februari 2015      Pulau Penang, Maleisië           Soms zit het mee, soms zit het tegen

Eindelijk weer eens een echte zeilroute in het vooruitzicht dit jaar. Het plan is vanaf Maleisië naar de Andaman eilanden (behoort bij India), vandaar naar Sri Lanka. Dan west naar de Malediven afzakkend van noord naar zuid waarbij we de evenaar voor de derde maal gaan passeren. Vervolgens de Seychellen, Madagascar en dan via het Mozambique Kanaal naar Richard Bay waar we onze eerste voetstappen in Zuid Afrika hopen te zetten. Al met al een afstand van grofweg 6500 zeemijlen te overbruggen. Dat is weer eens andere koek dan dat gelanterfanter van afgelopen jaar! Maar een planning, het is zo verdomd vatbaar voor veranderingen waar je zelf lang niet altijd invloed op hebt.

De eerste vertraging is al een feit! We zijn nog niet eens vertrokken en moeten onze route nu al aanpassen. Het strijdtoneel is intussen verplaatst van Langkawi naar Penang. De bestelde nieuwe bijboot heeft vertraging opgelopen in de afleveringsdatum. Zou hij eerst eind december op transport gaan vanuit Qingdao in NO China en half januari hier aankomen, door slecht weer kon het containerschip pas op 10 januari de haven verlaten. Angstvallig volgen we zijn bewegingen via shiptrack op internet en 'zien' hem acht dagen later in Singapore arriveren. Nou, da's bijna in onze achteruitkijkspiegel te zien, zo dichtbij. Dat kan hooguit een paar dagen nodig hebben om naar Penang te varen. Die stelling klopt helemaal, maar niet in januari, ons geduld wordt op de proef gesteld. Tot onze schrik wordt de container waar de krat met ons bootje inzit ontscheept, leeggehaald en de krat wordt in de wachtrij bijgeschoven op de wal in Singapore. Het duurt nog tot 29 januari voor hij door een ander schip, de Hansa Fyn, wordt opgehaald en deze is gisteren aangekomen in Penang. Zie, nu is die stelling pas van toepassing. Maar we zijn er nog niet, de krat moet uit de container komen, een aantal ambtenaren bemoeien zich er nog mee voor het pakket vrijgegeven kan worden. Een door ons ingehuurde agent gaat het officiële papierwerk regelen en dan nog hopen dat het aankomende Chinees Nieuwjaar niet nog meer roet in het eten gooit. Tja, we hadden ook een nieuwe bijboot op Langkawi zo van de plank kunnen kopen en op tijd vertrekken. Maar met de Chinese dinghy zijn we ruim 600 dollar goedkoper uit, een hoop geld. Met veel geluk hopen we halverwege februari te kunnen vertrekken.

Deze ontwikkeling betekent dat er opeens een hele maand uit onze vaartijd is gestolen, weg, foetsie! (Hoe spreekt het woord ook al weer.., tijd is geld. Die vlieger gaat bij ons juist omgekeerd op.) Het vaarseizoen voor de noordelijke helft van de Indische Oceaan loopt van januari tot eind april. Tegen die tijd draait de wind van noordoost naar zuidwest, tegenwind zolang je ten noorden van de evenaar bent. Bezuiden de evenaar draaien de winden tegengesteld en waait het uit het zuidoosten, meegaand en dus willen we op tijd bij dat omslagpunt zijn. Onze geplande route moet ingekort worden, anders redden we dat niet. Andaman eilanden zijn bij deze geschrapt (was al wat dubieus vanwege het ontbreken van een visum), we gaan rechtstreeks koers zetten naar Sri Lanka.

Gelukkig hep elk nadeel ook zijn voordeel, voor ons in meervoud! Gisteren en vandaag hebben we samen met Jan Bart en Monique van Evia Blue en honderdduizenden anderen het grote jaarlijkse Hindu festival, Thaipusam in alle glorie mee kunnen maken. Op 2 februari wordt een zilveren rijtuig met daarin het beeld van de God Muruga in een processietocht van het Tempelhuis in Georgetown naar de Lorong Kulit Tempel buiten de stad geleid. Een tocht die de hele dag duurt en door duizenden Hindu's meegelopen, onderweg op verschillende plekken onderbroken om eerst de weg te verschonen. Met volle overtuiging worden daarvoor kokosnoten op de weg vóór het rijtuig stukgesmeten ter symbolisering van het stukmaken van hun eigen ego ten gunste van de God. Schalen met fruit worden geofferd en wierook gebrand. Twee grote ossen trekken het zilveren rijtuig voort, aan de achterkant lopen horden mensen het rijtuig aan te raken. Alle Hindu's zijn in hun mooiste kleding gestoken, blootvoets in kleurrijke traditionele jurken met glinsterende oorbellen, kettingen en zorgvuldige make-up. Op hun met bloemen versierde hoofd zilveren potten waarin melk voor de offering, de mannen in sarongs, de jonge meisjes net bruidjes zo mooi. Op Thaipusam dag gaat de pelgrimstocht van de Lorong Kulit tempel via 500 traptreden omhoog naar de Arulmigu Balathandayuthapani Tempel hoog op de heuvel. Als boetedoening lopen een aantal mannen met piercings door hun wangen en tong, met haken door het vel op hun rug, mannen met ontbloot bovenlijf rollen half in trance over de vloer door de tempel waarbij ze nogal eens misselijk worden, volgens een ingewijde. We kijken met eerbied onze ogen uit en lopen mee omhoog. Daarboven in de tempel wordt de God Muruga opnieuw aanbeden en de meegebrachte zilveren potten geofferd waaruit de melk over het beeldje wordt gegoten. Deze tempel kan 800.000 mensen verwerken, het is zeker druk, maar het voelt niet benauwend. Via een andere traproute gaat de meute naar beneden, onderwijl zijn gratis drankjes verkrijgbaar. Beneden wordt vanuit een tent voor iedereen gratis eten uitgedeeld, een blad papier met daarin rijst en een prutje groenten die we volgens hun gewoonte met de vingers smakelijk verorberen. Op de derde dag wordt het rijtuig met God Muruga via een andere route wederom in processie terug gebracht naar zijn plekje waar hij de rest van het jaar onbespied wacht op zijn volgende optreden. 

Ons allerbeste voordeel is natuurlijk dat we door de vertraging nog altijd binnen internet bereik zijn (alhoewel het echt beroerd langzaam is) als zo dadelijk ons zesde kleinkind geboren gaat worden. En zitten we niet op zee ons te verbijten dat we geen contact kunnen leggen als het zover is. We wachten in spanning op de dingen die komen gaan! 

Maandagochtend 9 februari 2015 rond 9.00 uur Nederlandse tijd  

Hoera hoera, ons 6e kleinkind is geboren!!!! Tamar, Viggo en Lauren krijgen er een zusje bij. Wendy en Jan Durk hebben een gezonde dochter gekregen, Berrit Wytske, roepnaam Berrit. Van harte gefeliciteerd voor allemaal. We zijn weer reuzetrots en blij!

 

 

Woensdag 4 maart 2015         Laatste perikelen met de dingy en eindelijk op weg naar Sri Lanka

"Verdorie.....potverdorie, nog 'es an toe zeg!!". Geloof me maar, dit is echt een vriendelijke en zeer verkorte versie van onze conversatie bij het uitpakken van de nieuwe bijboot. Vrijdag eind van de middag stappen we in Georgetown op de bus terug naar de boot als onze agent Nur belt. Customs heeft ons pakket vrijgegeven en morgenochtend kunnen we hem ophalen. Kinderlijk blij zitten we in de bus uit te rekenen hoe snel we daarna het anker kunnen lichten. Met een beetje mazzel varen we eind van de middag van Penang weg. Haha, kunnen we toch nog winnen. Hoogzwangere Wendy heeft er een wedstrijdje van gemaakt, wie eerst, de baby of ons bootje? Zaterdag tijdens het ontbijt krijgen we een telefoontje van Nur. Jammer maar helaas, Customs wenst ons pakket te inspecteren, wij hoeven niet eerder dan maandag op de stoep te staan. Verdorie, twee dagen extra vertraging. Om de verhitte gemoederen wat verkoeling te bieden, zoeken we ons heil in het overdekte winkelcentrum voor de laatste boodschappen en het ijsje bij de Mac. Als je daar te lang zit, ga je verkleumd van de koude lucht uitspugende airco met genoegen de warme straat op. Klokslag negen uur staan we maandagochtend bij Nur op kantoor. Ze kijkt ons verbaasd aan, "Ik zou jullie toch bellen als het zover is! De inspectie is uigesteld naar vandaag, dus nooit eerder dan na de middag is het klaar", zegt ze enigszins vermanend. Potverdorie!! Nou dat weer. Als er zaken anders lopen dan gepland, zeggen we vaak ter geruststelling "Dat heeft een reden, dat moet zo zijn, wacht maar af". Ja mijn reet, het houdt ook een keertje op!

Na een kop koffie bij de koude Mac pakken we de bus alvast naar Georgetown. We vullen de tijd met nutteloos winkels kijken, een lunch op het Chinese foodcourt, een uurtje bankhangen in een café. Inmiddels staat de wijzer op half drie en nog altijd geen telefoontje. Op de vaste wal in Butterworth is ergens het pakhuis van de Customs en met de veerboot steken we over. Aan ons zal het niet liggen, zodra dat verlossende belletje komt, staan wij op de stoep. Voor het vervoer van het 75 kilo wegende pakket hebben we de hulp van Terrence, de manager van de inmiddels bootloze Danga Bay Marina. Hij woont hier en heeft aangeboden te rijden, ook hij zit in de startblokken, al drie dagen. Naarmate de tijd verstrijkt, ga ik er steeds minder in geloven dat het vandaag nog gaat gebeuren. Chagrijnig hangen we aan een tafeltje in een eettentje de voor ons liggende telefoon te hypnotiseren. Rond vier uur begint hij te zoemen. Warren pakt hem op en even later verschijnt er een grote glimlach op zijn gezicht. "Wendy heeft gewonnen, ons zesde kleinkind is zojuist geboren. Het is een gezond meisje, Berrit Wytske". We sturen een felicitatie retour en beloven vandaag nog te bellen. Het was op de valreep, want koud een half uurtje later rinkelt de telefoon. Verwachtingsvol luister ik naar het gesprek dat Warren met de agent heeft, ja hoor, het is zover. In record tijd haalt Terrence ons op en rijden we naar de Customs waar we Nur ontmoeten. Na het noodzakelijke papierwerk en wat officieel smoelwerk wordt een paar minuten voor sluitingstijd een in blauw plastic verpakte dingy met een heftruck naar de auto van Terrence gereden. Met wat wrikken en duwen, stoelen plat, past het ook maar net. Warren vouwt zich achterin, ik zit bijna met mijn neus tegen de voorruit. Bij onze jetty laden we hem met zijn drieën uit en mogen eindelijk uitpakken. Vanaf dit moment worden onze teksten zodanig dat ze niet voor herhaling vatbaar zijn. Er is van alles mis. We dachten door middel van een tekening met daarbij de maten een duidelijke afspraak te hebben hoe de Chinezen de dingy naar onze wensen zouden gaan maken. Elke e-mail hierover werden we daarin bevestigd, "U zegt het maar, wij maken het!". Fout, fout, fout gedacht. De handvaten zitten op de verkeerde plek, hierdoor is de onderlinge afstand te groot om te kunnen tillen. De uiteinden van de tubes tot aan het achterschot zijn langer dan afgesproken. Hierdoor past hij niet op ons voordek. Op één plek kan Warren zijn hele hand tussen een aanhechtingszoom steken, geen lijm te bekennen. Als klap op de vuurpijl blijkt een paar minuten na het oppompen de rechtertube langzaam leeg te lopen, die is lek! We nemen afscheid van Terrence, verplaatsen het motortje van de oude op de nieuwe dingy, vouwen de oude op en brommen in een steeds verder verschrompelende dingy terug naar Nightfly waar hij provisorisch op het dek wordt gebonden. Ondertussen is het al donker geworden, we halen het anker op en varen tot middernacht door om boven Penang te stoppen voor een paar uurtjes slaap. Onze vreugde over Berrit is compleet overstemd door dit gezeik. Een pittige e-mail met bewijzende foto's gaat naar China, waarna we resoluut de knop omzetten. We bellen eerst met Wendy, trekken dan een koud biertje open, proosten op Berrit en kijken vertederd naar het eerste fotootje dat ze ons gemaild heeft.

Warren zou geen man zijn (die komen namelijk van Mars) als hij bij het woord "probleem" niet direct de koppeling zou maken met "oplossing". Zijn hersenen maken overuren in de tijd dat hij eigenlijk moet slapen. Ik daarentegen zie die beren op de weg, hoe groot en eng ze zijn, val in een diepe slaap, vertrouwend op mijn slimme man. Want dat is één van zijn mooie eigenschappen, niet bij de pakken neerzitten, vort met de geit. De ochtend na aankomst op Langkawi heeft Warren de plaatselijke dingydealer/reparateur laten komen, overlegd wat er moet gebeuren en hoe snel we hem terug kunnen krijgen. Het lek moet gedicht, handvaten worden verplaatst. Het lijmwerk moet minimaal 72 uur drogen, maar voor het inkorten van de tubes is veel meer tijd nodig. En die willen we niet nog meer verspelen. Om de dingy passend op het dek te krijgen, zodat hij niet meer met zijn neus op de ankerlier ligt en het achterschot het raam niet meer blokkeert, kopen we een dik blok hout van 14 bij 14cm. Na veel zweetdruppels en een kuip vol zaagsel heeft Warren twee stukken, maakt op de bovenkant een brede gleuf waarin het achterschot past en gefixeerd wordt. Verfijnen, epoxie, schuren, lakken en op het dek lijmen als steunen onder de dingy waardoor hij met de neus hoger ligt en het raam gewoon open kan. Het geheel komt iets verder richting de mast en maakt dat de ankerlier ook bediend kan worden. Onze ouwe trouwe Bromvlieg gaat zijn oude dag slijten bij John en Kate op Seahog. We nemen afscheid van nieuw verworven vrienden,  kunnen op een geleende brommer de zware boodschappen bij de dingy steiger krijgen. Krijgen na zes dagen de gerepareerde dingy terug, klaren bij de Maleisische autoriteiten uit en halen op 19 februari, Chinees Nieuwjaar, ons anker uit de vervuilde modderige bodem omhoog en zetten koers naar het westen. Eindelijk!

                                  Indische Oceaan, zo traag als dikke stront.

Zo langzaam zijn we nog nooit geweest. Van tijd tot tijd komen we vreemde stroomrafelingen tegen met witte kopjes waar we enorm door geremd worden. In combinatie met weinig wind schiet je daar niet veel mee op. In Warren's wacht gaan we achteruit. Hij zet de motor bij, maar zelfs met de motor op 2000 toeren komt de snelheidsmeter met moeite boven de twee knopen uit. Ach, doen we er gewoon een paar dagen langer over. Zo comfortabel hebben we het ook nog geen enkele oversteek gehad. Fluitend vullen we onze wachten en verslinden boeken. Het waait zo tussen de 6 en 10 knopen uit het noordoosten, na een paar dagen loopt eindelijk ook de stroom mee die tenminste nog voor enige voortgang zorgt. Dit stuk oceaan staat beschreven als één van de meest plezierige om te bevaren. Behalve dat het dan wat langzaam gaat, klopt het als een bus. De zee heeft een kalme deining met hier en daar een zwiepertje van een ondeugende golf, we kunnen gewoon normaal eten koken en slapen, niks nie inslingeren. En de meeste ramen en luiken kunnen open blijven, heerlijk voor de doorluchting, want buiten is het meedogenloos heet. Merendeel van de tijd hebben we twee voorzeilen uitgeboomd, waardoor vooral de nachtwachten heel prettig verlopen. In mijn achterhoofd roept een gemeen stemmetje, "Dit paradijsje duurt niet eeuwig hoor!". En dat weet ik dondersgoed. Straks bij Zuid Afrika zal ik met heimwee hieraan terugdenken. Dus voorlopig ga ik heerlijk ongegeneerd genieten.

"Niet loslaten hè, want ik haal je niet op", waarschuw ik. Dat geintje heeft 'ie me eerder geflikt, ergens rondom Tahiti. Toen waren we meer twee kemphanen die iets uitvochten. Met een kwaje kop heb ik Warren toen toch maar opgepikt, hoe was het ook al weer, in voor en in tegenspoed? Nu hangt Warren joelend aan de laatste trede van het zwemtrapje, het is douchetijd. Heerlijk afkoelen en het zweet afspoelen. Daarna is het mijn beurt. Wow, wat een genot. Voor de zekerheid knoopt Warren me een lijn om het middel. Hij wil me gelukkig nog niet kwijt.

Dag en nacht, continu zijn we in gezelschap van een stuk of acht schepen. Niet dat we ze allemaal fysiek zien, maar het scherm laat ons met zwarte kegeltjes weten waar de grote container en vrachtschepen varen, op weg naar Singapore, India of Suezkanaal. Een aantal mijlen zuid van ons ligt de snelweg, een enkeling kruist onze route binnen een mijl. We zijn niet bang voor ze, ons AIS systeem vertelt precies hoe hard ze varen, welke koers, en waar en wanneer we het dichts bij elkaar zijn. Voldoende tijd om uit te wijken, indien nodig. Vice versa, wij verschijnen ook op hun scherm en meestal passen zij hun koers aan. Een prettig en veilig idee dat ons klote kleine bootje op deze oneindig grote oceaan zichtbaar is. Hoe meer we Sri Lanka naderen, hoe vaker we vissersboten tegenkomen. Ze stevenen meteen op ons af, houden kokosnoten of vis omhoog waarvoor ze in ruil alcohol of sigaretten willen. We waren al gewaarschuwd dat ze volhardend zijn, want nee zeggen helpt niet echt. Ze blijven bij ons varen, willen niks meer ruilen maar wel "Smokie smokie??" Warren roept "No smoking, it will kill you" en vervolgens grijpt hij zichzelf naar de keel en valt op de kuipbank. De zwarte mannen liggen in een deuk. "En drank hebben we ook niet, want we komen van een moslimland". Nou, daar hebben ze niks tegenin te brengen. Na een half uur en wat obscene gebaren druipen ze af. Voor alle zekerheid ligt de machete binnen handbereik, want de wereld heeft rare kostgangers.

Naarmate de dagen op zee verstrijken, verstrijkt ook de houdbaarheidsdatum van het verse spul. Steeds meer appels en sinaasappels met een bruine of rotte plek. Aardappels hebben flinke uitlopers en de kaas krijgt schimmelvlekjes. Nou, de melk kan nog net vandaag, bijna zuur. Een bedorven ei gaat meteen over boord, dat meurt zo verschrikkelijk. Hier en daar snijden we de slechte plekjes weg, tijdens het koken let ik op verdachte geurtjes. Als Warren niks merkt of zegt, maak ik geen slapende hond wakker. En als we wat geks proeven, snuiven we nog eens en eten dapper door, hebben we veel keus? We zijn niet minder kritisch geworden, want echt bedorven voedsel gaat overboord. Maar onze magen zijn zeker wel toleranter geworden. Nou ja, het verhoogt de weerstand wat, nooit verkeerd. Op de een na laatste dag op zee vangen we eindelijk een vis, een klein makreeltje. Dat krikt het vitaminegehalte weer wat op. In mijn nachtwacht pak ik wat te drinken uit de koelkast en denk, "huh, ligt er een zaklampje in?". Het is de gefileerde makreel, nooit geweten dat die licht geeft in het donker.

Op de veertiende dag na vertrek uit Maleisië lopen we Galle haven binnen, waar een Nederlands Fort uit de VOC tijd een prominente plaats inneemt. We roepen Windsor Reef onze agent op zodat hij de autoriteiten in kan lichten, daarna de havenmeester die ons vraagt in de buitenhaven voor anker te wachten op nadere instructies. Na een goed uur komt een bootje langszij die twee Navy mannen bij ons aan boord brengt. Eentje komt binnen checken, kijkt in kastjes en onder de vloer, ziet niks verdachts waarna we naar een drijvende steiger in de binnenhaven mogen varen. Er liggen reeds vier boten. Ik stuur Nightfly achterwaarts naar de steiger, onderwijl laat Warren het anker vallen. Op de wiebelige van blauwe plastic blokken gebouwde steiger staat onze agent om de lijnen aan te pakken. Het circus van inklaren volgt, wat allemaal vrij vlekkeloos en vlot verloopt. Daarvoor heb je tenslotte een agent, wat hier overigens verplicht is. Via internet hadden we ons visum al aangevraagd, waardoor immigratie rap onze paspoorten stempelt. 's Avonds zitten we bij de nieuwe buren voor een heerlijk koud biertje en een hapje.

