij de
pakken neerzitten, vort met de geit. De ochtend na aankomst op Langkawi heeft
Warren de plaatselijke dingydealer/reparateur laten komen, overlegd wat er moet
gebeuren en hoe snel we hem terug kunnen krijgen. Het lek moet gedicht,
handvaten worden verplaatst. Het lijmwerk moet minimaal 72
uur drogen, maar voor het inkorten van de tubes is veel meer tijd nodig. En die
willen we niet nog meer verspelen. Om de dingy passend op het dek te krijgen,
zodat hij niet meer met zijn neus op de ankerlier ligt en het achterschot het
raam niet meer blokkeert, kopen we een dik blok hout van 14 bij 14cm. Na veel
zweetdruppels en een kuip vol zaagsel heeft Warren twee stukken, maakt op de
bovenkant een brede gleuf waarin het achterschot past en gefixeerd wordt.
Verfijnen, epoxie, schuren, lakken en op het dek lijmen als steunen onder de
dingy waardoor hij met de neus hoger ligt en het raam gewoon open kan. Het
geheel komt iets verder richting de mast en maakt dat de ankerlier ook bediend
kan worden. Onze ouwe trouwe Bromvlieg gaat zijn oude dag slijten bij John en
Kate op Seahog. We nemen afscheid van nieuw verworven vrienden, kunnen op een
geleende brommer de zware boodschappen bij de dingy steiger krijgen. Krijgen na
zes dagen de gerepareerde dingy terug, klaren bij de Maleisische autoriteiten uit en halen
op 19 februari, Chinees Nieuwjaar, ons anker uit de vervuilde modderige bodem
omhoog en zetten koers naar het westen. Eindelijk!
Indische Oceaan, zo traag als dikke stront.
Zo langzaam zijn we nog nooit geweest. Van tijd tot tijd komen we vreemde
stroomrafelingen tegen met witte kopjes waar we enorm door geremd worden. In
combinatie met weinig wind schiet je daar niet veel mee op. In Warren's wacht
gaan we achteruit. Hij zet de motor bij, maar zelfs met de motor op 2000 toeren
komt de snelheidsmeter met moeite boven de twee knopen uit. Ach, doen we er
gewoon een paar dagen langer over. Zo comfortabel hebben we het ook nog geen
enkele oversteek gehad. Fluitend vullen we onze wachten en verslinden boeken.
Het waait zo tussen de 6 en 10 knopen uit het noordoosten, na een paar dagen
loopt eindelijk ook de stroom mee die tenminste nog voor enige voortgang zorgt.
Dit stuk oceaan staat beschreven als één van de meest plezierige om te bevaren.
Behalve dat het dan wat langzaam gaat, klopt het als een bus. De zee heeft een
kalme deining met hier en daar een zwiepertje van een ondeugende golf, we kunnen
gewoon normaal eten koken en slapen, niks nie inslingeren. En de meeste ramen en
luiken kunnen open blijven, heerlijk voor de doorluchting, want buiten is het
meedogenloos heet. Merendeel van de tijd hebben we twee voorzeilen uitgeboomd,
waardoor vooral de nachtwachten heel prettig verlopen. In mijn achterhoofd roept
een gemeen stemmetje, "Dit paradijsje duurt niet eeuwig hoor!". En dat weet ik
dondersgoed. Straks bij Zuid Afrika zal ik met heimwee hieraan terugdenken. Dus
voorlopig ga ik heerlijk ongegeneerd genieten.
"Niet loslaten hè, want ik haal je niet op", waarschuw ik. Dat geintje heeft
'ie me eerder geflikt, ergens rondom Tahiti. Toen waren we meer twee kemphanen
die iets uitvochten. Met een kwaje kop heb ik Warren toen toch maar opgepikt,
hoe was het ook al weer, in voor en in tegenspoed? Nu hangt Warren joelend aan
de laatste trede van het zwemtrapje, het is douchetijd. Heerlijk afkoelen en het
zweet afspoelen. Daarna is het mijn beurt. Wow, wat een genot. Voor de zekerheid
knoopt Warren me een lijn om het middel. Hij wil me gelukkig nog niet kwijt.
Dag en nacht, continu zijn we in gezelschap van een stuk of acht schepen.
Niet dat we ze allemaal fysiek zien, maar het scherm laat ons met zwarte
kegeltjes weten waar de grote container en vrachtschepen varen, op weg naar
Singapore, India of Suezkanaal. Een aantal mijlen zuid van ons ligt de snelweg,
een enkeling kruist onze route binnen een mijl. We zijn niet bang voor ze, ons
AIS systeem vertelt precies hoe hard ze varen, welke koers, en waar en wanneer
we het dichts bij elkaar zijn. Voldoende tijd om uit te wijken, indien nodig.
Vice versa, wij verschijnen ook op hun scherm en meestal passen zij hun
koers aan. Een prettig en veilig idee dat ons klote kleine bootje op deze
oneindig grote oceaan zichtbaar is. Hoe meer we Sri Lanka naderen, hoe vaker we
vissersboten tegenkomen. Ze stevenen meteen op ons af, houden kokosnoten of vis
omhoog waarvoor ze in ruil alcohol of sigaretten willen. We waren al
gewaarschuwd dat ze volhardend zijn, want nee zeggen helpt niet echt. Ze blijven
bij ons varen, willen niks meer ruilen maar wel "Smokie smokie??" Warren roept
"No smoking, it will kill you" en vervolgens grijpt hij zichzelf naar de keel en
valt op de kuipbank. De zwarte mannen liggen in een deuk. "En drank hebben we
ook niet, want we komen van een moslimland". Nou, daar hebben ze niks tegenin te
brengen. Na een half uur en wat obscene gebaren druipen ze af. Voor alle
zekerheid ligt de machete binnen handbereik, want de wereld heeft rare
kostgangers.
Naarmate de dagen op zee verstrijken, verstrijkt ook de houdbaarheidsdatum
van het verse spul. Steeds meer appels en sinaasappels met een bruine of rotte
plek. Aardappels hebben flinke uitlopers en de kaas krijgt schimmelvlekjes. Nou,
de melk kan nog net vandaag, bijna zuur. Een bedorven ei gaat meteen over boord,
dat meurt zo verschrikkelijk. Hier en daar snijden we de slechte plekjes weg,
tijdens het koken let ik op verdachte geurtjes. Als Warren niks merkt of zegt,
maak ik geen slapende hond wakker. En als we wat geks proeven, snuiven we nog
eens en eten dapper door, hebben we veel keus? We zijn niet minder kritisch
geworden, want echt bedorven voedsel gaat overboord. Maar onze magen zijn zeker
wel toleranter geworden. Nou ja, het verhoogt de weerstand wat, nooit verkeerd.
Op de een na laatste dag op zee vangen we eindelijk een vis, een klein
makreeltje. Dat krikt het vitaminegehalte weer wat op. In mijn nachtwacht pak ik
wat te drinken uit de koelkast en denk, "huh, ligt er een zaklampje in?". Het is
de gefileerde makreel, nooit geweten dat die licht geeft in het donker.
Op de
veertiende dag na vertrek uit Maleisië lopen we Galle haven binnen,
waar een Nederlands Fort uit de VOC tijd een prominente plaats inneemt. We
roepen Windsor Reef onze agent op zodat hij de autoriteiten in kan lichten, daarna de
havenmeester die ons vraagt in de buitenhaven voor anker te wachten op nadere
instructies. Na een goed uur komt een bootje langszij die twee Navy mannen bij
ons aan boord brengt. Eentje komt binnen checken, kijkt in kastjes en onder de
vloer, ziet niks verdachts waarna we naar een drijvende steiger in de
binnenhaven mogen varen. Er liggen reeds vier boten. Ik
stuur Nightfly achterwaarts naar de steiger, onderwijl laat Warren het anker
vallen. Op de wiebelige van blauwe plastic blokken gebouwde steiger staat onze agent om de lijnen aan te pakken.
Het circus van inklaren volgt, wat allemaal vrij vlekkeloos en vlot verloopt.
Daarvoor heb je tenslotte een agent, wat hier overigens verplicht is. Via
internet hadden we ons visum al aangevraagd, waardoor immigratie rap onze
paspoorten stempelt. 's Avonds zitten we bij de nieuwe buren voor een heerlijk
koud biertje en een
hapje.
Dinsdag 24 maart 2015
Sri Lanka, een prachtig land, maar Galle haven is echt waardeloos voor zeilboten
"Ohhh, wat een schatje. Kijk nou, ze heeft een kunstbeen!". Eén van de
verzorgers tikt op haar linker bilwerk, ze beurt haar houten poot op die eraf
gehaald wordt ter controle. In de tussentijd staat ze heel relaxt met het
stompje steunend op haar rechterpoot, net of ze met gekruiste poten een
sigaretje staat te roken. Samen met twee andere zeilers zijn we vanochtend om
half vijf vanuit Galle vertrokken in een busje met chauffeur om vier uur later
rond openingstijd voor de deur te staan van een soort weeshuis voor olifanten,
in het Uda Walawe Nationale Park. Voor een ontbijt zijn we ergens onderweg bij
een restaurant gestopt waar we niet op een boterham met jam, laat staan kaas
hoeven te rekenen. We houden het bij rijst met een worstje en verrassing, onder
een theedoek liggen heerlijke dikke stukken witbrood in een rieten mand,
supervers. De olifantjes krijgen pas om negen uur ontbijt, die moeten wachten
tot de toeristen mee kunnen kijken. Een hele kudde van klein, kleiner kleinst
komt in draf aangehold. Per vier of vijf tegelijk worden ze doorgelaten en
rennen in tempo naar de voederplek. Daar staan twee jongens met enorme
melkketels waaruit ze per olifant een volle literkan in een trechter gieten. De
slang die daaraan hangt, wordt gretig door de slurfjes in de mond genomen om te
kunnen drinken. Hup, volgend groepje komt al aangerend, de volle buikjes worden
door jongens met een tak weggedreven. Verderop doen ze zich tegoed aan de
suikerriet stengels. Na dit schouwspel zitten we ruim 2,5 uur in een jeep met een
verhoogde overdekte open cabine. Een gids stapt in en vertelt ons wat we kunnen
verwachten. Van de melkdrinkende kudde die we net zagen, wordt van tijd tot tijd
zodra ze groot genoeg zijn een groep "vrij" gelaten in het enorm grote park. De
dames blijven altijd bij elkaar met beschermd in hun midden de kleinste van de
groep. De mannetjes zijn solitair en lopen alleen rond. Die zoekt het
vrouwelijke gezelschap zodra hij daar behoefte aan heeft. Pauwenpaartjes,
waarvan de dames met hun verenpracht lopen te pronken om de veel saaier
gekleurde mannetjes te verleiden. Water- en wilde buffalo's liggen in de grote
meren te badderen met om en op hun lijf witte vogels die een graantje meepikken.
De gids tikt met een muntje op het raamkozijn waarop de chauffeur prompt de auto
tot stilstand brengt en de motor afzet. Hij wijst ons vogels aan die wij nooit
gezien hadden. Op nog geen honderd meter afstand woelt een kudde olifanten met
hun voorpoten door het dorre gras. Ze trekken een polletje met hun slurf uit de
grond en slaan het zand met de poot eruit. Het overgebleven gras wordt
opgepeuzeld. In een poeltje verderop zoekt een groepje verkoeling door modder op
hun lijf te gooien met de slurf. Aandoenlijk hoe in hun midden ook weer een
baby olifantje het voorbeeld volgt en weldra onder de bruine modder zit. In alle
stilte kijken we toe, wat een prachtig mooi puur natuur park. Na de lunch rijden
we terug richting Galle en stoppen bij de vuurtoren van Dondra Head. We klimmen
de spiraaltrap helemaal naar boven tot het voor mijn ogen draait. Op de rondgang
buiten rukt de wind flink aan onze kleren. Een paar dagen geleden nog maar
zeilden we hier in de nacht langs. Dan heb je geen idee hoe het nieuwe land
eruit zal zien. Het blijft bijzonder om dat met eigen ogen te gaan ontdekken.
Alle dagen zijn we druk met klussen. Het grootzeil krijgt een nieuw voorlijk
voordat die er spontaan zelf uitscheurt. Een explosie van zeildoek ligt in de
kuip. Met beleid bedient Warren de naaimachine (oh, wat zijn we er blij mee) en
ik probeer dat enorme doek in bedwang te houden en te begeleiden op drie
vierkante meter werkruimte. De watermaker heeft nog altijd lekkende afdichtringen
waar Warren een aantal dagen mee zoet is. "Heerlijk, wil je ook een glaasje
water?" en ik reik Warren een bruin goedje aan. "Als je lang genoeg wacht, zakt
het vanzelf naar de bodem". In Langkawi hebben we steeds vanaf de wal water
getapt en hiermee de watertanks gevuld, prima drinkwater. Maar sinds we de
rechtertank in gebruik hebben, gebeurt het steeds vaker dat er troebel water
uitkomt. Het lijkt onschuldig sediment, maar geen prettig gezicht. Tijd voor een
schoonmaak en extra filterbeurt. Na een middag zweten zijn alle 55 moeren en
bouten ontdaan van hun lijmende kit, is de tank schoon en zit er weer schoon
water in. Omdat de bilgepomp niet naar behoren werkt, ontdekt Warren tijdens deze
klus nog meer werk, roest onder de vloer! Wat een lenige man heb ik toch, hij
vouwt zijn bovenlijf in het keukenkastje om daar onder de vloer te kunnen
schuren en schilderen. Zodra ik gevloek hoor, weet ik dat hij in de knup zit. En
dat bij een binnentemperatuur van 35º Celcius.
We zijn er nog steeds niet van overtuigd dat we
Nightfly hier aan de steiger onbeheerd achter durven te laten, terwijl
wij het binnenland gaan bekijken. Het is een waardeloze steiger die
nagenoeg op instorten staat. Volgens ons al jaren, ze zijn een heuse jachthaven
aan het bouwen (duurt ook jaren), dus onderhoud kun je wel vergeten. Op de
tweede dag kwam na wat zuidelijke wind een heel vervelende deining de haven
binnen sjouwen die de steiger en alle aangemeerde boten (inmiddels een stuk of
negen) in alle tegengestelde en zeker niet synchroon gaande trek en duw
bewegingen liet maken. Gevolg is dat we geen minuut stil liggen, maar erger dat
ons anker krabt. De konten van de boten knallen om beurten tegen de steiger aan.
Precies waar wij liggen zit een grote verroeste ring die een flinke hap verf van
de spiegel heeft weggeslagen. Net op de waterlijn, niet te repareren zolang we
in het water liggen. Begonnen we met 35 meter ankerketting uit, daar blijft
zoetjes aan maar 25 van over, te weinig! Warren besluit om een tweede anker
vanaf de boeg uit te brengen. Dat voelt beter.
Galle is een leuke plaats, er heerst een prettige aangename sfeer. Het oude
centrum is vergeven van de winkeltjes, werkplaatsen, het centrale Dutch Market
gebouw en tientallen fruit- groente en visstalletjes. Kleurig geklede mensen
lopen bedrijvig rond, goed te zien dat we dicht bij India zijn. Prachtige
sarongs met ontblote buiken, daarboven een strak aansluitend lijfje met een
zwierige lap over de schouder. Zulke mooie glanzende stoffen dat het lijkt of de
dames allemaal naar een feestje gaan. Nagenoeg alle mannen dragen de
oorspronkelijke sarong met geruite print in felle kleuren, een overhemd erboven
en teenslippers eronder. Talloze bussen, auto's, tuktuks, brommers en fietsen wedijveren
om een stukje weg en wie het snelst is. Wij hebben zelfs een 'eigen' tuktuk met
Benet als chauffeur.
Zodra er nieuwe boten aankomen, verdelen ze die onderling. En er wordt verwacht
dat je niet overloopt naar een ander. Benet staat telkens trouw te wachten bij
de poort van het haventerrein. Zij mogen er niet op, wij mogen alleen met een
toegangspasje erin en eruit. Dag en nacht is er bewaking, die kijken zelfs in je
tassen wat je gekocht hebt en hinten dan dat ze wel wat willen. Maar niet
krijgen, daar doen we niet aan. Maar Benet heeft een slechte vangst aan ons, wij
houden van lopen. Ten eerste nodig om zelf wat beweging te krijgen, maar bovenal
veel handiger om winkeltjes te kijken. Het drukst bezocht door toeristen is het
oude VOC fort. Ooit gebouwd door de Portugezen, later ergens rond 1660 door
Hollanders compleet opnieuw opgezet. En dat is te zien, Hollandse degelijkheid
met een goed werkend rioolsysteem. Tijdens de tsunami in 2004 bleef het fort met
zijn solide muren nagenoeg ongedeerd, het achterliggend gebied met de nieuwe
stad werd zwaar getroffen met veel slachtoffers. In het fort kun je uren
rondslenteren. Smalle klinkerstraatjes die soms in het Engels vertaalde
Hollandse straatnamen dragen, zoals Leynbaan, Zwart Bastion en Utrecht Bastion.
Prachtige huisjes veelal omgebouwd tot winkel waar een overdaad aan sieraden en
ander duur spul in de etalage ligt.
In de Kerkstraat vinden we vanzelfsprekend de Groote Kerk, een Nederlands
Hervormd kerkje. Hier zoeken we een boodschap aan ons gericht. Bij de kansel
ligt het dikke gastenboek waarin we een aantal bladen terugslaan en jawel, op 31
december 2014 vinden we hem. Johan en Annelies, mijn broer en schoonzus, hebben
tijdens hun fietsvakantie hier het gastenboek getekend en daarbij de groeten aan Warren en Maria gedaan. Wij
schrijven de groeten terug. Leuk gevoel, dat zij hier kort geleden ook gestaan
hebben. Op de eerste verdieping van het voormalige Dutch Hospital eten we op de
koele galerij heerlijk fish & chips met een koud biertje en uitzicht op de grote
baai van Galle. Als we bij onze haven rechtsaf slaan, zit er vlakbij een
supermarktje dat zelfs Gouda kaas in de koeling heeft liggen. Ook hier fruit en
groentestalletjes afgewisseld met vers gevangen vis. Naast een deur hangt een
bord voor het raam waarop allerlei smaken vruchtendrankjes worden vermeld. We
stappen binnen en een oudere vrouw biedt ons een stoel aan in wat voor ons hun
huiskamer lijkt te zijn. Haar man is visser en hij vertelt dat zijn bootje
achter het huis ligt. Vrouwlief gebiedt ons achter haar aan te lopen, waarbij we
een slaapvertrek passeren, een donkere keuken en bijkeuken door lopen om heel
verrassend aan de zeezijde op het strand uit te komen. Haar zoon heeft een
piepklein strandtentje waarachter hij, als hij geen surfles aan het geven is,
superverse vruchtenshakes maakt. Onder het rieten dakje gezeten op een barkruk
slurpen we met een rietje het lekkere vocht naar binnen. Op de rollende branding
zijn een handvol mensen op surfplanken in de weer. Moeders staat gezellig bij
ons en kijkt heel trots.
Met de motor op pad
Na rijp beraad en overleg met onze Duitse buren durven we het aan. Voor drie
dagen huren we een motor. In de tijd dat wij rondtoeren, houden de buren een
oogje in ons zeil, zodra wij terug zijn, vice versa. Het zou toch te gek voor
woorden zijn als we niks van Sri Lanka zouden kunnen zien. Tenslotte is dat de
belangrijkste reden om een land aan te doen. Met een kleine rugzak
gaan we op weg via de zuidelijke kustweg richting oosten. Voor Warren is de
eerste ochtend niet echt ontspannen rijden, het verkeer is hier bijna gekkenwerk
en zelf gek meedoen is de enige optie. Zodra de hoofdweg landinwaarts gaat,
wordt het beter. Beduidend minder weggebruikers waardoor we kunnen genieten van
de omgeving die steeds mooier en vooral groener wordt. Na de middag doemen de
hoge bergen op en via een slingerende weg komen we rond een uur of vier in het
bergplaatsje Ella aan. Het is merkbaar koeler op deze hoogte en de
plafondventilator in onze hotelkamer blijft onaangeroerd. Het is een modderige
bende op de weg die opnieuw wordt aangelegd en als het begint te regenen, vullen
de kuilen zich snel met water. De koks in de open keuken van Chill Café zijn een
genoegen om naar te kijken. Met hoge witte stijve koksmutsen op hun hoofd
bereiden ze voor ons heerlijke biefstukjes, lang geleden dat we zoiets
goddelijks gegeten hebben. De chefkok houdt alles in de gaten en er verlaat geen
bordje eten de keuken zonder zijn goedkeuring. Na een uitgebreid Engels ontbijt
stappen we in lange broek en een blouse met lange mouwen op de motor, hier in de
koele hoge bergen geen overdaad. Via kleine weggetjes rijden we langs ontelbare
theeplantages. Van tijd tot tijd zien we de theepluksters tussen de struiken
lopen. Op hun rug bungelt een langwerpige plastic zak die met een touw over hun
hoofd op zijn plek wordt gehouden. Onder het touw dragen ze een
driedubbelgevouwen doek om het hoofd te beschermen. De handmatig geplukte
theeblaadjes belanden handenvol over hun hoofd in de zak. Een behoorlijk zware
baan in deze hete zon, werk dat voornamelijk door Tamilvrouwen wordt gedaan. Per
dag moet er minimaal 20 kilo geplukt worden en daar krijgen ze slechts drie US
dollar voor! Zover we kunnen kijken, glooiende hellingen, steile wanden, het is
één groene zee van theestruiken die allemaal geplukt moeten worden. Als we naar
ze zwaaien, krijgen we enthousiaste reacties terug. Natuurlijk willen ze ook
voor ons op de foto. Overal in de kleine dorpjes vinden we bakkertjes waar we
voor de koffie en de lunch stoppen. Er komt een schaal op tafel met
verschillende gefrituurde rolletjes, soms pittig gevuld met groente, vis of
vlees en rotis, een klein soort pannenkoekje met ei. Wat je ervan eet, reken je
af, de rest gaat terug in de vitrine. De bakker jongleert met de deeglapjes en
vult ze vliegensvlug met het een en ander, daarna worden ze gebakken in
houtgestookte ovens. Het is allemaal lekker en voor je het weet, eet je te veel.
In Nuwara Eliya rijden we een stukje verkeerd. Gelukkig maar, anders hadden
we het centrum van dit oude Engels aandoend stadje gemist. Langs het langgerekte
Gregory Lake komen we na een groen park langs het in oudroze gekleurde bakstenen
gebouwde Victoriaanse postkantoor, aan de overkant het marktgebouw. We hebben de
afslag naar Hatton gemist en rijden nu richting Kandy. Daar zouden we graag heen
gaan, want ook daar in de buurt ligt een verrassing op ons te wachten
achtergelaten door mijn broer en schoonzus. Helaas is onze reikwijdte in drie
dagen beperkt en
moeten we omdraaien weer richting het zuiden. Na wat vragen vinden we de goede
weg. Vandaag voert ons door bossen, over hele smalle weggetjes, door kleine
dorpjes, langs een oud Engels kerkje waar de vrouwelijke koster ons rondleidt.
En overal rijden die eigenwijze tuktuks, door het hele land. We moeten
regelmatig even afstappen om de stijfgeworden kont en benen in beweging te
zetten. Als we dan meteen het uitzicht staan te bewonderen, komt een jonge
venter
aangelopen met bakjes verse aardbeien. Jammie, wat een traktatie! In Balangoda
waar we overnachten zijn ze niet veel toeristen gewend. We vallen echt op als we
voor het avondeten door de hoofdstraat lopen op zoek naar teenslippers voor
Warren. Het meisje in de kleine drogist spreekt geen woord Engels, maar met
gebruik van handen en aanwijzen verkoopt ze me een klein potje crème. Door de zon en wind de
hele dag droogt ons gezicht uit, dus even smeren. In een minidorpje eten we na
een lekker nachtje slapen ons
ontbijt, mierzoete thee met cake. Het helpt niet om een tweede bakje zonder
suiker te bestellen, het zit er standaard in. De lokalen kiezen voor een bord met rijst of
noedels dat in grote bakken zit waarover kranten om de vliegen weg te houden. De
derde dag moeten we een bergpas over. Tien haarspeldbochten met spectaculaire
uitzichten verder zijn we aan de andere kant van de berg en daalt de weg zoetjes
aan. Opnieuw velden en hellingen vol theestruiken, maar ook rijstvelden, bananenbomen,
kokosnoot- en rubberbomen. Het houdt nooit op. Langs de weg lopen dames met
paraplu's in hun prachtige sarongs, mannen op grote ouderwetse herenfietsen,
Boeddhabeelden, prachtig beschilderde vrachtauto's, rode bussen met zwarte
uitlaatpluimen en tuktuks geduldig wachtend op klandizie. In het dorp Hulandawa, een
verbastering van Holland, stuiten we op een ritueel Hindu feest van een grote
groep Tamils. Na de burgeroorlog tussen de militairen en de Tamils (pas
geëindigd in 2009) is dit de enige achtergebleven Tamil groep hier in het zuiden en zonder problemen
door de overige bevolking geaccepteerd. Het feest lijkt veel op wat we op Penang in
Maleisië
gezien hebben. Een aantal mannen hangen met haken door het vel van hun benen en
rug bevestigd aan een touw dat aan een bamboestok vanaf een laadauto bungelt. In hoge stemmen
joelen de vrouwen onverstaanbare kreten, mannen met trommels maken begeleidende
muziek, dansende jongens en meiden en allemaal zijn ze op weg naar de Hindutempel. Warren neemt de motor aan
de hand mee, een jongeman neemt mij op sleeptouw langs de groep Tamils al
struikelend helemaal mee naar voren. Hij wijst waar ik foto's van moet maken en
iedereen is min of meer vereerd als ik dat doe. Ik moet oppassen dat niet
telkens zijn handen ook in beeld komen. Voordat de groep arriveert, heeft hij
mij de hele tempel al rondgeleid en wachten we de rest af. Zodra hij Warren ziet, vliegt hij daarop af en neemt Warren in zijn kielzog mee. Hè hè, heb ik
even rust en kan ik zelf rondkijken en foto's maken van wat ik wil.
"Mag ik uw rijbewijs even zien? Dat is een ongeldig rijbewijs meneer, u
krijgt een bekeuring van 2500 Rupee", en de agent pakt zijn bonnenboekje met een
smerig vals glimlachje op zijn smoel. Eerst een gezellig praatje beginnen en dan
komt dit. We zijn een uurtje rijden nog van Galle af, bijna thuis zeg maar en
dan een bekeuring aan de broek. We praten als brugman en vinden gehoor bij de
andere motoragent. Maar, zegt 'ie, hij kan niks, want hij is lager in rang.
Blijkt dat buitenlanders een tijdelijk Sri Lankees rijbewijs moeten kopen,
alleen in Colombo verkrijgbaar, als je een auto of brommer huurt. Zou handig
zijn als de verhuurder daar ook van op de hoogte is en je zonder dat papiertje
dan weigert. Na ruim een half uur praten heeft de hoofdagent intussen aan een
andere weggebruiker een bekeuring uitgeschreven en daarmee wellicht zijn quotum
gehaald, hij blijkt toch vatbaar voor
onze argumenten. Eerst een waarschuwing en dan een bekeuring. Hij laat ons gaan,
snel wegwezen hier en de motor inleveren. Elke volgende controle kan het zelfde
liedje zijn.
Onze Benet
Benet is helemaal blij als we een toeristentochtje met hem gaan maken. In een
straal van tien kilometer bezoeken we een Boeddhistentempel die in de rotsen
uitgehouwen is. Beneden aan de trap laten we onze teenslippers achter en branden
onze voetzolen aan de hete stenen treden. Binnen in de granieten tempel is het
heerlijk koel. Na een kleine donatie lopen we het felle zonlicht tegemoet waar
Benet al met onze schoenen staat te wachten. De schat, hij heeft ze opgehaald.
Hij rijdt ons verder naar de Virgin White Tea Plantation, ons hoofddoel van de
rit. We worden bijzonder vriendelijk onthaald door een meneer met een grijs
kortgeknipt snorretje en twee tanden in zijn mond. Hij weet van alles over de
historie en de toenmalige overheersing van de Nederlanders te vertellen
gelardeerd met wat Nederlandse woorden. Eerst hebben we een privé rondleiding,
maar na een paar minuten sluit er nog een drietal Engelsen aan. Op deze
plantage worden hele speciale theesoorten gemaakt, onder anderen de enige White Tea waarvoor de theebladeren zonder directe aanraking van handen worden geplukt.
Er staan hibiscusstruiken waarvan de bloemen gebruikt worden voor de smaak.
Rubberbomen en peperstruiken komen we ook tegen. Zo'n kleine dertig theesmaken
worden hier geproduceerd, die we allemaal kunnen proeven. Maar eerst naar de
bungalow van de eigenaar waar op de veranda met theeservies gedekte tafels
wachten alwaar we een kopje thee met een plakje chocoladecake geserveerd krijgen.
In de fabriek gebruiken ze reeds jarenoude machines waarmee het proces van
geplukt theeblaadje tot aan voor verkoop geschikt gemaakte thee doorlopen wordt.
In het bijgaande museum is de proeverij waar we uit elk kopje thee een lepeltje
in ons eigen glaasje kunnen gooien en daarna opdrinken. Elke thee heeft meerdere
specifieke aanbevelingen, zoals een ochtend of juist middagthee. Goed voor de
spijsvertering of cholesterolverlagend, tegen malaria, reinigt je lever, goed
voor de bloedsomloop enzovoort enzovoort. We kopen de heerlijk fris-smakende
limoengras thee, lemon grass wordt ook wel citronella genoemd, nooit geweten.
Citronella helpt hier fantastisch tegen de muggen. Na dit bijzonder aangename
verpozen brengt Benet ons bij een kruidentuin, in het engels klinkt het
veelbelovender, Herbal Garden. Het ligt aan het Koggala Meer vlakbij Unawatuna.
Een gladjanus wandelt met ons door de tuin en bij elke struik of boom staat een
potje met teenoftander smeerseltje dat goed is voor iets in of aan je lichaam.
De bedoeling is natuurlijk dat je wat gaat kopen. Warren kijkt toe terwijl ik me
laat masseren, hoofd, schouders en rug. Als ik lig te soezen, klinkt er een hels
kabaal vlakbij. Een lading dakpannen is van het dak gedonderd en ligt nu in
scherven op de grond. Ik kan nog net op tijd aankleden, voordat er
mannen aankomen om de boel op te ruimen. Bij Warren wordt op zijn arm een ontharingscreme gedemonstreerd, schijnt voor jaren te werken. Overtuigd door de
kale plek op zijn arm kopen we twee potjes, vooruit. Dan zijn we wel klaar met
deze meneer, hij heeft geen goedkope potjes in zijn toko. Voor Benet vinden we
het ook wel genoeg, hij zweet als een otter. Hij brengt ons op verzoek naar de
grote supermarkt waar wij met een grote lading naar buiten komen en hij de
bijbehorende spaarpunten op zijn kaart laat bijschrijven, slimme jongen! Heeft
hij toch nog wat aan ons verdiend, want dat kleine beetje wasgoed van ons wat
hij ook geregeld heeft, was niet de moeite.
Na precies drie weken stofhappen vinden we het welletjes. We zijn het echt
helemaal zat. Behalve dat we in een wasmachine liggen te hotseklotsen, zijn er
intussen drie cementschepen geweest die hun lading hebben gelost, naast onze
deur. En de wind waait regelmatig onze kant op, gevolg is dat alle boten onder
een dikke laag cementstof zijn bedolven. Niet zomaar weg te vegen, het moet echt
met veel water gepoetst en geschrobd worden. Een keer tussen twee schepen door
heeft het een paar uren tropisch gehoosd, we waren allemaal in zwemkleding onze
boten aan het wassen. Nu moet Warren de mast in om ook de verstaging met een emmer
en een borstel schoon te maken, een rotklus. Het zeewater is te vies om in te
zwemmen en de enige douche ligt aan de andere kant op het grote stoffige haventerrein.
Een lange warme wandeling waarbij je op de terugweg alweer een douche kunt
gebruiken. Iedereen moppert en klaagt, al
jaren. Sri Lanka is echt de moeite waard, een prachtig land met bijzonder
aardige bewoners. Maar de ligplaats voor de zeilboten is niet om over naar huis
te schrijven. Dan ga je toch ergens anders liggen, zou je zeggen. Maar dat kan
nu net niet, eenmaal hier aangelegd betekent blijven. Het is niet toegestaan om
daarna te verkassen zonder eerst uit te klaren. Een en ander heeft nog altijd te
maken met de voorbije burgeroorlog. Tja, zo heeft elk land zijn
eigenaardige regels. En die respecteren wij.
Zondag 24 mei 2015
Twee maanden in de Malediven, zijn ze echt zo exotisch.......?
Belangrijke vraag, kapper
of bier?????
Er zijn dagen waarop ik geen moment in de spiegel kijk. Sinds vandaag vind ik
het wel interessant, een nieuw kapsel. Op de laatste dag in Sri Lanka zitten er
nog wat rupees in de portemonnee. Die moesten we maar opmaken. "Zal ik hier naar
de kapper gaan? Vermoedelijk wordt het lastig om in de Malediven een kapper te
vinden die aan mijn ongelovige hoofd mag zitten", bedenk ik. Ze zijn daar
strenggelovige
Moslims waar ook alcohol verboden is. Behalve op de vakantie resorts waar
het idiote prijzen heeft, is het werkelijk nergens te koop. Hmmm dilemma, kapper
of bier? "Nou", zegt Warren heel geslepen, "dit is je kans voor de
tondeuse, dat
wilde je toch ooit proberen? Lekker kort in de komende hete maanden. Voor we de
Malediven verlaten, is het alweer lang". Het klopt, ik heb het al vaker
overwogen, maar nooit durven doorzetten. Het is nu of nooit. Dus op de eerste
dag op zee hanteert Warren de tondeuse met eerbied. Lok voor lok valt onder mijn
neus in de wasteil. Na een kwartiertje is het gepiept. Een blik in de spiegel
brengt even een schok teweeg, sjezus wat kaal, dat had best iets langer mogen
blijven. Helaas hebben we maar één opzetkammetje aan boord, de kortste. Ik heb
nu zelfs korter haar dan Warren, haha. Maar ooohh, wat voelt het lekker. Met
zwemmen, met douchen, met slapen, heerlijk! Na twee weken is de stekelborstel al
zacht aan het worden, het groeit als kool. Met een tevreden grijns pakt Warren
nu dagelijks twee blikjes bier uit de koelkast die we genietend leegdrinken.
De dikke regenbuien onderweg helpen mee om de laag cement kwijt te raken. De
squalls zijn in dit gebied veel voorkomend, alleen 's nachts zie je die
rotdingen niet aankomen. In mijn wacht natuurlijk. In een mum van tijd trekt de
wind van bijna niks aan naar 20 knopen, naar 30 en blijft rond de 35 even hangen.
Teveel voor de genua, tijdens het indraaien ziet Warren dat het onderlijk een
scheur heeft. Gelukkig hadden we het grootzeil al naar beneden. De zee blijft een tijd woelig, de wind kakt weer in en ploeteren
we in de hitte verder. Na zes dagen valt om half drie in de middag tijdens de
zoveelste squall het anker in azuurblauw kristalhelder schoon water, een
verademing. Voor de langverwachte duik moeten we nog even geduld hebben tot de
inklaring is geschied. Vijf man zitten bij ons in de kuip peentjes te zweten in
hun mooie pakjes met schoenen en sokken aan. Dat versnelt vast de hele poespas. Ook
hier moesten we een agent inhuren die de papierhandel regelt, maar Assad is echt
zijn geld waard. De vooraf gemailde papieren zijn in veelvoud voorbereid, het
enige wat kapitein Warren hoeft te doen is ontelbare keren zijn handtekening
zetten, onze scheepsstempel op het inktkussen natmaken en stempelen voor het
officiële tintje, zijn ze gek op hier. Als welkomst gift overhandigt Assad ons
een bak kokosijs, dat is smullen zeg!
Als je op een nieuwe plek gaat 'wonen', is het maar afwachten wat voor buren je
krijgt. Wij treffen het, in Galle lagen we al naast elkaar, nu ankeren we naast
Evita, een gezellig spaans/engels gezin met twee jongens en een meisje, acht, tien
en twaalf jaar. Ze zijn een paar uur vóór ons aangekomen in Uligan, ons eerste
Atoll in de Malediven. Terwijl pa en ma met volle tassen wasgoed naar de
wal gaan, zijn alledrie de kinderen druk doende met hengels en vangen zo een
paar lekkere visjes voor op de barbecue, goed geregeld! Het kleine dorpje
bestaat uit zandwegen, elke dag keurig aangeveegd en
op diverse plekken staan
aan de zijkant een soort bankjes gemaakt van een ijzeren frame waarin hangnetten
om in te zitten. Die worden bezet door moslimvrouwen geheel in traditionele
zwarte jurken met zwarte hoofddoeken gekleed, heel verfrissend zit er soms een
gekleurde jurk bij. Een oude tandenloze opa bekijkt ons, nou vooral mij met
onbedekte blote onderbenen en blote armen, heel nieuwsgierig in het voorbij gaan.
Warren begroet hem in zijn eigen taal, het Dhivehi, waarop een brede grijns
tevoorschijn komt en een groet terug. Ik heb mijn kleding vanzelfsprekend aangepast, maar ik loop
zeker niet in lange jurken, die heb ik niet eens. Dus word ik bekeken,
voornamelijk mijn onbedekte onderbenen krijgen telkens blikken, meestal van de
vrouwen trouwens. Die blikken zijn moeilijk te interpreteren, beschaamd, jaloers,
bewonderend, verwonderend, beschuldigend, er zit van alles tussen. Geenszins
worden we waar dan ook onvriendelijk behandeld, het tegendeel zelfs. Elke groet
en glimlach van ons wordt breeduit geretourneerd en de mannen vragen waar we
vandaan komen en hoe lang we op de Malediven zijn. We voelen ons erg welkom in
de dorpjes. De mannen liggen op elk moment van de dag te luieren onder een
overkapping op een soort bed van palmboomstammen. In de kleine winkeltjes is het soms zoeken naar wat verse groenten
en fruit dat standaard in de koeling wordt bewaard. Al het voedsel wordt vanaf
India aangevoerd, heel zelden zien we iets wat op verbouwing van groente lijkt.