Dinsdag 24 maart 2015               Sri Lanka, een prachtig land, maar Galle haven is echt waardeloos voor zeilboten

"Ohhh, wat een schatje. Kijk nou, ze heeft een kunstbeen!". Eén van de verzorgers tikt op haar linker bilwerk, ze beurt haar houten poot op die eraf gehaald wordt ter controle. In de tussentijd staat ze heel relaxt met het stompje steunend op haar rechterpoot, net of ze met gekruiste poten een sigaretje staat te roken. Samen met twee andere zeilers zijn we vanochtend om half vijf vanuit Galle vertrokken in een busje met chauffeur om vier uur later rond openingstijd voor de deur te staan van een soort weeshuis voor olifanten, in het Uda Walawe Nationale Park. Voor een ontbijt zijn we ergens onderweg bij een restaurant gestopt waar we niet op een boterham met jam, laat staan kaas hoeven te rekenen. We houden het bij rijst met een worstje en verrassing, onder een theedoek liggen heerlijke dikke stukken witbrood in een rieten mand, supervers. De olifantjes krijgen pas om negen uur ontbijt, die moeten wachten tot de toeristen mee kunnen kijken. Een hele kudde van klein, kleiner kleinst komt in draf aangehold. Per vier of vijf tegelijk worden ze doorgelaten en rennen in tempo naar de voederplek. Daar staan twee jongens met enorme melkketels waaruit ze per olifant een volle literkan in een trechter gieten. De slang die daaraan hangt, wordt gretig door de slurfjes in de mond genomen om te kunnen drinken. Hup, volgend groepje komt al aangerend, de volle buikjes worden door jongens met een tak weggedreven. Verderop doen ze zich tegoed aan de suikerriet stengels. Na dit schouwspel zitten we ruim 2,5 uur in een jeep met een verhoogde overdekte open cabine. Een gids stapt in en vertelt ons wat we kunnen verwachten. Van de melkdrinkende kudde die we net zagen, wordt van tijd tot tijd zodra ze groot genoeg zijn een groep "vrij" gelaten in het enorm grote park. De dames blijven altijd bij elkaar met beschermd in hun midden de kleinste van de groep. De mannetjes zijn solitair en lopen alleen rond. Die zoekt het vrouwelijke gezelschap zodra hij daar behoefte aan heeft. Pauwenpaartjes, waarvan de dames met hun verenpracht lopen te pronken om de veel saaier gekleurde mannetjes te verleiden. Water- en wilde buffalo's liggen in de grote meren te badderen met om en op hun lijf witte vogels die een graantje meepikken. De gids tikt met een muntje op het raamkozijn waarop de chauffeur prompt de auto tot stilstand brengt en de motor afzet. Hij wijst ons vogels aan die wij nooit gezien hadden. Op nog geen honderd meter afstand woelt een kudde olifanten met hun voorpoten door het dorre gras. Ze trekken een polletje met hun slurf uit de grond en slaan het zand met de poot eruit. Het overgebleven gras wordt opgepeuzeld. In een poeltje verderop zoekt een groepje verkoeling door modder op hun lijf te gooien met de slurf. Aandoenlijk hoe in hun midden ook weer een baby olifantje het voorbeeld volgt en weldra onder de bruine modder zit. In alle stilte kijken we toe, wat een prachtig mooi puur natuur park. Na de lunch rijden we terug richting Galle en stoppen bij de vuurtoren van Dondra Head. We klimmen de spiraaltrap helemaal naar boven tot het voor mijn ogen draait. Op de rondgang buiten rukt de wind flink aan onze kleren. Een paar dagen geleden nog maar zeilden we hier in de nacht langs. Dan heb je geen idee hoe het nieuwe land eruit zal zien. Het blijft bijzonder om dat met eigen ogen te gaan ontdekken.

Alle dagen zijn we druk met klussen. Het grootzeil krijgt een nieuw voorlijk voordat die er spontaan zelf uitscheurt. Een explosie van zeildoek ligt in de kuip. Met beleid bedient Warren de naaimachine (oh, wat zijn we er blij mee) en ik probeer dat enorme doek in bedwang te houden en te begeleiden op drie vierkante meter werkruimte. De watermaker heeft nog altijd lekkende afdichtringen waar Warren een aantal dagen mee zoet is. "Heerlijk, wil je ook een glaasje water?" en ik reik Warren een bruin goedje aan. "Als je lang genoeg wacht, zakt het vanzelf naar de bodem". In Langkawi hebben we steeds vanaf de wal water getapt en hiermee de watertanks gevuld, prima drinkwater. Maar sinds we de rechtertank in gebruik hebben, gebeurt het steeds vaker dat er troebel water uitkomt. Het lijkt onschuldig sediment, maar geen prettig gezicht. Tijd voor een schoonmaak en extra filterbeurt. Na een middag zweten zijn alle 55 moeren en bouten ontdaan van hun lijmende kit, is de tank schoon en zit er weer schoon water in. Omdat de bilgepomp niet naar behoren werkt, ontdekt Warren tijdens deze klus nog meer werk, roest onder de vloer! Wat een lenige man heb ik toch, hij vouwt zijn bovenlijf in het keukenkastje om daar onder de vloer te kunnen schuren en schilderen. Zodra ik gevloek hoor, weet ik dat hij in de knup zit. En dat bij een binnentemperatuur van 35º Celcius.

We zijn er nog steeds niet van overtuigd dat we Nightfly hier aan de steiger onbeheerd achter durven te laten, terwijl wij het binnenland gaan bekijken. Het is een waardeloze steiger die nagenoeg op instorten staat. Volgens ons al jaren, ze zijn een heuse jachthaven aan het bouwen (duurt ook jaren), dus onderhoud kun je wel vergeten. Op de tweede dag kwam na wat zuidelijke wind een heel vervelende deining de haven binnen sjouwen die de steiger en alle aangemeerde boten (inmiddels een stuk of negen) in alle tegengestelde en zeker niet synchroon gaande trek en duw bewegingen liet maken. Gevolg is dat we geen minuut stil liggen, maar erger dat ons anker krabt. De konten van de boten knallen om beurten tegen de steiger aan. Precies waar wij liggen zit een grote verroeste ring die een flinke hap verf van de spiegel heeft weggeslagen. Net op de waterlijn, niet te repareren zolang we in het water liggen. Begonnen we met 35 meter ankerketting uit, daar blijft zoetjes aan maar 25 van over, te weinig! Warren besluit om een tweede anker vanaf de boeg uit te brengen. Dat voelt beter.

Galle is een leuke plaats, er heerst een prettige aangename sfeer. Het oude centrum is vergeven van de winkeltjes, werkplaatsen, het centrale Dutch Market gebouw en tientallen fruit- groente en visstalletjes. Kleurig geklede mensen lopen bedrijvig rond, goed te zien dat we dicht bij India zijn. Prachtige sarongs met ontblote buiken, daarboven een strak aansluitend lijfje met een zwierige lap over de schouder. Zulke mooie glanzende stoffen dat het lijkt of de dames allemaal naar een feestje gaan. Nagenoeg alle mannen dragen de oorspronkelijke sarong met geruite print in felle kleuren, een overhemd erboven en teenslippers eronder. Talloze bussen, auto's, tuktuks, brommers en fietsen wedijveren om een stukje weg en wie het snelst is. Wij hebben zelfs een 'eigen' tuktuk met Benet als chauffeur. Zodra er nieuwe boten aankomen, verdelen ze die onderling. En er wordt verwacht dat je niet overloopt naar een ander. Benet staat telkens trouw te wachten bij de poort van het haventerrein. Zij mogen er niet op, wij mogen alleen met een toegangspasje erin en eruit. Dag en nacht is er bewaking, die kijken zelfs in je tassen wat je gekocht hebt en hinten dan dat ze wel wat willen. Maar niet krijgen, daar doen we niet aan. Maar Benet heeft een slechte vangst aan ons, wij houden van lopen. Ten eerste nodig om zelf wat beweging te krijgen, maar bovenal veel handiger om winkeltjes te kijken. Het drukst bezocht door toeristen is het oude VOC fort. Ooit gebouwd door de Portugezen, later ergens rond 1660 door Hollanders compleet opnieuw opgezet. En dat is te zien, Hollandse degelijkheid met een goed werkend rioolsysteem. Tijdens de tsunami in 2004 bleef het fort met zijn solide muren nagenoeg ongedeerd, het achterliggend gebied met de nieuwe stad werd zwaar getroffen met veel slachtoffers. In het fort kun je uren rondslenteren. Smalle klinkerstraatjes die soms in het Engels vertaalde Hollandse straatnamen dragen, zoals Leynbaan, Zwart Bastion en Utrecht Bastion. Prachtige huisjes veelal omgebouwd tot winkel waar een overdaad aan sieraden en ander duur spul in de etalage ligt. In de Kerkstraat vinden we vanzelfsprekend de Groote Kerk, een Nederlands Hervormd kerkje. Hier zoeken we een boodschap aan ons gericht. Bij de kansel ligt het dikke gastenboek waarin we een aantal bladen terugslaan en jawel, op 31 december 2014 vinden we hem. Johan en Annelies, mijn broer en schoonzus, hebben tijdens hun fietsvakantie hier het gastenboek getekend en daarbij de groeten aan Warren en Maria gedaan. Wij schrijven de groeten terug. Leuk gevoel, dat zij hier kort geleden ook gestaan hebben. Op de eerste verdieping van het voormalige Dutch Hospital eten we op de koele galerij heerlijk fish & chips met een koud biertje en uitzicht op de grote baai van Galle. Als we bij onze haven rechtsaf slaan, zit er vlakbij een supermarktje dat zelfs Gouda kaas in de koeling heeft liggen. Ook hier fruit en groentestalletjes afgewisseld met vers gevangen vis. Naast een deur hangt een bord voor het raam waarop allerlei smaken vruchtendrankjes worden vermeld. We stappen binnen en een oudere vrouw biedt ons een stoel aan in wat voor ons hun huiskamer lijkt te zijn. Haar man is visser en hij vertelt dat zijn bootje achter het huis ligt. Vrouwlief gebiedt ons achter haar aan te lopen, waarbij we een slaapvertrek passeren, een donkere keuken en bijkeuken door lopen om heel verrassend aan de zeezijde op het strand uit te komen. Haar zoon heeft een piepklein strandtentje waarachter hij, als hij geen surfles aan het geven is, superverse vruchtenshakes maakt. Onder het rieten dakje gezeten op een barkruk slurpen we met een rietje het lekkere vocht naar binnen. Op de rollende branding zijn een handvol mensen op surfplanken in de weer. Moeders staat gezellig bij ons en kijkt heel trots.

Met de motor op pad

Na rijp beraad en overleg met onze Duitse buren durven we het aan. Voor drie dagen huren we een motor. In de tijd dat wij rondtoeren, houden de buren een oogje in ons zeil, zodra wij terug zijn, vice versa. Het zou toch te gek voor woorden zijn als we niks van Sri Lanka zouden kunnen zien. Tenslotte is dat de belangrijkste reden om een land aan te doen. Met een kleine rugzak gaan we op weg via de zuidelijke kustweg richting oosten. Voor Warren is de eerste ochtend niet echt ontspannen rijden, het verkeer is hier bijna gekkenwerk en zelf gek meedoen is de enige optie. Zodra de hoofdweg landinwaarts gaat, wordt het beter. Beduidend minder weggebruikers waardoor we kunnen genieten van de omgeving die steeds mooier en vooral groener wordt. Na de middag doemen de hoge bergen op en via een slingerende weg komen we rond een uur of vier in het bergplaatsje Ella aan. Het is merkbaar koeler op deze hoogte en de plafondventilator in onze hotelkamer blijft onaangeroerd. Het is een modderige bende op de weg die opnieuw wordt aangelegd en als het begint te regenen, vullen de kuilen zich snel met water. De koks in de open keuken van Chill Café zijn een genoegen om naar te kijken. Met hoge witte stijve koksmutsen op hun hoofd bereiden ze voor ons heerlijke biefstukjes, lang geleden dat we zoiets goddelijks gegeten hebben. De chefkok houdt alles in de gaten en er verlaat geen bordje eten de keuken zonder zijn goedkeuring. Na een uitgebreid Engels ontbijt stappen we in lange broek en een blouse met lange mouwen op de motor, hier in de koele hoge bergen geen overdaad. Via kleine weggetjes rijden we langs ontelbare theeplantages. Van tijd tot tijd zien we de theepluksters tussen de struiken lopen. Op hun rug bungelt een langwerpige plastic zak die met een touw over hun hoofd op zijn plek wordt gehouden. Onder het touw dragen ze een driedubbelgevouwen doek om het hoofd te beschermen. De handmatig geplukte theeblaadjes belanden handenvol over hun hoofd in de zak. Een behoorlijk zware baan in deze hete zon, werk dat voornamelijk door Tamilvrouwen wordt gedaan. Per dag moet er minimaal 20 kilo geplukt worden en daar krijgen ze slechts drie US dollar voor! Zover we kunnen kijken, glooiende hellingen, steile wanden, het is één groene zee van theestruiken die allemaal geplukt moeten worden. Als we naar ze zwaaien, krijgen we enthousiaste reacties terug. Natuurlijk willen ze ook voor ons op de foto. Overal in de kleine dorpjes vinden we bakkertjes waar we voor de koffie en de lunch stoppen. Er komt een schaal op tafel met verschillende gefrituurde rolletjes, soms pittig gevuld met groente, vis of vlees en rotis, een klein soort pannenkoekje met ei. Wat je ervan eet, reken je af, de rest gaat terug in de vitrine. De bakker jongleert met de deeglapjes en vult ze vliegensvlug met het een en ander, daarna worden ze gebakken in houtgestookte ovens. Het is allemaal lekker en voor je het weet, eet je te veel. 

In Nuwara Eliya rijden we een stukje verkeerd. Gelukkig maar, anders hadden we het centrum van dit oude Engels aandoend stadje gemist. Langs het langgerekte Gregory Lake komen we na een groen park langs het in oudroze gekleurde bakstenen gebouwde Victoriaanse postkantoor, aan de overkant het marktgebouw. We hebben de afslag naar Hatton gemist en rijden nu richting Kandy. Daar zouden we graag heen gaan, want ook daar in de buurt ligt een verrassing op ons te wachten achtergelaten door mijn broer en schoonzus. Helaas is onze reikwijdte in drie dagen beperkt en moeten we omdraaien weer richting het zuiden. Na wat vragen vinden we de goede weg. Vandaag voert ons door bossen, over hele smalle weggetjes, door kleine dorpjes, langs een oud Engels kerkje waar de vrouwelijke koster ons rondleidt. En overal rijden die eigenwijze tuktuks, door het hele land. We moeten regelmatig even afstappen om de stijfgeworden kont en benen in beweging te zetten. Als we dan meteen het uitzicht staan te bewonderen, komt een jonge venter aangelopen met bakjes verse aardbeien. Jammie, wat een traktatie! In Balangoda waar we overnachten zijn ze niet veel toeristen gewend. We vallen echt op als we voor het avondeten door de hoofdstraat lopen op zoek naar teenslippers voor Warren. Het meisje in de kleine drogist spreekt geen woord Engels, maar met gebruik van handen en aanwijzen verkoopt ze me een klein potje crème. Door de zon en wind de hele dag droogt ons gezicht uit, dus even smeren. In een minidorpje eten we na een lekker nachtje slapen ons ontbijt, mierzoete thee met cake. Het helpt niet om een tweede bakje zonder suiker te bestellen, het zit er standaard in. De lokalen kiezen voor een bord met rijst of noedels dat in grote bakken zit waarover kranten om de vliegen weg te houden. De derde dag moeten we een bergpas over. Tien haarspeldbochten met spectaculaire uitzichten verder zijn we aan de andere kant van de berg en daalt de weg zoetjes aan. Opnieuw velden en hellingen vol theestruiken, maar ook rijstvelden, bananenbomen, kokosnoot- en rubberbomen. Het houdt nooit op. Langs de weg lopen dames met paraplu's in hun prachtige sarongs, mannen op grote ouderwetse herenfietsen, Boeddhabeelden, prachtig beschilderde vrachtauto's, rode bussen met zwarte uitlaatpluimen en tuktuks geduldig wachtend op klandizie. In het dorp Hulandawa, een verbastering van Holland, stuiten we op een ritueel Hindu feest van een grote groep Tamils. Na de burgeroorlog tussen de militairen en de Tamils (pas geëindigd in 2009) is dit de enige achtergebleven Tamil groep hier in het zuiden en zonder problemen door de overige bevolking geaccepteerd. Het feest lijkt veel op wat we op Penang in Maleisië gezien hebben. Een aantal mannen hangen met haken door het vel van hun benen en rug bevestigd aan een touw dat aan een bamboestok vanaf een laadauto bungelt. In hoge stemmen joelen de vrouwen onverstaanbare kreten, mannen met trommels maken begeleidende muziek, dansende jongens en meiden en allemaal zijn ze op weg naar de Hindutempel. Warren neemt de motor aan de hand mee, een jongeman neemt mij op sleeptouw langs de groep Tamils al struikelend helemaal mee naar voren. Hij wijst waar ik foto's van moet maken en iedereen is min of meer vereerd als ik dat doe. Ik moet oppassen dat niet telkens zijn handen ook in beeld komen. Voordat de groep arriveert, heeft hij mij de hele tempel al rondgeleid en wachten we de rest af. Zodra hij Warren ziet, vliegt hij daarop af en neemt Warren in zijn kielzog mee. Hè hè, heb ik even rust en kan ik zelf rondkijken en foto's maken van wat ik wil. 

"Mag ik uw rijbewijs even zien? Dat is een ongeldig rijbewijs meneer, u krijgt een bekeuring van 2500 Rupee", en de agent pakt zijn bonnenboekje met een smerig vals glimlachje op zijn smoel. Eerst een gezellig praatje beginnen en dan komt dit. We zijn een uurtje rijden nog van Galle af, bijna thuis zeg maar en dan een bekeuring aan de broek. We praten als brugman en vinden gehoor bij de andere motoragent. Maar, zegt 'ie, hij kan niks, want hij is lager in rang. Blijkt dat buitenlanders een tijdelijk Sri Lankees rijbewijs moeten kopen, alleen in Colombo verkrijgbaar, als je een auto of brommer huurt. Zou handig zijn als de verhuurder daar ook van op de hoogte is en je zonder dat papiertje dan weigert. Na ruim een half uur praten heeft de hoofdagent intussen aan een andere weggebruiker een bekeuring uitgeschreven en daarmee wellicht zijn quotum gehaald, hij blijkt toch vatbaar voor onze argumenten. Eerst een waarschuwing en dan een bekeuring. Hij laat ons gaan, snel wegwezen hier en de motor inleveren. Elke volgende controle kan het zelfde liedje zijn. 

Onze Benet

Benet is helemaal blij als we een toeristentochtje met hem gaan maken. In een straal van tien kilometer bezoeken we een Boeddhistentempel die in de rotsen uitgehouwen is. Beneden aan de trap laten we onze teenslippers achter en branden onze voetzolen aan de hete stenen treden. Binnen in de granieten tempel is het heerlijk koel. Na een kleine donatie lopen we het felle zonlicht tegemoet waar Benet al met onze schoenen staat te wachten. De schat, hij heeft ze opgehaald. Hij rijdt ons verder naar de Virgin White Tea Plantation, ons hoofddoel van de rit. We worden bijzonder vriendelijk onthaald door een meneer met een grijs kortgeknipt snorretje en twee tanden in zijn mond. Hij weet van alles over de historie en de toenmalige overheersing van de Nederlanders te vertellen gelardeerd met wat Nederlandse woorden. Eerst hebben we een privé rondleiding, maar na een paar minuten sluit er nog een drietal Engelsen aan. Op deze plantage worden hele speciale theesoorten gemaakt, onder anderen de enige White Tea waarvoor de theebladeren zonder directe aanraking van handen worden geplukt. Er staan hibiscusstruiken waarvan de bloemen gebruikt worden voor de smaak. Rubberbomen en peperstruiken komen we ook tegen. Zo'n kleine dertig theesmaken worden hier geproduceerd, die we allemaal kunnen proeven. Maar eerst naar de bungalow van de eigenaar waar op de veranda met theeservies gedekte tafels wachten alwaar we een kopje thee met een plakje chocoladecake geserveerd krijgen. In de fabriek gebruiken ze reeds jarenoude machines waarmee het proces van geplukt theeblaadje tot aan voor verkoop geschikt gemaakte thee doorlopen wordt. In het bijgaande museum is de proeverij waar we uit elk kopje thee een lepeltje in ons eigen glaasje kunnen gooien en daarna opdrinken. Elke thee heeft meerdere specifieke aanbevelingen, zoals een ochtend of juist middagthee. Goed voor de spijsvertering of cholesterolverlagend, tegen malaria, reinigt je lever, goed voor de bloedsomloop enzovoort enzovoort. We kopen de heerlijk fris-smakende limoengras thee, lemon grass wordt ook wel citronella genoemd, nooit geweten. Citronella helpt hier fantastisch tegen de muggen. Na dit bijzonder aangename verpozen brengt Benet ons bij een kruidentuin, in het engels klinkt het veelbelovender, Herbal Garden. Het ligt aan het Koggala Meer vlakbij Unawatuna. Een gladjanus wandelt met ons door de tuin en bij elke struik of boom staat een potje met teenoftander smeerseltje dat goed is voor iets in of aan je lichaam. De bedoeling is natuurlijk dat je wat gaat kopen. Warren kijkt toe terwijl ik me laat masseren, hoofd, schouders en rug. Als ik lig te soezen, klinkt er een hels kabaal vlakbij. Een lading dakpannen is van het dak gedonderd en ligt nu in scherven op de grond. Ik kan nog net op tijd aankleden, voordat er mannen aankomen om de boel op te ruimen. Bij Warren wordt op zijn arm een ontharingscreme gedemonstreerd, schijnt voor jaren te werken. Overtuigd door de kale plek op zijn arm kopen we twee potjes, vooruit. Dan zijn we wel klaar met deze meneer, hij heeft geen goedkope potjes in zijn toko. Voor Benet vinden we het ook wel genoeg, hij zweet als een otter. Hij brengt ons op verzoek naar de grote supermarkt waar wij met een grote lading naar buiten komen en hij de bijbehorende spaarpunten op zijn kaart laat bijschrijven, slimme jongen! Heeft hij toch nog wat aan ons verdiend, want dat kleine beetje wasgoed van ons wat hij ook geregeld heeft, was niet de moeite.

Na precies drie weken stofhappen vinden we het welletjes. We zijn het echt helemaal zat. Behalve dat we in een wasmachine liggen te hotseklotsen, zijn er intussen drie cementschepen geweest die hun lading hebben gelost, naast onze deur. En de wind waait regelmatig onze kant op, gevolg is dat alle boten onder een dikke laag cementstof zijn bedolven. Niet zomaar weg te vegen, het moet echt met veel water gepoetst en geschrobd worden. Een keer tussen twee schepen door heeft het een paar uren tropisch gehoosd, we waren allemaal in zwemkleding onze boten aan het wassen. Nu moet Warren de mast in om ook de verstaging met een emmer en een borstel schoon te maken, een rotklus. Het zeewater is te vies om in te zwemmen en de enige douche ligt aan de andere kant op het grote stoffige haventerrein. Een lange warme wandeling waarbij je op de terugweg alweer een douche kunt gebruiken. Iedereen moppert en klaagt, al jaren. Sri Lanka is echt de moeite waard, een prachtig land met bijzonder aardige bewoners. Maar de ligplaats voor de zeilboten is niet om over naar huis te schrijven. Dan ga je toch ergens anders liggen, zou je zeggen. Maar dat kan nu net niet, eenmaal hier aangelegd betekent blijven. Het is niet toegestaan om daarna te verkassen zonder eerst uit te klaren. Een en ander heeft nog altijd te maken met de voorbije burgeroorlog. Tja, zo heeft elk land zijn eigenaardige regels. En die respecteren wij.      

Zondag 24 mei 2015       Twee maanden  in de Malediven, zijn ze echt zo exotisch.......?

         Belangrijke vraag, kapper of bier?????

Er zijn dagen waarop ik geen moment in de spiegel kijk. Sinds vandaag vind ik het wel interessant, een nieuw kapsel. Op de laatste dag in Sri Lanka zitten er nog wat rupees in de portemonnee. Die moesten we maar opmaken. "Zal ik hier naar de kapper gaan? Vermoedelijk wordt het lastig om in de Malediven een kapper te vinden die aan mijn ongelovige hoofd mag zitten", bedenk ik. Ze zijn daar strenggelovige Moslims waar ook alcohol verboden is. Behalve op de vakantie resorts waar het idiote prijzen heeft, is het werkelijk nergens te koop. Hmmm dilemma, kapper of bier? "Nou", zegt Warren heel geslepen, "dit is je kans voor de tondeuse, dat wilde je toch ooit proberen? Lekker kort in de komende hete maanden. Voor we de Malediven verlaten, is het alweer lang". Het klopt, ik heb het al vaker overwogen, maar nooit durven doorzetten. Het is nu of nooit. Dus op de eerste dag op zee hanteert Warren de tondeuse met eerbied. Lok voor lok valt onder mijn neus in de wasteil. Na een kwartiertje is het gepiept. Een blik in de spiegel brengt even een schok teweeg, sjezus wat kaal, dat had best iets langer mogen blijven. Helaas hebben we maar één opzetkammetje aan boord, de kortste. Ik heb nu zelfs korter haar dan Warren, haha. Maar ooohh, wat voelt het lekker. Met zwemmen, met douchen, met slapen, heerlijk! Na twee weken is de stekelborstel al zacht aan het worden, het groeit als kool. Met een tevreden grijns pakt Warren nu dagelijks twee blikjes bier uit de koelkast die we genietend leegdrinken.

De dikke regenbuien onderweg helpen mee om de laag cement kwijt te raken. De squalls zijn in dit gebied veel voorkomend, alleen 's nachts zie je die rotdingen niet aankomen. In mijn wacht natuurlijk. In een mum van tijd trekt de wind van bijna niks aan naar 20 knopen, naar 30 en blijft rond de 35 even hangen. Teveel voor de genua, tijdens het indraaien ziet Warren dat het onderlijk een scheur heeft. Gelukkig hadden we het grootzeil al naar beneden. De zee blijft een tijd woelig, de wind kakt weer in en ploeteren we in de hitte verder. Na zes dagen valt om half drie in de middag tijdens de zoveelste squall het anker in azuurblauw kristalhelder schoon water, een verademing. Voor de langverwachte duik moeten we nog even geduld hebben tot de inklaring is geschied. Vijf man zitten bij ons in de kuip peentjes te zweten in hun mooie pakjes met schoenen en sokken aan. Dat versnelt vast de hele poespas. Ook hier moesten we een agent inhuren die de papierhandel regelt, maar Assad is echt zijn geld waard. De vooraf gemailde papieren zijn in veelvoud voorbereid, het enige wat kapitein Warren hoeft te doen is ontelbare keren zijn handtekening zetten, onze scheepsstempel op het inktkussen natmaken en stempelen voor het officiële tintje, zijn ze gek op hier. Als welkomst gift overhandigt Assad ons een bak kokosijs, dat is smullen zeg!

Als je op een nieuwe plek gaat 'wonen', is het maar afwachten wat voor buren je krijgt. Wij treffen het, in Galle lagen we al naast elkaar, nu ankeren we naast Evita, een gezellig spaans/engels gezin met twee jongens en een meisje, acht, tien en twaalf jaar. Ze zijn een paar uur vóór ons aangekomen in Uligan, ons eerste Atoll in de Malediven. Terwijl pa en ma met volle tassen wasgoed naar de wal gaan, zijn alledrie de kinderen druk doende met hengels en vangen zo een paar lekkere visjes voor op de barbecue, goed geregeld! Het kleine dorpje bestaat uit zandwegen, elke dag keurig aangeveegd en op diverse plekken staan aan de zijkant een soort bankjes gemaakt van een ijzeren frame waarin hangnetten om in te zitten. Die worden bezet door moslimvrouwen geheel in traditionele zwarte jurken met zwarte hoofddoeken gekleed, heel verfrissend zit er soms een gekleurde jurk bij. Een oude tandenloze opa bekijkt ons, nou vooral mij met onbedekte blote onderbenen en blote armen, heel nieuwsgierig in het voorbij gaan. Warren begroet hem in zijn eigen taal, het Dhivehi, waarop een brede grijns tevoorschijn komt en een groet terug. Ik heb mijn kleding vanzelfsprekend aangepast, maar ik loop zeker niet in lange jurken, die heb ik niet eens. Dus word ik bekeken, voornamelijk mijn onbedekte onderbenen krijgen telkens blikken, meestal van de vrouwen trouwens. Die blikken zijn moeilijk te interpreteren, beschaamd, jaloers, bewonderend, verwonderend, beschuldigend, er zit van alles tussen. Geenszins worden we waar dan ook onvriendelijk behandeld, het tegendeel zelfs. Elke groet en glimlach van ons wordt breeduit geretourneerd en de mannen vragen waar we vandaan komen en hoe lang we op de Malediven zijn. We voelen ons erg welkom in de dorpjes. De mannen liggen op elk moment van de dag te luieren onder een overkapping op een soort bed van palmboomstammen. In de kleine winkeltjes is het soms zoeken naar wat verse groenten en fruit dat standaard in de koeling wordt bewaard. Al het voedsel wordt vanaf India aangevoerd, heel zelden zien we iets wat op verbouwing van groente lijkt. Behalve bevroren kip is er geen vlees te vinden, dat wisselen we af met verse tonijn wanneer we geluk hebben met de vislijn. Mijn fantasie voor het bedenken van ons menu raakt zo steeds verder uitgeput. Toppunt blijft toch wel ons zelfgebakken verse brood én mijn eigengemaakte yoghurt gevuld met stukjes sinaasappel en een handjevol muesli. Oja, en natuurlijk de ruim ingeslagen voorraad kaas, want een broodmaaltijd zonder kaas kan echt niet bij ons.

Een atol is een ring van koraal waarbinnen een lagune ligt, aan de rand van de ring zijn hier en daar koraaleilandjes gevormd die in vergelijking met het gehele atol piepklein zijn. Wanneer ze bewoond worden, is dan ook elk stukje land bebouwd. Als je aan de westkant van de straat staat, heb je vaak een doorkijk naar de oostkant en zie je het water daar alweer. Buiten het atol is de zee kilometers diep, vlak voordat je het atol nadert, loopt de dieptemeter in rap tempo op naar zo'n 20 meter en moet je door een pas binnen varen. Het kan niet gekker, maar sinds kort gebruiken we Google Earth waarop heel goed de doorgangen te zien zijn door het kleurverschil in het water. Binnenin het atol, vaak vele mijlen breed en lang, is de gemiddelde diepte dertig tot veertig meter, maar overal zitten verraderlijke 'bommies', opeens opdoemende koraalkoppen net onder het wateroppervlak.  De lichtblauwe en vaalgroene vlekken kondigen deze duidelijk aan en voortdurend moeten we even onze koers verleggen zodat we erom heen varen, Warren voor op de boeg met zijn arm aanwijzend links, rechts en weer rechtdoor. De eilandjes hebben hun eigen koraalring met soms daarin een beschermd liggende lagune waar wij naar binnen willen om ankerdiepte te vinden. Ook hier weer op zoek naar de ingang, vaak is dat een nauw, smal maar vooral heel ondiep kanaaltje. Een paar keer gaan we in onze dingy op pad gewapend met de pikhaak en snorkels om de diepte te peilen. De pikhaak is in uitgeschoven stand twee meter lang en dat is precies de diepte van onze kiel. Zo vinden we meerdere malen een andere uitgang uit zo'n lagune, tien meter breed met nog een halve meter water onder de kiel, genoeg voor onze Nightfly. Het mooiste snorkelwater vinden we net buiten de pas, waar de drop-off is. Het rif onder water krijgt aangroei van levende koralen waar een uitbundige hoeveelheid en diversiteit aan vissen te vinden is. Als een oneindig hoge muur gaat het rif de donkere diepte in. Schildpadden, grote en kleine papegaaivissen met hun prachtige koppen, pijlstaartroggen en black-tip haaien van zo'n anderhalve meter lengte zwemmen om ons heen. Met een lijn in de hand trekt Warren onze dingy achter zich aan, klaar om erin te klimmen mochten we het niet vertrouwen. Ze zijn niet bijzonder in ons geïnteresseerd, toch voelt het niet altijd prettig die haaien. De koraaltuin ligt vol met tafelkoraal, hersenkoraal in alle maten. Gemeen kijkende murenen verschuilen zich in holen, de clownsvisjes dwarrelen tussen de zachte koraalgrassen, kleine bijna doorzichtigblauwe visjes, de vrolijk gekleurde gele koraalvlinders fladderen voor onze ogen. Sommige jasjes kun je niet zelf verzinnen, het lijf over de lengte gestreept in zwart/wit en de staart bedot met zwarte stipjes in gele achtergrond en gele kieuwen, of het bovenste deel in gecraqueleerd geel/zwart met het onderste deel in grote witte ronde vlekken omrand met zwarte lijnen, een lust voor het oog. De Malediven bestaat behalve uit water uit 26 atols en 1190 eilandjes waarvan een heel klein aantal bewoond. De meest exotische zijn geheel geclaimd door de luxe vakantieresorts waar de toerist een klein fortuintje voor moet neertellen. Maar dan heb je ook wat. Je eigen bungalow boven het water gebouwd zonder enige inkijk met een buitendouche, eigen zwembadje en terras, een trapje naar beneden leidt naar het huisrif om te zwemmen en te snorkelen, fitnessruimtes, diverse restaurants en de hoofdreden voor deze bestemming is het duiken. Met kleine bootjes gaan ze het water op om buiten het rif de beste duikstekken te bezoeken. Eerlijk gezegd missen we het duiken niet, ook al hebben we de spullen ervoor aan boord, met het snorkelen vinden we het al mooi genoeg. Bij deze resorts zijn de zeilboten niet welkom tenzij ze een dikke portemonnee meebrengen. Maar bovenal verwachten en betalen hun gasten voor exclusiviteit en willen dat niet met ons delen, daar zit wat in. Daar treuren wij niet om, wij zoeken de authentieke dorpjes en onze eigen verlaten strandjes op waar we gratis aan land mogen.

Afgezien van de eerste paar dagen in gezelschap van Evita zijn we de eerste maand tot aan het hoofd atol Male de enige zeilboot in zicht. In Kulhuddhufusshi is een gloednieuwe haven waar we tegen betaling aan de lege kade gaan liggen. Met zijn 12.000 inwoners een behoorlijk grote plaats, maar ook hier alleen zandwegen behalve de hoofdstraat. Een enorm brede, in het midden gescheiden door een groene berm, geasfalteerde weg waar voornamelijk bromfietsen en fietsen te vinden zijn. Wij hebben in een paar uur wandelen al aardig wat gezien van het totaal, toch blijkt een 24 uurs taxibedrijf goede zaken te kunnen doen. We zien zeker een stuk of tien taxi's rijden. In de schaduw van wat palmen en bananenbomen zitten twee gehoofddoekte dames op een plastic stoeltje en zijn druk in de weer. De ene dame haalt de harige buitenkant van gedroogde kokosnoot uit elkaar, de andere dame 'spint' met haar handen de stukken aan elkaar tot er een degelijke streng sisaltouw aan haar voeten ligt. Voor mij wordt ook een stoel neergezet, hup aan het werk. Ze doet het me voor, maar ik krijg het niet voor elkaar. Daar moet je handigheid in krijgen. Hier kunnen we voor het eerst weer uit eten, er is zelfs keuze uit vier restaurantjes. Voor nog geen acht euro beiden een lekker bord nasi met gebakken eitje en een glaasje fris erbij. In een van de supermarktjes vind ik mooi fruit, een redelijk uitziend bloemkooltje, prei en zelfs paprika's, wat variatie in de wok. Via websites en email met andere zeilers verzamelen we mogelijke ankerplekken of bijzonderheden. Dholhiyaddhoo is er één van, een eiland in hoefijzervorm waarop negen jaar geleden begonnen is met de bouw van een zeven-sterren resort, maar dat nooit is afgemaakt en nu te koop staat. Er zijn nog altijd een man of vijftig op het eiland om de boel een beetje fatsoenlijk te houden voor eventuele kopers. Zodra we voor anker liggen, komen drie jongens met een motorbootje langszij en geven ons een viertal kokosnoten. We drinken samen koffie in de kuip en zo horen we het verhaal over dit resort. De volgende ochtend krijgen we een rondleiding van Lahche, een 22 jarige techneut met praatjes voor tien. Een paar grote water basins huisvesten mini schildpadjes die ze gefileerde vis voeren tot ze groot genoeg zijn om in de lagune hun eigen weg te vinden. Een enorme watermaker staat elke dag een paar uur te draaien, de mooi aangelegde en aangeharkte paden met omliggende tuin hebben continu aandacht van de tuinmannen. De steigers die naar de waterbungalows lopen, zijn niet meer dan betonnen geraamtes, de houten plankiers liggen in een van de gebouwen opgeslagen net als alle benodigde huisraad en attributen voor de huisjes waarvan er geen een compleet is. Daarvan staan alleen de muren met een dak erboven dat voor een groot deel al vergaan is. Door de bestofte ramen van de pakhuizen zien we rijen matrassen opgestapeld tot het plafond, dat zal ook niet zo fris meer ruiken. Wat een weggegooid geld, onvoorstelbaar. Iemand geïnteresseerd?

Watervliegtuigjes vliegen boven ons hoofd om bij het zoveelste resort nieuwe vakantiegangers af te leveren. Tot nog toe is het erg rustig weer, heel af en toe een regenbui. We motorzeilen door het atol. Door de verrekijker zien we aan de horizon de hoge zendmasten dat een volgend eiland aankondigt. Dan schuift het ene eilandje voor het andere langs, soms volgebouwd, vaker een onbewoond stuk koraaleiland, begroeid met palmbomen, kokosnootbomen en pandanastruiken. Het plaatje wordt idyllisch door de kleurstelling, blauwe hemel met wat plukjes wit en de koperen ploert erboven, het witte strand met groene omlijsting en het water in allerlei tinten doorzichtig blauw, verkleurend naar groen waar het kniediep is tot het dode koraal boven water uitsteekt. Prachtig mooi om te snorkelen, maar vaak te weinig ruimte om ons schip voor anker te leggen. Adembenemend heet is het van zonsopgang tot zonsondergang, teveel van het goede voor ons Noordelingen. Ik stook de boel nog een beetje op en bak een brood in de oven. De binnenthermometer loopt op naar 36 graden, buiten is het niet veel anders. Het water loopt in stroompjes van ons lijf af ook al doen we geen klap. De duik in het water geeft even het gevoel van afkoeling, maar dat is slechts schijn bij een watertemperatuur van ruim 30 graden. Pas tegen vijven wordt het leefbaar, het biertje komt voor de dag en als de zon rond zes uur onder is, halen wij weer normaal adem. 's Ochtends rond half acht roeien we naar het verlaten strand waar we op een grote verzameling aangespoelde teenslippers stuiten, keurig uitgestald om een leuke combinatie uit te zoeken. Overal waar we aan land gaan, wemelt het van plastic afval, met moeite kunnen we bij de dorpen een afvalbak vinden voor ons eigen vuilnis. Warren heeft zijn machete meegenomen en slacht een paar kokosnoten. Ze zijn erg klein van formaat, jonkies nog en er zit dan ook weinig vocht in en het vruchtvlees is heel zacht en glibberig. De ronde schillen nemen we mee om te drogen, dat zijn leuke lampenkapjes. Vlak voor we atol Kaashidhoo aanlopen, varen we mijlenlang door een sliert van volle vuilniszakken, andere troep en plastic drijvend op het water. Wie heeft dit nou weer op zijn geweten? 