Behalve bevroren kip is er geen vlees te vinden, dat wisselen we af met verse
tonijn wanneer we geluk hebben met de vislijn. Mijn fantasie voor het bedenken
van ons menu raakt zo steeds verder uitgeput. Toppunt blijft toch wel ons
zelfgebakken verse brood én mijn eigengemaakte yoghurt gevuld met stukjes
sinaasappel en een handjevol muesli. Oja, en natuurlijk de ruim ingeslagen
voorraad kaas, want een broodmaaltijd zonder kaas kan echt niet bij ons.
Een atol is een ring van koraal waarbinnen een lagune ligt, aan de rand van
de ring zijn hier en daar koraaleilandjes gevormd die in vergelijking met het
gehele atol piepklein zijn. Wanneer ze bewoond worden, is dan ook elk stukje
land bebouwd. Als je aan de westkant van de straat staat, heb je vaak een
doorkijk naar de oostkant en zie je het water daar alweer. Buiten het atol is de
zee kilometers diep, vlak voordat je het atol nadert, loopt de dieptemeter in
rap tempo op naar zo'n 20 meter en moet je door een pas binnen varen. Het kan
niet gekker, maar sinds kort gebruiken we Google Earth waarop heel goed de
doorgangen te zien zijn door het kleurverschil in het water. Binnenin het atol,
vaak vele mijlen breed en lang, is de gemiddelde diepte dertig tot veertig
meter, maar overal zitten verraderlijke 'bommies', opeens opdoemende
koraalkoppen net onder het wateroppervlak. De lichtblauwe en vaalgroene
vlekken kondigen deze duidelijk aan en voortdurend moeten we even onze koers
verleggen zodat we erom heen varen, Warren voor op de boeg met zijn arm
aanwijzend links, rechts en weer rechtdoor. De eilandjes hebben hun eigen
koraalring met soms daarin een beschermd liggende lagune waar wij naar binnen
willen om ankerdiepte te vinden. Ook hier weer op zoek naar de ingang, vaak is
dat een nauw, smal maar vooral heel ondiep kanaaltje. Een paar keer gaan we in
onze dingy op pad gewapend met de pikhaak en snorkels om de diepte te peilen. De
pikhaak is in uitgeschoven stand twee meter lang en dat is precies de diepte van
onze kiel. Zo vinden we meerdere malen een andere uitgang uit zo'n lagune, tien
meter breed met nog een halve meter water onder de kiel, genoeg voor onze
Nightfly. Het mooiste snorkelwater vinden we net buiten de pas, waar de drop-off
is. Het rif onder water krijgt aangroei van levende koralen waar een uitbundige
hoeveelheid en diversiteit aan vissen te vinden is. Als een oneindig hoge muur
gaat het rif de donkere diepte in. Schildpadden, grote en kleine papegaaivissen
met hun prachtige koppen, pijlstaartroggen en black-tip haaien van zo'n
anderhalve meter lengte zwemmen om ons heen. Met een lijn in de hand trekt Warren onze dingy achter zich aan, klaar om erin te
klimmen mochten we het niet vertrouwen.
Ze zijn niet bijzonder in ons geïnteresseerd, toch voelt het niet altijd prettig
die haaien. De koraaltuin ligt vol met tafelkoraal, hersenkoraal in alle maten.
Gemeen kijkende murenen verschuilen zich in holen, de clownsvisjes dwarrelen tussen de zachte
koraalgrassen, kleine bijna doorzichtigblauwe visjes, de vrolijk gekleurde gele
koraalvlinders fladderen voor onze ogen. Sommige jasjes kun je niet zelf
verzinnen, het lijf over de lengte gestreept in zwart/wit en de staart bedot met
zwarte stipjes in gele achtergrond en gele kieuwen, of het bovenste deel in
gecraqueleerd geel/zwart met het onderste deel in grote witte ronde vlekken
omrand met zwarte lijnen, een lust voor het oog. De Malediven bestaat behalve
uit water uit 26 atols en 1190 eilandjes waarvan een heel klein aantal bewoond.
De meest exotische zijn geheel geclaimd door de luxe vakantieresorts waar de
toerist een klein fortuintje voor moet neertellen. Maar dan heb je ook wat. Je
eigen bungalow boven het water gebouwd zonder enige inkijk met een buitendouche, eigen zwembadje en terras, een trapje
naar beneden leidt naar het huisrif om te zwemmen en te snorkelen,
fitnessruimtes, diverse restaurants en de hoofdreden voor deze bestemming is het
duiken. Met kleine bootjes gaan ze het water op om buiten het rif de beste
duikstekken te bezoeken. Eerlijk gezegd missen we het duiken niet, ook al hebben
we de spullen ervoor aan boord, met het snorkelen vinden we het al mooi genoeg.
Bij deze resorts zijn de zeilboten niet welkom tenzij ze een dikke
portemonnee meebrengen. Maar bovenal verwachten en betalen hun gasten voor
exclusiviteit en willen dat niet met ons delen, daar zit wat in. Daar treuren
wij niet om, wij zoeken de authentieke dorpjes en onze eigen verlaten strandjes op
waar we gratis aan land mogen.
Afgezien van de eerste paar dagen in gezelschap van Evita zijn we de
eerste maand tot aan het hoofd atol Male de enige zeilboot in zicht. In
Kulhuddhufusshi is een gloednieuwe haven waar we tegen betaling aan de lege kade
gaan liggen. Met zijn 12.000 inwoners een behoorlijk grote plaats, maar ook
hier alleen zandwegen behalve de hoofdstraat. Een enorm brede, in het midden
gescheiden door een groene berm, geasfalteerde weg waar voornamelijk bromfietsen
en fietsen te vinden zijn. Wij hebben in een paar uur wandelen al aardig wat gezien van
het totaal, toch blijkt een 24 uurs taxibedrijf goede zaken te kunnen doen. We
zien zeker een stuk of tien taxi's rijden. In de schaduw van wat palmen en bananenbomen
zitten twee gehoofddoekte dames op een plastic stoeltje en zijn
druk in de weer. De ene dame haalt de harige buitenkant van gedroogde kokosnoot
uit elkaar, de andere dame 'spint' met haar handen de stukken aan elkaar tot er een
degelijke streng sisaltouw aan haar voeten ligt. Voor mij wordt ook een stoel neergezet,
hup aan het werk. Ze doet het me voor, maar ik krijg het niet voor elkaar. Daar
moet je handigheid in krijgen. Hier kunnen we voor het eerst weer uit eten, er
is zelfs keuze uit vier restaurantjes. Voor nog geen acht euro beiden een lekker bord
nasi met gebakken eitje en een glaasje fris erbij. In een van de supermarktjes
vind ik mooi fruit, een redelijk uitziend bloemkooltje, prei en zelfs paprika's,
wat variatie in de wok. Via websites en email met andere zeilers verzamelen we
mogelijke ankerplekken of bijzonderheden. Dholhiyaddhoo is er één van, een
eiland in hoefijzervorm waarop negen jaar geleden begonnen is met de bouw van
een zeven-sterren resort, maar dat nooit is afgemaakt en nu te koop staat. Er
zijn nog altijd een man of vijftig op het eiland om de boel een beetje
fatsoenlijk te houden voor eventuele kopers. Zodra we voor anker liggen, komen
drie jongens met een motorbootje langszij en geven ons een viertal kokosnoten.
We drinken samen koffie in de kuip en zo horen we het verhaal over dit resort.
De volgende ochtend krijgen we een rondleiding van Lahche, een 22 jarige
techneut met praatjes voor tien. Een paar grote water basins huisvesten
mini schildpadjes die ze gefileerde vis voeren tot ze groot genoeg zijn om in de
lagune hun eigen weg te vinden. Een enorme watermaker staat elke dag een paar
uur te draaien, de mooi aangelegde en aangeharkte paden met omliggende tuin
hebben continu aandacht van de tuinmannen. De steigers die naar de
waterbungalows lopen, zijn niet meer dan betonnen geraamtes, de houten plankiers
liggen in een van de gebouwen opgeslagen net als alle benodigde huisraad en
attributen voor de huisjes waarvan er geen een compleet is. Daarvan staan alleen
de muren met een dak erboven dat voor een groot deel al vergaan is. Door de
bestofte ramen van de pakhuizen zien we rijen matrassen opgestapeld tot het
plafond, dat zal ook niet zo fris meer ruiken. Wat een weggegooid geld,
onvoorstelbaar. Iemand geïnteresseerd?
Watervliegtuigjes vliegen boven ons hoofd om bij het zoveelste resort nieuwe
vakantiegangers af te leveren. Tot nog toe is het erg rustig weer, heel af en
toe een regenbui. We motorzeilen door het atol. Door de verrekijker zien we
aan de horizon de hoge zendmasten dat een volgend eiland aankondigt. Dan schuift
het ene eilandje voor het andere langs, soms volgebouwd, vaker een onbewoond
stuk koraaleiland, begroeid met palmbomen, kokosnootbomen en pandanastruiken.
Het plaatje wordt idyllisch door de kleurstelling, blauwe hemel met wat plukjes
wit en de koperen ploert erboven, het witte strand met groene omlijsting en het
water in allerlei tinten doorzichtig blauw, verkleurend naar groen waar het
kniediep is tot het dode koraal boven water uitsteekt. Prachtig mooi om te
snorkelen, maar vaak te weinig ruimte om ons schip voor anker te leggen.
Adembenemend heet is het van zonsopgang tot zonsondergang, teveel van het goede
voor ons Noordelingen. Ik stook de boel nog een beetje op en bak een brood in de
oven. De binnenthermometer loopt op naar 36 graden, buiten is het niet veel
anders. Het water loopt in stroompjes van ons lijf af ook al doen we geen klap.
De duik in het water geeft even het gevoel van afkoeling, maar dat is slechts
schijn bij een watertemperatuur van ruim 30 graden. Pas tegen vijven wordt het
leefbaar, het biertje komt voor de dag en als de zon rond zes uur onder is,
halen wij weer normaal adem. 's Ochtends rond half acht roeien we naar het
verlaten strand waar we op een grote verzameling aangespoelde teenslippers
stuiten, keurig uitgestald om een leuke combinatie uit te zoeken. Overal waar we
aan land gaan, wemelt het van plastic afval, met moeite kunnen we bij de dorpen
een afvalbak vinden voor ons eigen vuilnis. Warren heeft zijn machete meegenomen
en slacht een paar kokosnoten. Ze zijn erg klein van formaat, jonkies nog en er
zit dan ook weinig vocht in en het vruchtvlees is heel zacht en glibberig. De
ronde schillen nemen we mee om te drogen, dat zijn leuke lampenkapjes. Vlak voor
we atol Kaashidhoo aanlopen, varen we mijlenlang door een sliert van volle
vuilniszakken, andere troep en plastic drijvend op het water. Wie heeft dit nou
weer op zijn geweten?
Geografisch gezien zijn we zo'n beetje halverwege de Malediven als ook
halverwege de beoogde totale tijd wanneer we bij Hulhumale tussen een groot
aantal andere boten voor anker gaan. Ik tel zo'n tien zeilboten naast wel dertig
safari boten, grote charterboten waar toeristen vakantie op vieren en bij elke
boot ligt een kleinere waarmee de duiktrips worden gedaan. Het is druk dus en
deze jongens racen de godganse dag op en neer door de lagune wat veel golfslag
veroorzaakt. Bovendien waait de wind uit het westen wat hier niet fijn is.
Gelukkig zakt de wind 's nachts en slapen we goed. Hulhumale is een kunstmatig
aangelegd eiland net ten noorden van de hoofdplaats/eiland Male en dient als
woongebied naast Male. Met de ferry steken we in een kwartiertje over naar de
hoofdstad en belanden op een bomvol ook in de hoogte gebouwd eiland. Een grotere
tegenstelling is er niet te vinden met de rest van de Malediven, moderne
gebouwen, auto's, bussen, smalle straatjes met winkeltjes en cafés, restaurants,
het paleis van de Sultan, moskeeën, een grote groente en fruit markt, en bij de
vissershaven is vanzelfsprekend verse vis te koop. En twee supermarkten die wat
meer Westers spul in de schappen hebben liggen, maar ook hier geen druppel
alcohol te vinden. Alles op loopafstand en we zijn één van de vele toeristen. Op
Hulhumale kunnen we de dagelijkse boodschappen doen en de diesel aanvullen. Met
de groep zeilers eten we in een Indiaas restaurant waar Bill bekend is met het
menu en een verzameling heerlijkheden regelt die we gezamenlijk verorberen. Leuk
om weer wat nieuwe gezichten te ontmoeten. We blijven niet langer dan
noodzakelijk op deze hobbelige ankerplek en zodra de agent in Male onze
originele vaarvergunning van de eerste maand terug krijgt voor de verlenging, gaan we
verder zuid. Eerst betalen natuurlijk, rondvaren in de Malediven is behoorlijk
kostbaar. Voor twee maanden zijn we ruim duizend US dollar kwijt, waarvan een
heel klein deel voor de agent is en het gros voor de autoriteiten. Daar krijgen
we niks voor in retour en altijd op eigen anker. Nou, niks is niet waar, een
van de wonderbaarlijke scheppingen op aarde, de tropisch mooie onderwater wereld waar we dagelijks in liggen.
Een
droom die waarheid wordt.
In Male hebben we een testmeter kunnen kopen om de kwaliteit van het water
uit de watermaker te testen. Dat ziet er slecht uit. Volgens de WHO is de
veilige norm onder de 500 TDS, wij zitten dik boven de duizend. Mede cruisers
Ken en Christine uit Australië hebben hetzelfde probleem ontdekt. Zij besluiten
terug naar Male te varen en nieuwe membranen te kopen. Ze zijn zo lief om voor
ons ook een nieuwe mee te brengen. Tijdens een enorme dikke squall waarvoor we
nipt op tijd voor anker liggen en die enkele uren duurt, draait Warren de
tankdoppen van de watertanks op dek open en het schone regenwater loopt
rechtstreeks in de tank. Via de kraan binnen in de gootsteen laten we de boel
doorspoelen en binnen een mum van tijd is de TDS gezakt naar 300. Duidelijk dat
het hemelwater hier echt schoon is. De emmers lopen ook over, ik kan weer een
was doen. Na een dag of vijf zijn Ken en Christine weer onderweg naar het Ari
atol waar wij inmiddels een aantal dagen rondzeilen. Bij het eiland Dhangethi
komen wij rond het middaguur aan waar we hen in de avond binnen loodsen. De
volgende dag is het klussen geblazen om de membraan om te wisselen en het
resultaat mag er zijn. Ruim onder de norm en het smaakt vele malen lekkerder. En
dan.... op weg naar de zuidkant van het Ari atol, bij het eiland Maamigili waar de walvishaai
rond schijnt te zwemmen. Het is de grootste vis ter wereld, zo'n tien meter lang, eet
alleen maar plankton en is totaal ongevaarlijk voor de mens. Warren heeft me
onze hele reis al gewaarschuwd, "Zodra er een walvishaai gespot wordt, schrik
niet maar ik spring overboord. Je haalt me maar weer op". Tot nog toe heeft geen van de voorgaande zeilboten het geluk gehad.
De eerste zoektocht doen we aan boord van Code Zero met Ken en Christine, Nightfly
laten we voor anker achter in de lagune. Ruim drie uur varen we langs het
zuidrif, maar er staat behoorlijk wat deining en het is bewolkt wat het zicht door het water geen goed doet. Op
het laatst gaat Warren met een touw achter de boot hangen om beter onder water
te kunnen kijken. Ken vaart gewoon door met vijf knopen snelheid waardoor Warren
een fikse watermassage krijgt en zowat zijn zwembroek verliest. Maar geen
walvishaai te zien. De volgende ochtend wachten we eerst een enorme zwarte lucht
af die zijn water boven ons loost, dan klaart het op en varen we met ons tweeën met
Nightfly erop uit. Meteen om de hoek bij het vliegveld zien we een aantal
kleine toeristenbootjes op een kluitje en in het water krioelt het van de
flippers en spetterende armen. Daar moet een walvishaai zitten, dat kan niet
anders. We manoeuvreren onze boot ertussen, Warren springt met snorkelspul over
boord en zwemt als een gek naar de groep mensen. Ik vaar uit de meute weg en
probeer met de verrekijker in de gaten te houden waar Warren blijft. Opeens
herken ik zijn snorkel, hij neemt een sprint en met een hoekduik verdwijnt hij
onder water. Na tien minuten zie ik hem zwaaien en ga hem oppikken. Helemaal
lyrisch klimt hij aan boord, "Yes yes yes, ik heb hem gezien, ik moest als een
idioot zwemmen om hem bij te houden, maar ik kon hem bijna aanraken". Hij neemt de
helmstok over en brengt mij naar de plek. Helaas, de vogel is gevlogen, ik zwem
een tijdje rond, maar zie niks dan blauw water en andere zoekende mensen. We gaan dezelfde route van
gisteren met de boot langs, maar de regen verpest het zicht en ik word
hartstikke koud in mijn natte t-shirt. Na een uur of drie gaan we terug naar de
lagune. In alle hectiek van maaiende armen en flapperende flippers van de
overige zwemmers die hij moest ontwijken, heeft Warren toch een mooi filmpje kunnen maken van de
prachtig paars/wit gespikkelde walvishaai waardoor ik
ook kan meegenieten. De rest van de dag klinken er euforische kreten uit Warren
zijn mond, hij kan er niet over uit, zijn droom is uitgekomen. Zwemmen met de
walvishaai!
We zitten
midden in de wisseling van de moesson. In april-mei draait de wind van
noord-oost naar zuid-west met veel frequentere hoosbuien, squalls en hardere
wind. Het kan dan wel Moederdag zijn vandaag, maar hier geen uitgebreid ontbijt.
Het is hard bikkelen, zwaarbewolkt en een fikse wind met gemiddeld dertig knopen,
witte schuimstrepen geven het water een woest uiterlijk. We zeilen het Nilhande
atol van noord naar zuid binnendoor, maar het blijft ruig. Dit zijn we niet meer
gewend, dubbelgereefd grootzeil en de genua ook gereefd. Enige prettige is dat
het lekker snel gaat. De ankerplek ziet er allesbehalve rustig uit, maar er is
geen andere keus. We liggen op de golven te hobbelen en de wind jankt door de
verstaging.
In de inktzwarte nacht is er geen enkel referentiepunt om te checken of we op de
plek blijven liggen, alles bij elkaar een onrustig gevoel. Het ankeralarm staat
continu aan, waardoor we redelijk slapen .Via email lezen we dat het
verderop zuid rond de vijftig knopen heeft gewaaid, hmm dan valt het hier nog
mee.
De volgende ochtend door naar Veymandoo, waar de smalle ingangspas aan
beide kanten wordt gemarkeerd door muurtjes van koraal. De lagune geeft meer
bescherming en we ankeren vlak achter het rif. Het weer wordt wat kalmer,
eindelijk weer naar de wal om de benen te strekken en wat vers spul bemachtigen.
Er staat een nieuw uitziend ziekenhuis en net als we langs lopen, komt de
directeur naar buiten. We beginnen een praatje en na een tijdje nodigt hij ons
uit voor koffie even verderop in het café. Dan komt de aap uit de mouw,
hij probeert ons te bekeren tot de Islam. Hij valt telkens in herhaling wat een
beetje irritant begint te worden. Jammer voor hem zijn wij er niet gevoelig voor
en worden we gered door zijn telefoon die zijn aanwezigheid in het ziekenhuis
verlangt. We mogen gerust terug komen om ons gesprek af te maken, want 'we leren
alleen maar van elkaar'....! Heb ik zeker verkeerd gevoeld dat alleen wij in de
klas zaten, we konden er amper een woord tussen krijgen.