Geografisch gezien zijn we zo'n beetje halverwege de Malediven als ook halverwege de beoogde totale tijd wanneer we bij Hulhumale tussen een groot aantal andere boten voor anker gaan. Ik tel zo'n tien zeilboten naast wel dertig safari boten, grote charterboten waar toeristen vakantie op vieren en bij elke boot ligt een kleinere waarmee de duiktrips worden gedaan. Het is druk dus en deze jongens racen de godganse dag op en neer door de lagune wat veel golfslag veroorzaakt. Bovendien waait de wind uit het westen wat hier niet fijn is. Gelukkig zakt de wind 's nachts en slapen we goed. Hulhumale is een kunstmatig aangelegd eiland net ten noorden van de hoofdplaats/eiland Male en dient als woongebied naast Male. Met de ferry steken we in een kwartiertje over naar de hoofdstad en belanden op een bomvol ook in de hoogte gebouwd eiland. Een grotere tegenstelling is er niet te vinden met de rest van de Malediven, moderne gebouwen, auto's, bussen, smalle straatjes met winkeltjes en cafés, restaurants, het paleis van de Sultan, moskeeën, een grote groente en fruit markt, en bij de vissershaven is vanzelfsprekend verse vis te koop. En twee supermarkten die wat meer Westers spul in de schappen hebben liggen, maar ook hier geen druppel alcohol te vinden. Alles op loopafstand en we zijn één van de vele toeristen. Op Hulhumale kunnen we de dagelijkse boodschappen doen en de diesel aanvullen. Met de groep zeilers eten we in een Indiaas restaurant waar Bill bekend is met het menu en een verzameling heerlijkheden regelt die we gezamenlijk verorberen. Leuk om weer wat nieuwe gezichten te ontmoeten. We blijven niet langer dan noodzakelijk op deze hobbelige ankerplek en zodra de agent in Male onze originele vaarvergunning van de eerste maand terug krijgt voor de verlenging, gaan we verder zuid. Eerst betalen natuurlijk, rondvaren in de Malediven is behoorlijk kostbaar. Voor twee maanden zijn we ruim duizend US dollar kwijt, waarvan een heel klein deel voor de agent is en het gros voor de autoriteiten. Daar krijgen we niks voor in retour en altijd op eigen anker. Nou, niks is niet waar, een van de wonderbaarlijke scheppingen op aarde, de tropisch mooie onderwater wereld waar we dagelijks in liggen.

            Een droom die waarheid wordt.

In Male hebben we een testmeter kunnen kopen om de kwaliteit van het water uit de watermaker te testen. Dat ziet er slecht uit. Volgens de WHO is de veilige norm onder de 500 TDS, wij zitten dik boven de duizend. Mede cruisers Ken en Christine uit Australië hebben hetzelfde probleem ontdekt. Zij besluiten terug naar Male te varen en nieuwe membranen te kopen. Ze zijn zo lief om voor ons ook een nieuwe mee te brengen. Tijdens een enorme dikke squall waarvoor we nipt op tijd voor anker liggen en die enkele uren duurt, draait Warren de tankdoppen van de watertanks op dek open en het schone regenwater loopt rechtstreeks in de tank. Via de kraan binnen in de gootsteen laten we de boel doorspoelen en binnen een mum van tijd is de TDS gezakt naar 300. Duidelijk dat het hemelwater hier echt schoon is. De emmers lopen ook over, ik kan weer een was doen. Na een dag of vijf zijn Ken en Christine weer onderweg naar het Ari atol waar wij inmiddels een aantal dagen rondzeilen. Bij het eiland Dhangethi komen wij rond het middaguur aan waar we hen in de avond binnen loodsen. De volgende dag is het klussen geblazen om de membraan om te wisselen en het resultaat mag er zijn. Ruim onder de norm en het smaakt vele malen lekkerder. En dan.... op weg naar de zuidkant van het Ari atol, bij het eiland Maamigili waar de walvishaai rond schijnt te zwemmen.  Het is de grootste vis ter wereld, zo'n tien meter lang, eet alleen maar plankton en is totaal ongevaarlijk voor de mens. Warren heeft me onze hele reis al gewaarschuwd, "Zodra er een walvishaai gespot wordt, schrik niet maar ik spring overboord. Je haalt me maar weer op". Tot nog toe heeft geen van de voorgaande zeilboten het geluk gehad. De eerste zoektocht doen we aan boord van Code Zero met Ken en Christine, Nightfly laten we voor anker achter in de lagune. Ruim drie uur varen we langs het zuidrif, maar er staat behoorlijk wat deining en het is bewolkt wat het zicht door het water geen goed doet. Op het laatst gaat Warren met een touw achter de boot hangen om beter onder water te kunnen kijken. Ken vaart gewoon door met vijf knopen snelheid waardoor Warren een fikse watermassage krijgt en zowat zijn zwembroek verliest. Maar geen walvishaai te zien. De volgende ochtend wachten we eerst een enorme zwarte lucht af die zijn water boven ons loost, dan klaart het op en varen we met ons tweeën met Nightfly erop uit. Meteen om de hoek bij het vliegveld zien we een aantal kleine toeristenbootjes op een kluitje en in het water krioelt het van de flippers en spetterende armen. Daar moet een walvishaai zitten, dat kan niet anders. We manoeuvreren onze boot ertussen, Warren springt met snorkelspul over boord en zwemt als een gek naar de groep mensen. Ik vaar uit de meute weg en probeer met de verrekijker in de gaten te houden waar Warren blijft. Opeens herken ik zijn snorkel, hij neemt een sprint en met een hoekduik verdwijnt hij onder water. Na tien minuten zie ik hem zwaaien en ga hem oppikken. Helemaal lyrisch klimt hij aan boord, "Yes yes yes, ik heb hem gezien, ik moest als een idioot zwemmen om hem bij te houden, maar ik kon hem bijna aanraken". Hij neemt de helmstok over en brengt mij naar de plek. Helaas, de vogel is gevlogen, ik zwem een tijdje rond, maar zie niks dan blauw water en andere zoekende mensen. We gaan dezelfde route van gisteren met de boot langs, maar de regen verpest het zicht en ik word hartstikke koud in mijn natte t-shirt. Na een uur of drie gaan we terug naar de lagune. In alle hectiek van maaiende armen en flapperende flippers van de overige zwemmers die hij moest ontwijken, heeft Warren toch een mooi filmpje kunnen maken van de prachtig paars/wit gespikkelde walvishaai waardoor ik ook kan meegenieten. De rest van de dag klinken er euforische kreten uit Warren zijn mond, hij kan er niet over uit, zijn droom is uitgekomen. Zwemmen met de walvishaai!

We zitten midden in de wisseling van de moesson. In april-mei draait de wind van noord-oost naar zuid-west met veel frequentere hoosbuien, squalls en hardere wind. Het kan dan wel Moederdag zijn vandaag, maar hier geen uitgebreid ontbijt. Het is hard bikkelen, zwaarbewolkt en een fikse wind met gemiddeld dertig knopen, witte schuimstrepen geven het water een woest uiterlijk. We zeilen het Nilhande atol van noord naar zuid binnendoor, maar het blijft ruig. Dit zijn we niet meer gewend, dubbelgereefd grootzeil en de genua ook gereefd. Enige prettige is dat het lekker snel gaat. De ankerplek ziet er allesbehalve rustig uit, maar er is geen andere keus. We liggen op de golven te hobbelen en de wind jankt door de verstaging. In de inktzwarte nacht is er geen enkel referentiepunt om te checken of we op de plek blijven liggen, alles bij elkaar een onrustig gevoel. Het ankeralarm staat continu aan, waardoor we redelijk slapen .Via email lezen we dat het verderop zuid rond de vijftig knopen heeft gewaaid, hmm dan valt het hier nog mee. De volgende ochtend door naar Veymandoo, waar de smalle ingangspas aan beide kanten wordt gemarkeerd door muurtjes van koraal. De lagune geeft meer bescherming en we ankeren vlak achter het rif. Het weer wordt wat kalmer, eindelijk weer naar de wal om de benen te strekken en wat vers spul bemachtigen. Er staat een nieuw uitziend ziekenhuis en net als we langs lopen, komt de directeur naar buiten. We beginnen een praatje en na een tijdje nodigt hij ons uit voor koffie even verderop in  het café. Dan komt de aap uit de mouw, hij probeert ons te bekeren tot de Islam. Hij valt telkens in herhaling wat een beetje irritant begint te worden. Jammer voor hem zijn wij er niet gevoelig voor en worden we gered door zijn telefoon die zijn aanwezigheid in het ziekenhuis verlangt. We mogen gerust terug komen om ons gesprek af te maken, want 'we leren alleen maar van elkaar'....! Heb ik zeker verkeerd gevoeld dat alleen wij in de klas zaten, we konden er amper een woord tussen krijgen.

Nu liggen we samen met vier andere boten al meer dan een week bij Thinadhoo, een aardig plaatsje (6000 inwoners) met een ruime hoeveelheid winkels en wat restaurantjes. Het is de voorlaatste stop in de Malediven, hierna volgt nog het kleine atol Addu waar we uit gaan klaren. Nadeel van Addu is dat je alleen maar heel diep (30 meter of dieper) kunt ankeren als er geen ruimte meer is in het kleine haventje bij Gan. Met vijf boten ligt het daar vol en blijkbaar wemelt het van de bommies onder water. Onze voorgaande zeilers melden bovendien dat er amper verse groenten te vinden zijn. Code Zero mailde dat ze zes aardappels op het hele atol gevonden hadden. Door het slechte weer ligt de bevoorrading van alle eilanden op zijn gat, dat hadden wij ook al gemerkt de laatste dagen. Onze vaarvergunning loopt op 6 juni af, dus we hebben nog wat tijd. Die kunnen we beter hier afwachten, de lagune biedt goede bescherming en het anker ligt vorstelijk op slechts vijf meter diepte ingegraven in het koraalzand. Alle vijf wachten we op de goede wind. We moeten het kanaal tussen de twee atols oversteken, daar staat een sterke oostgaande stroming. Nu waait de wind nog altijd uit het zuiden waardoor we simpelweg niet de benodigde koers kunnen houden. Daar valt niet tegenaan te sturen.  Bij het oversteken van het 1½ Degree Channel stuurden we 240 graden en de boot ging dwars door het water op een koers van 180 graden. Nu lijkt er een westelijke wind aan te komen die we allemaal gaan benutten om de laatste stap te zetten. Tevens kruisen we dan de evenaar voor de derde maal! Intussen hebben we het gezellig met de andere zeilers, soms met elkaar eten op de wal of een 'sundowner' drinken op één van de boten waarbij ieder een lekker knabbeltje meebrengt. Elke dag struinen we het ruime aanbod van supermarktjes af op zoek naar aardappelen, uien en knoflook. Gisteren had niemand wat, maar vandaag lopen er wat schepen binnen met nieuwe voorraad. Ik scoor een paprika, aubergines en wat prei en sperzieboontjes. De verjaardagskaarten voor twee kleinkinderen gaan op de post, geen idee wanneer die in Nederland in de brievenbus zullen vallen. De kaart voor Lauren is nog altijd niet aangekomen en al ruim zeven weken onderweg. Nog steeds zijn we ontzettend blij met skype, zo kunnen we toch aanwezig zijn op dit soort dagen, al is het virtueel. En kunnen we de zwangerschap van Sandra ook een beetje volgen. Daar wordt in oktober hun derde kindje verwacht. Daarmee komt de teller op zeven kleinkinderen, mijn geluksgetal. Wat een rijkdom, zo'n groeiende familie!

 Vrijdag 19 juni 2015      Een oversteek die we nooit gaan vergeten!

De afstand tussen Addu, de meest zuidelijke atol van de Malediven, en Mahé, het hoofdeiland van de Seychellen is in een rechte lijn een kleine 1100 zeemijlen. Rekenend met ons gemiddelde van 100 mijl in 24 uur zouden we normaal gesproken een dag of elf onderweg zijn. Ware het niet dat we in een specifiek gebied qua weersgesteldheid zitten. We hebben te maken met de ITCZ ofwel InterTropicalConvergentieZone (ook wel Doldrums). Een strook van een paar honderd mijl breed waarin weinig wind is, behalve tijdens de veel voorkomende squalls. Donkere zwarte luchten die van alle kanten op ons af komen en een pak regen én wind over ons heen storten. Overdag duidelijk zichtbaar, maar 's nachts worden we nogal eens verrast. Er moet snel een of twee riffen in het grootzeil, want in luttele minuten loopt de windmeter op van zes knopen naar twintig en meer. Soms duurt het een aantal uren, meestal is het na een half uur overgewaaid. Heerlijk om af te koelen, we pakken de shampoofles en badderen in de regen, 's nachts niet natuurlijk. In deze tijd van het jaar verschuift de ITCZ van pakweg 10º zuid naar een paar graden noord van de evenaar. Als je deze zone haaks oversteekt, ben je er het snelst doorheen. Maar dat is zuid en niet onze bestemming. Die ligt pal west en in het midden van de ITCZ, betekent dat we er continu in blijven hangen van oost naar west. Bij vertrek uit Addu zijn we nog vol goede moed dat het wel mee zal vallen, we hebben vaker in lichte wind gezeild. Maar nu zit er een ander addertje onder het gras waar we niet op gerekend hebben, stroming! De eerste dagen gaan tergend langzaam, ons daggemiddelde ligt ver onder de 100 mijl. De wind is enorm variabel van richting, noem een richting, we hebben alles. Dit heeft tot gevolg dat we om de haverklap zeilwisselingen uitvoeren, zeilen over bakboord, boom in de genua, windshift, zeilen over stuurboord. Eerst boom eruit, zeilen omzetten, boom erin, wachten. Wind komt van achter in, grootzeil weg, twee voorzeilen op met allebei een boom erin. Wind draait, bomen eruit, een voorzeil naar beneden, grootzeil weer hijsen, squall, riffen zetten. In deze tropische temperaturen zijn het afmattende bezigheden. Tot grote frustratie zien we dat we zeker twee knopen stroom tegen hebben die ons wegzet naar het zuidoosten. De motor gaat aan om ons op koers en enige snelheid te houden, we hebben namelijk nogal haast.

Mem

Alle opties hebben we zorgvuldig doorgepraat. We zien geen veilige mogelijkheid om Nightfly onbemand in de Malediven achter te laten. Het gaat niet goed met de moeder van Warren en daar worden we onrustig van. Ze is bijna 94 jaar, op die leeftijd een mens van de dag. Maar wel een oersterke! Warren's zus houdt ons op de hoogte en om de paar dagen bellen we Mem via skype. De ene keer klinkt ze somber, vaker is ze vol goede moed. Als we nu naar Nederland willen, gaan we het liefst samen. Maar in de Malediven kan alleen geankerd worden, dan ligt Nightfly zonder enig toezicht, te kwetsbaar voor veranderende weersomstandigheden. "Dan ga jij alleen", zeg ik tegen Warren. "Geen haar op mijn hoofd overweegt om jou, een vrouw alleen hier in Moslimland, achter te laten. We gaan samen of we gaan niet". Warren is heel resoluut. Vanuit Nederland geeft de familie geen noodkreet af, we vertrouwen erop dat Mem er weer bovenop krabbelt. Dat heeft ze al meerdere malen bewezen, waarom nu niet? In twee dagen zijn we uitgecheckt en na een laatste telefoontje met Mem op 30 mei vertrekken we de volgende dag naar de Seychellen. We weten dat daar een jachthaven is waar Nightfly veilig kan liggen terwijl wij naar huis vliegen. Hoe dan ook, we willen Mem knuffelen, zo snel mogelijk. Het mag niet zo zijn.

Na de tweede dag op zee mailen Wendy en Sandra dat het opeens veel slechter gaat met Mem. Tegen beter weten in blijven we hoop houden, zetten de motor nog een tandje harder, maar zijn ook voorbereid op het onvermijdelijke. Op 4 juni ontvangen we het verdrietige nieuws dat Mem 's nachts is gestorven. We lezen de mail met ongeloof en kijken elkaar reddeloos verloren aan. Hebben we dan zo verkeerd 'gegokt', zijn we te egoïstisch geweest door eerst aan de boot te denken? Nu zijn we letterlijk aan de andere kant van de wereld, midden op de Indische Oceaan in niemandsland. We kunnen niets, helemaal niets. Zoveel vragen, zoveel emoties, wat zijn we nu ongelofelijk blij met de mogelijkheid van mailen via de SSB radio. Intens en intensief mailen we met  broer en zussen, onze kinderen, dankzij hen krijgen we een heel goed beeld van Mem haar laatste levensdagen. Dit geeft ons enorme steun en troost, het gevoel dat we er toch een beetje bij zijn. En maakt het verwerken van een onwerkelijke gevoel tot een realiteit.

Noem het bijgeloof of verbeelding, ik vind het een mooie symboliek. De hele nacht al probeert een grote vogel te landen op de top van de mast. Wij zijn daar niet zo tuk op, want daar zit de windmeter en die kan slecht tegen grote vogelklauwen. We proberen hem te verjagen zonder succes. Het lukt hem om te landen en hij blijft daar een lange tijd zitten. De volgende dag, 3 juni vliegt diezelfde vogel rondjes om de boot om uiteindelijk voor op de boeg op de reling te landen. Daar blijft hij pontificaal de hele dag zitten. Hij poetst en poetst zijn verenlijf van voor tot achter om tussendoor een dutje te doen. Soms als wij wat aan het voorzeil moeten verstellen, vliegt hij weg, maar zit weldra op hetzelfde plekje. Dan begint het zwaar te regenen en te waaien, hij vertrekt. Tot onze schrik schampt hij de wieken van de windmolen waarbij hij zijn vleugel zwaar beschadigd en in het water valt. Ontdaan kijken we toe hoe hij in de golven verdwijnt. Voor mij het gevoel dat Mem op haar laatste dag een stukje met ons is meegezeild . Het voelde goed!

Vandaag is de begrafenis van Mem. "Weet je wat we doen? We drinken vandaag een borrel op Mem", zegt Warren opeens. Normaal is alcohol taboe onderweg, maar daar hebben we nu lak aan. Tegen half zes, dan begint op NL tijd de uitvaartdienst, klinken onze glazen en proosten we op deze unieke vrouw. Kort daarna trekt de hele lucht rondom ons dicht en is het één grote grijze massa. We twijfelen of we nog wel een zeilboot zijn en geen onderzeeër. Het begint te hozen en de rest van de avond en nacht komt de ene na de andere squall op ons af. Zo heftig hebben we ze nog niet gezien. Als Warren de wacht om negen uur aan mij overdraagt, heeft hij twee riffen in het grootzeil gezet. De genua staat nog vol uit. Een paar nachten geleden nog hadden we met volle maan zeeën van licht, door dit dikke wolkendek heeft de maan geen schijn van kans. Het is aarde donker buiten, met moeite onderscheid ik de helmstok in de kuip en dat is slechts een halve meter van me af. Ik houd de windmeter continu in de gaten die langzaam oploopt van 12 naar 20 knopen, geen zorgelijk getal. Opeens uit het niets slaat het ons om de oren. Ziedende wind, 36 knopen registreert mijn oog, en een striemende regen vallen ons aan. Ik gil Warren zijn bed uit en probeer vervolgens de genua met behulp van de lier in te draaien. In een paar tellen ben ik doorweekt. Warren rent in zijn blote toko naar buiten, gooit de grootschoot los en loopt naar de mast. We hebben een kleine miscommunicatie. Warren begreep dat ik een 3e rif in het grootzeil wilde en wacht op mijn assistentie, ik zit achter op zijn hulp te wachten om de genua te reven. Uit mijn ooghoek zie ik iets wits door de lucht vliegen, Warren ziet het ook en roept optimistisch, "Dat was vast een vogel". Ja hoor, een rechthoekige zeker! Samen lukt het om de genua helemaal in te draaien. Zodra de wind zakt naar 25 knopen, laten we voorzichtig de genua een stukje gaan om te ontdekken dat daar iets heel erg mis is. Het deklicht is aan en in een moment van relatieve windstilte draait Warren hem helemaal uit en laat ik hem zakken. De bovenste helft van het zeil is compleet aan flarden gescheurd. We zetten de high aspect ervoor in de plaats die een stuk kleiner is. Warren gaat weer naar bed. De hele nacht blijft het dik 25 knopen waaien en knettert het onweer boven ons hoofd. Bij daglicht vindt Warren in het grootzeil ook een scheur net onder het derde rif. Om erger te voorkomen blijven we voorlopig met drie riffen en een kleine genua zeilen. Tenzij het weer droog wordt en minder wind, dan halen we hem naar beneden om te naaien, anders zit er niks op.

(In)Spannende aktie

Na twee dagen dikke wind en golven te hebben, zakt de wind verder in. Met zo weinig zeil op kunnen we helemaal geen koers meer houden, nog altijd zit de stroming ons tegen. "Ik moet er aan geloven" zegt Warren vastbesloten, "Ik ga naaien". Met naald en draad en de leesbril op zijn neus installeert hij zich in de gele regenjas op de buiskap. De schade lijkt mee te vallen. Het zeilgaren is op een naad over een lengte van 30 centimeter compleet opgelost door de UV straling. Warren kan met de naald door dezelfde gaatjes prikken, maar zit in een ongelofelijk ongemakkelijke houding. De boot zwiept van links naar rechts, hij heeft geen handen over om zich mee vast te houden, toch houdt hij zich in balans zonder eraf te donderen. Na ruim twee uur zwoegen zijn z'n voeten helemaal verkrampt, die hebben als zuignappen moeten werken. Het grootzeil kan weer ontreefd worden. We zien meer kleine scheurtjes waar het licht door schijnt, allemaal potentiële gevaren. Bij een leeftijd van negen jaar en bijna dagelijks gebruik en blootstelling aan de meest uiteenlopende weerssituaties, is onze zeilgarderobe natuurlijk al aan zijn oude dag begonnen.  Het lijkt erop dat we aan vernieuwing toe zijn. Er volgen een paar dagen dat de motor constant draait bij gebrek aan wind. Warren rekent uit hoelang we dat kunnen volhouden zonder alles te verbrassen. Zeker voor de laatste mijlen bij aankomst moeten we diesel reserveren. Hij vindt nog een extra tien liter uit de tank voor de kachel, die hebben we voorlopig niet in gebruik. Dan is er totaal nog 90 liter in de hoofdtank, met de huidige snelheid van twee knopen per uur kunnen we hiermee slechts 180 mijl afleggen. En we moeten nog zeker 300 mijl. Zaterdagmiddag klokslag 12 uur zetten we de motor uit. Vanaf nu is het wachten op de verlossende wind en proberen we de stroom dood te varen zodat we niet achteruit gezet worden. Dat kost nog veel moeite. De hele nacht zitten we om beurten actief op wacht naast de helmstok. De ogen zijn gefixeerd op de windmeter en de kaartplotter waarop een lijn onze vaarrichting aangeeft. In het donker is het extreem slaapverwekkend, niet meer dan een duwtje links of rechts tegen de helmstok is vereist en maar blijven kijken. Zodra je te laat bent met het duwtje, neemt de stroming direct de leiding en gaan we achteruit. De koerslijn die we achter ons aan trekken wordt steeds grilliger. Elk wolkje wordt nu verwelkomt, meestal zit daar wat wind in. We hebben zo'n 5 knopen wind, maar dan worden het er gauw twee of drie meer en dat merk je meteen. Het kielzog begint wat te borrelen en de vaarrichting gaat naar het westen, voor vijf minuten. Overdag zien we complete wolkentreinen voor en achter ons langs gaan, helaas missen we ze allemaal. We geven onszelf de tijd tot eind van de week, als we dan nog niet in de goede richting gaan, zullen we onze bestemming moeten veranderen. Een bestemming die wel bereikbaar is met deze wind en stroming. Na twee dagen zijn we al met al een mijl of vijftien afgezakt naar het zuiden, een aardige prestatie.

In de verte verdwijnt onze redder uit het zicht. Al snel is de horizon leeg en verlaten, het lijkt alsof er niks is gebeurd. Nog maar een goed uur geleden, "Hé, een schip", roept Warren opeens. "Zal ik het gewoon brutaal vragen?". Via het AIS systeem zien we dat het een tanker is genaamd Cadiz Knutsen en negen mijl zuid van ons in tegengestelde richting vaart met een snelheid van twaalf knopen. Notabene het tweede schip sinds we onderweg zijn! Via de marifoon roept Warren het schip op en legt zijn vreemde vraag voor "Hebben jullie misschien 50 liter diesel voor ons?". Na een minuut of tien komt er een positief antwoord en zien we zwarte pluimen de lucht in gaan, de koers wordt bijgedraaid. In korte tijd zijn ze bij ons en ziet de knaloranje tanker er angstvallig groot en indrukwekkend uit. Met haar lengte van 280 meter zijn wij een notendopje van 10 meter lang en ze varen rechts op ons af. Doodeng vind ik het, maar ik zal toch moeten sturen. Warren staat op dek klaar voor instructies van bovenaf. Ik stuur ons parallel naast de tanker en vaar met tien meter tussen ons in op dezelfde snelheid met ze mee. Met een knal valt het balletje (Keesje) op ons voordek waaraan een lijn verbonden zit met de tanker. Hoog boven ons, zeker dertig meter, staan een paar mannen in overall klaar en laten een jerrycan met diesel aan de lijn zakken die Warren strak houdt en naar zich toe trekt over de reling. Hij knoopt het touw los van de jerrycan waar 25 liter in zit en zet hem op het voordek. Hierna volgen er nog zeven met een totaal van 200 liter! Het is hard werken voor Warren, de cans worden voor zijn gevoel steeds zwaarder. En ik moet de koers goed houden, soms komen we te dichtbij en reken maar dat hun stuurman ons bootje niet kan zien. Het gaat allemaal goed en we zijn ongelofelijk dankbaar voor zoveel vrijgevigheid, midden op zee. Het zijn de ideale omstandigheden voor zo'n aktie, geen golven van betekenis en nog ruim voor het donker wordt. Met loeiende scheepshoorn neemt Cadiz Knutsen afscheid van ons, de mannen aan dek zwaaien en Warren bedankt de kapitein uitgebreid via de marifoon. Ze vervolgen hun oorspronkelijke koers en wij kunnen nu op de motor onze westelijke koers weer aanhouden op naar de Seychellen. Beduusd kijken we naar de lege zee om ons heen, is dit wel echt gebeurd of dromen we? Maar aan beide kanten op het voordek staat langs de reling een rijtje felgroene en donkerblauwe gevulde jerrycans. We geven elkaar een high five en grijnzen nog een aantal uren na. Dat hebben we toch mooi geflikt!

Op de achttiende dag laten we 's avonds rond negen uur het anker vallen in de baai van Victoria, de hoofdplaats van de Seychellen. Uiteindelijk zijn we de stroming kwijtgeraakt en konden de afgelopen twee dagen met ruim vijf knopen snelheid zeilen en maken we zelfs een eindspurt, wat een lekker gevoel. Tegelijkertijd met twee andere boten zijn we vanuit de Malediven vertrokken, beiden zijn een week eerder al aangekomen. Alledrie hebben we veel moeten motoren, wij maar liefst 150 uur wat we normaal in een heel jaar doen. Gisteren 18 juni, een nationale feestdag voor de Seychellen, werden we door negen man sterk ingeklaard, de boot zinkt bijna. Als een van de eerste dingen gaan we vandaag de wal op een geldautomaat zoeken om de portemonnee te vullen, daarna internet. Bij elke aankomst op een nieuwe bestemming belden we via skype met Mem dat we veilig aangekomen zijn. "Ha die Warren, do bist it, bliid om fan dy te hearren! Wer binne jimme no?", waren steevast haar eerste woorden. We werden vervolgens helemaal bijgepraat over de familie waarbij niemand werd overgeslagen. Na ons telefoontje pakte ze vaak de Bosatlas om op te zoeken waar we waren. Hiermee was haar nooit aflatende honger naar kennis weer voor even gestild. Het zal wennen zijn, nooit meer kunnen bellen.

Mijn lieve schoonmoeder, een heel bijzondere en wijze vrouw. Ik zal haar missen! 

 

 Vrijdag 31 juli 2015           De Seychellen zijn mooi

Ik open de plastic tas, vers stokbrood, zoute boter en marmelade. Een smakelijk welkomstcadeautje van Bill en Tracey. Nightfly en Zephyr kennen elkaar sinds 2011, op Suwarrow in de Pacific lagen we tegelijkertijd voor anker en nu, vier jaar later kruisen onze vaarwegen elkaar weer, leuk! We voelen ons heel verwant, Bill en Tracey deden er 17 dagen over van de Malediven naar hier, we hebben ze verslagen met 1 dag. Tijdens oversteken zijn er altijd radionetjes actief, deze keer melden zich zo'n 15 boten. We houden elkaar dagelijks op de hoogte van de vorderingen en weersomstandigheden. Behalve de leuke afwisseling geeft het vaak ook een mentale opkikker te weten dat we niet de enigen met problemen zijn. Als geen ander snappen zeilers elkaar onderling, aan één woord heb je al genoeg om te weten welk gevoel daarbij hoort. Niet alleen problemen worden besproken, ook de mooie dingen zoals een indrukwekkende zonsondergang, een twinkelende sterrenhemel of het net niet binnen halen van die vette vis aan je haak. Maar Bill die al in Victoria lag, bood zelfs aan om ons tegemoet te zeilen met volle jerrycans diesel. Nadat we dat fantastische benzinestation op zee tegenkwamen, waren de reacties geweldig. Allemaal willen ze het filmpje en de foto's zien. We hebben wel naam gemaakt!

Inmiddels is het zeilersdorp in Victoria gegroeid tot zo'n twaalf boten. De laatste groep arriveert vanaf Chagos. Twee boten hebben dat traject in recordtempo afgelegd, 1100 mijl in zes dagen. Tja, het verschil tussen veel en weinig wind en stroming mee of tegen. Eén van de zeilers, Jamie, heeft veel kennis van zeilmateriaal en hun eigenschappen. Hij werpt een deskundige blik op ons gescheurde zeil en heeft maar één conclusie. Niet meer te repareren, versleten en opgegeten door de zon. Hij neemt de maten op voor zowel de genua als voor het grootzeil. De laatste wordt ook slecht, daar moeten we zuinig mee omgaan tot deze vernieuwd kan worden. Jamie brengt via een zeilmaker in Nieuw Zeeland een offerte uit. Wij vragen bij een zeilmaker in Zuid Afrika ook een offerte aan. We kunnen ze niet een op een naast elkaar vergelijken, Jamie ziet beter de bomen door het bos en geeft ons advies en uitleg over de verschillen en overeenkomsten. Het wordt ons snel duidelijk dat we in Zuid Afrika veel goedkoper zaken kunnen doen. Ons grootzeil nemen we samen met de naaimachine in de bijboot mee naar de eerste verdieping van de jachtclub. Op zondag is die ruimte vrij ter beschikking en ideaal voor ons om zo'n grote lap zeil te naaien. De zogenaamde broek is over de hele breedte losgescheurd. Daar naaien we een brede strook zeildoek overheen. Hier en daar nog wat gaatjes en scheurtjes oplappen en dan kan hij weer terug op de giek. De benedenverdieping van het clubgebouw bestaat uit het restaurant met bar, kantoor en toilet/douche ruimte. De keuken serveert elke dag speciale aanbiedingen en het smaakt altijd heerlijk. Na zolang uit potjes te hebben gegeten, zijn dit goddelijke maaltijden. Elk ander restaurant in Victoria is vaak dubbel zo duur of nog meer. Drie keer raden waar alle zeilers te vinden zijn. Het terras is de pleisterplaats voor onze groep. Erg gezellig en continu verschillend van samenstelling. Voor Divanty en Nightfly wordt het vaste prik op zondagmiddag, uitgebreid borrelen en lunchen op de club. We ontmoetten elkaar op Thinadoo in de Malediven en zijn sindsdien vaak in elkaars buurt te vinden. Je merkt direct of er een echte klik is wanneer je nieuwe mensen ontmoet. We kunnen lekker met Anthony en Davina ouwehoeren en hun Engelse humor is kostelijk. Binnenkort scheiden onze wegen zich weer, zij gaan terug naar India, wij gaan verder westwaarts.

Op twee geleende vouwfietsjes verkennen we Victoria en omgeving. Tijdens het reactiveren van verwaarloosde spieren onderzoeken we waar de interessante winkels voor ons zijn, supermarkten en doe-het-zelf zaakjes, waar zit de gasboer en de bakker en al rap weten we aardig de weg. De Seychellen bestaat uit vier groepen van totaal meer dan 115 eilanden, de hoofdgroep is Mahé en omliggende eilanden, totaal zo'n 91.000 inwoners waarvan 90% op Mahé woont. Mahé meet in de lengte 28 kilometer en in de breedte slechts 8 km. Niet heel groot, maar de bergen gaan wel de lucht in, de hoogste is 905 meter. We ervaren het als een meer dan welkome afwisseling met de Malediven, ruim vanuit de verte zagen we de bergen al opdoemen, eindelijk een echt eiland. Prachtig groen, normale asfaltwegen met stoepen erlangs, geen lange jurken met hoofddoekjes meer, 87% van de Seychellois is Rooms Katholiek. We proeven een totaal andere sfeer waarbij wij ons erg prettig voelen. Vrijheid blijheid, kleed je zoals je zelf verkiest, geloof wat je zelf wil. In de Malediven wordt geen enkel andere religie getolereerd dan de Islam. Op één van de eilandjes liepen we een Indiaas echtpaar tegen het lijf waarvan de man onderwijzer Engels in het dorp was. Ze waren Christenen, maar konden en mochten daar op geen enkele manier uiting aan geven, behalve binnenshuis. Ze vielen ons direct op door hun niet-Moslim kleding dus ook blootshoofd. Het gaf mij een gevoel van "Oh prettig, ik ben niet de enige". Geen twijfel, het waren allen erg aardige en vriendelijke mensen op de Malediven, toch voelt het op de Seychellen meer als onze wereld. Wat een plezier om hier de mensen te bekijken, een Afrikaanse inslag, veel rastahaar en kleine krulletjes. Ze spreken Creools wat een mengelmoes is van Frans en wat Engels waarbij veel Franse woorden fonetisch worden geschreven. Behalve enkele woorden verstaan we er geen barst van. Maakt niet uit, als we ze in het Frans goedenochtend wensen, krijgen we een prachtig Frans antwoord. Doen we dat in het Engels, ook geen probleem. Engels kunnen ze allemaal, ook de kleine kinderen., We doen niet alleen aan 'sight-seeing', maar ook aan 'size-seeing'! Het gros van de dames is gezegend met enorm weelderige borstpartijen en aan de achterkant uitbundig ronde dikke konten. Klinkklaar is hier sprake van overgewicht. Niet dat men zich daar druk over lijkt te maken, alles zit verpakt in strakke shirtjes en rokjes, heftige decolletés waarbij weinig aan de verbeelding wordt overgelaten. Uitdijen zal wellicht in de genen zitten, want zelfs de jonge slanke meisjes hebben al ronde billen. Ik trek met een gerust hart mijn rokjes en hemdjes uit de kast. Ze zullen ons vast magere scharminkels vinden, dus doen we ons best om wat te groeien. Alles is verkrijgbaar, een paar specifieke winkels hebben Europese producten in hun schappen die wekelijks vanuit Frankrijk en Nederland worden ingevlogen. Ik kan een aantal etiketten gewoon in het Nederlands lezen. Vanzelfsprekend horen er specifieke prijzen bij, maar we mogen onszelf best verwennen op zijn tijd. Het water loopt me in de mond als ik een mals stukje varkensvlees uit de koeling pak, verse spinazie en verse champignons, Franse kaasjes, dipsausjes, salami-worstjes en een krakend verse baguette. We worden er hebberig van, met volle tassen fietsen we terug, alleen het stokbrood redt het niet tot thuis. Tenslotte moeten we ook een tapbiertje op de club drinken, daar kunnen we echt niet aan voorbij lopen.  

Als we na drie weken aan een mooring (waarvan Warren onder water het bijbehorende cementblok zonder moeite met de handen op kon tillen, niet zo betrouwbaar, dus ons eigen anker ernaast uitgegooid) lekker rustig in de havenkom van de jachtclub hebben gelegen, zeilen we naar de westkant van Mahé. Eerst naar de grote baai Beau Vallon dat een verzameling van hotels en restaurants bevat met een goudgeel zandstrand waarop de vakantiegangers zich laten verbranden door de zon. Behalve een strandwandeling is er voor ons niet zoveel te beleven. We zeilen verder langs de kust omlaag naar Anse a la Mouche. Het is een wat ruige zee met matig zicht als het gaat regenen. Een paar mijl voor we er zijn ontwaar ik iets afwijkends in het water, een boei? Ik pak de verrekijker en zie vreemde vormen boven water uitsteken. Ik roep Warren erbij, "Dat is een catamaran op zijn kop!" zegt hij. Direct roept hij Portcontrol via de marifoon op om onze lugubere vondst te melden, hij geeft de coördinaten door en inmiddels zijn we zo dichtbij dat we de naam op de romp kunnen lezen. Een paar luiken staan open en het water borrelt telkens wanneer de boot door de golven wordt opgetild. Na een rondje erom heen gevaren te hebben, we zien niemand in het water liggen, springt Warren met snorkel en flippers overboord en zwemt erheen. Hij klopt een paar keer op de romp, maar krijgt (gelukkig?) geen reactie. Onder water ziet hij dat de mast eraf ligt en het dek behoorlijk beschadigd is. Die moet er al langer liggen zo te zien. Ik pik Warren op en hij neemt weer contact op met Portcontrol. Hij vertelt zijn bevindingen en krijgt opeens doodleuk de bevestiging dat het schip vier dagen eerder gekapseisd is. Fijn, hadden ze dat niet meteen kunnen zeggen. Op internet lezen we later dat vijf vakantiegangers het schip gehuurd hadden, op een gegeven moment begaf de motor het en liep het schip in korte tijd onder water, oorzaak onbekend. Ze konden met hun bijboot veilig de wal bereiken. Portcontrol had op zijn minst een lichtboei erbij kunnen plaatsen, zo is het een gevaar op het water. Het duurt nog vijf dagen voordat het wrak eindelijk wordt weggesleept. In Anse a la Mouche ankeren we vlakbij Zephyr. De baai wordt net als bij Beau Vallon weelderig omlijst door groene bergen en hellingen, hier ook velden waarop groenten verbouwd worden. We kunnen vers van de grond onze groente kopen, heerlijk. De prijzen zijn vele malen lager dan op de groente- en fruitmarkt in Victoria, waar het heel ongewoon zelfs behoorlijk duurder is dan in de plaatselijke supermarkt. Prettige bijkomstigheid is dat het verse spul buiten de koelkast langer houdbaar is. Oppassen dat ik niet teveel ineens koop, zo lekker allemaal. Ook al zitten we nog steeds dichtbij de evenaar, de benauwde hitte is hier niet aanwezig zoals in de Malediven, maar in de boot is het nog altijd 28 graden. Overdag vinden we het gewoon lekker warm weer, 's avonds koelt het redelijk af zodat we beter slapen, ja zelfs weer lepeltje lepeltje! Een douche in zee geeft in eerste instantie een schrikeffect, oef, koud, maar na een paar tellen went het. Met recht een verfrissende duik.

Reuzenschildpadden en zwemmende dieven

Ruim veertig mijl oostelijk liggen twee eilanden, Praslin en La Digue die we gaan bezoeken. Met vliegende vaart en twee riffen in het grootzeil zeilen we in negen uur naar de noordkant waar de mooie idyllische baai Anse Lazio ligt, de meest beschermde ankerbaai in dit seizoen. Op het strand liggen joekels van zandkleurige rotsstenen die mooi contrasteren met het blauwe zeewater. Met twee andere zeilstellen pakken we de bus en toeren in een ruk over het hele eiland. Terugreis doen we in twee stukken, aan de zuidkant stappen we in Baie St.Anne uit voor de lunch. Voor elke busrit, hoe lang maakt niet uit, betaal je vijf rupee (40 eurocent), super manier om het eiland te bekijken. Vanaf ons strand start een wandelroute die ons zwetend boven op de berg brengt met mooie uitzichten. Bij de mangobomen kan Warren het niet laten en klimt omhoog om een paar verleidelijk geurende vruchten te plukken. Hij komt met een gescheurde broek beneden. Mijn schoenen glijen uit over kleine grintsteentjes en ik beland op mijn kont zonder ernstige schade. Alleen het fototoestel dat ik in mijn hand heb en eerder dan mijn hand de rotsige bodem bereikt, heeft krassen op de achterkant opgelopen. Hmm, dit lijkt het einde van de waterdichtheid van het toestel. Na een drie uur durend zeiltochtje zijn we bij Ile La Digue waar we het kleine havenkommetje binnen motoren. Het ligt bijna vol met allemaal grote huurcatamarans, maar ons kleine bootje past er altijd wel tussen. We ankeren med-mooring, anker valt in het midden van de kom en achteruit motoren we naar de wal waar Warren twee lijnen aan dikke rotsen vastbindt. Zo vast als een huis en geen rimpeltje op het water, heerlijk rustig en stil. La Digue is een lieflijk eiland waar het vervoersmiddel de fiets is. We huren er twee voor een dag en fietsen eerst naar het Nationale Park aan de westkant. Hier zijn de grootste schildpadden ter wereld te bewonderen, de reuzenschildpad. Ze eten uit mijn hand als ik een groen blaadje voor hun neus houd. We komen er later ook een tegen die op de weg ligt uit te rusten. Iets verder liggen de giant rocks, enorme rotsblokken willekeurig uitgestrooid op het witte strand, erg fotogeniek. Aan de noordoostkant fietsen we vlak langs de zee totdat het fietspad ophoudt. Hier en daar zitten gemene klimmetjes tussen waarvoor de versnelling van de fietsen niet snel genoeg wil wisselen. Met pap in de benen, maar vooral een voldaan gevoel leveren we de fietsen in en drinken uitgeput een koud biertje in de kuip. De volgende ochtend vertrekt de buurboot, maar eerst word ik uitgenodigd om gratis bij ze te komen winkelen. Het is hun laatste vakantiedag en ze hebben een wereld aan levensmiddelen over die allemaal op de Nightfly belanden. Leuk joh zulke buren!