Nu liggen we samen met vier andere boten al meer dan een week bij Thinadhoo,
een aardig plaatsje (6000 inwoners) met een ruime hoeveelheid winkels en wat
restaurantjes. Het is de voorlaatste stop in de Malediven, hierna volgt nog het
kleine atol Addu waar we uit gaan klaren. Nadeel van Addu is dat je alleen maar
heel diep (30 meter of dieper) kunt ankeren als er geen ruimte meer is in het
kleine haventje bij Gan. Met vijf boten ligt het daar vol en blijkbaar wemelt
het van de bommies onder water. Onze voorgaande zeilers melden bovendien dat er
amper verse groenten te vinden zijn. Code Zero mailde dat ze zes
aardappels op het hele atol gevonden hadden. Door het slechte weer ligt de
bevoorrading van alle eilanden op zijn gat, dat hadden wij ook al gemerkt de
laatste dagen. Onze vaarvergunning loopt op 6 juni af, dus we hebben nog wat
tijd. Die kunnen we beter hier afwachten, de lagune biedt goede bescherming en het anker ligt vorstelijk op slechts vijf meter
diepte ingegraven in het koraalzand. Alle vijf wachten we op de goede wind. We
moeten het kanaal tussen de twee atols oversteken, daar staat een sterke
oostgaande stroming. Nu waait de wind nog altijd uit het zuiden waardoor we
simpelweg niet de benodigde koers kunnen houden. Daar valt niet tegenaan te
sturen. Bij het oversteken van het 1½ Degree
Channel stuurden we 240 graden en de boot ging dwars door het water op een koers
van 180 graden. Nu lijkt er een westelijke wind aan te komen die we allemaal
gaan benutten om de laatste stap te zetten. Tevens kruisen we dan de evenaar
voor de derde maal! Intussen hebben we het gezellig met de andere zeilers,
soms met elkaar eten op de wal of een 'sundowner' drinken op één van de boten
waarbij ieder een lekker knabbeltje meebrengt. Elke dag struinen we het ruime
aanbod van supermarktjes af op zoek naar aardappelen, uien en knoflook. Gisteren
had niemand wat, maar vandaag lopen er wat schepen binnen met nieuwe voorraad.
Ik scoor een paprika, aubergines en wat prei en sperzieboontjes. De
verjaardagskaarten voor twee kleinkinderen gaan op de post, geen idee wanneer
die in Nederland in de brievenbus zullen vallen. De kaart voor Lauren is nog
altijd niet aangekomen en al ruim zeven weken onderweg. Nog steeds zijn we
ontzettend
blij met skype, zo kunnen we toch aanwezig zijn op dit soort dagen, al is het
virtueel.
En kunnen we de zwangerschap van Sandra ook een beetje volgen. Daar wordt in
oktober hun derde kindje verwacht. Daarmee komt de teller op zeven kleinkinderen, mijn
geluksgetal. Wat een rijkdom, zo'n groeiende familie!
Vrijdag 19 juni 2015
Een oversteek die we nooit gaan vergeten!
De afstand tussen Addu, de meest zuidelijke atol van de Malediven, en Mahé,
het hoofdeiland van de Seychellen is in een rechte lijn een kleine 1100
zeemijlen. Rekenend met ons gemiddelde van 100 mijl in 24 uur zouden we normaal
gesproken een dag of elf onderweg zijn. Ware het niet dat we in een specifiek
gebied qua weersgesteldheid zitten. We hebben te maken met de ITCZ ofwel
InterTropicalConvergentieZone (ook wel Doldrums). Een strook van een paar honderd mijl breed waarin
weinig wind is, behalve tijdens de veel voorkomende squalls. Donkere zwarte
luchten die van alle kanten op ons af komen en een pak regen én wind over ons
heen storten. Overdag duidelijk zichtbaar, maar 's nachts worden we nogal eens
verrast. Er moet snel een of twee riffen in het grootzeil, want in luttele
minuten loopt de windmeter op van zes knopen naar twintig en meer. Soms duurt
het een aantal uren, meestal is het na een half uur overgewaaid. Heerlijk om af
te koelen, we pakken de shampoofles en badderen in de regen, 's nachts niet
natuurlijk. In deze tijd van het jaar verschuift de ITCZ van pakweg 10º
zuid naar een paar graden noord van de evenaar. Als je deze zone haaks
oversteekt, ben je er het snelst doorheen. Maar dat is zuid en niet onze
bestemming. Die ligt pal west en in het midden van de ITCZ, betekent dat we er
continu in blijven hangen van oost naar west. Bij vertrek uit Addu zijn we nog
vol goede moed dat het wel mee zal vallen, we hebben vaker in lichte wind
gezeild. Maar nu zit er een ander addertje onder het gras waar we niet op
gerekend hebben, stroming! De eerste dagen gaan tergend langzaam, ons
daggemiddelde ligt ver onder de 100 mijl. De wind is enorm variabel van richting,
noem een richting, we hebben alles. Dit heeft tot gevolg dat we om de haverklap
zeilwisselingen uitvoeren, zeilen over bakboord, boom in de genua, windshift,
zeilen over stuurboord. Eerst boom eruit, zeilen omzetten, boom erin, wachten.
Wind komt van achter in, grootzeil weg, twee voorzeilen op met allebei een boom
erin. Wind draait, bomen eruit, een voorzeil naar beneden, grootzeil weer hijsen,
squall, riffen zetten. In deze tropische temperaturen zijn het afmattende
bezigheden. Tot grote frustratie zien we dat we zeker twee knopen stroom tegen
hebben die ons wegzet naar het zuidoosten. De motor gaat aan om ons op koers en
enige snelheid te houden, we hebben namelijk nogal haast.
Mem
Alle opties hebben we zorgvuldig doorgepraat. We
zien geen veilige mogelijkheid om Nightfly onbemand in de Malediven
achter te laten. Het gaat niet goed met de moeder van Warren en daar worden we
onrustig van. Ze is bijna 94 jaar, op die leeftijd een mens van de dag. Maar wel
een oersterke! Warren's zus houdt ons op de hoogte en om de paar dagen bellen we
Mem via skype. De ene keer klinkt ze somber, vaker is ze vol goede moed. Als we
nu naar Nederland willen, gaan we het liefst samen. Maar in de Malediven kan alleen
geankerd worden, dan ligt Nightfly zonder enig toezicht, te kwetsbaar
voor veranderende weersomstandigheden. "Dan ga jij alleen", zeg ik tegen Warren.
"Geen haar op mijn hoofd overweegt om jou, een vrouw alleen hier in Moslimland,
achter te laten. We gaan samen of we gaan niet". Warren is heel resoluut. Vanuit
Nederland geeft de familie geen noodkreet af, we vertrouwen erop dat Mem er weer
bovenop krabbelt. Dat heeft ze al meerdere malen bewezen, waarom nu niet? In
twee dagen zijn we uitgecheckt en na een laatste telefoontje met Mem op 30 mei
vertrekken we de volgende dag naar de Seychellen. We weten dat daar een
jachthaven is waar Nightfly veilig kan liggen terwijl wij naar huis vliegen. Hoe
dan ook, we willen Mem knuffelen, zo snel mogelijk. Het mag niet zo zijn.
Na de tweede dag op zee mailen Wendy en Sandra
dat het opeens veel slechter gaat met Mem. Tegen beter weten in blijven we hoop
houden, zetten de motor nog een tandje harder, maar zijn ook voorbereid op het
onvermijdelijke. Op 4 juni ontvangen we het verdrietige nieuws dat Mem 's nachts
is gestorven. We lezen de mail met ongeloof en kijken elkaar reddeloos verloren
aan. Hebben we dan zo verkeerd 'gegokt', zijn we te egoïstisch geweest door
eerst aan de boot te denken? Nu zijn we letterlijk aan de andere kant van de
wereld, midden op de Indische Oceaan in niemandsland. We kunnen niets, helemaal
niets. Zoveel vragen, zoveel emoties, wat zijn we nu ongelofelijk blij met de
mogelijkheid van mailen via de SSB radio. Intens en intensief mailen we met
broer en zussen, onze kinderen, dankzij hen krijgen we een heel goed beeld van
Mem haar laatste levensdagen. Dit geeft ons enorme steun en troost, het gevoel
dat we er toch een beetje bij zijn. En maakt
het verwerken van een onwerkelijke gevoel tot een realiteit.
Noem het bijgeloof of verbeelding, ik vind het
een mooie symboliek. De hele nacht al probeert een grote vogel te landen op de
top van de mast. Wij zijn daar niet zo tuk op, want daar zit de windmeter en die kan slecht tegen grote vogelklauwen. We proberen hem te verjagen zonder succes.
Het lukt hem om te landen en hij blijft daar een lange tijd zitten. De volgende
dag, 3 juni vliegt diezelfde vogel rondjes om de boot om uiteindelijk voor op de
boeg op de reling te landen. Daar blijft hij pontificaal de hele dag zitten. Hij
poetst en poetst zijn verenlijf van voor tot achter om tussendoor een dutje te doen. Soms als wij wat aan het voorzeil moeten verstellen, vliegt hij weg, maar
zit weldra op hetzelfde plekje. Dan begint het zwaar te regenen en te waaien,
hij vertrekt. Tot onze schrik schampt hij de wieken van de windmolen waarbij hij
zijn vleugel zwaar beschadigd en in het water valt. Ontdaan kijken we toe hoe
hij in de golven verdwijnt. Voor mij het gevoel dat Mem op haar laatste dag een stukje
met ons is meegezeild . Het voelde goed!
Vandaag is de begrafenis van Mem. "Weet je wat
we doen? We drinken vandaag een borrel op Mem", zegt Warren opeens. Normaal
is alcohol taboe onderweg, maar daar hebben we nu lak aan. Tegen half
zes, dan begint op NL tijd de uitvaartdienst, klinken onze glazen en proosten we
op deze unieke vrouw. Kort daarna trekt de hele lucht rondom ons dicht en is het
één grote grijze massa. We twijfelen of we nog wel een zeilboot zijn en geen
onderzeeër. Het begint te hozen en de rest van de avond en nacht komt de ene na
de andere squall op ons af. Zo heftig hebben we ze nog niet gezien. Als Warren
de wacht om negen uur aan mij overdraagt, heeft hij twee riffen in het grootzeil
gezet. De genua staat nog vol uit. Een paar nachten geleden nog hadden we met
volle maan zeeën van licht, door dit dikke wolkendek heeft de maan geen schijn
van kans. Het is aarde donker buiten, met moeite onderscheid ik de helmstok in
de kuip en dat is slechts een halve meter van me af. Ik houd de windmeter
continu in de gaten die langzaam oploopt van 12 naar 20 knopen, geen zorgelijk
getal. Opeens uit het niets slaat het ons om de oren. Ziedende wind, 36 knopen
registreert mijn oog, en een striemende regen vallen ons aan. Ik gil Warren zijn
bed uit en probeer vervolgens de genua met behulp van de lier in te draaien. In
een paar tellen ben ik doorweekt. Warren rent in zijn blote toko naar buiten,
gooit de grootschoot los en loopt naar de mast. We hebben een kleine
miscommunicatie. Warren begreep dat ik een 3e rif in het grootzeil wilde en
wacht op mijn assistentie, ik zit achter op zijn hulp te wachten om de genua te
reven. Uit mijn ooghoek zie ik iets wits door de lucht vliegen, Warren ziet het
ook en roept optimistisch, "Dat was vast een vogel". Ja hoor, een rechthoekige
zeker! Samen lukt het om de genua helemaal in te draaien. Zodra de wind zakt
naar 25 knopen, laten we voorzichtig de genua een stukje gaan om te ontdekken
dat daar iets heel erg mis is. Het deklicht is aan en in een moment van
relatieve windstilte draait Warren hem helemaal uit en laat ik hem zakken. De
bovenste helft van het zeil is compleet aan flarden gescheurd. We zetten de high
aspect ervoor in de plaats die een stuk kleiner is. Warren gaat weer naar bed.
De hele nacht blijft het dik 25 knopen waaien en knettert het onweer boven ons
hoofd. Bij daglicht vindt Warren in het
grootzeil ook een scheur net onder het derde rif. Om erger te voorkomen blijven
we voorlopig met drie riffen en een kleine genua zeilen. Tenzij het weer droog
wordt en minder wind, dan halen we hem naar beneden om te naaien, anders zit er
niks op.
(In)Spannende aktie
Na twee dagen dikke wind en golven te hebben,
zakt de wind verder in. Met zo weinig zeil op kunnen we helemaal geen koers meer
houden, nog altijd zit de stroming ons tegen. "Ik moet er aan geloven" zegt
Warren vastbesloten, "Ik ga naaien". Met naald en draad en de leesbril op zijn
neus installeert hij zich in de gele regenjas op de buiskap. De schade lijkt mee
te vallen. Het zeilgaren is op een naad over een lengte van 30 centimeter
compleet opgelost door de UV straling. Warren kan met de naald door dezelfde
gaatjes prikken, maar zit in een ongelofelijk ongemakkelijke houding. De boot
zwiept van links naar rechts, hij heeft geen handen over om zich mee vast te
houden, toch houdt hij zich in balans zonder eraf te donderen. Na ruim twee
uur zwoegen zijn z'n voeten helemaal verkrampt, die hebben als zuignappen moeten
werken. Het grootzeil kan weer ontreefd worden. We zien meer kleine scheurtjes
waar het licht door schijnt, allemaal potentiële gevaren. Bij een leeftijd van
negen jaar en bijna dagelijks gebruik en blootstelling aan de meest
uiteenlopende weerssituaties, is onze zeilgarderobe natuurlijk al aan zijn oude
dag begonnen. Het lijkt erop dat we aan vernieuwing toe zijn. Er volgen
een paar dagen dat de motor constant draait bij gebrek aan wind. Warren rekent uit
hoelang we dat kunnen volhouden zonder alles te verbrassen. Zeker voor de
laatste mijlen bij aankomst moeten we diesel reserveren. Hij vindt nog een extra
tien liter uit de tank voor de kachel, die hebben we voorlopig niet in gebruik.
Dan is er totaal nog 90 liter in de hoofdtank, met de huidige snelheid van twee
knopen per uur kunnen we hiermee slechts 180 mijl afleggen. En we moeten nog
zeker 300 mijl. Zaterdagmiddag klokslag 12 uur zetten we de motor uit. Vanaf nu
is het wachten op de verlossende wind en proberen we de stroom dood te varen
zodat we niet achteruit gezet worden. Dat kost nog veel moeite. De hele nacht
zitten we om beurten actief op wacht naast de helmstok. De ogen zijn gefixeerd
op de windmeter en de kaartplotter waarop een lijn onze vaarrichting aangeeft. In
het donker is het extreem slaapverwekkend, niet meer dan een duwtje links of
rechts tegen de helmstok is vereist en maar blijven kijken. Zodra je te laat
bent met het duwtje, neemt de stroming direct de leiding en gaan we achteruit. De koerslijn die we achter ons aan trekken
wordt steeds grilliger. Elk wolkje wordt nu verwelkomt, meestal zit daar
wat wind in. We hebben zo'n 5 knopen wind, maar dan worden het er gauw twee of
drie meer en dat merk je meteen. Het kielzog begint wat te borrelen en de
vaarrichting gaat naar het westen, voor vijf minuten. Overdag zien we complete wolkentreinen voor
en achter ons langs gaan, helaas missen we ze allemaal. We geven onszelf de tijd
tot eind van de week, als we dan nog niet in de goede richting gaan, zullen we
onze bestemming moeten veranderen. Een bestemming die wel bereikbaar is met deze
wind en stroming. Na twee dagen zijn we al met al een mijl of vijftien afgezakt
naar het zuiden, een aardige prestatie.
In de verte verdwijnt onze redder uit het zicht.
Al snel is de horizon leeg en verlaten, het lijkt alsof er niks is gebeurd. Nog
maar een goed uur geleden, "Hé, een schip", roept Warren opeens. "Zal ik het
gewoon brutaal vragen?". Via het AIS systeem zien we dat het een tanker is
genaamd Cadiz Knutsen en negen mijl zuid van ons in tegengestelde
richting vaart met een snelheid
van twaalf knopen. Notabene het tweede schip sinds we onderweg zijn!
Via de marifoon roept Warren het schip op en legt zijn
vreemde vraag voor "Hebben jullie misschien 50 liter diesel voor ons?". Na een
minuut of tien komt er een positief antwoord en zien we zwarte pluimen de lucht
in gaan, de koers wordt bijgedraaid. In korte tijd zijn ze bij ons en ziet de
knaloranje tanker er angstvallig groot en indrukwekkend uit. Met haar lengte van
280 meter zijn wij een notendopje van 10 meter lang en ze varen rechts op ons af.
Doodeng vind ik het, maar ik zal toch moeten sturen. Warren staat op dek klaar
voor instructies van bovenaf. Ik stuur ons parallel naast de tanker en vaar met
tien meter tussen ons in op dezelfde snelheid met ze mee. Met een knal valt het
balletje (Keesje) op ons voordek waaraan een lijn verbonden zit met de tanker. Hoog boven
ons, zeker dertig meter, staan een paar mannen in overall klaar en laten een
jerrycan met diesel aan de lijn zakken die Warren strak houdt en naar zich toe
trekt over de reling. Hij knoopt het touw los van de jerrycan waar 25 liter in zit en zet hem
op het voordek. Hierna volgen er nog zeven met een totaal van 200 liter! Het is
hard werken voor Warren, de cans worden voor zijn gevoel steeds zwaarder. En ik
moet de koers goed houden, soms komen we te dichtbij en reken maar dat hun
stuurman ons bootje niet kan zien. Het gaat allemaal goed en we zijn
ongelofelijk dankbaar voor zoveel vrijgevigheid, midden op zee. Het zijn de
ideale omstandigheden voor zo'n aktie, geen golven van betekenis en nog ruim voor het
donker wordt. Met loeiende scheepshoorn neemt Cadiz Knutsen afscheid van ons, de
mannen aan dek zwaaien en Warren bedankt de kapitein uitgebreid via de marifoon.
Ze vervolgen hun oorspronkelijke koers en wij kunnen nu op de motor onze
westelijke koers weer aanhouden op naar de Seychellen. Beduusd kijken we naar de
lege zee om ons
heen, is dit wel echt gebeurd of dromen we? Maar aan beide kanten op het voordek
staat langs de reling een rijtje felgroene en donkerblauwe gevulde jerrycans. We geven elkaar een high
five en grijnzen nog een aantal uren na. Dat hebben we toch mooi geflikt!
Op de achttiende dag laten we 's avonds rond
negen uur het anker vallen in de baai van Victoria, de hoofdplaats van de
Seychellen. Uiteindelijk zijn we de stroming kwijtgeraakt en konden de afgelopen
twee dagen met ruim vijf knopen snelheid zeilen en maken we zelfs een eindspurt, wat een lekker gevoel.