We zijn weer terug op ons honk in Victoria Yachtclub, de onbetrouwbare mooring is nog altijd vrij en we voeren dezelfde actie uit met ons anker erbij. Tijdens onze afwezigheid zijn een drietal catamarans midden in de nacht bestolen van het een en ander. In alle gevallen hebben de dieven de boten zwemmend bereikt. Bij catamarans heb je bijna op water niveau traptreden op de uiteinden van de beide rompen en kan je gemakkelijk de boot opstappen vanuit de bijboot. Maar zwemmend is het ook een koud kunstje om aan boord te klimmen, wat niet opgemerkt wordt door de stabiele ligging van een cat. In dit geval een groot voordeel om een kielboot te hebben die onmiddellijk zal gaan hellen als iemand bij ons aan het gangboord gaat hangen om aan boord te willen klauteren. De dieven hadden de brutaliteit om de bijboot van een cat te 'lenen' waarmee ze naar een verderop gelegen catamaran zijn geroeid waarop ze ook hun grijpgrage handjes hebben laten wapperen. Het bootje werd de volgende dag ergens aan de kade teruggevonden. Veel zorgelijker is de overval op een catamaran van een Duits echtpaar die we sinds Maleisië kennen. Zij hebben de dieven betrapt en met een lichtkogel pistool beschoten. Daar konden de dieven, die blijkbaar onder invloed van drugs verkeerden, nog altijd om lachen. Intussen had zijn vrouw Jutta een van de twee belagers met een pepper spray willen verjagen ware het niet dat de wind dat compleet verpestte. De dief werd kwaad en pakte haar hoofd en sloeg haar ermee op één van de lieren. De schipper heeft ze uiteindelijk met zijn machete achterna gezeten waarop ze in het water sprongen en wegzwommen, de gestolen tablet zal ze niet veel plezier hebben gegeven. Jutta heeft drie dagen niet kunnen eten zo ernstig was haar gezicht en kaak beschadigd. Via de mail zijn we allemaal geïnformeerd en laten de boot niet meer achter zonder de boel op slot te doen. Zelfs 's nachts sluiten we onszelf nu op, nog nooit gebeurd. De bijboot takelen we omhoog en ligt aan een stalen kabel. Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Het lijken incidenten, gelukkig neemt de politie dit allemaal zeer serieus, maar het zal Jutta niet helpen om haar gevoel van veiligheid terug te vinden.

Nou vooruit, nog één keertje zweten. Op het busstation pakken we bus nummer 14 waar we als sardientjes in een blikje in het gangpad staan te slingeren terwijl de bus de haarspeldbochten omhoog de bergen in kruipt. Bij Le Sans Soucis verlaten we de opgelucht de bus en gaan op zoek naar het begin van de wandelroute voor de Trois Frères. Vanaf de boot hebben we die drie broers al die weken duidelijk zien lonken, belachelijk hoog steken ze de lucht in. Het begint heel onschuldig over een makkelijk bospad dat geleidelijk klimt. Al snel gaat het over in rotsstenen en schuine lavazwarte rotswanden waar het bij nat weer een heel ander verhaal zal zijn. Op het bord bij de start wordt leuk gesproken over welke soort bomen en vogels je kunt zien onderweg. We missen ze allemaal, we kijken alleen maar naar de volgende plek waar de voeten heen moeten. Het wordt een inspannende en leuke klautertocht naar boven. We trekken onszelf aan wortels en takken omhoog. Na anderhalf uur zien we het kruis dat de top markeert. Natuurlijk wil Warren daar heen. Enorme rotsblokken met gapende spleten ertussen moeten we overwinnen om op het winderige eindpunt uit te komen. Zoals altijd is de overwinning zoet. Nog net op tijd maken we foto's van het fantastische uitzicht, grijze wolkenflarden trekken over de bergen die het zicht wegnemen. Naar beneden is eigenlijk veel lastiger, de knieën hebben het zwaar te verduren. Terug bij de bushalte duurt het zeker nog een uur voor de bus komt. Gelukkig is er een bankje waar we uitgeput op wachten. Deze buschauffeur heeft de berg af moeite met de bochten nemen, hij moet een paar keer achteruit steken. Het zal me worst zijn, ik zit lekker.

Acht uur in de ochtend, we slapen onze roes uit. Gisteravond op Divanty gebarbecued met teveel wijn erbij. Een harde knal tegen de boot, we zijn op slag broodnuchter. Buiten ligt een klein motorbootje naast de Nightfly en de stuurman kijkt verontschuldigend. "Niks aan de hand, ik lette niet op. Ik was mijn bootje aan het leeghozen en vergat te sturen. Ik botste tegen jullie bijboot op, maar er is niks aan de hand". Ja ja , dat maken we zelf wel uit. De bijboot hangt net boven het water in de takel en de knal werd blijkbaar veroorzaakt door de botsing van het kleine bootje tegen de aluminium bodem van ons bootje. Zo op het oog zien we geen schade, met de dingy van Divanty erbij inspecteren Anthony en Warren alles grondig en inderdaad, niks aan de hand. Moet er niet aan denken, net voor vertrek nog even schade oplopen, dank je de koekoek. We zijn ruim zeven weken in de Seychellen, tijd voor wat nieuws. De boot wordt volgeladen met gas, diesel, water en etenswaren. Komende maandag klaren we uit en dan zijn we voor een aantal dagen op zee. Waar we uitkomen, weten we nog niet, Mayotte of Madagascar. Kijken waar de wind ons brengt.

Donderdag 13 augustus 2015                   Stront aan de knikker

Nog geen vijf minuten geleden heb ik de wacht van Warren overgenomen, van drie tot zes, mijn laatste voor deze nacht. Met beleid beheer ik de fruitvoorraad, snij een appel doormidden, leg een helft in de koelkast voor manlief en peuzel buiten mijn helft op. Ik zit wakker te worden op ons wachtplekje onder de buiskap. Het waait stevig, 20-24 knopen, de golven zijn verward en worden langzaam hoger, twee tot drie en een halve meter. Ik heb net de kreus over boord gegooid. Een snoeiharde PENG, de boot maakt even een rare beweging. Vaarden we nou ergens tegenaan? Soms klappen we op de golven wat ook flinke herrie maakt. Dan hoor ik het voorzeil klapperen. Ik draai de schoot aan, maar het geklapper houdt niet op. Om de buiskap heen kijk ik naar voren en zie met een misselijkmakend gevoel in mijn buik dat de hele voorstag met een grote boog buiten boord hangt. Die is dus geknapt! Warren is al gealarmeerd door die knal en vliegt zijn bed uit als ik hem de onheilstijding breng. Deklicht aan, want het is aardedonker buiten. Warren rent naar de mast, de druk moet onmiddellijk uit het grootzeil om de mast niet te verliezen. Ik gooi de grootschoot los, Warren trekt het grootzeil naar beneden. Ik verleg de koers zodat we van de wind wegvaren waardoor we ook minder wild op de golven botsen. Warren draait de wegneembare stag in het gangboord los en zet die als de sodemieter voor op de boeg vast als eerste zekering. God wat zijn we blij dat we die ook hebben. Maar nu....het voorzeil staat enorm te trekken aan de mast, de boel moet naar beneden, zo snel mogelijk. "Denk na, denk na Elzinga, .... een mes!" en hij vliegt naar achteren. Ik sta bij de mast en zie dat de val van het voorzeil boven de stopper de hele buitenmantel kwijt is en dat de compleet gerafelde binnenmantel op springen staat. Net onder de stopper is de val opgestroopt tot een dik hard stuk. "Doorsnijden", komt Warren met een mes in zijn hand aangesneld. Ik opper of we niet eerst moeten proberen of de val er nog doorheen wil, want dan kunnen we het voorzeil inclusief voorstag en Furlex langzaam laten zakken. Als het voorzeil halverwege is, zit de val muurvast in de mast. "Omhoog weer met dat zeil",  vloekt Warren en trekt met moeite de val weer zover terug tot hij bij het kapotte gedeelte is en snijdt dan de val door. Voorstag, furlex en voorzeil donderen in het zwarte water. De mast is gered, maar het zeil niet. Die wordt onder water getrokken en het lukt met geen mogelijkheid om het zeil van de furlex te krijgen. Met pijn snijden we het zeil los en hijsen dan met zijn tweeën de stag en furlex aan boord die we vastbinden aan de reling, aan de achterkant blijft een stuk uitsteken. Overal doen mijn benen pijn van het hangen tegen de reling, mijn armen van het zeil proberen uit het water te trekken terwijl er tonnen water in hangt. Ondertussen gaat onze koers teveel richting de ondiepten van het nabijgelegen eiland Farqhuar dat nog bij de Seychellen hoort. Uit de 'kelder' diepen we de werkfok op en haken die met de leuvers aan de wegneembare stag. Tevens zetten we twee extra vallen naar de boeg ter ondersteuning van de mast. Ruim een uur later ligt Warren weer in bed, toch een aardig strakke actie. Door het vele malen kleinere zeiloppervlak kunnen we niet zo scherp meer aan de wind zeilen en verliezen we hoogte. In plaats van oost passeren we nu west van Farqhuar en Warren overweegt of we daar gaan stoppen, zodat hij de mast in kan om nog een extra val te plaatsen. Tegen de tijd dat we de volgende dag bij de aanloop zijn, is het alweer donker, dus dat doen we maar niet. Al zeilende in de luwte van het eiland is ook geen optie, want de zee blijft te woelig om naar boven te klimmen. Stiekem ben ik blij dat Warren dat idee laat varen, best gevaarlijk ook al gaat hij gezekerd naar boven. We vertrouwen voorlopig op de sterke dynema lijnen naast de wegneembare stag om ons veilig naar Madagascar te brengen. Want dat lijdt geen twijfel meer, onze bestemming wordt de dichtstbijzijnde mogelijkheid en dat is Madagascar.

Bad, bed en brood

Was dat onlangs niet iets over een dreigende kabinetscrisis in Nederland? Bij ons heeft het alles te maken met Nightfly, geen crisis maar genot na afzien. Tijdens oversteken slapen we om beurten in de achterhut, waar het nog altijd broeiend warm is. Deze rit kunnen er geen raampjes open voor een verkoelend briesje, teveel kans op water in de kuip en dus in bed. Onder een lakentje en met mijn eigen kussen probeer ik drie uurtjes slaap te pakken. Warren neemt mijn warme plekje over, maar moet van mij ook zijn eigen kussen gebruiken. Bezwete kussens neem ik niet over, jakkes. We zeilen over stuurboord wat de lighouding achterin ten goede komt, we rollen vanzelf tegen de zak met de halfwinder en alle andere troep die gezellig naast ons ligt opgeslagen. Voor het koken geldt het tegenovergestelde. Zodra ik een kastje opentrek en er een blik eten uithaal, is het zorgvuldige evenwicht weg en ontstaat er ruimte voor de overige blikken om te schuiven of brutaalweg uit de kast te donderen. Koelkast idem dito, potjes en flesjes vallen om wanneer ik de bak voorbereide groenten en vlees nodig heb om een meestermaaltijd in elkaar te flansen. Als dat allemaal op is, komt het blikvoer uit de kast. De ene dag gecombineerd met rijst, de volgende met pasta, wonderwel smaakt het toch telkens iets anders. We redden het deze acht dagen op zee niet met de drie broden die we in de Seychellen gekocht hebben. Bij de laatste sneetjes moeten we wat groene plekjes wegsnijden en gaan dan over op toastjes. We hebben allebei niet de puf om op deze woelige baren binnen te jongleren om deeg te kneden, te lang binnen bezig zijn maakt je vanzelf misselijk. Inmiddels walg ik van mezelf, alles plakt en zweet, een fatsoenlijk bad zit er niet in deze tocht. We beperken ons tot de washand die prima dienst doet om het lijf fris te houden. In mijn kinderjaren was het heel gewoon dat we maar één keer per week, op zaterdag in de teil gingen. En dan ook nog in het badwater van mijn oudere broer. Een douche kregen we pas veel later, een hoekje in een slaapkamer waar een gordijn om een douchebak hing, wat een luxe was dat. Mijn gelukkig superkorte haren (waar in Victoria een geleende tondeuse overheen is geweest, nu met een langere opzetkam) moeten zich onthouden van een sopbeurt, teveel gedoe boven de gootsteen.

Einde middag op de zevende dag, Land Ahoy! Cape Ambre de noordkaap van Madagascar is in zicht maar nog heel ver weg. In de nachtwacht steek ik mijn neus boven de buiskap en ruik land, specifieke geuren die duidelijk de zeelucht gaan overheersen. Bij Nosy Mitsio gooien we woensdagmiddag 12 augustus rond vijf uur ons anker uit en zetten de klok weer een uurtje terug. Met de zomertijd in Nederland hebben we nog maar één uur tijdsverschil! Als eerste springen we overboord, wauw wat is dit lekker. Het water is lang niet zo koud als in de Seychellen en we soppen er op los. Daarna ga ik direct aan de slag om een brood te bakken. De boot wordt weer omgebouwd tot woning en alle spullen uit de voorhut gaan terug naar hun plek in de achterhut. Schone lakens uit de kast op ons bed, schone slopen om de kussens, een schoon lijf en alle ellende vergetend slapen we als babies op een supervlak water. Ons pietepeuterig kleine vriesvakje levert de volgende ochtend een verrassing op, vacuum verpakte plakjes bacon die er al weken in liggen en nog prima ruiken. We verdienen een uitgebreid ontbijt. Gebakken eieren met spek op het krakend verse sneetje bruinbrood, kopje thee, glaasje jus d'orange, broodje hagelslag, broodje kaas. Jammie, wat een genot!

September 2015          Madagascar, een totaal andere wereld

 Een dag of vier liggen we in de baai van Nosy Mitsio om onze wonden te likken. De langs de reling opgebonden rolfurlex wordt uit elkaar geboord en in korte stukken samengebonden. Te veel verbogen om nog van dienst te kunnen zijn. Overige onderdelen zoals de trommel haalt Warren schroefje voor schroefje uit elkaar, maakt alles grondig schoon en checkt of daar problemen uit voort kunnen komen bij weder gebruik. Zeker een halve dag is hij in de weer om een nieuwe dynema val in de mast in te scheren. Dit wordt naast de wegneembare stag nu de sterkste steun voor de mast en kan de tijdelijke terug naar zijn plek bij de mast om zijn rol als genakerval weer te vervullen. Om deze dynema stag goed op spanning te brengen, gebruikt Warren de ankerlier waarbij een 100 ampere zekering eruit vliegt. Nou, dat snaartje staat wel strak genoeg! Overleg met de verzekering en de later opgedane wetenschap dat vernieuwen hier op Madagascar niet gaat lukken, zal dit ons naar Zuid Afrika moeten brengen, wij hebben er wel vertrouwen in. Ik werk de stinkende was weg en kook lekkere maaltjes. We slapen heerlijk bij en genieten van de rust om ons heen. Ook al zijn we nog niet legaal in het land, het zou hier geen probleem zijn om naar de wal te gaan, maar daar hebben we beiden geen enkele behoefte aan. We bekijken vanaf ons bootje de hutjes die langs het strand staan, niet meer dan rietmatten muren met bananenbladeren daken. Bezoek krijgen we vanzelf, de ene pirogue na de andere komt langs. Een jongeman vraagt of we een accu kunnen bijladen, geen probleem. Als hij hem de volgende dag komt ophalen, brengt hij twee kokosnoten mee. We nodigen hem aan boord uit en tijdens het gesprek blijkt hij student medicijnen te zijn. Hier in het dorp is geen dokter, voor de studie moet hij naar het vaste land en als er even geen geld is, houdt de studie tijdelijk op. Zijn vader is de chef de village en we geven wat vishaken, algemene pijnstillers en een flesje ontsmettingsmiddel mee voor het dorp. Een pirogue met vijf dames peddelt langs en begint brutaalweg om voetballen en wat al niet meer te vragen. Warren heeft een hele nuttige zin bedacht die nog vaak genoeg blijkt te werken. Ce n'est pas un magasin", we zijn geen winkel ". Meestal wordt er dan begrijpend gegniffeld, maar een van deze vouwen zit boos te zwaaien met haar handen, zo van, ga weg! De middelste en verreweg de mooiste van het stel begint openlijk met Warren te flirten, ze wil wel op de boot komen. Ja ja, voor je het weet, blijft ze wonen.

De Cours de Helle, letterlijk vertaald 'weg naar de hel', komt uit bij de witgekalkte bladderende kerk in Hellville, ofwel Andoany. Deze hoofdplaats van Nosy Be dankt zijn Europese naam aan de Franse admiraal Hell, waar tot 1957 Frankrijk de scepter zwaaide. Een innemend, nonchalant, vervallen koloniaal stadje waar oude roestige Renaultjes 4 als taxi rondknarren. Nostalgische gedachten borrelen naar boven, het was mijn eerste autootje, een bordeauxrode met voorin een knus bankje in plaats van twee stoelen. Voor de korte stukjes stap je in de felgele tuktuks of je loopt op je gemak zelf rond wat onze voorkeur heeft. Vriendelijke gezichten, bonjour ça va? Kleine winkeltjes met stof op de planken, oude koloniale gevels naast toeristenkraampjes, op elke hoek is stokbrood te koop. In de schaduw van het gebladerte van de bomen speelt een groepje mannen pétangue, overal straalt een Franse sfeer vanaf, heerlijk kneuterig. De kleurige markt heeft naast groenten en fruit ook vanille en kaneelstokjes, zwarte en groene peperkorrels, rieten manden die gebruikt worden om de spullen op je hoofd te vervoeren. Levende kippen zitten onder rietgevlochten hokken te wachten op hun nieuwe eigenaar, de eieren koop ik in een zakje met hooi tegen het breken. Als de marktkoopman even geen klanten heeft, doet hij of zij een dutje op de vloer. De moeders hebben de melkfabriek continu beschikbaar, een ontblote borst wordt door meerdere kinderen om beurten bezocht. In de naar de droogvallende baai aflopende marktstraat zoek ik een handvol uien uit de berg, maar de blauwe bak wordt direct gevuld tot een kilo. Gewoon gewoonte, oke dan, voorlopig kan ik weer vooruit. Handkarren met hoog opgestapelde gedroogde palmbladeren worden geduwd of door een zeboe met een juk over zijn nek voortgetrokken. Langs de stoep zit ten vrouwtjes naast een wiebelig tafeltje waarop losse pinda's in een zakje en zelfgebakken pindakoekjes te koop liggen. Op hun schoot ligt een kind te slapen, vuile vegen op armen en gezicht, soms met open wondjes, een schrijnend beeld. Veel vrouwen hebben hun gezicht met een zandmasker beschilderd ter bescherming tegen de zon. Op hun hoofd kunstig gedrapeerde sjaals met een bijpassende lamba, een katoenen doek bedrukt met felle kleuren en vaak een Malagassische spreuk die boven de borsten is vastgeknoopt en daaronder een shirtje of blouse. Rond een uur of twaalf tot ruim na drieën sluiten de meeste zaakjes, tijd voor de lunch. Keuze genoeg uit diverse restaurantjes waar overal de zeboe op het menu staat. Tongstrelend zacht vlees, veel lekkerder dan een biefstukje, rosé gebakken geserveerd met gesauteerde aardappeltjes en wat sla ernaast. Smaakt op zo'n warme dag heerlijk met een koud Three Horses biertje, het lokale merk.