Tegelijkertijd met twee andere boten zijn we vanuit de Malediven vertrokken,
beiden zijn een week eerder al aangekomen. Alledrie hebben we veel moeten
motoren, wij maar liefst 150 uur wat we normaal in een heel jaar doen. Gisteren
18 juni, een nationale feestdag voor de Seychellen, werden we door negen man sterk ingeklaard, de boot zinkt bijna. Als een
van de eerste dingen gaan we vandaag de wal op een geldautomaat zoeken om de portemonnee te vullen,
daarna internet. Bij elke aankomst op een nieuwe bestemming
belden we via skype met Mem dat we veilig aangekomen zijn. "Ha die Warren, do bist it, bliid om fan dy te hearren! Wer binne jimme no?", waren steevast haar eerste woorden.
We werden vervolgens helemaal bijgepraat over de familie waarbij niemand werd
overgeslagen. Na ons telefoontje pakte ze vaak de Bosatlas om op te zoeken waar
we waren. Hiermee was haar nooit aflatende honger naar kennis weer voor even gestild.
Het zal wennen zijn, nooit meer kunnen bellen.
Mijn lieve schoonmoeder, een heel bijzondere en
wijze vrouw. Ik zal haar missen!
Vrijdag 31
juli 2015 De
Seychellen zijn mooi
Ik open de plastic tas, vers stokbrood, zoute boter en marmelade. Een smakelijk
welkomstcadeautje van Bill en Tracey. Nightfly en Zephyr kennen
elkaar sinds 2011, op Suwarrow in de Pacific lagen we tegelijkertijd voor anker
en nu, vier jaar later kruisen onze vaarwegen elkaar weer, leuk! We voelen ons
heel verwant, Bill en Tracey deden er 17 dagen over van de Malediven naar hier,
we hebben ze verslagen met 1 dag. Tijdens oversteken zijn er altijd radionetjes
actief, deze keer melden zich zo'n 15 boten. We houden elkaar dagelijks op de hoogte van de vorderingen en
weersomstandigheden. Behalve de leuke afwisseling geeft het vaak ook een mentale
opkikker te weten dat we niet de enigen met problemen zijn. Als geen ander
snappen zeilers elkaar onderling, aan één woord heb je al genoeg om te weten
welk gevoel daarbij hoort. Niet alleen problemen worden besproken, ook de mooie
dingen zoals een indrukwekkende zonsondergang, een twinkelende sterrenhemel of
het net niet binnen halen van die vette vis aan je haak. Maar Bill die al in
Victoria lag, bood zelfs
aan om ons tegemoet te zeilen met volle jerrycans diesel. Nadat we dat
fantastische benzinestation op zee tegenkwamen, waren de reacties geweldig.
Allemaal willen ze het filmpje en de foto's zien. We hebben wel naam gemaakt!
Inmiddels is het zeilersdorp in Victoria gegroeid tot zo'n twaalf boten. De
laatste groep arriveert vanaf Chagos. Twee boten hebben dat traject in
recordtempo afgelegd, 1100 mijl in zes dagen. Tja, het verschil tussen veel en weinig
wind en stroming mee of tegen. Eén van de zeilers, Jamie, heeft veel kennis van
zeilmateriaal en hun eigenschappen. Hij werpt een deskundige blik op ons
gescheurde zeil en heeft maar één conclusie. Niet meer te repareren, versleten
en opgegeten door de zon. Hij neemt de maten op voor zowel de genua als voor het
grootzeil. De laatste wordt ook slecht, daar moeten we zuinig mee omgaan tot
deze vernieuwd kan worden. Jamie brengt via een zeilmaker in Nieuw Zeeland een
offerte uit. Wij vragen bij een zeilmaker in Zuid Afrika ook een offerte aan. We
kunnen ze niet een op een naast elkaar vergelijken, Jamie ziet beter de
bomen door het bos en geeft ons advies en uitleg over de verschillen en overeenkomsten.
Het wordt ons snel duidelijk dat we in Zuid Afrika veel goedkoper zaken kunnen
doen. Ons grootzeil nemen we samen met de naaimachine in de bijboot mee naar de
eerste verdieping van de jachtclub. Op zondag is die ruimte vrij ter beschikking
en ideaal voor ons om zo'n grote lap zeil te naaien. De zogenaamde broek is over
de hele breedte losgescheurd. Daar naaien we een brede strook zeildoek overheen.
Hier en daar nog wat gaatjes en scheurtjes oplappen en dan kan hij weer terug op
de giek. De benedenverdieping van het clubgebouw bestaat uit het restaurant met bar,
kantoor en toilet/douche ruimte. De keuken serveert elke dag speciale
aanbiedingen en het smaakt altijd heerlijk. Na zolang uit potjes te hebben
gegeten, zijn dit goddelijke maaltijden. Elk ander restaurant in Victoria is
vaak dubbel zo duur of nog meer. Drie keer raden waar alle zeilers te vinden
zijn. Het terras is de pleisterplaats voor onze groep. Erg gezellig en continu
verschillend van samenstelling. Voor Divanty en Nightfly wordt het
vaste prik op zondagmiddag, uitgebreid borrelen en lunchen op de club. We
ontmoetten elkaar op Thinadoo in de Malediven en zijn sindsdien vaak in elkaars
buurt te vinden. Je merkt direct of er een echte klik is wanneer je nieuwe
mensen ontmoet. We kunnen lekker met Anthony en Davina ouwehoeren en hun Engelse
humor is kostelijk. Binnenkort scheiden onze wegen zich weer, zij gaan terug
naar India, wij gaan verder westwaarts.
Op twee geleende vouwfietsjes verkennen we Victoria en omgeving. Tijdens het
reactiveren van verwaarloosde spieren onderzoeken we waar de interessante winkels
voor ons zijn, supermarkten en doe-het-zelf zaakjes, waar zit de gasboer en de
bakker en al
rap weten we aardig de weg. De Seychellen bestaat uit vier groepen van totaal
meer dan 115 eilanden, de hoofdgroep is Mahé en omliggende eilanden, totaal zo'n
91.000 inwoners waarvan 90% op Mahé woont. Mahé meet in de lengte 28 kilometer
en in de breedte slechts 8 km. Niet heel groot, maar de bergen gaan wel de lucht
in, de hoogste is 905 meter. We ervaren het als een meer dan welkome afwisseling
met de Malediven, ruim vanuit de verte zagen we de bergen al opdoemen, eindelijk
een echt eiland. Prachtig groen, normale asfaltwegen met stoepen erlangs, geen
lange jurken met hoofddoekjes meer, 87% van de Seychellois is Rooms Katholiek.
We proeven een totaal andere sfeer waarbij wij ons erg prettig voelen. Vrijheid
blijheid, kleed je zoals je zelf verkiest, geloof wat je zelf wil. In de
Malediven wordt geen enkel andere religie getolereerd dan de Islam. Op één van
de eilandjes liepen we een Indiaas echtpaar tegen het lijf waarvan de man
onderwijzer Engels in het dorp was. Ze waren Christenen, maar konden en mochten
daar op geen enkele manier uiting aan geven, behalve binnenshuis. Ze vielen ons
direct op door hun niet-Moslim kleding dus ook blootshoofd. Het gaf mij een
gevoel van "Oh prettig, ik ben niet de enige". Geen twijfel, het waren allen
erg aardige en vriendelijke mensen op de Malediven, toch voelt het op de
Seychellen meer als onze wereld. Wat een plezier om hier de mensen te bekijken,
een Afrikaanse inslag, veel rastahaar en kleine krulletjes. Ze spreken Creools
wat een mengelmoes is van Frans en wat Engels waarbij veel Franse woorden
fonetisch worden geschreven. Behalve enkele woorden verstaan we er geen barst
van. Maakt niet uit, als we ze in het Frans goedenochtend wensen, krijgen we een
prachtig Frans antwoord. Doen we dat in het Engels, ook geen probleem. Engels
kunnen ze allemaal, ook de kleine kinderen., We doen niet alleen
aan 'sight-seeing', maar ook aan 'size-seeing'! Het gros van de dames is
gezegend met enorm weelderige borstpartijen en aan de achterkant uitbundig ronde
dikke konten. Klinkklaar is hier sprake van overgewicht. Niet dat men zich daar
druk over lijkt te maken, alles zit verpakt in strakke shirtjes en rokjes,
heftige decolletés waarbij weinig aan de verbeelding wordt overgelaten.
Uitdijen zal wellicht in de genen zitten, want zelfs de jonge slanke meisjes
hebben al ronde billen. Ik trek met een gerust hart mijn rokjes en hemdjes uit
de kast. Ze zullen ons vast magere scharminkels vinden, dus doen we ons best om
wat te groeien. Alles is verkrijgbaar, een paar specifieke winkels hebben
Europese producten in hun schappen die wekelijks vanuit Frankrijk en Nederland
worden ingevlogen. Ik kan een aantal etiketten gewoon in het Nederlands lezen.
Vanzelfsprekend horen er specifieke prijzen bij, maar we mogen onszelf best
verwennen op zijn tijd. Het water loopt me in de mond als ik een mals stukje
varkensvlees uit de koeling pak, verse spinazie en verse champignons, Franse
kaasjes, dipsausjes, salami-worstjes en een krakend verse baguette. We worden er
hebberig van, met volle tassen fietsen we terug, alleen het stokbrood redt het
niet tot thuis. Tenslotte moeten we ook een tapbiertje op de club drinken, daar
kunnen we echt niet aan voorbij lopen.
Als we na drie weken aan een mooring (waarvan Warren onder water het
bijbehorende cementblok zonder moeite met de handen op kon tillen, niet zo
betrouwbaar, dus ons eigen anker ernaast uitgegooid) lekker rustig in de havenkom van de jachtclub
hebben gelegen, zeilen we naar de westkant van Mahé. Eerst naar de grote baai
Beau Vallon dat een verzameling van hotels en restaurants bevat met een goudgeel
zandstrand waarop de vakantiegangers zich laten verbranden door de zon. Behalve
een strandwandeling is er voor ons niet zoveel te beleven. We zeilen verder
langs de kust omlaag naar Anse a la Mouche. Het is een wat ruige zee met matig
zicht als het gaat regenen. Een paar mijl voor we er zijn ontwaar ik iets
afwijkends in het water, een boei? Ik pak de verrekijker en zie vreemde vormen
boven water uitsteken. Ik roep Warren erbij, "Dat is een catamaran op zijn kop!"
zegt hij. Direct roept hij Portcontrol via de marifoon op om onze lugubere vondst te
melden, hij geeft de coördinaten door en inmiddels zijn we zo dichtbij dat we de
naam op de romp kunnen lezen. Een paar luiken staan open en het water borrelt
telkens wanneer de boot door de golven wordt opgetild. Na een rondje erom heen
gevaren te hebben, we zien niemand in het water liggen, springt Warren met
snorkel en flippers overboord en zwemt erheen. Hij klopt een paar keer op de
romp, maar krijgt (gelukkig?) geen reactie. Onder water ziet hij dat de mast
eraf ligt en het dek behoorlijk beschadigd is. Die moet er al langer liggen zo
te zien. Ik pik Warren op en hij neemt weer contact op met Portcontrol. Hij
vertelt zijn bevindingen en krijgt opeens doodleuk de bevestiging dat het schip
vier dagen eerder gekapseisd is. Fijn, hadden ze dat niet meteen kunnen zeggen.
Op internet lezen we later dat vijf vakantiegangers het schip gehuurd hadden, op
een gegeven moment begaf de motor het en liep het schip in korte tijd onder
water, oorzaak onbekend. Ze konden met hun bijboot veilig de wal bereiken. Portcontrol had op zijn
minst een lichtboei erbij kunnen plaatsen, zo is het een gevaar op het water. Het
duurt nog vijf dagen voordat het wrak eindelijk wordt weggesleept. In Anse a la
Mouche ankeren we vlakbij Zephyr. De baai wordt net als bij Beau Vallon weelderig omlijst door groene
bergen en hellingen, hier ook velden waarop groenten
verbouwd worden. We kunnen vers van de grond onze groente kopen, heerlijk.
De prijzen zijn vele malen lager dan op de groente- en fruitmarkt in Victoria,
waar het heel ongewoon zelfs behoorlijk duurder is dan in de plaatselijke supermarkt.
Prettige bijkomstigheid is dat het verse spul buiten de koelkast langer houdbaar
is. Oppassen dat ik niet teveel ineens koop, zo lekker allemaal. Ook al zitten
we nog steeds dichtbij de evenaar, de benauwde hitte is hier niet aanwezig zoals
in de Malediven, maar in de boot is het nog altijd 28 graden. Overdag vinden we het gewoon lekker
warm weer, 's avonds koelt het redelijk af zodat we beter slapen, ja zelfs weer
lepeltje lepeltje! Een douche in zee geeft in eerste instantie een schrikeffect,
oef, koud, maar na een paar tellen went het. Met recht een verfrissende duik.
Reuzenschildpadden en zwemmende dieven
Ruim veertig mijl oostelijk liggen twee eilanden, Praslin en La Digue die we
gaan bezoeken. Met vliegende vaart en twee riffen in het grootzeil zeilen we in
negen uur naar de noordkant waar de mooie idyllische baai Anse Lazio ligt, de
meest beschermde ankerbaai in dit seizoen. Op het strand liggen joekels van
zandkleurige rotsstenen die mooi contrasteren met het blauwe zeewater. Met twee
andere zeilstellen pakken we de bus en toeren in een ruk over het hele eiland.
Terugreis doen we in twee stukken, aan de zuidkant stappen we in Baie St.Anne
uit voor de lunch. Voor elke busrit, hoe lang maakt niet uit, betaal je vijf
rupee (40 eurocent), super manier om het eiland te bekijken. Vanaf ons strand
start een wandelroute die ons zwetend boven op de berg brengt met mooie
uitzichten. Bij de mangobomen kan Warren het niet laten en klimt omhoog om een
paar verleidelijk geurende vruchten te plukken. Hij komt met een gescheurde broek beneden.
Mijn schoenen glijen uit over kleine grintsteentjes en ik beland op mijn kont
zonder ernstige schade. Alleen het fototoestel dat ik in mijn hand heb en eerder
dan mijn hand de rotsige bodem bereikt, heeft krassen op de achterkant opgelopen.
Hmm, dit lijkt het einde van de waterdichtheid van het toestel. Na een drie uur
durend zeiltochtje zijn we bij Ile La Digue waar we het kleine havenkommetje
binnen motoren. Het ligt bijna vol met allemaal grote huurcatamarans, maar ons
kleine bootje past er altijd wel tussen. We ankeren med-mooring, anker valt in
het midden van de kom en achteruit motoren we naar de wal waar Warren twee lijnen
aan dikke rotsen vastbindt. Zo vast als een huis en geen rimpeltje op het water,
heerlijk rustig en stil. La Digue is een lieflijk eiland waar het vervoersmiddel
de fiets is. We huren er twee voor een dag en fietsen eerst naar het Nationale
Park aan de westkant. Hier zijn de grootste schildpadden ter wereld te
bewonderen, de reuzenschildpad. Ze eten uit mijn hand als ik een groen blaadje
voor hun neus houd. We komen er later ook een tegen die op de weg
ligt uit te rusten. Iets verder liggen de giant rocks, enorme rotsblokken
willekeurig uitgestrooid op het witte strand, erg fotogeniek. Aan de
noordoostkant fietsen we vlak langs de zee totdat het fietspad ophoudt. Hier en
daar zitten gemene klimmetjes tussen waarvoor de versnelling van de fietsen niet
snel genoeg wil wisselen. Met pap in de benen, maar vooral een voldaan gevoel
leveren we de fietsen in en drinken uitgeput een koud biertje in de kuip. De
volgende ochtend vertrekt de buurboot, maar eerst word ik uitgenodigd om gratis
bij ze te komen winkelen. Het is hun laatste vakantiedag en ze hebben een wereld
aan levensmiddelen over die allemaal op de Nightfly belanden. Leuk joh
zulke buren!
We zijn weer terug op ons honk in Victoria Yachtclub, de onbetrouwbare mooring is nog altijd vrij
en we voeren dezelfde actie uit met ons anker erbij. Tijdens onze afwezigheid
zijn een drietal catamarans midden in de nacht bestolen van het een en ander. In
alle gevallen hebben de dieven de boten zwemmend bereikt. Bij catamarans heb je
bijna op water niveau traptreden op de uiteinden van de beide rompen en kan je
gemakkelijk de boot opstappen vanuit de bijboot. Maar zwemmend is het ook een
koud kunstje om aan boord te klimmen, wat niet opgemerkt wordt door de stabiele
ligging van een cat. In dit geval een groot voordeel om een kielboot te hebben
die onmiddellijk zal gaan hellen als iemand bij ons aan het gangboord gaat hangen
om aan boord te willen klauteren. De dieven hadden de brutaliteit om de bijboot
van een cat te 'lenen' waarmee ze naar een verderop gelegen catamaran zijn
geroeid waarop ze ook hun grijpgrage handjes hebben laten wapperen. Het bootje
werd de volgende dag ergens aan de kade teruggevonden. Veel zorgelijker is de
overval op een catamaran van een Duits echtpaar die we sinds Maleisië kennen.
Zij hebben de dieven betrapt en met een lichtkogel pistool beschoten. Daar
konden de dieven, die blijkbaar onder invloed van drugs verkeerden, nog altijd
om lachen. Intussen had zijn vrouw Jutta een van de twee belagers met een pepper
spray willen verjagen ware het niet dat de wind dat compleet verpestte. De
dief werd kwaad en pakte haar hoofd en sloeg haar ermee op één van de lieren. De
schipper heeft ze uiteindelijk met zijn machete achterna gezeten waarop ze in
het water sprongen en wegzwommen, de gestolen tablet zal ze niet veel plezier
hebben gegeven. Jutta heeft drie dagen niet kunnen eten zo ernstig was haar
gezicht en kaak beschadigd. Via de mail zijn we allemaal geïnformeerd en laten de boot niet meer achter
zonder de boel op slot te doen. Zelfs 's nachts sluiten we onszelf nu op, nog nooit
gebeurd. De bijboot takelen we omhoog en ligt aan een stalen kabel. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Het lijken incidenten,
gelukkig neemt de politie dit allemaal zeer serieus, maar het zal Jutta niet
helpen om haar gevoel van veiligheid terug te vinden.
Nou vooruit, nog één keertje zweten. Op het busstation pakken we bus nummer
14 waar we als sardientjes in een blikje in het gangpad staan te slingeren
terwijl de bus de haarspeldbochten omhoog de bergen in kruipt. Bij Le Sans
Soucis verlaten we de opgelucht de bus en gaan op zoek naar het begin van de
wandelroute voor de Trois Frères. Vanaf de boot hebben we die drie broers al die
weken duidelijk zien lonken, belachelijk hoog steken ze de lucht in. Het begint
heel onschuldig over een makkelijk bospad dat geleidelijk klimt. Al snel gaat
het over in rotsstenen en schuine lavazwarte rotswanden waar het bij nat weer
een heel ander verhaal zal zijn. Op het bord bij de start wordt leuk gesproken
over welke soort bomen en vogels je kunt zien onderweg. We missen ze allemaal,
we kijken alleen maar naar de volgende plek waar de voeten heen moeten. Het
wordt een inspannende en leuke klautertocht naar boven. We trekken onszelf aan
wortels en takken omhoog. Na anderhalf uur zien we het kruis dat de top markeert.
Natuurlijk wil Warren daar heen. Enorme rotsblokken met gapende spleten ertussen
moeten we overwinnen om op het winderige eindpunt uit te komen. Zoals altijd is
de overwinning zoet. Nog net op tijd maken we foto's van het fantastische
uitzicht, grijze wolkenflarden trekken over de bergen die het zicht wegnemen.
Naar beneden is eigenlijk veel lastiger, de knieën hebben het zwaar te verduren.
Terug bij de bushalte duurt het zeker nog een uur voor de bus komt. Gelukkig is
er een bankje waar we uitgeput op wachten. Deze buschauffeur heeft de berg af moeite met de
bochten nemen, hij moet een paar keer achteruit steken. Het zal me worst
zijn, ik zit lekker.
Acht uur in de ochtend, we slapen onze roes uit. Gisteravond op Divanty
gebarbecued met teveel wijn erbij. Een harde knal tegen de boot, we zijn op slag
broodnuchter. Buiten ligt een klein motorbootje naast de Nightfly en de
stuurman kijkt verontschuldigend. "Niks aan de hand, ik lette niet op. Ik was
mijn bootje aan het leeghozen en vergat te sturen. Ik botste tegen jullie
bijboot op, maar er is niks aan de hand". Ja ja , dat maken we zelf wel uit. De
bijboot hangt net boven het water in de takel en de knal werd blijkbaar
veroorzaakt door de botsing van het kleine bootje tegen de aluminium bodem van
ons bootje. Zo op het oog zien we geen schade, met de dingy van Divanty erbij
inspecteren Anthony en Warren alles grondig en inderdaad, niks aan de hand. Moet
er niet aan denken, net voor vertrek nog even schade oplopen, dank je de
koekoek. We zijn ruim zeven weken in de Seychellen, tijd voor wat nieuws. De
boot wordt volgeladen met gas, diesel, water en etenswaren. Komende maandag
klaren we uit en dan zijn we voor een aantal dagen op zee. Waar we uitkomen,
weten we nog niet, Mayotte of Madagascar. Kijken waar de wind ons brengt.
Donderdag 13 augustus 2015
Stront aan de knikker
Nog geen vijf minuten geleden heb ik de wacht van Warren overgenomen, van
drie tot zes, mijn laatste voor deze nacht. Met beleid beheer ik de
fruitvoorraad, snij een appel doormidden, leg een helft in de koelkast voor
manlief en peuzel buiten mijn helft op. Ik zit wakker te worden op ons
wachtplekje onder de buiskap. Het waait stevig, 20-24 knopen, de golven zijn
verward en worden langzaam hoger, twee tot drie en een halve meter. Ik heb net de kreus over
boord gegooid. Een snoeiharde PENG, de boot maakt even een rare beweging.
Vaarden we nou ergens tegenaan? Soms klappen we op de golven wat ook flinke
herrie maakt. Dan hoor ik het voorzeil klapperen. Ik draai de schoot aan, maar
het geklapper houdt niet op. Om de buiskap heen kijk ik naar voren en zie met
een misselijkmakend gevoel in mijn buik dat de hele voorstag met een grote boog
buiten boord hangt. Die is dus geknapt! Warren is al gealarmeerd door die knal en vliegt zijn bed
uit als ik hem de onheilstijding breng. Deklicht aan, want het is aardedonker
buiten. Warren rent naar de mast, de druk moet onmiddellijk uit het grootzeil om
de mast niet te verliezen. Ik gooi de grootschoot los, Warren trekt het
grootzeil naar beneden. Ik verleg de koers zodat we van de wind wegvaren
waardoor we ook minder wild op de golven botsen. Warren draait de wegneembare
stag in het gangboord los en zet die als de sodemieter voor op de boeg vast als
eerste zekering. God
wat zijn we blij dat we die ook hebben. Maar nu....het voorzeil staat enorm te
trekken aan de mast, de boel moet naar beneden, zo snel mogelijk. "Denk na, denk
na Elzinga, .... een mes!" en hij vliegt naar achteren. Ik sta bij de mast en zie dat
de val van het voorzeil boven de stopper de hele buitenmantel kwijt is en dat de
compleet gerafelde binnenmantel op springen staat. Net onder de stopper is de
val opgestroopt tot een dik hard stuk. "Doorsnijden",
komt Warren met een mes in zijn hand aangesneld. Ik opper of we niet eerst
moeten proberen of de val er nog doorheen wil, want dan kunnen we het voorzeil
inclusief voorstag en Furlex langzaam laten zakken. Als het voorzeil halverwege
is, zit de val muurvast in de mast. "Omhoog weer met dat zeil", vloekt
Warren en trekt met moeite de val weer zover terug tot hij bij het kapotte
gedeelte is en snijdt dan de val door. Voorstag, furlex en voorzeil donderen in
het zwarte water. De mast is gered, maar het zeil niet. Die wordt onder water
getrokken en het lukt met geen mogelijkheid om het zeil van de furlex te krijgen.
Met pijn snijden we het zeil
los en hijsen dan met zijn tweeën de stag en furlex
aan boord die we vastbinden aan de reling, aan de achterkant blijft een stuk
uitsteken. Overal doen mijn benen pijn van het hangen tegen de reling, mijn
armen van het zeil proberen uit het water te trekken terwijl er tonnen water in hangt.
Ondertussen gaat onze koers teveel richting de ondiepten van het nabijgelegen
eiland Farqhuar dat nog bij de Seychellen hoort. Uit de 'kelder' diepen we de
werkfok op en haken die met de leuvers aan de wegneembare stag. Tevens zetten we
twee extra vallen naar de boeg ter ondersteuning van de mast. Ruim een uur later
ligt Warren weer in bed, toch een aardig strakke actie. Door het vele malen kleinere
zeiloppervlak kunnen we niet zo scherp meer aan de wind zeilen en verliezen we
hoogte. In plaats van oost passeren we nu west van Farqhuar en Warren overweegt
of we daar gaan stoppen, zodat hij de mast in kan om nog een extra val te plaatsen.
Tegen de tijd dat we de volgende dag bij de aanloop zijn, is het alweer donker,
dus dat doen we maar niet. Al zeilende in de luwte van het eiland is ook geen
optie, want de zee blijft te woelig om naar boven te klimmen. Stiekem ben ik
blij dat Warren dat idee laat varen, best gevaarlijk ook al gaat hij gezekerd
naar boven. We vertrouwen voorlopig op de sterke dynema lijnen naast de
wegneembare stag om ons veilig naar Madagascar te brengen. Want dat lijdt geen
twijfel meer, onze bestemming wordt de dichtstbijzijnde mogelijkheid en dat is
Madagascar.
Bad, bed en brood
Was dat onlangs niet iets over een dreigende kabinetscrisis in Nederland? Bij
ons heeft het alles te maken met Nightfly, geen crisis maar genot na
afzien. Tijdens oversteken slapen we om beurten in de achterhut, waar het nog
altijd broeiend warm is. Deze rit kunnen er geen raampjes open voor een
verkoelend briesje, teveel kans op water in de kuip en dus in bed. Onder een lakentje en met
mijn eigen kussen probeer ik drie uurtjes slaap te pakken. Warren neemt mijn
warme plekje over, maar moet van mij ook zijn eigen kussen gebruiken. Bezwete
kussens neem ik niet over, jakkes. We zeilen over stuurboord wat de lighouding
achterin ten goede komt, we rollen vanzelf tegen de zak met de halfwinder en
alle andere troep die gezellig naast ons ligt opgeslagen. Voor het koken geldt
het tegenovergestelde. Zodra ik een kastje opentrek en er een blik eten uithaal,
is het zorgvuldige evenwicht weg en ontstaat er ruimte voor de overige blikken
om te schuiven of brutaalweg uit de kast te donderen. Koelkast idem dito, potjes
en flesjes vallen om wanneer ik de bak voorbereide groenten en vlees nodig
heb om een meestermaaltijd in elkaar te flansen. Als dat allemaal op is, komt
het blikvoer uit de kast. De ene dag gecombineerd met rijst, de volgende met
pasta, wonderwel smaakt het toch telkens iets anders. We redden het deze acht
dagen op zee niet met de drie broden die we in de Seychellen gekocht hebben. Bij
de laatste sneetjes moeten we wat groene plekjes wegsnijden en gaan dan over op
toastjes. We hebben allebei niet de puf om op deze woelige baren binnen te
jongleren om deeg te kneden, te lang binnen bezig zijn maakt je vanzelf
misselijk. Inmiddels walg ik van mezelf, alles plakt en zweet, een fatsoenlijk
bad zit er niet in deze tocht. We beperken ons tot de washand die prima dienst
doet om het lijf fris te houden. In mijn kinderjaren was het heel gewoon dat we
maar één keer per week, op zaterdag in de teil gingen. En dan ook nog in het
badwater van mijn oudere broer. Een douche kregen we pas veel later, een hoekje
in een slaapkamer waar een gordijn om een douchebak hing, wat een luxe was dat.
Mijn gelukkig superkorte haren (waar in Victoria een geleende tondeuse overheen
is geweest, nu met een langere opzetkam) moeten zich onthouden van een sopbeurt,
teveel gedoe boven de gootsteen.
Einde middag op de zevende dag, Land Ahoy! Cape Ambre de noordkaap van
Madagascar is in zicht maar nog heel ver weg. In de nachtwacht steek ik mijn
neus boven de buiskap en ruik land, specifieke geuren die duidelijk
de zeelucht gaan overheersen. Bij Nosy Mitsio gooien we woensdagmiddag 12 augustus rond vijf
uur ons anker uit en zetten de klok weer een uurtje terug. Met de zomertijd in
Nederland hebben we nog maar één uur tijdsverschil! Als eerste springen we
overboord, wauw wat is dit lekker. Het water is lang niet zo koud als in de
Seychellen en we soppen er op los. Daarna ga ik direct aan de slag om een brood
te bakken. De boot wordt weer omgebouwd tot woning en alle spullen uit de
voorhut gaan terug naar hun plek in de achterhut. Schone lakens uit de kast op
ons bed, schone slopen om de kussens, een schoon lijf en alle ellende vergetend slapen
we als babies op
een supervlak water. Ons pietepeuterig kleine vriesvakje levert de volgende
ochtend een verrassing op, vacuum verpakte plakjes bacon die er al weken in
liggen en nog prima ruiken. We verdienen een uitgebreid ontbijt. Gebakken eieren
met spek op het krakend verse sneetje bruinbrood, kopje thee, glaasje jus
d'orange, broodje hagelslag, broodje kaas. Jammie, wat een genot!
September 2015
Madagascar, een totaal andere wereld
Een dag of vier liggen we in de baai van Nosy Mitsio om onze wonden te
likken. De langs de reling opgebonden rolfurlex wordt uit elkaar geboord en in
korte stukken samengebonden. Te veel verbogen om nog van dienst te kunnen zijn.
Overige onderdelen zoals de trommel haalt Warren schroefje voor schroefje uit
elkaar, maakt alles grondig schoon en checkt of daar problemen uit voort kunnen
komen bij weder gebruik. Zeker een halve dag is hij in de weer om een nieuwe dynema val in de mast in te scheren. Dit wordt naast de wegneembare stag nu de
sterkste steun voor de mast en kan de tijdelijke terug naar zijn plek bij de
mast om zijn rol als genakerval weer te vervullen. Om deze dynema stag goed
op spanning te brengen, gebruikt Warren de ankerlier waarbij een 100 ampere
zekering eruit vliegt. Nou, dat snaartje staat wel strak genoeg! Overleg met
de verzekering en de later opgedane wetenschap dat vernieuwen hier op Madagascar niet gaat lukken, zal dit ons naar Zuid Afrika moeten brengen, wij
hebben er wel vertrouwen in. Ik werk de stinkende was weg en kook lekkere
maaltjes. We slapen heerlijk bij en genieten van de rust om ons heen. Ook al
zijn we nog niet legaal in het land, het zou hier geen probleem zijn om naar de
wal te gaan, maar daar hebben we beiden geen enkele behoefte aan. We bekijken
vanaf ons bootje de hutjes die langs het strand staan, niet meer dan rietmatten
muren met bananenbladeren daken. Bezoek krijgen we vanzelf, de ene pirogue na de
andere komt langs. Een jongeman vraagt of we een accu kunnen bijladen, geen
probleem. Als hij hem de volgende dag komt ophalen, brengt hij twee kokosnoten
mee. We nodigen hem aan boord uit en tijdens het gesprek blijkt hij student
medicijnen te zijn. Hier in het dorp is geen dokter, voor de studie moet hij
naar het vaste land en als er even geen geld is, houdt de studie tijdelijk op.
Zijn vader is de chef de village en we geven wat vishaken, algemene pijnstillers
en een flesje ontsmettingsmiddel mee voor het dorp. Een pirogue met vijf dames
peddelt langs en begint brutaalweg om voetballen en wat al niet meer te vragen.
Warren heeft een hele nuttige zin bedacht die nog vaak genoeg blijkt te werken.
Ce n'est pas un magasin", we zijn geen winkel ". Meestal wordt er dan begrijpend
gegniffeld, maar een van deze vouwen zit boos te zwaaien met haar handen, zo
van, ga weg! De middelste en verreweg de mooiste van het stel begint openlijk
met Warren te flirten, ze wil wel op de boot komen. Ja ja, voor je het weet,
blijft ze wonen.
De Cours de Helle, letterlijk vertaald 'weg naar de hel', komt uit bij de
witgekalkte bladderende kerk in Hellville, ofwel Andoany. Deze hoofdplaats van
Nosy Be dankt zijn Europese naam aan de Franse admiraal Hell, waar tot 1957
Frankrijk de scepter zwaaide. Een innemend, nonchalant, vervallen koloniaal
stadje waar oude roestige Renaultjes 4 als taxi rondknarren. Nostalgische
gedachten borrelen naar boven, het was mijn eerste autootje, een bordeauxrode
met voorin een knus bankje in plaats van twee stoelen. Voor de korte
stukjes stap je in de felgele tuktuks of je loopt op je gemak zelf rond wat onze
voorkeur heeft. Vriendelijke gezichten, bonjour ça
va? Kleine winkeltjes met stof op de planken, oude koloniale gevels naast
toeristenkraampjes, op elke hoek is stokbrood te koop. In de schaduw van het
gebladerte van de bomen speelt een groepje mannen pétangue, overal straalt een
Franse sfeer vanaf, heerlijk kneuterig. De kleurige markt heeft naast groenten
en fruit ook vanille en kaneelstokjes, zwarte en groene peperkorrels, rieten
manden die gebruikt worden om de spullen op je hoofd te vervoeren. Levende
kippen zitten onder rietgevlochten hokken te wachten op hun nieuwe eigenaar, de
eieren koop ik in een zakje met hooi tegen het breken. Als de marktkoopman even
geen klanten heeft, doet hij of zij een dutje op de vloer. De moeders hebben de
melkfabriek continu beschikbaar, een ontblote borst wordt door meerdere kinderen
om beurten bezocht. In de naar de droogvallende baai aflopende marktstraat zoek
ik een handvol uien uit de berg, maar de blauwe bak wordt direct gevuld tot een
kilo. Gewoon gewoonte, oke dan, voorlopig kan ik weer vooruit. Handkarren met
hoog opgestapelde gedroogde palmbladeren worden geduwd of door een zeboe met een
juk over zijn nek voortgetrokken. Langs de stoep zit ten vrouwtjes naast een
wiebelig tafeltje waarop losse pinda's in een zakje en zelfgebakken pindakoekjes
te koop liggen. Op hun schoot ligt een kind te slapen, vuile vegen op armen
en gezicht, soms met open wondjes, een schrijnend beeld. Veel vrouwen hebben hun
gezicht met een zandmasker beschilderd ter bescherming tegen de zon. Op hun
hoofd kunstig gedrapeerde sjaals met een bijpassende lamba, een katoenen doek
bedrukt met felle kleuren en vaak een Malagassische spreuk die boven de borsten
is vastgeknoopt en daaronder een shirtje of blouse. Rond een uur of twaalf tot
ruim na drieën sluiten de meeste zaakjes, tijd voor de lunch. Keuze genoeg uit
diverse restaurantjes waar overal de zeboe op het menu staat. Tongstrelend zacht
vlees, veel lekkerder dan een biefstukje, rosé gebakken geserveerd met gesauteerde
aardappeltjes en wat sla ernaast. Smaakt op zo'n warme dag heerlijk met een koud Three Horses biertje, het lokale merk.
Je hoeft niet na te denken waar de wind vandaan
komt, standaard waait de landwind in de ochtend, draait rond de middag door en
komt dan vanaf zee. Al eeuwen lang varen de dhows en de pirogues hier waar de
wind hen heen blaast. De zeilen zijn aan elkaar gelapte stukken doek waar grote
gaten in zitten, ze gaan verrassend snel zodra de wind het zeil bolt. Als de
wind wegvalt, laten ze
zich verder drijven en doen onderwijl een tukje, een
motor hebben ze niet. Die luxe hebben wel de grotere dhows die diep in het water
liggen door de hoog opgestapelde lading. Overal zien we ze van eiland naar
eiland varend, van baai naar baai. De pirogues zijn hele smalle uitgeholde boomstammen uit
één stuk met een drijver voor het evenwicht, takkenbossen vervoerend waarbij
amper plaats over is voor hen zelf. De hellingen zien er op veel
plekken kaal uit, alle bomen worden gekapt ten behoeve van de houtskool en
woningbouw. Pech voor ons als de wind verkeerd staat, ze stinken behoorlijk die
vuurtjes. We liggen bij Nosy Mamoko voor anker en brommen met Bromvlieg naar het
dorpje. Aan de oude man die op ons af komt, vragen we of we even mogen rondlopen.
Bij een handvol huisjes roept een vrouw ons gedag en ze blijkt het hoofd van het
dorp. Ik overhandig haar wat spullen die bij haar in de juiste handen terecht
komen, zij mag beslissen wie wat nodig heeft. Tussen wat struiken worden twee
grote prauws gebouwd, een heeft alleen nog maar een geraamte, de ander is bijna
klaar en wordt gebreeuwd. Een klein uurtje verder motoren liggen we in een grote
winderige baai samen met Zephyr en Gosi. In drie dinghys brommen
we met wassend water de rivier op.
Grote dhows zeilen de rivier af, eindelijk kunnen ze zich weer verplaatsen. In
de late middagzon krijgen we een prachtig plaatje voorgeschoteld, op het einde
van de rivier twee mijl landinwaarts ligt een dorp met op palen gebouwde hutjes.
Zonder de wind weerspiegelen de huisjes en bootjes prachtig in het gladde water.
Geen tijd voor een bezoek aan wal, we willen hier niet stranden als het laag
water gaat worden. Want de complete rivier valt tot aan de monding geheel droog.
Op de weg terug passeren we een prauw waar een hele familie voor bij de boeg
zit, op het achterschip staat een potje op een houtvuurtje te pruttelen.
Iedereen zwaait vriendelijk en we bekijken elkaar over en weer. Toch begint het
steeds vaker raar te voelen wanneer we de dorpjes bezoeken, ik voel me een
voyeur die bij ze binnen loert ook al kijk ik niet letterlijk in hun huisjes.
Wij als blanke rijke mensen, vazaha genoemd, met onze gezonde lijven
bekijken hun armoede waar we weinig aan kunnen veranderen, behalve spullen
weggeven die ook nog eens overtollig zijn voor ons of oud of niet meer gebruikt.