Je hoeft niet na te denken waar de wind vandaan komt, standaard waait de landwind in de ochtend, draait rond de middag door en komt dan vanaf zee. Al eeuwen lang varen de dhows en de pirogues hier waar de wind hen heen blaast. De zeilen zijn aan elkaar gelapte stukken doek waar grote gaten in zitten, ze gaan verrassend snel zodra de wind het zeil bolt. Als de wind wegvalt, laten ze zich verder drijven en doen onderwijl een tukje, een motor hebben ze niet. Die luxe hebben wel de grotere dhows die diep in het water liggen door de hoog opgestapelde lading. Overal zien we ze van eiland naar eiland varend, van baai naar baai. De pirogues zijn hele smalle uitgeholde boomstammen uit één stuk met een drijver voor het evenwicht, takkenbossen vervoerend waarbij amper plaats over is voor hen zelf. De hellingen zien er op veel plekken kaal uit, alle bomen worden gekapt ten behoeve van de houtskool en woningbouw. Pech voor ons als de wind verkeerd staat, ze stinken behoorlijk die vuurtjes. We liggen bij Nosy Mamoko voor anker en brommen met Bromvlieg naar het dorpje. Aan de oude man die op ons af komt, vragen we of we even mogen rondlopen. Bij een handvol huisjes roept een vrouw ons gedag en ze blijkt het hoofd van het dorp. Ik overhandig haar wat spullen die bij haar in de juiste handen terecht komen, zij mag beslissen wie wat nodig heeft. Tussen wat struiken worden twee grote prauws gebouwd, een heeft alleen nog maar een geraamte, de ander is bijna klaar en wordt gebreeuwd. Een klein uurtje verder motoren liggen we in een grote winderige baai samen met Zephyr en Gosi. In drie dinghys brommen we met wassend water de rivier op. Grote dhows zeilen de rivier af, eindelijk kunnen ze zich weer verplaatsen. In de late middagzon krijgen we een prachtig plaatje voorgeschoteld, op het einde van de rivier twee mijl landinwaarts ligt een dorp met op palen gebouwde hutjes. Zonder de wind weerspiegelen de huisjes en bootjes prachtig in het gladde water. Geen tijd voor een bezoek aan wal, we willen hier niet stranden als het laag water gaat worden. Want de complete rivier valt tot aan de monding geheel droog. Op de weg terug passeren we een prauw waar een hele familie voor bij de boeg zit, op het achterschip staat een potje op een houtvuurtje te pruttelen. Iedereen zwaait vriendelijk en we bekijken elkaar over en weer. Toch begint het steeds vaker raar te voelen wanneer we de dorpjes bezoeken, ik voel me een voyeur die bij ze binnen loert ook al kijk ik niet letterlijk in hun huisjes. Wij als blanke rijke mensen, vazaha genoemd, met onze gezonde lijven bekijken hun armoede waar we weinig aan kunnen veranderen, behalve spullen weggeven die ook nog eens overtollig zijn voor ons of oud of niet meer gebruikt. Zij lijken daar geen last van te hebben en nemen het leven zoals het is, mora mora, een levenshouding om in alle omstandigheden het hoofd koel te houden. Astrologie en waarzeggerij spelen een belangrijke rol in hun leven, evenals oude tradities en taboes en verering van voorvaderen. Eeuwenlang hebben koninkrijken in het hele land oorlogen gevoerd tegen elkaar, de laatste coupe is gepleegd in 2009. En geen enkele keer is het volk er beter van geworden, alleen maar armer en armer. Madagascar is, net zo groot als Frankrijk, België en Luxemburg samen, één van de armste landen ter wereld.  Zo blij zijn ze als we hen kunnen helpen met een telefoon opladen. Twee broertjes komen in hun samen met hun vader zelfgebouwde pirogue aangepeddeld, een plastic zakje waarin een oude telefoon met verschillende snoertjes. Geen van deze past op ons laadsysteem, toevallig hebben we een snoertje aan boord dat wel past. Ik geef ze een handvol snoepjes en wat ballonnen, nou, dat vuurtje spreidt zich snel rond. De volgende dag komen een jongen en een meisje met een zakje tomaten, "Balon balon?" vragen ze.

"Waar zou hij nou wonen, hij wees gisteren deze kant op. Zoek dat hier tussen de mangroven maar eens uit". We varen de hele baai rond in de Bromvlieg, maar zien alleen mangrovestruiken. Puur toevallig kijkt Warren om en ziet onze vriend zwaaien aan de waterkant. Ook voor hem konden we een telefoon opladen, nu laat hij ons zijn domein zien. Langs de inmiddels drooggevallen wortels van de mangrove struiken lopen we over een modderig pad dat bij zijn huisje langs loopt. Op palen gebouwd van bamboebladeren en rieten matten, een slaapdeel en een kook/zitdeel. Zijn vrouw zit binnen op een rietgevlochten bodem zakken te stoppen, deze worden als zeiltjes voor de pirogues gebruikt. Ik mag binnen een kijkje nemen en ga naast haar zitten, meer ruimte dan voor twee personen is er niet. Rechts in een klein laag uitbouwtje ontdek ik een kookplek met wat gietijzeren zwartgeblakerde pannen, onder hun huisje lopen kuikens van de eend. Even verderop laat hij de waterput zien, compleet verzakt waar alleen modderig water te zien is. Wij zouden onze voeten er nog niet in wassen, zij hebben geen keus. We gaan een stukje wandelen, in rap tempo loopt hij een beboste heuvel op waar Lemurs verblijven. Maar die zijn allang gevlucht voor de hitte, geen maki maki vandaag. Op de andere heuvel staan een paar huisjes bij elkaar, daar woont familie. We zien alleen een paar kinderen, ik geef aan een meisje een knuffelbeest en de jongen zet ik een pet op zijn hoofd. Glunderend kijken ze naar hun nieuw verworven schat. Het is zo handig dat we een mondje Frans spreken, kunnen we tenminste een behoorlijk gesprek met onze gastheer voeren. We brengen hem later een groot stuk zeildoek met wat touw en twintig liter schoon water van onze watermaker. Met zo weinig kunnen we zoveel goed doen. "Au revoir, madame Maria", hij heeft heel goed mijn naam onthouden. Ik beken met schaamte dat ik de zijne niet meer weet.     

In Craterbay, vijf mijl west van Hellville, liggen tientallen zeilboten. De meesten zijn van plakkers, veelal Franse zeilers die hier een goedkoop leven kunnen leiden. Voordeel van deze baai is de jachtclub met bar en restaurantje. Daar houden wij zeilers wel van. Elke zondag kun je er barbecuen, je brengt zelf je eten mee en ondertussen praat je met iedereen bij. Vlak voor de zon ondergaat, tuffen diverse dinghies naar de wal om een biertje te drinken. Soms beginnen er wat lokale muzikanten te zingen en muziek te spelen, heel ritmisch en vrolijk. Het dorp dat erachter ligt, is heerlijk om doorheen te slenteren, mensen kijken en lekkere verse groenten op de markt halen. In deze baai vier ik mijn verjaardag, op Zephyr worden we uitgenodigd en drinken en happen we met een groepje van tien, ontzettend gezellig. In zo'n week of vier hebben we de omgeving van Nosy Be doorgezeild en zijn bijna klaar om verder zuid te gaan. Maar niet zonder Lemuria park te bezoeken. Samen met Ken en Christine van Code Zero gaan we in twee tuktuks erheen. De lange hobbelige inrit gaat door velden van ylangylang struiken, de trots van Nosy Be. De bloemen van deze struik leveren na een kook- en distilleerproces een etherische olie op die gebruikt wordt door de grootste Franse parfumeurs. In het hoogseizoen wordt er dagelijks geproduceerd, nu maar één keer in de week. Vandaag bekijken we de glimmend gepoetste koperen ketels die even werkeloos zijn. Daarna worden we door een kleine dierentuin geleid, een bioloog geeft uitleg over de verschillende soorten lemurs, gekko's en kameleons die er zijn. Zodra hij een banaan begint te pellen, komen de maki maki's vanzelf. Hij legt stukjes op mijn schouder en hup, daar zit er al eentje rond mijn nek. Ze zijn schattig en hebben superzachte voetzolen. In grote tegenstelling tot de Nijlkrokodillen die veilig achter hoge muren in de modder liggen, jakkes, wat een akelige beesten. Zelfs de baby krokodillen kijken al gemeen uit hun oogjes.

Op de route verder zuid langs de kust van Madagascar bezoeken we nog een paar dorpjes, telkens opnieuw is het schrijnend zo arm als de mensen zijn. Op Honey River varen we in de snelle dingy van Zephyr mee een mijl of vier landinwaarts. Ergens achter de mangrove struiken wonen hier en daar mensen, getuige de pirogues die tussen de wortels zijn geparkeerd. Wij zien alleen maar groen, groen, groen. Opeens komen een aantal kinderen een heuvel afrennen en beginnen te zwaaien. Daar kunnen we niet zomaar voorbij gaan, dus stuurt Bill zijn bootje naar de wal. Een oudere man gebaart dat we welkom zijn en we lopen over een roodbruin modderpad de heuvel op, inmiddels omgeven door de groep kinderen. We stellen nieuwsgierig allerlei vragen over dit dorpje dat tot de Zevende Dag Adventskerk blijkt te horen. Ze maken rietmatten muren voor de huizenbouw die op boottransport naar Nosy Be gaan om daar verkocht te worden. Het dorp bestaat uit niet meer dan 25 personen. Bill en Tracy hebben wat schoolspullen meegenomen, wij wat petten, medicijnen en wederom een paar knuffels en natuurlijk ballonnen. Eén van de meisjes heeft zo'n prachtige lach met pretoogjes, ze zal een jaar of tien zijn. Ze loopt de hele tijd met een klein jongetje op haar arm, de kinderen zorgen voor de kleintjes, de ouders zorgen dat er eten verdiend wordt. Wellicht krijgen ze zelden zo'n bezoekje van vier grote blanke buitenlanders, omgekeerd maken zij zeer zeker een onvergetelijke indruk op ons.

15 Oktober 2015       Hoe komen de praatjes de wereld in.......

Wat is de definitie van piraterij nou precies? Volgens de Dikke van Dale, tegenwoordig Wikipedia genoemd, is piraterij of zeeroverij een criminele daad van geweld, detentie of plundering, die wordt gepleegd op volle zee buiten de territoriale wateren. Een paar maand geleden waren we op de Seychellen waar een viertal boten in de binnenhaven zijn bestolen. De lokale politie gaat ervan uit dat deze diefstallen zijn gepleegd door telkens twee dezelfde personen die aan drugs verslaafd zijn. Eén van de gedupeerden, een Canadese schrijft hier een verslag over en heeft dat geplaatst op de website 'Noonsite'. Deze site wordt veelvuldig door cruisers all over the world geraadpleegd. Je vindt er over alle landen praktische en nuttige informatie over bijvoorbeeld inklaringsprocedures, waar jachthavens en reparatiemogelijkheden zijn, welke tijdzone, wat voor geld ze hebben en in welke plaatsen je het land binnen mag komen. Je kunt namelijk niet zomaar in elk dorpje of stad een land binnenvaren, daar zijn speciale plaatsen voor aangewezen. Cruisers kunnen op deze site ook hun eigen ervaringen kwijt ter lering ende vermaak van de medecruisers. De eerder genoemde beroofde zeilster plaatst haar verhaal onder het hoofdstuk Piraterij. Dit zingt zich razendsnel rond in de zeilerswereld en geeft mijns inziens daarmee een verkeerd beeld van de Seychellen. Jarenlang zijn de Seychellen gemeden vanwege piraterij en het blijkt dat onze groep boten weer de eerste was die een bezoek hebben gebracht aan deze eilanden. Maar over welke piraten hebben we het dan, die van Wikipedia, zeg maar de alombekende en gevreesde Somalische piraten of die dieven van dit jaar. Natuurlijk wil niemand het slachtoffer van diefstal zijn en mijden we risicovolle gebieden, dat geldt in wezen voor ieder mens en voor iedere grote stad. Maar vaak worden de vermeende gevaren en sappige verhalen door de zeilers zelf in stand gehouden. Er wordt wat afgekletst op de boten en tijdens borrels "heb je dat ook gelezen, ik heb via via gehoord bla bla bla". Met angst en beven luisterde ik naar een Belgisch stel, zij vertelden ons in Langkawi dat ze absoluut niet naar Madagascar gingen, daar word je beroofd en bestolen terwijl je slaapt. Zelf kozen ze voor de route door de Rode Zee en zeilden door de piraten zone vlakbij Somalië. Tja, hoe maakt men keuzes?

Uit eigen ervaring kunnen wij hartgrondig zeggen dat we ons geen seconde bedreigd of onprettig hebben gevoeld in Madagascar. In tegendeel, zodra je met de Malagassie in gesprek raakt, zijn ze open en gastvrij. De laatste stad waar we twee nachten voor anker liggen is Mahajunga, ofwel Majunga de tweede grote stad met ruim een miljoen inwoners. Ook daarover gaan spookverhalen in de rondte, je hebt er zelfs een oppasser op de boot nodig terwijl jij ligt te slapen, zegt men. Dit lijkt ons zo absurd dat we er zeker naartoe willen. Samen met Zephyr zeilen we de westkust naar beneden in prachtig zeilweer waar bij ons elke dag de genaker omhoog gehesen wordt. We hebben van Zephyr een fractie grotere fok te leen gekregen, die maakt wel verschil met de onze, maar kan ook niet tegen de genaker op. Met halve wind geeft ons dat de hoognodige snelheid die we met de fok niet bereiken kunnen. Bovendien kleurt het mooi op het water, ons kleine bootje met de grote geel-blauw-witgestreepte bolle halfwinder ervoor. In de brede bruingekleurde riviermonding vlakbij de haven van de lokale prauws en pirogues gooien we ons anker uit dat direct in de dikke modder vasttrekt. Er staat een enorm sterke stroming die met eb eruit gaat en met opkomend water de rivier opstroomt. Geen dief die hier bedenkt om naar onze boten te zwemmen, maar ook met hun bootjes zonder motor is het bijna ondenkbaar dat zij ons komen bezoeken. Met een gerust hart gaan we naar de wal om bij de supermarkt een laatste verse ronde in te kopen voor de overtocht van het Mozambique kanaal. Een paar dagen geleden zijn hier ook een paar boten gestopt, na ons volgen er nog een aantal, bij geen van ons gebeuren er rare dingen. Zo, hiermee is dit praatje ook weer de wereld uit!

                                   13 dagen op het Mozambique kanaal

Dag 1: Mooi windje in de rug, stroming gooit ons de rivier af. We vlinderen met de halfwinder aan de ene kant en het grootzeil uitgeboomd aan de andere kant. Dit begint lekker totdat net na de middag de wind naar het noordwesten draait. Recht op de neus en stroming die ons zuid zet, hmmm motor maar bij om vooruit te komen. Halfwinder weg, fok hijsen, overstag en hoog aan de wind die tot middernacht 14 tot 18 knopen waait. Dan zakt de wind tot 5 knopen en gaat de motor aan.

Dag 2 tot en met 5: Afwisselend motor aan, motor uit, halfwinder omhoog, dan weer de fok ervoor. Sjonge, de wind draait elke dag het klokje rond, niet te volgen. De stroomkaarten die we binnen halen, geven zoveel verschillende draaikolken op, lastig om in zo'n wasmachine te kiezen welke richting de juiste is. Volgens de kaart gaat 'ie nu noord, echt niet, we worden teruggeduwd naar het oosten. Kan het niet wat harder waaien hier, we komen bijna niet vooruit zonder continu de motor mee te laten werken. Hele berekeningen worden door Warren gemaakt, hoeveel mijl nog te gaan, hoeveel diesel nog op voorraad, als we gemiddeld vier knopen varen kunnen we nog zoveel uren doormotoren. Iedere mijl die we weer kunnen zeilen, sparen we op de brandstof. We zullen er maar niet op rekenen dat we nog een keer zo'n tankstation midden op zee tegenkomen. Tot nog toe komt de snelheidsmeter niet boven de 4 knopen.....

Dag 5 tot en met 9: We kunnen de koers meer naar zuid verleggen. Volgens de stroomkaart moeten we nu zuidgaande stroming krijgen. 's Avonds om acht uur gaat de motor uit, aaahhhhh wat een rust. Met vol tuig zeilen we hoog aan de wind in 10 tot 13 knopen zuidzuidwest. Opeens stijgt de snelheid door het water van 4 naar 6,5 knopen WAUW. Hebben we hem eindelijk gevonden? Shit, dat lijkt maar zo. Dan weer stroming tegen, dan weer mee, zo onbetrouwbaar dat zodra de wind wat zakt we de motor mee laten duwen en we rond de 5 knopen snelheid blijven maken. Nog een nieuwe ervaring, terwijl Warren binnen naar het radionetje luistert en ik lig te slapen, wordt de Nightfly door de stroming 180 graden omgedraaid en varen we achteruit in de goede richting. De motor moet er zeker bijblijven, dan gebeurt dit niet. We hebben echt geen zin om in dit kanaal te blijven dobberen, zeker weten dat je dan uiteindelijk de gevreesde zuidwester een keer tegen gaat komen. En dat is het grote gevaar, verder zuid is er (ja, dat weten we zeker maar zover zijn we nog niet) de Agulhas current, een sterke zuidgaande stroming tot soms wel 6 knopen. En als er dan een zuidwester storm waait, krijg je stroom tegen wind en die veroorzaken hier abnormale tot wel 20 meter hoge golven. Alleen al bij het lezen van deze waarschuwingen schijt je zeven kleuren stront. Een halve dag hebben we gezelschap van een schildpad, hij blijft gezellig met ons meezwemmen tot we de motor weer eens starten. Hij schrikt zich rot en bonkt met zijn schild tegen de onderkant van de boot, sorry!

Dag 10: Frustratie, wind blijft op de neus, voorspelling zegt zuidoost maar hij draait niet. En maar meemotoren, we worden brommerig van die brommer. Gelukkig is de warrige zee wat rustiger, er staat een lange deining waar beter op te leven valt. Het is vandaag bewolkt, ander weer op komst. Weet je wat, ik maak lekker hutspot met worst. Drie keer hebben we een vis aan de lijn, alle keren ontsnappen ze voor onze ogen. De eerste is een dikke kingfish, de andere twee een mahi mahi, nog nooit gevangen. Als we ze tot vlak bij de boot hebben ingehaald, spartelen ze zich met doodsangst nog net los en verdwijnen in de diepblauwe zee. Ik spot een Jan van Gent, da's lang geleden! Op de weerkaart wordt zuidwesten wind voorspeld tussen 15 en 25 knopen die een uur of zes zal waaien, dat durven we wel aan, gevolgd door een paar dagen noordoost. Daarna komt er echt een koufront en krijgen we meer dan twee dagen harde zuidwesten wind. Rekenen, rekenen, inmiddels aardig wat zeiluurtjes in plaats van motoruurtjes. Dus de voorraad diesel is nog niet uitgeput. Een mijl of 150 naar het westen is een schuilmogelijkheid, een eilandje vlak voor Maputo, de hoofdstad van Mozambique. Doorgaan of afslaan? We besluiten door te gaan en denken dat we het op tijd kunnen halen om in Richards Bay te zijn.