Zij lijken daar geen last van te hebben en nemen het leven zoals het is, mora
mora, een levenshouding om in alle omstandigheden het hoofd koel te houden.
Astrologie en waarzeggerij spelen een belangrijke rol in hun leven, evenals oude
tradities en taboes en verering van voorvaderen. Eeuwenlang hebben koninkrijken
in het hele land oorlogen gevoerd tegen elkaar, de laatste coupe is gepleegd in
2009. En geen enkele keer is het volk er beter van geworden, alleen maar armer
en armer. Madagascar is, net zo groot als Frankrijk, België en Luxemburg samen, één van de armste landen ter wereld. Zo blij zijn ze als we hen kunnen helpen met een telefoon opladen.
Twee broertjes komen in hun samen met hun vader zelfgebouwde pirogue
aangepeddeld, een plastic zakje waarin een oude telefoon met verschillende
snoertjes. Geen van deze past op ons laadsysteem, toevallig hebben we een
snoertje aan boord dat wel past. Ik geef ze een handvol snoepjes en wat ballonnen, nou,
dat vuurtje spreidt zich snel rond. De volgende dag komen een jongen en een
meisje met een zakje tomaten, "Balon balon?" vragen ze.
"Waar zou hij nou wonen, hij wees gisteren deze
kant op. Zoek dat hier tussen de mangroven maar eens uit". We varen de hele baai
rond in de Bromvlieg, maar zien alleen mangrovestruiken. Puur toevallig kijkt
Warren om en ziet onze vriend zwaaien aan de waterkant. Ook voor hem konden we
een telefoon opladen, nu laat hij ons zijn domein zien. Langs de inmiddels
drooggevallen wortels van de mangrove struiken lopen we over een modderig pad
dat bij zijn huisje langs loopt. Op palen gebouwd van bamboebladeren en rieten
matten, een slaapdeel en een kook/zitdeel. Zijn vrouw zit binnen op een
rietgevlochten bodem zakken te stoppen, deze worden als zeiltjes voor de
pirogues gebruikt. Ik mag binnen een kijkje nemen en ga naast haar zitten, meer
ruimte dan voor twee personen is er niet. Rechts in een klein laag uitbouwtje
ontdek ik een kookplek met wat gietijzeren zwartgeblakerde pannen, onder hun
huisje lopen kuikens van de eend. Even verderop laat hij de waterput zien,
compleet verzakt waar alleen modderig water te zien is. Wij zouden onze voeten
er nog niet in wassen, zij hebben geen keus. We gaan een stukje wandelen, in rap
tempo loopt hij een beboste heuvel op waar Lemurs verblijven. Maar die zijn
allang gevlucht voor de hitte, geen maki maki vandaag. Op de andere heuvel staan
een paar huisjes bij elkaar, daar woont familie. We zien alleen een paar
kinderen, ik geef aan een meisje een knuffelbeest en de jongen zet ik een pet op zijn
hoofd. Glunderend kijken ze naar hun nieuw verworven schat. Het is zo handig dat
we een mondje Frans spreken, kunnen we tenminste een behoorlijk gesprek met onze
gastheer voeren. We brengen hem later een groot stuk zeildoek met wat touw en
twintig liter schoon water van onze watermaker. Met zo weinig kunnen we zoveel
goed doen. "Au revoir, madame Maria", hij heeft heel goed mijn naam onthouden.
Ik beken met schaamte dat ik de zijne niet meer weet.
In Craterbay, vijf mijl west van Hellville,
liggen tientallen zeilboten. De meesten zijn van plakkers, veelal Franse zeilers
die hier een goedkoop leven kunnen leiden. Voordeel van deze baai is de
jachtclub met bar en restaurantje. Daar houden wij zeilers wel van. Elke zondag
kun je er barbecuen, je brengt zelf je eten mee en ondertussen praat je met
iedereen bij. Vlak voor de zon ondergaat, tuffen diverse dinghies naar de wal om
een biertje te drinken. Soms beginnen er wat lokale muzikanten te zingen en
muziek te spelen, heel ritmisch en vrolijk. Het dorp dat erachter ligt, is
heerlijk om doorheen te slenteren, mensen kijken en lekkere verse groenten op de
markt halen. In deze baai vier ik mijn verjaardag, op Zephyr worden we
uitgenodigd en drinken en happen we met een groepje van tien, ontzettend
gezellig. In zo'n week of vier hebben we de omgeving van Nosy Be doorgezeild en
zijn bijna klaar om verder zuid te gaan. Maar niet zonder Lemuria park te
bezoeken. Samen met Ken en Christine van Code Zero gaan we in twee tuktuks
erheen. De lange hobbelige inrit gaat door velden van ylangylang struiken, de
trots van Nosy Be. De bloemen van deze struik leveren na een kook- en
distilleerproces een etherische olie op die gebruikt wordt door de grootste Franse
parfumeurs. In het hoogseizoen wordt er dagelijks geproduceerd, nu maar één keer
in de week. Vandaag bekijken we de glimmend gepoetste koperen ketels die even
werkeloos zijn. Daarna worden we door een kleine dierentuin geleid, een bioloog
geeft uitleg over de verschillende soorten lemurs, gekko's en kameleons die er
zijn. Zodra hij een banaan begint te pellen, komen de maki maki's vanzelf. Hij
legt stukjes op mijn schouder en hup, daar zit er al eentje rond mijn nek. Ze
zijn schattig en hebben superzachte voetzolen. In grote tegenstelling tot de
Nijlkrokodillen die veilig achter hoge muren in de modder liggen, jakkes, wat
een akelige beesten. Zelfs de baby krokodillen kijken al gemeen uit hun oogjes.
Op de route verder zuid langs de kust van
Madagascar bezoeken we nog een paar dorpjes, telkens opnieuw is het schrijnend
zo arm als de mensen zijn. Op Honey River varen we in de snelle dingy van
Zephyr mee een mijl of vier landinwaarts. Ergens achter de mangrove struiken
wonen hier en daar mensen, getuige de pirogues die tussen de wortels zijn
geparkeerd. Wij zien alleen maar groen, groen, groen. Opeens komen een aantal
kinderen een heuvel afrennen en beginnen te zwaaien. Daar kunnen we niet zomaar
voorbij gaan, dus stuurt Bill zijn bootje naar de wal. Een oudere man gebaart
dat we welkom zijn en we lopen over een roodbruin modderpad de heuvel op,
inmiddels omgeven door de groep kinderen. We stellen nieuwsgierig allerlei
vragen over dit dorpje dat tot de Zevende Dag Adventskerk blijkt te horen. Ze maken
rietmatten muren voor de huizenbouw die op boottransport naar Nosy Be gaan om
daar verkocht te worden. Het dorp bestaat uit niet meer dan 25 personen. Bill en
Tracy hebben wat schoolspullen meegenomen, wij wat petten, medicijnen en wederom
een paar knuffels en natuurlijk ballonnen. Eén van de meisjes heeft zo'n
prachtige lach met pretoogjes, ze zal een jaar of tien zijn. Ze loopt de hele
tijd met een klein jongetje op haar arm, de kinderen zorgen voor de kleintjes,
de ouders zorgen dat er eten verdiend wordt. Wellicht krijgen ze zelden zo'n
bezoekje van vier grote blanke buitenlanders, omgekeerd maken zij zeer zeker een
onvergetelijke indruk op ons.
15 Oktober 2015
Hoe komen de praatjes de wereld in.......
Wat is de definitie van piraterij nou precies? Volgens
de Dikke van Dale, tegenwoordig Wikipedia genoemd, is piraterij of zeeroverij
een criminele daad van geweld, detentie of plundering, die wordt gepleegd op
volle zee buiten de territoriale wateren. Een paar maand geleden waren we op de
Seychellen waar een viertal boten in de binnenhaven zijn bestolen. De lokale
politie gaat ervan uit dat deze diefstallen zijn gepleegd door telkens twee
dezelfde personen die aan drugs verslaafd zijn. Eén van de gedupeerden, een
Canadese schrijft hier een verslag over en heeft dat geplaatst op de website 'Noonsite'.
Deze site wordt veelvuldig door cruisers all over the world geraadpleegd. Je
vindt er over alle landen praktische en nuttige informatie over bijvoorbeeld
inklaringsprocedures, waar jachthavens en reparatiemogelijkheden zijn, welke
tijdzone, wat voor geld ze hebben en in welke plaatsen je het land binnen mag
komen. Je kunt namelijk niet zomaar in elk dorpje of stad een land binnenvaren,
daar zijn speciale plaatsen voor aangewezen. Cruisers kunnen op deze site ook hun eigen
ervaringen kwijt ter lering ende vermaak van de medecruisers. De eerder genoemde
beroofde zeilster plaatst haar verhaal onder het hoofdstuk Piraterij. Dit zingt
zich razendsnel rond in de zeilerswereld en geeft mijns inziens daarmee een
verkeerd beeld van de Seychellen. Jarenlang zijn de Seychellen gemeden vanwege
piraterij en het blijkt dat onze groep boten weer de eerste was die een bezoek
hebben gebracht aan deze eilanden. Maar over welke piraten hebben we het dan,
die van Wikipedia, zeg maar de alombekende en gevreesde Somalische piraten of die
dieven van dit jaar. Natuurlijk wil niemand het slachtoffer van diefstal zijn en
mijden we risicovolle gebieden, dat geldt in wezen voor ieder mens en voor
iedere grote stad. Maar vaak worden de vermeende gevaren en sappige verhalen
door de zeilers zelf in stand gehouden. Er wordt wat afgekletst op de boten en
tijdens borrels "heb je dat ook gelezen, ik heb via via gehoord bla bla bla".
Met angst en beven luisterde ik naar een Belgisch stel, zij vertelden ons in
Langkawi dat ze absoluut niet naar Madagascar gingen, daar word je beroofd en
bestolen terwijl je slaapt. Zelf kozen ze voor de route door de Rode Zee en
zeilden door de piraten zone vlakbij Somalië. Tja, hoe maakt men keuzes?
Uit eigen ervaring kunnen wij hartgrondig zeggen
dat we ons geen seconde bedreigd of onprettig hebben gevoeld in Madagascar. In
tegendeel, zodra je met de Malagassie in gesprek raakt, zijn ze open en gastvrij.
De laatste stad waar we twee nachten voor anker liggen is Mahajunga, ofwel Majunga
de tweede grote stad met ruim een miljoen inwoners. Ook daarover gaan spookverhalen in de rondte, je hebt er zelfs een
oppasser op de boot nodig terwijl jij ligt te slapen, zegt men. Dit lijkt ons zo absurd
dat we er zeker naartoe willen. Samen met Zephyr zeilen we de westkust
naar beneden in prachtig zeilweer
waar bij ons elke dag de genaker omhoog
gehesen wordt. We hebben van Zephyr een fractie grotere fok te leen
gekregen, die maakt wel verschil met de onze, maar kan ook niet tegen de genaker op. Met halve wind geeft ons dat de hoognodige snelheid die we met de fok niet
bereiken kunnen. Bovendien kleurt het mooi op het water, ons kleine bootje met
de grote geel-blauw-witgestreepte bolle halfwinder ervoor. In de brede
bruingekleurde riviermonding vlakbij de haven van de lokale prauws en pirogues
gooien we ons anker uit dat direct in de dikke modder vasttrekt. Er staat een
enorm sterke stroming die met eb eruit gaat en met opkomend water de rivier
opstroomt. Geen dief die hier bedenkt om naar onze boten te zwemmen, maar ook
met hun bootjes zonder motor is het bijna ondenkbaar dat zij ons komen bezoeken.
Met een gerust hart gaan we naar de wal om bij de supermarkt een laatste verse
ronde in te kopen voor de overtocht van het Mozambique kanaal. Een paar dagen
geleden zijn hier ook een paar boten gestopt, na ons volgen er nog een aantal,
bij geen van ons gebeuren er rare dingen. Zo, hiermee is dit praatje ook weer de
wereld uit!
13 dagen op het Mozambique kanaal
Dag 1: Mooi windje in de rug, stroming gooit ons
de rivier af. We vlinderen met de halfwinder aan de ene kant en het grootzeil
uitgeboomd aan de andere kant. Dit begint lekker totdat net na de middag de wind
naar het noordwesten draait. Recht op de neus en stroming die ons zuid zet, hmmm
motor maar bij om vooruit te komen. Halfwinder weg, fok hijsen, overstag en hoog
aan de wind die tot middernacht 14 tot 18 knopen waait. Dan zakt de wind tot 5
knopen en gaat de motor aan.
Dag 2 tot en met 5: Afwisselend motor aan, motor
uit, halfwinder omhoog, dan weer de fok ervoor. Sjonge, de wind draait elke dag
het klokje rond, niet te volgen. De stroomkaarten die we binnen halen, geven
zoveel verschillende draaikolken op, lastig om in zo'n wasmachine te kiezen
welke richting de juiste is. Volgens de kaart gaat 'ie nu noord, echt niet, we
worden teruggeduwd naar het oosten. Kan het niet wat harder waaien hier, we
komen bijna niet vooruit zonder continu de motor mee te laten werken. Hele
berekeningen worden door Warren gemaakt, hoeveel mijl nog te gaan, hoeveel
diesel nog op voorraad, als we gemiddeld vier knopen varen kunnen we nog zoveel
uren doormotoren. Iedere mijl die we weer kunnen zeilen, sparen we op de
brandstof. We zullen er maar niet op rekenen dat we nog een keer zo'n
tankstation midden op zee tegenkomen. Tot nog toe komt de snelheidsmeter niet
boven de 4 knopen.....
Dag 5 tot en met 9: We kunnen de koers meer naar
zuid verleggen. Volgens de stroomkaart moeten we nu zuidgaande stroming krijgen.
's Avonds om acht uur gaat de motor uit, aaahhhhh wat een rust. Met vol tuig
zeilen we hoog aan de wind in 10 tot 13 knopen zuidzuidwest. Opeens stijgt de
snelheid door het water van 4 naar 6,5 knopen WAUW. Hebben we hem eindelijk
gevonden? Shit, dat lijkt maar zo. Dan weer stroming tegen, dan weer mee, zo
onbetrouwbaar dat zodra de wind wat zakt we de motor mee laten duwen en we rond
de 5 knopen
snelheid blijven maken.
Nog een nieuwe ervaring, terwijl Warren binnen naar het radionetje luistert en
ik lig te slapen, wordt de Nightfly door de stroming 180 graden
omgedraaid en varen we achteruit in de goede richting. De motor moet er zeker
bijblijven, dan gebeurt dit niet. We hebben echt geen zin om in dit kanaal te
blijven dobberen, zeker weten dat je dan uiteindelijk de gevreesde zuidwester
een keer tegen gaat komen. En dat is het grote gevaar, verder zuid is er (ja,
dat weten we zeker maar zover zijn we nog niet) de Agulhas current, een sterke
zuidgaande stroming tot soms wel 6 knopen. En als er dan een zuidwester storm
waait, krijg je stroom tegen wind en die veroorzaken hier abnormale tot wel 20
meter hoge golven. Alleen al bij het lezen van deze waarschuwingen schijt je
zeven kleuren stront. Een halve dag hebben we gezelschap van een schildpad, hij
blijft gezellig met ons meezwemmen tot we de motor weer eens starten. Hij
schrikt zich rot en bonkt met zijn schild tegen de onderkant van de boot, sorry!
Dag 10: Frustratie, wind blijft op de neus,
voorspelling zegt zuidoost maar hij draait niet. En maar meemotoren, we worden
brommerig van die brommer. Gelukkig is de warrige zee wat rustiger, er staat een
lange deining waar beter op te leven valt. Het is vandaag bewolkt, ander weer op
komst. Weet je wat, ik maak lekker hutspot met worst. Drie keer hebben we een
vis aan de lijn, alle keren ontsnappen ze voor onze ogen. De eerste is een dikke
kingfish, de andere twee een mahi mahi, nog nooit gevangen. Als we ze tot vlak
bij de boot hebben ingehaald, spartelen ze zich met doodsangst nog net los en
verdwijnen in de diepblauwe zee. Ik spot een Jan van
Gent, da's lang geleden! Op de weerkaart wordt zuidwesten wind voorspeld tussen
15 en 25 knopen die een uur of zes zal waaien, dat durven we wel aan, gevolgd door een paar dagen
noordoost. Daarna komt er echt een koufront en krijgen we meer dan twee dagen
harde zuidwesten wind. Rekenen, rekenen, inmiddels aardig wat zeiluurtjes in
plaats van motoruurtjes. Dus de voorraad diesel is nog niet uitgeput. Een mijl
of 150 naar het westen is een schuilmogelijkheid, een eilandje vlak voor Maputo,
de hoofdstad van Mozambique. Doorgaan of afslaan? We besluiten door te gaan en
denken dat we het op tijd kunnen halen om in Richards Bay te zijn.
Dag 11: Elf uur 's avonds, natuurlijk in mijn
wacht en in een maanloze donkere nacht. De boom in het voorzeil is losgeschoten,
Warren komt zijn bed uit en gaat de boel herstellen. Ik heb het deklicht
aangedaan en kijk toevallig omhoog. Holy shit, net onder het derde rif een grote
scheur in het grootzeil. Neeee, die moet het nog even volhouden, dat mag niet!!!
Om het zeil te sparen, moeten we het derde rif wel zetten, verdorie, met zo'n
zakdoekje gaan we nog langzamer. Warren duikt chagrijnig zijn bed in, tien
minuten later staat hij weer voor m'n neus. "Ik ga dat zeil nu naaien, we gaan
echt te langzaam". Met naald en draad klimt hij het dek op, maar ziet al snel
dat dit geen handnaaiklus is voor eventjes, zeker niet in het donker en zeker
niet met deze zeegang en noordoosten wind 20-24 knopen. "Dan met de naaimachine",
is zijn enige conclusie. Grootzeilkarren loshalen van de mast, zeil van de giek
af, eerst alle reeflijnen eruit trekken, het gaat hem allemaal prima af. Met z'n
tweeën sjouwen we ongelukkig een kluwen zeil naar binnen waar het meteen vanaf de trap tot
aan de tafel vol ligt. De naaimachine vliegt zodra die de kans krijgt over de
tafel. In acrobatische toeren krijgen we het voor elkaar, ik houd de naaimachine
en de klos garen op zijn plek wijdbeens om zelf niet om te vallen, Warren steekt
tien keer mis voor de draad in de naald zit. Het blijkt een simpele 'scheur', de
naad is voor driekwart over de breedte zijn hele draad kwijt. We naaien direct
een paar andere naden voor de zekerheid om daarna het zeil weer op de giek en
aan de mast te hijsen. Twee uur later zeilen we met dubbelgereefd zeil verder,
de motor kan weer uit en maken we 5 soms 6 knopen snelheid. In mijn laatste
wacht die nacht roep ik een vissersboot zonder AIS op, hij ligt op ramkoers en
bij hen weet je nooit welke kant ze op willen. Deze heeft ons gelukkig ook gezien
en we passeren elkaar keurig stuurboord-stuurboord. Voor alle zekerheid stuur
ik ons tien graden verder naar het oosten en houden we ruim afstand van elkaar.
Dag 12: Bij daglicht ontdekt Warren een ander
scheurtje in het grootzeil, net boven het derde rif, deze keer echt een scheur.