Dag 11: Elf uur 's avonds, natuurlijk in mijn wacht en in een maanloze donkere nacht. De boom in het voorzeil is losgeschoten, Warren komt zijn bed uit en gaat de boel herstellen. Ik heb het deklicht aangedaan en kijk toevallig omhoog. Holy shit, net onder het derde rif een grote scheur in het grootzeil. Neeee, die moet het nog even volhouden, dat mag niet!!! Om het zeil te sparen, moeten we het derde rif wel zetten, verdorie, met zo'n zakdoekje gaan we nog langzamer. Warren duikt chagrijnig zijn bed in, tien minuten later staat hij weer voor m'n neus. "Ik ga dat zeil nu naaien, we gaan echt te langzaam". Met naald en draad klimt hij het dek op, maar ziet al snel dat dit geen handnaaiklus is voor eventjes, zeker niet in het donker en zeker niet met deze zeegang en noordoosten wind 20-24 knopen. "Dan met de naaimachine", is zijn enige conclusie. Grootzeilkarren loshalen van de mast, zeil van de giek af, eerst alle reeflijnen eruit trekken, het gaat hem allemaal prima af. Met z'n tweeën sjouwen we ongelukkig een kluwen zeil naar binnen waar het meteen vanaf de trap tot aan de tafel vol ligt. De naaimachine vliegt zodra die de kans krijgt over de tafel. In acrobatische toeren krijgen we het voor elkaar, ik houd de naaimachine en de klos garen op zijn plek wijdbeens om zelf niet om te vallen, Warren steekt tien keer mis voor de draad in de naald zit. Het blijkt een simpele 'scheur', de naad is voor driekwart over de breedte zijn hele draad kwijt. We naaien direct een paar andere naden voor de zekerheid om daarna het zeil weer op de giek en aan de mast te hijsen. Twee uur later zeilen we met dubbelgereefd zeil verder, de motor kan weer uit en maken we 5 soms 6 knopen snelheid. In mijn laatste wacht die nacht roep ik een vissersboot zonder AIS op, hij ligt op ramkoers en bij hen weet je nooit welke kant ze op willen. Deze heeft ons gelukkig ook gezien en we passeren elkaar keurig stuurboord-stuurboord. Voor alle zekerheid stuur ik ons tien graden verder naar het oosten en houden we ruim afstand van elkaar.

Dag 12: Bij daglicht ontdekt Warren een ander scheurtje in het grootzeil, net boven het derde rif, deze keer echt een scheur. Plakken met plakzeil lukt niet, blijft niet zitten. Ducktape schijnt hele boten drijvende te kunnen houden. Dat hebben we voldoende aan boord. Maar het zeil blijkt te nat en al na een paar uur is de ducktape gevlogen. Hopen dat het niet erger wordt. De zee bouwt op, we surfen van de golven af, ik bak nog een brood en de barometer begint te zakken. De zuidwesten wind waait met 16 knopen en we sturen een koers van 160º, oef dat voelt echt de verkeerde kant op. Stroming 1 knoop noord, wat een gezeik! We houden het tot 10 uur vol, dan gaan we overstag en koersen nu west. Wachten op de windshift, die moet van zuidoost naar noordoost draaien. En die moet ervoor zorgen dat we op tijd binnenlopen. Wat nou weer, zijn er twee leuvers van het voorzeil los of stuk? Warren gaat naar de boeg en ik laat bij de mast de fokkeval zakken, helemaal. "Doof konijn!!!! Ik zei STOP" roept Warren geïrriteerd. Nou, zie je wel, ik hoorde LOS, in allebei zit toch een O. Mopperend haakt hij de losgeschoten leuvers weer aan de voorstag en trekt vervolgens het voorzeil omhoog tot die strak staat.

De laatste nacht: Motorzeilen, weinig en variabele wind maar we kunnen wel de goede koers varen, pal op Richards Bay. Begin van de avond hebben we nog ruim 70 mijl te gaan, de stroming helpt ons inmiddels met 2 knopen extra naar het zuidwesten. Rond zes uur op de 13e dag, Bwam!!! Windshift noordoost dikke 20 knopen uit het niets en regen, dikke harde regen. Vuilgrijze lucht en slecht zicht. We zetten drie riffen in het grootzeil, koesteren dat ding! De wind trekt aan tot ver boven de 35 knopen en hoge golven gooien ons heen en weer, de boot loeft telkens enorm op. Het duurt gelukkig maar een uur of wat, dan zakt de wind tot normale proportie en zeilen we Zuid-Afrika via de havenhoofden van Richards Bay binnen nadat we toestemming van Portcontrol hebben gekregen. Het is een klein stukje naar Tuzi Gazi marina waar we heen worden gedirigeerd. We zijn een tijdzone opgeschoven en hiermee lopen we weer gelijk aan Nederlandse zomertijd. Lokale tijd acht uur 's ochtends knopen we Nightfly vast aan de steiger van Tuzi Gazi. Wat een gelukkig gevoel kan dat toch geven, we zijn in Zuid Afrika! In de loop van de dag maken we schoon schip terwijl we op de autoriteiten wachten. Eind van de middag zijn zowel Immigratie als Customs geweest, het is een simpele klus hier, maar soms duurt het een paar dagen voor ze allemaal geweest zijn. De wind is helemaal volgens plan gedraaid en waait nu met dik 30 knopen uit het zuidwesten. Het is opeens een stuk kouder geworden. In een lange broek gaan we met onze Franse buren, die we eerder in Maleisië tegen zijn gekomen, in een restaurantje aan de waterkant eten. Terwijl wij proosten op een veilige aankomst, onweert, dondert, regent en stormt het buiten. Ja, we hebben het op tijd gehaald!



Maandagmiddag 26 oktober 2015    Een nieuw wonder is geboren, ons zevende kleinkind!!!!!

Net thuis van de winkel, de telefoon rinkelt. Sandra belt vanaf haar kraambed tien minuten na de bevalling. Ze hebben een zoon gekregen en hij wordt vernoemd naar zijn Pake en naar zijn oom, Warren Hendrik. Warren is gezond en wel ter wereld gekomen, van harte gefeliciteerd Jaap en Sandra met jullie derde kind en Roel en Alfina met jullie broertje!! Tot gauw......

                            Op safari in Zuid-Afrika

Wat is het hier droog! Het land schreeuwt om water. Het gedeelte van Lake St.Lucia waar we nu heen gereden zijn, staat droog en de nijlpaarden en krokodillen worden hierdoor ernstig bedreigd. We moeten ruim een uur terug rijden naar de monding van dit enorm grote zoetwater estuarium. St.Lucia ligt aan zee waar we eerst een onderkomen voor de nacht regelen in een zelf-catering appartement voor vier. Met de Fransen Patrick en Agnès hebben we een auto voor een week gehuurd en zijn samen op pad. Met de laatste rondvaart van vandaag gaan we ruim twee uur het modderbruine water op dat zo dicht bij zee meer zout dan zoet water bevat. Reden om voor de dorstige nijlpaarden 's nachts het dorp in te sjokken en in de zwembaden bij de huizen hun dorst te lessen. Iek, geen nachtelijk baantje trekken dus. De boot zit stampvol, we hebben niet eens een zitplaats meer. Dat blijkt niet erg, want bij elk nijlpaard dat wordt gespot staat iedereen van zijn stoel op om foto's te kunnen maken. Wij hoppen handig van de ene naar de andere kant van de boot. Wat een prachtig lelijke indrukwekkend grote beesten, ze lijken log, maar zijn o zo snel. De gids vertelt dat van alle wilde dieren zij de meeste dodelijke slachtoffers maken en dan bedoelt hij mensen. Gemeen scherpe slagtanden komen tevoorschijn als ze met elkaar in gevecht gaan. Van de meeste nijlpaarden zien we alleen een halve kop boven water, rondspiedende ogen en hun kleine oren draaien als radars in alle richtingen. Dit iSimangaliso Wetland Park heeft de grootste nijlpaarden populatie van het land, ruim 800 stuks en met zo weinig water wordt het dringen geblazen voor een beetje ruimte. Langs de waterkant lopen ooievaars, reigers en ibissen te pikken in de grond en een zee-arend vliegt boven onze hoofden. Blij dat we de verrekijkers van boord hebben meegenomen. Bij ons appartementje is vanzelfsprekend een braai waar wij onze meegebrachte boerewors en een biefstukje op klaarmaken, een rood wijntje erbij en daarna vroeg naar bed. Na een douche en een ontbijt rijden we naar Endomeni Lodge waar ze een project met wilde katten leiden. Uit de natuur hebben ze een aantal verschillende soorten wilde katten gevangen die tot de bedreigde soorten behoren. De jongen die in dit park worden geboren, krijgen een van mensen afgeschermd deel om op te groeien tot ze zelfstandig in het wild terug gezet kunnen worden. De grote volwassen exemplaren kunnen we van heel dichtbij bekijken. Met een groepje van tien toeristen neemt een gids ons mee de ruime kooien in. Het zijn net uit de kluiten gewassen huiskatten, ze zien er best schattig uit. Zolang we als groep bij elkaar blijven, hoeven we niks te vrezen. Iemand die alleen loopt, wordt als zwak dus prooi gezien en dan zouden ze kunnen aanvallen. Hoogtepunt zijn de Cheetah's, twee stuks liggen lui te wezen en laten zich gewillig door ons allemaal aaien. Nee, niet aan de oren kroelen, daar houden ze niet van, alleen over hun kop of nek aaien. Wat een prachtig getekende koppen. Een bijzonder gevoel om zó dicht bij een echt wild beest te zijn en zelfs aan te raken. Om voor beide kanten geen ongewenste ziektekiemen over te brengen, worden onze handen zowel bij binnen gaan als bij het verlaten van het park met desinfecterend middel ingespoten.

Jammer, we missen net de culturele show in het Dumazulu Traditional Village waar Zulu hutten en traditioneel geklede Zulu's te zien zijn. Dan  houden we het bij de lunch, een uitgebreid buffet met lekkere gerechten. Met een volle maag rijden we langs dorpjes op uitgedroogde rode aarden grond naar de ingang van het Hluhluwe (uitspreken als sjloe-sjloe-ie)-Imfolozi Wildpark. Meteen al tijdens de eerste paar kilometers zien we een grote hoeveelheid aan wilde dieren, alle vier roepen we tegelijk "Kijk daar, een neushoorn, kijk daar, buffalo's kijk daar, kijk daar"! Zebra's, giraffes, nyala's, impala's, kudu's, wildebeest, steenbokjes, hele kuddes buffalo's , knobbelzwijnen, apen, vogels in prachtig felle kleuren. Een voordeel dat we met zijn vieren zijn, met acht ogen ontdek je veel meer en de mannen kunnen om en om rijden. Ik ben blij dat Patrick een goede camera heeft, mijn spiegelreflex camera heeft het halverwege dit jaar begeven en ik mis de zoom lens nu in het bijzonder. Het is één grote dierentuin, maar dan net even anders. We mogen zelf met de auto door het enorm grote gebied rijden, nog nooit heb ik naar zoveel bomen en struiken gekeken in de hoop een leeuw of luipaard te ontdekken. Alleen deze laatste twee blijven ontbreken op ons lijstje van de Big Five. Maar hoe gek is het als een bronstige Afrikaanse olifant opeens voor de auto de weg op loopt, vervolgens zeker een uur de weg over sjokt in een lui tempo. Denk maar niet dat je er voorbij durft te rijden, zijn oren beginnen wild te klapperen als een safari auto met gids het probeert, zij moeten de uitgang voor sluitingstijd bereiken en komen nu in tijdnood. Een auto in tegengestelde richting gaat haastig in de achteruit en neemt verderop een zijweggetje. Wij slapen vannacht in het park, in een rondavel in het Hilltop Camp, we volgen de olifant geïntrigeerd en zonder haast. Deze Afrikaanse olifanten zijn echt veel groter dan de jongens die we in Sri Lanka hebben gezien. In Hilltop Camp genieten we van een buffet waar zoveel lekkers staat uitgestald, teveel om allemaal te proeven. Ook deze avond op tijd onder de dekens in ons ronde huisje. Het begint net licht te worden als we de volgende ochtend om vijf uur in een safari auto stappen om door een vrouwelijke gids rondgereden te worden. Het is verdomd koud zo vroeg op de dag, de wind waait vrij over de heuvels en in deze auto zitten we verhoogd dus vangen we automatisch meer wind. Maar kunnen we ook veel beter om ons heen kijken dan vanuit onze eigen auto achter glas. Zodra de gids wat ziet, stopt ze of rijdt een stukje achteruit om ons een beter gezichtspunt te geven. Een witte neushoorn wordt net wakker met een drie maanden oude baby naast zich. Die baby is al best uit de kluiten gewassen, maar naast mama is ze heel aandoenlijk. Hluhluwe park heeft enorme inspanningen geleverd om de witte neushoorns van uitroeïng te redden. In 1930 waren er nog maar 150 in zuidelijk Afrika, te danken aan jagers die alleen geïnteresseerd zijn in de hoorn op hun kop. Een fokprogramma heeft voor een enorme toename gezorgd, het aantal loopt inmiddels in de duizenden waarvan velen overgebracht zijn naar parken elders in de wereld. Helaas zijn stropers nog niet uitgeroeid, in het veld ligt een dode neushoorn met een bebloede kop die slachtoffer is geworden van deze hufters. Voor de zwarte neushoorn is een vergelijkbaar programma opgezet. Ze zijn te onderscheiden door de vorm van hun mond, de witte heeft een brede bek die de bodem afgraast op zoek naar voedsel. De zwarte heeft een puntige bek die de bladeren van struiken en bomen eet. Bijna alle dieren hebben het moeilijk, het gras is verdort en de waterplaatsen zijn nagenoeg allemaal uitgedroogd. Hier en daar nog wat groene struiken, maar het gros ziet er kaal en droog uit. De tweede nacht in het park logeren we in een bush-camp, gelegen boven de rivier Umfolozi waar een strategisch gekozen houten plankier fantastisch uitzicht biedt op de heuvels aan de overkant met daarvoor de nu helaas droge rivierbedding. Met een glaasje rode wijn in de ene en de verrekijker in de andere hand ontdekken we aan de overkant een paar neushoorns en wat buffalo's, een olifant, en in de zogenaamde tuinen van de huisjes lopen nyala's met hun mooi witgestreepte lijven. Volgens de rangers was er gisteravond een klopjacht, een koppel leeuwen die achter hun maaltje aanjaagden over de droge rivierbodem. Hebben wij weer, gemist! We slapen in een huisje met luxe badkamer waarvan de muren van beton zijn en het dak van tentdoek, op bed voel, ruik en hoor je de wind waaien. In 'onze' tuin staat een vrouwtjes nyala op korte afstand, ik begluur haar met de kijker, beiden proberen we niet te bewegen. Opeens schiet ze weg, ik kijk in de richting waar ze gevaar ontdekte. Het blijkt een mannetjes nyala te zijn, de hoorns steken fier de lucht in. Inmiddels is het donker en heb ik moeite om zijn lijf tussen de struiken door te zien. Hij ziet mij wel, dat weet ik zeker. Warren hoort de volgende ochtend van een paar buren verderop een leuk verhaal. Hun stuk vlees dat buiten naast de braai lag te wachten om gebakken te worden, was verdwenen toen de man even naar binnen was geweest. Hij zag een hyena met zijn biefstukje er vandoor gaan. In tegenstelling tot de hyena hebben zij een karig dineetje gehad, geen winkel in de buurt om even een nieuw stukje vlees te kopen. De derde dag zijn we ook vroeg op weg, meer kans om beesten te spotten voordat het te heet wordt. Toch wordt het de dag met de minste dieren, of zijn we al verwend? Als we nu groepjes grazende impala's en nyala's zien, kijken we wel maar stoppen niet elke keer meer. Imponerend blijven zeker de grote statige giraffen die voor de auto oversteken. Bij een picknick plaats langs de rivier staat een groot bord met informatie over krokodillen, in het Afrikaans. Grappig, kunnen we gewoon lezen met hier en daar een optrekkende wenkbrauw bij een onherkenbaar woord. Lijkt me minder grappig om die beesten hier tegen te komen terwijl je een stuk vlees op de aanwezige braaiplaatsen bakt. Vol van alle indrukken en moe van het rondkijken verlaten we het wildpark aan de westkant.

Rond lunchtijd stoppen we in de stad Ulundi om een hapje te eten en de gemiste ochtendkoffie te nuttigen. Voor een plasje kunnen we het wel schudden, alle openbare toiletten in de restaurants en shoppingmall zijn gesloten wegens gebrek aan water! Veel later hoor ik van cruisers die een maand later in het wildpark overnachten dat ook daar geen water meer beschikbaar is, geen toilet doorspoelen maar ook geen douchebeurt. Via kleine weggetjes rijden we door Kwazulu Natal langs kleine dorpjes op droge dorre heuvels. Tegen vieren komen we de plaats Vryheid binnen en vinden een Bed & Breakfast bij huize "Siësta" gerund door een Afrikaans echtpaar, Mimie en haar man. Ook nu kunnen we elkaar verstaan, Afrikaans en Nederlands lijken heel veel op elkaar. De man vertelt ons interessante verhalen over de strijd tussen de Voortrekkers (de Afrikaner boeren) en de Britten. De voortrekkers vluchtten met hun door ossen voortgetrokken wagens over de Drakenbergen om aan de andere kant door de Zulu's te worden opgewacht. Een bloedige strijd in het nadeel van de Zulu's heeft de nabijgelegen rivier de bijnaam Bloedrivier gegegeven, je hoeft niet te raden naar de betekenis daarvan. De Voortrekkers hadden hun wagens in een lager opgesteld, een grote kring met binnenin hun vee en vrouwen en kinderen, de boeren met hun geweren en één kanon, dat met een geluksschot een groot aantal van de leiders van de verschillende Zulu stammen doodde. Een geheel in brons nagebouwde lager geeft een goede indruk hoe het er toen heeft uit gezien evenals het bijgelegen museum. Aan het eind van de dag zijn we terug in Tuzi Gazi marina waar onze bootjes rustig aan de steiger liggen. Dat wordt een geheel andere situatie als wij godzijdank een ruime honderd mijl zuidelijker in Durban liggen. Een harde zuidwester storm die volgens de haven in Richards Bay ruim zeventig knopen wind meet, vernield een groot gedeelte van de steigers in de haven. We knijpen onze handen dicht, we lagen aan dezelfde steiger die nu als een rollercoaster opgeduwd ligt. Een aantal boten hebben schade door de druk die uitgeoefend is. Duidelijk dat deze steigers niet opgewassen zijn tegen de combinatie van zuidwester storm en het grote gewicht dat er met de vele boten aan trekt. Ze kunnen met goed fatsoen niet meer over de steiger lopen en met de dinghy moeten ze naar de wal. Hier in Durban liggen we in een perfekt beschutte hoek van de jachthaven, weggedoken voor de wind. Onze windmeter ziet in dezelfde storm maximaal 37 knopen, terwijl Code Zero aan het eind van de lange steiger 50 knopen meet. Het schijnt abnormaal voor de tijd van het jaar te zijn dat het zo hard stormt.

Eenmaal door het hek van de marina lopen we zo de stad in. Je moet niet zomaar overal willen wandelen, alleen de grote winkelstraten zijn veilig. Dagelijks worden hier mensen beroofd en bestolen. Met niet meer dan wat briefjes Afrikaanse Rand en de creditcard los in een afgesloten broekzak gaan wij op pad. Elk stoplicht heeft zijn eigen blanke bedelaar die met een zielige blik bij de auto's langs gaat. Vlak bij onze ingang zit dagelijks een zwarte bedelaar met een been. Elke keer dat we langs lopen, spreekt hij ons aan, tot vervelens toe. Warren maakt hem vriendelijk duidelijk dat we elkaar nu wel kennen en vanaf dat moment zeggen we elkaar vriendelijk gedag. In de jachtclub zit een goed restaurant waar we vaak lunchen. Op de bovenverdieping een bar waar het rond acht uur 's avonds al leeg loopt en wordt gesloten! Met een klein groepje cruisers brengen we er wat gezellige uurtjes door. Afgelopen dinsdag zijn Heather en Jess op bezoek geweest. Dit Zuid-Afrikaanse echtpaar hebben we in 2008 in Brazilië ontmoet. Een jaar later hebben ze hun boot verloren tijdens de oversteek van Rio de Janeiro naar Kaapstad. Wij hebben toen nog een relay may-day uitgebracht. Heel leuk om elkaar weer te zien en an zoveel jaren wat bij te praten. Net als toen met Tony uit Nieuw Zeeland die zijn schip verloren had in dezelfde periode. Zeilers blijven elkaar een warm hart toedragen ook al zien we elkaar maar kort, we zijn toch wel een apart volkje.

 November - december 2015  Winter in Nederland

Van half november tot de laatste dag van december zijn we in Nederland bij onze kinderen en zeven kleinkinderen. Twee daarvan zien we voor het eerst, Berrit inmiddels al negen maand en Warren junior net drie weken oud! Eindelijk kunnen we eens werkelijk op kraamvisite en beschuit met muisjes eten. We genieten elke dag en voelen ons gelukkig met deze rijkdom. En laat het getal 7 nou toch mijn geluksgetal zijn!

Een gelukkig, gezond en liefdevol 2016 voor iedereen.