Plakken met plakzeil lukt niet, blijft niet zitten. Ducktape schijnt hele boten
drijvende te kunnen houden. Dat hebben we voldoende aan boord. Maar het zeil
blijkt te nat en al na een paar uur is de ducktape gevlogen. Hopen dat het niet
erger wordt. De zee bouwt op, we surfen van de golven af, ik bak nog een brood
en de barometer begint te zakken. De zuidwesten wind waait met 16 knopen en we
sturen een koers van 160º, oef dat voelt echt de verkeerde kant op. Stroming 1
knoop noord, wat een gezeik! We houden het tot 10 uur vol, dan gaan we overstag
en koersen nu west. Wachten op de windshift, die moet van zuidoost naar
noordoost draaien. En die moet ervoor zorgen dat we op tijd binnenlopen. Wat nou
weer, zijn er twee leuvers van het voorzeil los of stuk? Warren gaat naar de
boeg en ik laat bij de mast de fokkeval zakken, helemaal. "Doof konijn!!!! Ik
zei STOP" roept Warren geïrriteerd. Nou, zie je wel, ik hoorde LOS, in allebei
zit toch een O. Mopperend haakt hij de losgeschoten leuvers weer aan de voorstag
en trekt vervolgens het voorzeil omhoog tot die strak staat.
De laatste nacht: Motorzeilen, weinig en
variabele wind maar we kunnen wel de goede koers varen, pal op Richards Bay.
Begin van de avond hebben we nog ruim 70 mijl te gaan, de stroming helpt ons
inmiddels met 2 knopen extra naar het zuidwesten. Rond zes uur op de 13e dag, Bwam!!!
Windshift noordoost dikke 20 knopen uit het niets en regen, dikke harde regen.
Vuilgrijze lucht
en slecht zicht. We zetten drie riffen in het grootzeil,
koesteren dat ding! De wind trekt aan tot ver boven de 35 knopen en hoge golven
gooien ons heen en weer, de boot loeft telkens enorm op. Het duurt gelukkig maar
een uur of wat, dan zakt de wind tot normale proportie en zeilen we Zuid-Afrika
via de
havenhoofden van Richards Bay binnen nadat we toestemming van Portcontrol hebben
gekregen. Het is een klein stukje naar Tuzi Gazi marina waar we heen worden gedirigeerd.
We zijn een tijdzone opgeschoven en hiermee lopen we weer gelijk
aan Nederlandse zomertijd. Lokale tijd acht uur 's ochtends knopen we
Nightfly vast aan de steiger van Tuzi Gazi. Wat een gelukkig gevoel kan dat
toch geven, we zijn in Zuid Afrika! In de loop van de dag maken we schoon schip terwijl we op de
autoriteiten wachten. Eind van de middag zijn zowel Immigratie als Customs
geweest, het is een simpele klus hier, maar soms duurt het een paar dagen voor
ze allemaal geweest zijn. De wind is helemaal volgens plan gedraaid en waait nu
met dik 30 knopen uit het zuidwesten. Het is opeens een stuk kouder geworden. In een lange broek gaan we met onze Franse buren, die we eerder in Maleisië
tegen zijn gekomen, in een restaurantje aan de waterkant eten. Terwijl wij
proosten op een veilige aankomst, onweert, dondert, regent en stormt het buiten.
Ja, we hebben het op tijd gehaald!
Maandagmiddag 26 oktober 2015
Een nieuw wonder is geboren, ons zevende kleinkind!!!!!
Net thuis van de winkel, de telefoon rinkelt.
Sandra belt vanaf haar kraambed tien minuten na de bevalling. Ze hebben een zoon
gekregen en hij wordt vernoemd naar zijn Pake en naar zijn oom, Warren Hendrik.
Warren is gezond en wel ter wereld gekomen, van harte gefeliciteerd Jaap en
Sandra met jullie derde kind en Roel en Alfina met jullie broertje!! Tot gauw......
Op safari in Zuid-Afrika
Wat is het hier droog! Het land schreeuwt om
water. Het gedeelte van Lake St.Lucia waar we nu heen gereden zijn, staat droog
en de nijlpaarden en krokodillen worden hierdoor ernstig bedreigd. We moeten
ruim een uur terug rijden naar de monding van dit enorm grote zoetwater
estuarium. St.Lucia ligt aan zee waar we eerst een onderkomen voor de nacht
regelen in een zelf-catering appartement voor vier. Met de Fransen Patrick en
Agnès hebben we een auto voor een week gehuurd en zijn samen op pad. Met de
laatste rondvaart van vandaag gaan we ruim twee uur het modderbruine water op
dat zo dicht bij zee meer zout dan zoet water bevat. Reden om voor de dorstige
nijlpaarden 's nachts het dorp in te sjokken en in de zwembaden bij de huizen
hun dorst te lessen. Iek, geen nachtelijk baantje trekken dus. De boot zit
stampvol, we hebben niet eens een zitplaats meer. Dat blijkt niet erg, want bij
elk nijlpaard dat wordt gespot staat iedereen van zijn stoel op om foto's te
kunnen maken. Wij hoppen handig van de ene naar de andere kant van de boot. Wat
een prachtig lelijke indrukwekkend grote beesten, ze lijken log, maar zijn o zo
snel. De gids vertelt dat van alle wilde dieren zij de meeste dodelijke
slachtoffers maken en dan bedoelt hij mensen. Gemeen scherpe slagtanden komen
tevoorschijn als ze met elkaar in gevecht gaan. Van de meeste nijlpaarden zien
we alleen een halve kop boven water, rondspiedende ogen en hun kleine oren
draaien als radars in alle richtingen. Dit iSimangaliso Wetland Park heeft de
grootste nijlpaarden populatie van het land, ruim 800 stuks en met zo weinig
water wordt het dringen geblazen voor een beetje ruimte. Langs de waterkant
lopen ooievaars, reigers en ibissen te pikken in de grond en een zee-arend
vliegt boven onze hoofden. Blij dat we de verrekijkers van boord hebben
meegenomen. Bij ons appartementje is vanzelfsprekend een braai waar wij onze
meegebrachte boerewors en een biefstukje op klaarmaken, een rood wijntje erbij
en daarna vroeg naar bed. Na een douche en een ontbijt rijden we naar Endomeni
Lodge waar ze een project met wilde katten leiden. Uit de natuur hebben ze een
aantal verschillende soorten wilde katten gevangen die tot de bedreigde soorten
behoren. De jongen die in dit park worden geboren, krijgen een van mensen
afgeschermd deel om op te groeien tot ze zelfstandig in het wild terug gezet
kunnen worden. De grote volwassen exemplaren kunnen we van heel dichtbij
bekijken. Met een groepje van tien toeristen neemt een gids ons mee de ruime
kooien in. Het zijn net uit de kluiten gewassen huiskatten, ze zien er best
schattig uit. Zolang we als groep bij elkaar blijven, hoeven we niks te vrezen.
Iemand die alleen loopt, wordt als zwak dus prooi gezien en dan zouden ze kunnen
aanvallen. Hoogtepunt zijn de Cheetah's, twee stuks liggen lui te wezen en laten
zich gewillig door ons allemaal aaien. Nee, niet aan de oren kroelen, daar
houden ze niet van, alleen over hun kop of nek aaien. Wat een prachtig getekende
koppen. Een bijzonder gevoel om zó dicht bij een echt wild beest te zijn en
zelfs aan te raken. Om voor beide kanten geen ongewenste ziektekiemen over te
brengen, worden onze handen zowel bij binnen gaan als bij het verlaten van het
park met desinfecterend middel ingespoten.
Jammer, we missen net de culturele show in het Dumazulu Traditional Village waar Zulu hutten en traditioneel geklede Zulu's te
zien zijn. Dan houden we het bij de lunch, een uitgebreid buffet met
lekkere gerechten. Met een volle maag rijden we langs dorpjes op uitgedroogde
rode aarden grond naar de ingang van het Hluhluwe (uitspreken als sjloe-sjloe-ie)-Imfolozi Wildpark. Meteen al tijdens de eerste paar kilometers
zien we een grote hoeveelheid aan wilde dieren, alle vier roepen we tegelijk "Kijk
daar, een neushoorn, kijk daar, buffalo's kijk daar, kijk daar"! Zebra's,
giraffes, nyala's, impala's, kudu's, wildebeest, steenbokjes, hele kuddes buffalo's , knobbelzwijnen, apen, vogels in prachtig felle kleuren.
Een voordeel dat we met zijn vieren zijn, met acht ogen ontdek je veel meer en
de mannen kunnen om en om rijden. Ik ben blij dat Patrick een goede camera heeft,
mijn spiegelreflex camera heeft het halverwege dit jaar begeven en ik mis de
zoom lens nu in het bijzonder. Het is één
grote dierentuin, maar dan net even anders. We mogen zelf met de auto door het
enorm grote gebied rijden, nog nooit heb ik naar zoveel bomen en struiken
gekeken in de hoop een leeuw of luipaard te ontdekken. Alleen deze laatste twee
blijven ontbreken op ons lijstje van de Big Five. Maar hoe gek is het als een
bronstige Afrikaanse olifant opeens voor de auto de weg op loopt, vervolgens
zeker een uur de weg over sjokt in een lui tempo. Denk maar niet dat je er
voorbij durft te rijden, zijn oren beginnen wild te klapperen als een safari
auto met gids het probeert, zij moeten de uitgang voor sluitingstijd bereiken en
komen nu in tijdnood. Een auto in tegengestelde richting gaat haastig in de
achteruit en neemt verderop een zijweggetje. Wij slapen vannacht in het park, in
een rondavel in het Hilltop Camp, we volgen de olifant geïntrigeerd en zonder
haast. Deze Afrikaanse olifanten zijn echt veel groter dan de jongens die we in
Sri Lanka hebben gezien. In Hilltop Camp genieten we van een buffet waar zoveel
lekkers staat uitgestald, teveel om allemaal te proeven. Ook deze avond op tijd
onder de dekens in ons ronde huisje. Het begint net licht te worden als we de
volgende ochtend om vijf uur in een safari auto stappen om door een vrouwelijke
gids rondgereden te worden. Het is verdomd koud zo vroeg op de dag, de wind
waait vrij over de heuvels en in deze auto zitten we verhoogd dus vangen we
automatisch meer wind. Maar kunnen we ook veel beter om ons heen kijken dan
vanuit onze eigen auto achter glas. Zodra de gids wat ziet, stopt ze of rijdt
een stukje achteruit om ons een beter gezichtspunt te geven. Een witte neushoorn
wordt net wakker met een drie maanden oude baby naast zich. Die baby is al best
uit de kluiten gewassen, maar naast mama is ze heel aandoenlijk. Hluhluwe park
heeft enorme inspanningen geleverd om de witte neushoorns van uitroeïng te
redden. In 1930 waren er nog maar 150 in zuidelijk Afrika, te danken aan jagers
die alleen geïnteresseerd zijn in de hoorn op hun kop. Een fokprogramma heeft
voor een enorme toename gezorgd, het aantal loopt inmiddels in de duizenden
waarvan velen overgebracht zijn naar parken elders in de wereld. Helaas zijn
stropers nog niet uitgeroeid, in het veld ligt een dode neushoorn met een
bebloede kop die slachtoffer is geworden van deze hufters. Voor de zwarte
neushoorn is een vergelijkbaar programma opgezet. Ze zijn te onderscheiden door
de vorm van hun mond, de witte heeft een brede bek die de bodem afgraast op zoek
naar voedsel. De zwarte heeft een puntige bek die de bladeren van struiken en
bomen eet. Bijna alle dieren hebben het moeilijk, het gras is verdort en de
waterplaatsen zijn nagenoeg allemaal uitgedroogd. Hier en daar nog wat groene
struiken, maar het gros ziet er kaal en droog uit. De tweede nacht in het park
logeren we in een bush-camp, gelegen boven de rivier Umfolozi waar een
strategisch gekozen houten plankier fantastisch uitzicht biedt op de heuvels aan
de overkant met daarvoor de nu helaas droge rivierbedding. Met een glaasje rode
wijn in de ene en de verrekijker in de andere hand ontdekken we aan de overkant
een paar neushoorns en wat buffalo's, een olifant, en in de zogenaamde tuinen
van de huisjes lopen nyala's met hun mooi witgestreepte lijven. Volgens de
rangers was er gisteravond een klopjacht, een koppel leeuwen die achter hun
maaltje aanjaagden over de droge rivierbodem. Hebben wij weer, gemist! We slapen
in een huisje met luxe badkamer waarvan de muren van beton zijn en het dak van
tentdoek, op bed voel, ruik en hoor je de wind waaien. In 'onze' tuin staat een
vrouwtjes nyala op korte afstand, ik begluur haar met de kijker, beiden proberen
we niet te bewegen. Opeens schiet ze weg, ik kijk in de richting waar ze gevaar
ontdekte. Het blijkt een mannetjes nyala te zijn, de hoorns steken fier de lucht
in. Inmiddels is het donker en heb ik moeite om zijn lijf tussen de struiken
door te zien. Hij ziet mij wel, dat weet ik zeker. Warren hoort de volgende
ochtend van een paar buren verderop een leuk verhaal. Hun stuk vlees dat buiten
naast de braai lag te wachten om gebakken te worden, was verdwenen toen de man
even naar binnen was geweest. Hij zag een hyena met zijn biefstukje er vandoor
gaan. In tegenstelling tot de hyena hebben zij een karig dineetje gehad, geen
winkel in de buurt om even een nieuw stukje vlees te kopen. De derde dag zijn we
ook vroeg op weg, meer kans om beesten te spotten voordat het te heet wordt.
Toch wordt het de dag met de minste dieren, of zijn we al verwend? Als we nu
groepjes grazende impala's en nyala's zien, kijken we wel maar stoppen niet elke
keer meer. Imponerend blijven zeker de grote statige giraffen die voor de auto
oversteken. Bij een picknick plaats langs de rivier staat een groot bord met
informatie over krokodillen, in het Afrikaans. Grappig, kunnen we gewoon lezen
met hier en daar een optrekkende wenkbrauw bij een onherkenbaar woord. Lijkt me
minder grappig om die beesten hier tegen te komen terwijl je een stuk vlees op
de aanwezige braaiplaatsen bakt. Vol van alle indrukken en moe van het
rondkijken verlaten we het wildpark aan de westkant.
Rond lunchtijd stoppen we in de stad Ulundi om
een hapje te eten en de gemiste ochtendkoffie te nuttigen. Voor een plasje
kunnen we het wel schudden, alle openbare toiletten in de restaurants en
shoppingmall zijn gesloten wegens gebrek aan water! Veel later hoor ik van
cruisers die een maand later in het wildpark overnachten dat ook daar geen water
meer beschikbaar is, geen toilet doorspoelen maar ook geen douchebeurt. Via
kleine weggetjes rijden we door Kwazulu Natal langs kleine dorpjes op droge
dorre heuvels. Tegen vieren komen we de plaats Vryheid binnen en vinden een Bed
& Breakfast bij huize "Siësta" gerund door een Afrikaans echtpaar, Mimie en haar
man. Ook nu kunnen we elkaar verstaan, Afrikaans en Nederlands lijken heel veel
op elkaar. De man vertelt ons interessante verhalen over de strijd tussen de
Voortrekkers (de Afrikaner boeren) en de Britten. De voortrekkers vluchtten met
hun door ossen voortgetrokken wagens over de Drakenbergen om aan de andere kant
door de Zulu's te worden opgewacht. Een bloedige strijd in het nadeel van de
Zulu's heeft de nabijgelegen rivier de bijnaam Bloedrivier gegegeven, je hoeft
niet te raden naar de betekenis daarvan. De Voortrekkers hadden hun wagens in
een lager opgesteld, een grote kring met binnenin hun vee en vrouwen en kinderen,
de boeren met hun geweren en één kanon, dat met een geluksschot een groot aantal
van de leiders van de verschillende Zulu stammen doodde. Een geheel in brons
nagebouwde lager geeft een goede indruk hoe het er toen heeft uit gezien evenals
het bijgelegen museum. Aan het eind van de dag zijn we terug in Tuzi Gazi marina
waar onze bootjes rustig aan de steiger liggen. Dat wordt een geheel andere
situatie als wij godzijdank een ruime honderd mijl zuidelijker in Durban liggen.
Een harde zuidwester storm die volgens de haven in Richards Bay ruim zeventig
knopen wind meet, vernield een groot gedeelte van de steigers in de haven. We
knijpen onze handen dicht, we lagen aan dezelfde steiger die nu als een
rollercoaster opgeduwd ligt. Een aantal boten hebben schade door de druk die
uitgeoefend is. Duidelijk dat deze steigers niet opgewassen zijn tegen de
combinatie van zuidwester storm en het grote gewicht dat er met de vele boten
aan trekt. Ze kunnen met goed fatsoen niet meer over de steiger lopen en met de
dinghy moeten ze naar de wal. Hier in Durban liggen we in een perfekt beschutte
hoek van de jachthaven, weggedoken voor de wind. Onze windmeter ziet in dezelfde
storm maximaal 37 knopen, terwijl Code Zero aan het eind van de lange steiger 50
knopen meet. Het schijnt abnormaal voor de tijd van het jaar te zijn dat het zo
hard stormt.
Eenmaal door het hek van de marina lopen we zo
de stad in. Je moet niet zomaar overal willen wandelen, alleen de grote
winkelstraten zijn veilig. Dagelijks worden hier mensen beroofd en bestolen. Met
niet meer dan wat briefjes Afrikaanse Rand en de creditcard los in een
afgesloten broekzak gaan wij op pad. Elk stoplicht heeft zijn eigen blanke
bedelaar die met een zielige blik bij de auto's langs gaat. Vlak bij onze ingang
zit dagelijks een zwarte bedelaar met een been. Elke keer dat we langs lopen,
spreekt hij ons aan, tot vervelens toe. Warren maakt hem vriendelijk duidelijk
dat we elkaar nu wel kennen en vanaf dat moment zeggen we elkaar vriendelijk
gedag. In de jachtclub zit een goed restaurant waar we vaak lunchen. Op de
bovenverdieping een bar waar het rond acht uur 's avonds al leeg loopt en wordt
gesloten! Met een klein groepje cruisers brengen we er wat gezellige uurtjes
door. Afgelopen dinsdag zijn Heather en Jess op bezoek geweest. Dit
Zuid-Afrikaanse echtpaar hebben we in 2008 in Brazilië ontmoet. Een jaar later
hebben ze hun boot verloren tijdens de oversteek van Rio de Janeiro naar
Kaapstad. Wij hebben toen nog een relay may-day uitgebracht. Heel leuk om elkaar
weer te zien en an zoveel jaren wat bij te praten. Net als toen met Tony uit
Nieuw Zeeland die zijn schip verloren had in dezelfde periode. Zeilers blijven
elkaar een warm hart toedragen ook al zien we elkaar maar kort, we zijn toch wel
een apart volkje.
November - december 2015 Winter in Nederland
Van half november tot de laatste dag van
december zijn we in Nederland bij onze kinderen en zeven kleinkinderen. Twee
daarvan zien we voor het eerst, Berrit inmiddels al negen maand en Warren junior
net drie weken oud! Eindelijk kunnen we eens werkelijk op kraamvisite en
beschuit met muisjes eten. We genieten elke dag en voelen ons gelukkig met deze
rijkdom. En laat het getal 7 nou toch mijn geluksgetal zijn!
Een gelukkig, gezond en liefdevol 2016 voor iedereen.
|